Titel 1. Technische Voorschriften
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
§ 1. Algemene voorschriften
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
Artikel 4
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
-
1 Een vloeistofhoogtemeter moet zodanig zijn samengesteld, dat de onveranderlijkheid
van de meting zowel door het materiaal, waaruit zij vervaardigd is, als door een goede
bewerking voldoende is gewaarborgd.
Artikel 5
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
Een vloeistofhoogtemeter moet zodanig zijn samengesteld, dat bij een verandering van:
-
a. de volumieke massa van de vloeistof, waarvan de hoogte van de vloeistofspiegel wordt
gemeten, wordt voldaan aan artikel 35;
-
b. de temperatuur van de vloeistofhoogtemeter en de voedingsspanning, indien de vloeistofhoogtemeter
elektrisch wordt gevoed, wordt voldaan aan artikel 29.
Artikel 6
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
De bevestiging van een vloeistofhoogtemeter op een meetreservoir, waaraan die meter
is toegevoegd, moet zodanig geschieden, dat de onveranderlijkheid van de meting is
gewaarborgd.
Artikel 7
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
-
2 Indien daartoe aanleiding bestaat, moet de vloeistofhoogtemeter in de stand, bedoeld
in het eerste lid, zodanig verzegeld kunnen worden, dat verplaatsing van de vloeistofhoogtemeter
ten opzichte van het meetreservoir niet mogelijk is zonder het zegelmerk te beschadigen.
Artikel 8
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
Het meetreservoir moet voorzien zijn van een referentiepunt, dat een vaste positie
ten opzichte van de vloeistofhoogtemeter heeft en met behulp waarvan te allen tijde
voldoende nauwkeurige controlemetingen van de vloeistofhoogte kunnen worden uitgevoerd.
Artikel 9
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
Bevestiging van een vloeistofhoogtemeter aan een tot het meetreservoir behorende geleidepijp
voor de meetdraad, meetband of elektromagnetische golven is slechts toegestaan, indien
die geleidepijp vast met de wand van het meetreservoir is verbonden en geen ondersteuning
heeft die vast met het dak of met de bodem van het meetreservoir is verbonden.
Artikel 10
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
Het mechanisme van een vloeistofhoogtemeter moet kunnen worden gecontroleerd door
de bewegende delen van de vloeistofhoogtemeter te activeren, waardoor de meetwaarde-opnemer
in beweging wordt gezet.
Artikel 11
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
Signaalinrichtingen, mechanismen ter berekening van hoeveelheid of prijs, ter herhaling
van eerdere aanwijzingen en dergelijke, die het gebruik van de vloeistofhoogtemeter
vergemakkelijken, zijn toegelaten, voor zover zij de juiste werking van de meter niet
schaden.
§ 2. Bijzondere voorschriften voor aanwijsinrichtingen
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
Artikel 12
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
Een aanwijsinrichting mag gescheiden van de meetwaarde-opnemer zijn opgesteld, mits
bijzondere voorzieningen waarborgen, dat steeds ondubbelzinnig vaststaat op welk meetreservoir
de aanwijzing van de inrichting betrekking heeft.
Artikel 13
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
-
2 Een verre-aanwijsinrichting kan bij meerdere vloeistofhoogtemeters behoren, mits bijzondere
voorzieningen waarborgen, dat steeds ondubbelzinnig vaststaat op welk meetreservoir
de aanwijzing van de inrichting betrekking heeft.
Artikel 14
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
De waarde van de afleeseenheid mag niet groter dan 1 mm zijn.
Artikel 15
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
Artikel 16
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
Indien de meetwaarde-opnemer boven de vloeistofspiegel in een ruststand gebracht kan
worden, moet de aanwijzing van de hoogte van de meetwaarde-opnemer op een zodanige
wijze plaatsvinden, dat ondubbelzinnig vaststaat dat niet de werkelijke hoogte van
de vloeistofspiegel wordt aangewezen.
