Wet van 26 juli 1951, tot opheffing van publiekrechtelijke en privaatrechtelijke belemmeringen
met het oog op de aanleg, de instandhouding en het gebruik van werken ten behoeve
van de landsverdediging
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is met het oog op de aanleg,
de instandhouding en het gebruik van werken ten behoeve van de landsverdediging tijdelijk
regelen te stellen tot opheffing van belemmeringen, voortspruitend uit wetten, Koninklijke
besluiten en verordeningen, en tot het openen van de mogelijkheid op eenvoudiger wijze
dan thans kan geschieden de belemmeringen op te heffen, welke door hen, die ten aanzien
van onroerende goederen enig recht kunnen doen gelden, aan de aanleg, de instandhouding
en het gebruik van dergelijke werken in de weg kunnen worden gelegd.
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze.