Hoofdstuk I. Algemene bepalingen
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Artikel 1
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
-
a. zee: de Noordzee en de Waddenzee;
-
b. planologische medewerking verlenen: het nemen van een of meer besluiten krachtens
de Wet op de Ruimtelijke Ordening door de raad onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders van een
gemeente of provinciale staten of gedeputeerde staten van de provincie waarin die
gemeente is gelegen, waardoor een ontgronding kan plaatsvinden zonder strijd met het
bepaalde bij of krachtens de Wet op de Ruimtelijke Ordening;
-
c. winplaats: een plaats die is bestemd voor de winning van vaste stoffen door middel
van ontgronding;
-
d. Onze Minister: Onze Minister van Verkeer en Waterstaat.
Artikel 2
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Een ontgronding wordt geacht in de zee plaats te hebben, indien zij plaats heeft daar,
waar de bodem bij gewone vloed of gewoon zomerpeil door het water van de zee wordt
bedekt.
Artikel 3
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
-
1 Het is verboden, behoudens het bepaalde in de artikelen 12 en 31, zonder vergunning te ontgronden dan wel als eigenaar, erfpachter, vruchtgebruiker,
opstalhouder, beklemde meier of gebruiker van enige onroerende zaak toe te laten,
dat aldaar zonder vergunning ontgronding plaats heeft.
-
2 Met inachtneming van de krachtens artikel 5 gestelde nadere regelen kunnen aan een vergunning voorschriften worden verbonden
ter bescherming van alle bij een ontgronding betrokken belangen alsmede ter bevordering
en bescherming van belangen, betrokken bij de herinrichting van de ontgronde onroerende
zaken en de aanpassing van de omgeving van de ontgronde onroerende zaken.
Artikel 3a
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
-
1 Voor zover op grond van deze wet voor een ontgronding een vergunning is vereist, kunnen
de bestuursorganen, genoemd in artikel 8, eerste en tweede lid, in het belang van de archeologische monumentenzorg van de aanvrager een rapport
verlangen, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag
zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegde bestuursorgaan in voldoende
mate is vastgesteld.
Artikel 4
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Deze wet is niet van toepassing op:
-
a. het – in geval van watersnood of dringend of dreigend gevaar voor doorbraak van dijken
of voor overstroming – nemen van specie van gronden, welke ogenblikkelijk in bezit
zijn genomen;
-
b. de uitvoering van een inrichtingsplan als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Wet inrichting landelijk gebied, met uitzondering van de ontgrondingen, welke geschieden ter verkrijging van het
voor de werken nodige bodemmateriaal;
-
c. de uitvoering van een provinciaal milieuprogramma, voor zover dit bevat een aanwijzing
van gevallen waarin de bodem is of dreigt te worden verontreinigd, als bedoeld in
artikel 4.14, eerste en tweede lid, onder a, 1°, van de Wet milieubeheer dan wel de toepassing van artikel 30 of 31 van de Wet bodembescherming, met uitzondering van de ontgrondingen, welke geschieden ter verkrijging van het
voor de werken nodige bodemmateriaal.
Artikel 4a
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Deze wet is mede van toepassing op ontgrondingen op het continentaal plat, bedoeld
in artikel 1 van de Mijnbouwwet.
Artikel 4b
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
De Staat is eigenaar van de op of onmiddellijk onder de oppervlakte van het continentaal
plat aanwezige vaste stoffen, met inbegrip van de delfstoffen, bedoeld in artikel 1 van de Mijnbouwwet, voorzover die delfstoffen op een diepte van minder dan 100 meter beneden de oppervlakte
van het continentaal plat aanwezig zijn.
Artikel 5
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
-
1 Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regelen omtrent ontgrondingen, bedoeld
in artikel 8, eerste lid, gesteld.
-
2 Bij provinciale verordening worden nadere regelen omtrent ontgrondingen, bedoeld
in artikel 8, tweede lid, gesteld.
Artikel 6
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Bij de maatregel, bedoeld in artikel 5, eerste lid, kan worden bepaald dat overeenkomstig bij de maatregel te stellen regels een recht
wordt geheven ter zake van de behandeling van de aanvraag om een vergunning of wijziging
van een vergunning. Het tarief wordt zodanig vastgesteld dat de geraamde opbrengst
van het recht de geraamde uitgaven niet te boven gaat.
