Wet van 26 april 1995, tot herziening van de maatregel van ondertoezichtstelling van
minderjarigen (artikelen 254 en volgende van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de maatregel van ondertoezichtstelling
van kinderen, in het bijzonder ten aanzien van de bevoegdheden van de kinderrechter,
de gezinsvoogd en de gezinsvoogdij-instelling, herziening behoeft;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: