Hierbij vraag ik uw aandacht voor het volgende.
Ingevolge het bepaalde in art. 13, tweede lid, sub b van de EEG-Verordening nr. 1408/71 zie 30.00.00) is op degene die op het grondgebied van een Lid-Staat werkzaamheden
anders dan in loondienst uitoefent de wetgeving van die Staat van toepassing zelfs
indien hij op het grondgebied van een andere Lid-Staat woont. Er van uitgaande, dat
degene die anders dan in loondienst werkzaamheden uitoefent ‘zelfstandige’ is moet
dus eerst worden vastgesteld wie zelfstandig is in de zin van de Verordening, alvorens
kan worden bepaald welke wetgeving op grond van artikel 13, tweede lid, sub b van
toepassing is.
Wat onder zelfstandige moet worden verstaan is vastgelegd in artikel 1, sub a, juncto
bijlage I van de EG-Verordening nr. 1408/71. De in deze bijlage voor verscheidene Lid-Staten opgenomen omschrijvingen van het
begrip zelfstandige zijn echter verschillend. Zo wordt wat Nederland betreft als zelfstandige
aangemerkt degene die anders dan in dienstbetrekking zijn ‘beroepswerkzaamheden’ uitoefent.
Wat Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, Ierland en het Verenigd Koninkrijk betreft
wordt voor de omschrijving van het begrip zelfstandige verwezen naar een bepaalde
wettelijke regeling of een bepaalde tak van verzekering.
De vraag is nu volgens de begripsomschrijving van welke Lid-Staat beoordeeld moet
worden of een bepaald persoon in een bepaalde situatie zelfstandige is in de zin van
de Verordening en of dus de Verordening op hem van toepassing is.
In haar vergadering van 23 en 24 februari 1984 heeft de Administratieve Commissie
van de Europese Gemeenschappen voor de sociale zekerheid van migrerende werknemers
besloten dat de begripsomschrijving die geldt ten aanzien van het land waar de werkzaamheden
worden uitgeoefend in aanmerking moet worden genomen voor de beoordeling of een bepaald
persoon zelfstandige is in de zin van de Verordening.
Het vorenstaande betekent dat voor een persoon die in de Bondsrepubliek Duitsland
werkzaamheden anders dan in loondienst uitoefent aan de hand van de voor de Bondsrepubliek
Duitsland geldende verordeningsbepalingen, artikel 1, sub a in verbinding met onderdeel
C van bijlage I van de EEG-Verordening nr. 1408/71 beoordeeld moet worden of hij zelfstandige is in de zin van de Verordening.
Voor de beoordeling van de verzekeringsplicht voor de Nederlandse volksverzekeringen
is het voor de inspecteurs der directe belastingen van belang te weten of een persoon
als vorenbedoeld, indien hij in Nederland woont, als zelfstandige in de zin van de
Verordening wordt aangemerkt. Wanneer zulks het geval is, valt hij onder de personele
werkingssfeer van de Verordening en is op hem ingevolge het bepaalde in artikel 13,
tweede lid, sub b in samenhang met het bepaalde in artikel 13, eerste lid, van de
Verordening uitsluitend de Duitse sociale zekerheidswetgeving van toepassing en is
hij dientengevolge in Nederland niet verplicht verzekerd voor de volksverzekeringen.
Wanneer hij echter niet als zelfstandige in de zin van de Verordening wordt aangemerkt,
is deze niet op hem van toepassing en valt hij wegens het hebben van zijn woonplaats
in Nederland volgens de nationale Nederlandse bepalingen onder de Nederlandse volksverzekeringen.
Gelet op het vorenstaande kunnen de inspecteurs der directe belastingen ten aanzien
van een in Nederland wonende persoon, die uitsluitend in de Bondsrepubliek Duitsland
zelfstandig een bedrijf of beroep uitoefent er van uitgaan dat deze persoon in Nederland
niet verplicht verzekerd is voor de volksverzekeringen, indien deze persoon aan de
hand van bewijsstukken aantoont dat hij in de Bondsrepubliek Duitsland valt onder
de verplichte verzekering ingevolge de Rentenversicherung der Arbeiter und Angestellten
(Pensioen- en renteverzekering voor arbeiders en bedienden) dan wel valt onder de
verplichte verzekering ingevolge de Altershilfe für Landwirte (Ouderdomsverzekering
voor landbouwers). Hierbij wordt opgemerkt, dat ingevolge de Duitse renteverzekering
alleen de zelfstandige landbouwers en de zogenaamde ‘Handwerker’ rechtstreeks verplicht
verzekerd zijn; de overige zelfstandigen kunnen zich echter op vrijwillige basis als
verplicht verzekerde bij een der genoemde renteverzekeringen aansluiten en vallen
dan als zodanig onder de personele werkingssfeer van de EEG-Verordeningen.
Ook degenen die in de Bondsrepubliek Duitsland zelfstandig een bedrijf of beroep uitoefenen
en aldaar vrijwillig voortgezet verzekerd zijn voor de Duitse renteverzekering, vallen
onder de personele werkingssfeer van de EEG-Verordeningen.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt, dat voor de verplichte verzekering, ook indien
men daartoe vrijwillig is toegetreden, de premiehoogte afhankelijk is van het feitelijke
inkomen; bij de vrijwillige verzekering heeft de betrokkene de keuze uit een aantal
premieklassen, ongeacht het feitelijke inkomen.
Bij twijfel over de overgelegde bewijsstukken kunnen de inspecteurs inlichtingen inwinnen
bij het Bureau voor Duitse Zaken van de Vereniging van Raden van Arbeid, Nassausingel
3, Postbus 9032, 6500 JN Nijmegen, dat zo nodig op zijn beurt nadere informatie vraagt
aan de desbetreffende Duitse sociale-verzekeringsorganen.
Het vorenstaande vindt met ingang van 1 juli 1989 geen toepassing meer in verband
met het bepaalde in artikel 10 van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden
volksverzekeringen 1989 (zie 1.19.00). Op grond van dit artikel zijn ingezetenen die
uitsluitend buiten Nederland arbeid (al dan niet in loondienst) verrichten, vanaf
die datum niet verzekerd ingevolge de volksverzekeringen.
Hierbij is het niet van belang of betrokkenen in het werkland al dan niet verplicht
(van rechtswege c.q. op vrijwillige basis) of vrijwillig voortgezet verzekerd zijn.
Dit besluit vervangt het besluit van 4 december 1984, nr. 084-3048.