Artikel 17
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
-
1 De aanwijsinrichting van een vloeistofhoogtemeter moet, indien zij ten gevolge van
een storing in de voedingsspanning foutief zou kunnen aanwijzen, van een inrichting
zijn voorzien, die bij een zodanige storing een duidelijke indicatie geeft dat de
aanwijzing foutief is, hetzij door blokkering van de aanwijzing, hetzij door een alarmsignaal.
Artikel 18
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
-
2 Indien de maximale niveaustand in het meetreservoir hoger is dan de hoogst mogelijke
aanwijzing van de vloeistofhoogtemeter, moet, hetzij door blindering van de aanwijzing,
hetzij door een alarmsignaal, worden geïndiceerd dat de aanwijzing foutief kan zijn.
-
3 Indien de minimale niveaustand in het meetreservoir lager is dan de laagst mogelijke
aanwijzing van de vloeistofhoogtemeter, moet, hetzij door blindering van de aanwijzing,
hetzij door een alarmsignaal, worden geïndiceerd, dat de aanwijzing foutief kan zijn
of moet bij de aanwijzing een opschrift de minimumaanwijzing vermelden.
Artikel 19
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
-
1 Indien bij een vloeistofhoogtemeter gegevens handmatig kunnen worden ingebracht, moet
aan de presentatie van de parameter op de aanwijsinrichting worden toegevoegd het
symbool ’H’ voor handinvoer of ’M’ voor manual input dan wel een tekst die duidelijk
maakt dat het een handmatig ingevoerde parameter betreft.
-
2 Aan de presentatie van een waarde, welke wordt berekend met gebruikmaking van een
handmatig ingevoerde parameter, moet op de aanwijsinrichting worden toegevoegd het
symbool ’B’ voor berekend of ’C’ voor calculated dan wel een tekst die duidelijk maakt
dat de waarde is berekend met gebruikmaking van een handmatig ingevoerde parameter.
Artikel 20
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
Artikel 21
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
Indien een vloeistofhoogtemeter is voorzien van een afdrukinrichting, moeten in afwijking
van artikel 20 op het afdrukpapier zijn vermeld:
-
a. een verklaring van de verschillende symbolen of een mededeling waaruit blijkt hoe
men aan een verklaring kan komen;
-
b. alle handmatig ingevoerde parameters welke nodig zijn om tot een presentatie van
de berekende waarde te komen.
Artikel 22
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
De artikelen 19, 20 en 21 zijn niet van toepassing, indien parameters, die niet afkomstig zijn van inrichtingen
voor het opnemen, omvormen en aanbieden van meetcondities, welke niet op de aanwijsinrichting
zijn aangesloten, en die bepalend zijn voor het resultaat van de door de aanwijsinrichting
gepresenteerde grootheden, vast zijn ingesteld dan wel tegen veranderingen zijn beschermd
met behulp van een verzegelingsinrichting.
Artikel 23
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
Indien de gepresenteerde waarde berust op een historische meting, moet dit door middel
van een symbool kenbaar worden gemaakt.
Artikel 24
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
Indien de elementen van een aanwijsinrichting zijn bestemd voor het aanwijzen van
de hoogte en voor het aanwijzen van andere grootheden of gegevens, mogen deze grootheden
slechts na uitvoering van een bedieningshandeling aangewezen kunnen worden en moeten
ze na ten hoogste 10 seconden weer worden vervangen door de aanwijzing van de hoogte.
Artikel 25
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
Indien een aanwijsinrichting gemeenschappelijk functioneert voor meerdere vloeistofhoogtemeters
en indien één of meer van die vloeistofhoogtemeters bestemd zijn voor metingen die
niet voor het drijven van handel of het vaststellen van heffingen gebruikt worden,
moeten de meetresultaten van die metingen op zodanige wijze gekenmerkt zijn, dat duidelijk
is dat deze resultaten niet voor het drijven van handel of het vaststellen van heffingen
gebruikt mogen worden.