Wet van 11 maart 1978, houdende nadere regelen tot beëindiging van de afwikkeling
van de oorlogs- en watersnoodschaden en van schaden in de zin van de Wet Overheidsaansprakelijkheid
Bezettingshandelingen
Wij Juliana, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de in de Liquidatiewet Oorlogs- en Watersnoodschade I (Stb. 1960, 294) gestelde regelen dienen te worden gevolgd door maatregelen die voorzien
in de beëindiging van de afwikkeling van schaden aan gebouwde onroerende goederen
en tot een bedrijf behorende schepen op grond van de Wet op de Materiële Oorlogsschaden,
de Wet Overheidsaansprakelijkheid Bezettingshandelingen en de Wet op de Watersnoodschade 1953 en van schaden in de zin van de Wet Financiering Wederopbouw Publiekrechtelijke Lichamen en van de Wet Financiering Stormvloedschade Publiekrechtelijke Lichamen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: