Afdeling 1. Mensenrechten; maatschappelijke transformatie; vrede en veiligheid, internationale
rechtsorde, multilaterale samenwerking, bilaterale betrekkingen
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Paragraaf 1. Mensenrechten
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Artikel 2.1.1
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
De minister kan subsidie verstrekken voor activiteiten die strekken tot of dienstig
zijn aan bevordering van de naleving van mensenrechten, vooral in landen waar de meest
elementaire burgerrechten en politieke rechten worden geschonden, door ondersteuning
van slachtoffers van schending van mensenrechten of door het bevorderen van respect
voor mensenrechten, voor zover subsidiëring op grond van het overigens krachtens artikel
3 van de Kaderwet bepaalde niet mogelijk is.
Artikel 2.1.2
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Met het oog op en binnen het raam van de doelstelling genoemd in Artikel 2.1.1, onder b, komen voor subsidie in aanmerking activiteiten gericht op of ter bevordering van:
-
a. versterking van nationale en regionale bestuursstructuren en bestuurscapaciteit en
verbetering van de kwaliteit van bestuur,
-
b. versterking van controlemechanismen van de bevolking op het bestuur alsmede de participatie
van verschillende maatschappelijke geledingen in bestuur, onder meer door het versterken
van de institutionele capaciteit van zowel de particuliere sector als de samenleving
als geheel,
-
c. constitutionele ontwikkeling en verbetering van wetgeving en rechtshandhaving dan
wel het tot stand brengen daarvan,
-
d. nationale verzoening en het consolideren van een vredescultuur en overige daarmee
verband houdende activiteiten of
-
e. vrije en eerlijke verkiezingen.
Paragraaf 2. Maatschappelijke transformatie
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Artikel 2.1.3
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
De minister kan met het oog op de bevordering van het transitieproces in Midden- en
Oost-Europa subsidie verlenen ten behoeve van activiteiten die strekken tot of dienstig
zijn aan:
-
a. vestiging en versterking van pluriforme, democratische rechtsstaten,
-
b. de opbouw van een maatschappelijke middenveld of ’civil society’,
-
c. het proces van toetreding tot de Europese Unie of
-
d. de versterking van centrale overheden.
Artikel 2.1.4
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Met het oog op en binnen het raam van de doelstellingen, genoemd in Artikel 2.1.3, komen voor subsidie in aanmerking activiteiten gericht op of ter bevordering van:
-
a. de mondigheid en organisatiegraad van burgers, de pluriformiteit van maatschappelijke
organisaties, de mogelijkheden tot betrokkenheid van burgers bij de inrichting van
hun maatschappij en het particulier initiatief,
-
b. het functioneren van de rechtsstaat, de kwaliteit van wetgeving, rechtshandhaving
en rechtspraak en de rechtsbescherming van burgers,
-
c. het democratisch gehalte en verbetering van het functioneren van overheden, de transparantie
van overheidsoptreden en de toegankelijkheid van de overheid voor burgers,
-
d. het toerusten van centrale en decentrale overheden voor hun rol in toetreding tot
de Europese Unie en de bevordering van de aanpassingen die daartoe nodig zijn,
-
e. de structuur, capaciteit, kwaliteit en bestuurskracht van centrale overheden of
-
f. kennisoverdracht, het financieel ondersteunen van studerenden en de ontwikkeling
en uitvoering van opleidingen, cursussen, trainingen en stages.
Paragraaf 3. Vrede en veiligheid, internationale rechtsorde, multilaterale samenwerking,
bilaterale betrekkingen, overige activiteiten
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
Artikel 2.1.5
[Regeling vervallen per 01-01-2006]
De minister kan subsidie verstrekken voor activiteiten die strekken tot of dienstig
zijn aan de ontwikkeling en uitvoering van het beleid van de minister op het gebied
van mensenrechten, democratisering, goed bestuur, vrede en veiligheid, het milieu,
de internationale rechtsorde, internationale juridische en justitiële samenwerking,
de bevordering van de multilaterale samenwerking of de verbetering van bilaterale
betrekkingen, voor zover subsidiëring op grond van het overigens krachtens artikel
3 van de Kaderwet bepaalde niet mogelijk is.