Artikel 7
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
-
2 Bij de verordening, bedoeld in artikel 5, tweede lid, kan voor daarbij aan te duiden categorieën van ontgrondingen, wegens haar bijzondere
aard of met het oog op bijzondere gewestelijke omstandigheden, worden bepaald dat
het verbod van artikel 3, eerste lid, niet geldt.
-
3 Een regeling als bedoeld in artikel 5, eerste of tweede lid, kan voorts inhouden dat met betrekking tot ontgrondingen ten aanzien waarvan met
toepassing van het eerste of tweede lid is bepaald dat het vergunningvereiste niet
geldt, de verplichting geldt tot het melden van het voornemen te ontgronden aan een
daarbij aangewezen bestuursorgaan. Bij toepassing van de eerste volzin worden voorts
aangegeven het tijdstip, voorafgaand aan het ontgronden, waarop de melding uiterlijk
moet zijn gedaan, alsmede de gegevens die bij de melding moeten worden verstrekt.
Artikel 7a
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Met betrekking tot de oppervlaktedelfstoffenvoorziening door middel van ontgronding
wordt een plan vastgesteld als bedoeld in artikel 2a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, genaamd structuurschema oppervlaktedelfstoffen. Het structuurschema bevat de hoofdlijnen
en beginselen van het beleid inzake de winning van vaste stoffen in Nederland door
middel van ontgronding, alsmede het beleid ter bevordering van de toepassing van zodanige
vaste stoffen vervangende materialen teneinde de winning van vaste stoffen te beperken.
Het wordt telkens voor vijf jaren vastgesteld.
Artikel 7b
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
-
1 Ter bevordering van een goede coördinatie tussen rijk en provincies van de besluitvorming
inzake de winning van vaste stoffen door middel van ontgronding, in het bijzonder
met betrekking tot de voorbereiding en uitvoering van het structuurschema oppervlaktedelfstoffen,
voeren Onze Minister en gedeputeerde staten van de provincies periodiek overleg.
Artikel 7c
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Alvorens een winplaats wordt vastgesteld in een streekplan, verzoeken gedeputeerde
staten aan de raad van ieder van de gemeenten op het gebied waarvan de beoogde winplaats
betrekking heeft, mee te delen of zodanige winplaats in overeenstemming is met het
geldende bestemmingsplan, een ter inzage gelegd ontwerp voor een herziening van het
bestemmingsplan of een geldend voorbereidingsbesluit ter zake.
Artikel 7d
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Binnen drie maanden nadat het in artikel 7c bedoelde verzoek is ingekomen, deelt het college van burgemeesters en wethouders
van ieder van de gemeenten op het gebied waarvan de beoogde winplaats betrekking heeft,
aan gedeputeerde staten mee of zodanige winplaats in overeenstemming is met het geldende
bestemmingsplan, een ter inzage gelegd ontwerp voor een herziening van het bestemmingsplan
of een geldend voorbereidingsbesluit ter zake, en deelt, zo zulks niet het geval is,
mee of de raad onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders bereid
is aan zodanige winplaats planologische medewerking te verlenen.
Artikel 7e
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Indien de beoogde winplaats in strijd is met het geldende bestemmingsplan, een ter
inzage gelegd ontwerp voor een herziening van het bestemmingsplan of een geldend voorbereidingsbesluit
ter zake, en de gemeenteraad niet binnen de in artikel 7d gestelde termijn heeft meegedeeld bereid te zijn planologische medewerking te verlenen,
geven gedeputeerde staten, indien wordt overgegaan tot het nemen van een besluit tot
vaststelling van de winplaats in een streekplan, tegelijkertijd toepassing aan artikel 37, vierde of vijfde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ertoe strekkende dat het bestemmingsplan in overeenstemming wordt gebracht met het
besluit tot vaststelling van de winplaats.
Artikel 7f
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
De raad onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders verleent uiterlijk
binnen een jaar na het onherroepelijk worden van het besluit tot vaststelling van
een winplaats in een streekplan ter zake planologische medewerking, voor zover het
overeenkomstig artikel 7d ten aanzien van de winplaats de bereidheid tot het verlenen van zodanige medewerking
heeft aangegeven.
Hoofdstuk II. Vergunningen
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Artikel 8
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
-
4 Indien een bij gedeputeerde staten ingediende aanvrage betrekking heeft op een ontgronding,
waarbij naar hun oordeel vrijwel uitsluitend huishoudelijke belangen van een waterschap
zijn betrokken, kunnen zij deze ter beslissing in handen stellen van het bestuur van
die instelling; zij doen daarvan mededeling aan de aanvrager. De beslissing op de
aanvrage wordt genomen met overeenkomstige toepassing van de krachtens artikel 5, tweede lid, vastgestelde regeling.
-
5 Onze Minister kan, indien spoedige winning van bepaalde vaste stoffen door middel
van ontgronding geboden is, aan gedeputeerde staten van de betrokken provincie een
aanwijzing geven ten aanzien van een aanvrage om een vergunning of een in artikel 12 bedoelde machtiging dan wel ten aanzien van een reeds verleende vergunning of machtiging.
-
6 Onze Minister pleegt over het voornemen tot het geven van een aanwijzing overleg met
gedeputeerde staten van de betrokken provincie. Hij deelt het voornemen, onder vermelding
van de redenen daarvoor, mee aan de Staten-Generaal.
Artikel 9
[Vervallen per 01-01-1994]
Artikel 10
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
-
2 Het college van burgemeester en wethouders van ieder van de gemeenten op het gebied
waarvan de aanvrage om vergunning betrekking heeft, deelt aan het ingevolge artikel 8 bevoegde gezag binnen zes weken nadat het verzoek daartoe is ingekomen, mee of de
beoogde ontgronding in overeenstemming is met het geldende bestemmingsplan, een ter
inzage gelegd ontwerp voor een herziening van het bestemmingsplan of een geldend voorbereidingsbesluit
ter zake, en deelt, zo zulks niet het geval is, mee of de raad onderscheidenlijk het
college van burgemeester en wethouders bereid is aan de ontgronding planologische
medewerking te verlenen.
-
3 Indien Onze Minister het ingevolge artikel 8 bevoegde gezag is, delen gedeputeerde staten van de provincie op het gebied waarvan
de aanvrage om vergunning betrekking heeft, binnen zes weken nadat het verzoek daartoe
is ingekomen, mee of de beoogde ontgronding in overeenstemming is met het geldende
streekplan of een ter inzage gelegd ontwerp van een streekplan, alsmede, zo zulks
niet het geval is, of provinciale staten of gedeputeerde staten bereid zijn aan de
ontgronding planologische medewerking te verlenen.
-
5 Met betrekking tot ontgrondingen van eenvoudige aard, waarbij andere belangen niet
of nauwelijks zijn betrokken, kan bij de regelingen, bedoeld in artikel 5, voor daarbij aan te wijzen gevallen worden afgeweken van het bepaalde bij de voorgaande
leden.
-
7 Een vergunning wordt niet verleend of gewijzigd indien de beoogde ontgronding in strijd
zou zijn met een bestemmingsplan, een ter inzage gelegd ontwerp voor een herziening
van het bestemmingsplan of een geldend voorbereidingsbesluit ter zake, tenzij het
college van burgemeester en wethouders van de betrokken gemeente heeft meegedeeld
dat de raad onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders planologische
medewerking zal verlenen, dan wel gedeputeerde staten onderscheidenlijk Onze Minister
van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer ter zake toepassing hebben
gegeven aan artikel 37, vierde of vijfde lid, onderscheidenlijk artikel 37, eerste of tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
-
8 Een vergunning wordt voorts door Onze Minister niet verleend of gewijzigd indien de
beoogde ontgronding in strijd zou zijn met het geldende streekplan, of een ter inzage
gelegd ontwerp van een streekplan, tenzij gedeputeerde staten van de betrokken provincie
hebben meegedeeld dat provinciale staten of gedeputeerde staten planologische medewerking
zullen verlenen, dan wel Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening
en Milieubeheer toepassing heeft gegeven aan artikel 6, eerste of tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
-
9 Indien ingevolge het eerste lid paragraaf 14.1 van de Wet milieubeheer wordt toegepast, worden de in dat kader tot stand komende beschikkingen tot het verlenen,
wijzigen of intrekken van een vergunning of enige andere bestuursrechtelijke toestemming
inzake een ontgronding gelijktijdig door gedeputeerde staten bekendgemaakt.
Artikel 10a
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
[Treedt in werking op 01-02-2008]
Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen
Artikel 10b
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
[Treedt in werking op 01-02-2008]
Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen
Artikel 10c
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
[Treedt in werking op 01-02-2008]
Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen
Artikel 10d
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
[Treedt in werking op 01-02-2008]
Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen
Artikel 10e
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
[Treedt in werking op 01-02-2008]
Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen
Artikel 11
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
-
1 De raad onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders verleent uiterlijk
binnen een jaar na het onherroepelijk worden van de beschikking van Onze Minister
of van gedeputeerde staten op de aanvrage om een vergunning ter zake van de in die
beschikking bedoelde ontgronding planologische medewerking, voor zover het overeenkomstig
artikel 10, tweede lid, ten aanzien van die ontgronding de bereidheid tot het verlenen van zodanige medewerking
heeft aangegeven.
-
2 Provinciale staten of gedeputeerde staten verlenen uiterlijk binnen een jaar na het
onherroepelijk worden van de beschikking van Onze Minister op de aanvrage om een vergunning
ter zake van de in die beschikking bedoelde ontgronding planologische medewerking,
voor zover gedeputeerde staten overeenkomstig artikel 10, derde lid, ten aanzien van die ontgronding de bereidheid tot het verlenen van zodanige medewerking
hebben aangegeven.
Artikel 12
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
-
1 Indien naar het oordeel van het ingevolge artikel 8, bevoegde gezag met de uitvoering van een ontgronding niet kan worden gewacht, kan
dat gezag machtiging verlenen om, zolang op de aanvrage niet onherroepelijk is beslist,
de uitvoering aan te vangen. Deze machtiging wordt niet verleend, zolang de in artikel 3:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde termijn niet is verstreken.
-
2 Deze machtiging wordt verleend onder de voorwaarde, dat zekerheid wordt gesteld voor
de betaling van de kosten om de betrokken onroerende zaak in een zodanige toestand
te brengen als bij deze machtiging wordt bepaald, indien de vergunning wordt geweigerd
of van een verleende vergunning geen gebruik wordt gemaakt.
Artikel 13
[Vervallen per 01-01-1994]
Artikel 14
[Vervallen per 01-01-1994]
Artikel 15
[Vervallen per 01-01-1994]
Artikel 16
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
-
1 Een beschikking op grond van Hoofdstuk II van deze wet tot verlening, wijziging of intrekking van een vergunning treedt in
werking met ingang van de dag na de dag waarop de termijn afloopt voor het indienen
van een bezwaarschrift dan wel, indien ingevolge artikel 7:1, eerste lid, onder d, van de Algemene wet bestuursrecht geen bezwaar kan worden gemaakt, van een beroepschrift. Indien gedurende de termijn
bij de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een verzoek
om voorlopige voorziening is gedaan, treedt de beschikking niet in werking voordat
op dat verzoek is beslist.
-
2 Zolang de werking van een beschikking tot wijziging of intrekking van een vergunning
is opgeschort, kan het gezag hetwelk die beschikking heeft gegeven, de gehele of gedeeltelijke
staking van de ontgronding bevelen, wanneer de bescherming van de bij de ontgronding
betrokken belangen zulks onvermijdelijk maakt.
Hoofdstuk III. Beroep
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Artikel 17
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Artikel 18
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Tegen een beschikking van gedeputeerde staten op grond van artikel 17, eerste lid, kan een belanghebbende beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van
de Raad van State.
Artikel 19
[Vervallen per 01-01-1994]
Artikel 20
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Indien het beroep is ingesteld door een ander dan de aanvrager of houder van de vergunning,
wordt aan deze door de secretaris van de Raad van State, indien het beroep bij de
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is ingediend en door gedeputeerde
staten, indien het beroep bij dat college is ingediend, terstond schriftelijk medegedeeld,
dat het beroep is ingesteld.
Artikel 21
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
-
1 De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State beslist op het beroep tegen
een in een streekplan vervat besluit, inhoudende vaststelling van een winplaats, binnen
twaalf maanden na afloop van de beroepstermijn.
Artikel 21a
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
-
1 Indien tegen een aanvrage voor of het ontwerp van het besluit van Onze Minister of
een college van gedeputeerde staten of een college van burgemeester en wethouders,
dat nodig is voor de inrichting of het gebruik van een winplaats die is vastgesteld
in een streekplan dan wel een bestemmingsplan, bedenkingen naar voren kunnen worden
gebracht, kunnen deze bedenkingen geen grond vinden in bedenkingen tegen de vastgestelde
winplaats.
-
2 Indien tegen een besluit van Onze Minister of gedeputeerde staten of een college van
burgemeester en wethouders, dat dient voor het verwezenlijken van een winplaats die
is vastgesteld in een streekplan dan wel een bestemmingsplan, beroep kan worden ingesteld,
kan dat beroep geen grond vinden in bedenkingen tegen de vastgestelde winplaats.
Artikel 21b
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
-
1 Indien op aanvragen om beschikkingen tot het verlenen, wijzigen of intrekken van een
vergunning of enige andere bestuursrechtelijke toestemming inzake ontgronding § 14.1 van de Wet milieubeheer is toegepast, worden zodanige beschikkingen voor de mogelijkheid van beroep ingevolge
de desbetreffende wettelijke bepalingen als één beschikking aangemerkt.
Artikel 21d
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Niet vatbaar voor afzonderlijk beroep is een mededeling inzake het verlenen van planologische
medewerking als bedoeld in de artikelen 7d of 10, tweede en derde lid.
Artikel 21e
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Indien beroep is ingesteld tegen een beschikking van gedeputeerde staten tot verlening,
wijziging, intrekking of weigering van een vergunning en Onze Minister nadien met
toepassing van artikel 8, vijfde lid, een aanwijzing heeft gegeven of gedeputeerde staten vervolgens overeenkomstig zodanige
aanwijzing een andere beschikking op de aanvrage hebben genomen, wordt het beroepschrift
met betrekking tot eerstbedoelde beschikking buiten verdere behandeling gelaten.
Hoofdstuk V. Schadevergoeding
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Artikel 26
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
-
1 Voorzover blijkt dat de aanvrager, de houder van de vergunning of degene die overeenkomstig
afdeling 3.4 of afdeling 4.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht zijn zienswijze naar voren heeft gebracht, ten gevolge van een beschikking ter zake
van een ontgronding als bedoeld in artikel 8 schade lijdt of zal lijden, welke redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste
behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende op andere wijze
is verzekerd, wordt hem een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toegekend,
en wel door Onze Minister ten laste van ’s Rijks kas, indien het betreft een ontgronding
als bedoeld in artikel 8, eerste lid, door gedeputeerde staten ten laste van de provinciale kas, indien het betreft een
ontgronding als bedoeld in artikel 8, tweede lid, en door het bestuur van het waterschap ten laste van de kas van die instelling,
indien het betreft een ontgronding als bedoeld in artikel 8, vierde lid.
Artikel 27
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Indien door Onze Minister of door gedeputeerde staten ten behoeve van belangen, behartigd
of mede behartigd door andere openbare lichamen dan het Rijk onderscheidenlijk de
provincie, een beschikking wordt gegeven naar aanleiding waarvan een vergoeding wordt
toegekend als bedoeld in artikel 26, kan bij die beschikking aan die andere lichamen, hun bestuur gehoord, worden opgelegd
de kosten, die het gevolg zijn van het behartigen van die belangen, geheel of gedeeltelijk
te vergoeden.
Artikel 28
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Indien bij een beschikking als bedoeld in artikel 8 geen vergoeding is toegekend, kan zij worden aangevraagd.
Artikel 29
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
-
2 Tegen een door Onze Minister of gedeputeerde staten gegeven beschikking op grond
van artikel 26, eerste lid, dan wel artikel 27, alsmede tegen een beschikking van gedeputeerde staten op grond van het eerste lid
kan een belanghebbende beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de
Raad van State.
Artikel 29a
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Hoofdstuk VII. Slotbepalingen
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Artikel 33
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
De bevoegdheid tot het maken van gemeentelijke verordeningen blijft ten aanzien van
het onderwerp, waarin deze wet voorziet, gehandhaafd, voor zover die verordeningen
niet met deze wet in strijd zijn.
Artikel 34
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Artikel 35
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Deze wet kan worden aangehaald als "Ontgrondingenwet".
Artikel 36
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Deze wet treedt in werking op een door Ons te bepalen tijdstip.