[Toekomstige wijziging(en) op 05-04-1898. Zie het overzicht van wijzigingen]
Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden en in HoogstDerzelver naam Hare Majesteit de Koningin-Weduwe, Regentes van het Koninkrijk, en Hare Majesteit de Koningin van het Vereenigd Koninkrijk van Groot-Britannië en Ierland,
Keizerin van Indië, wenschende dat de twee onderzeesche telegraafkabels, zoowel als alle nieuwe onderzeesche
kabels, hetzij voor telegraphische, hetzij voor telephonische doeleinden, welke de
kusten van de twee landen verbinden of zullen verbinden, in den vervolge het gemeenschappelijk
eigendom van detwee landen zullen zijn, hebben, tot het aangaan van een verdrag, daartoe
als HoogstDerzelver Gevolmachtigden aangewezen:
Hare Majesteit de Koningin-Weduwe, Regentes van het Koninkrijk der Nederlanden, den heer WILLEM HENDRIK DE BEAUFORT, Minister van Buitenlandsche Zaken,
en Hare Majesteit de Koningin van het Vereenigd Koninkrijk van Groot-Britannië en Ierland,
Keizerin van Indië, den heer HENRY HOWARD, HoogstDerzelver Buitengewoon Gezant en Gevolmachtigd Minister
bij het Nederlandsche Hof,
die, na overlegging van hunne in goeden en behoorlijken vorm bevonden volmachten,
omtrent de volgende bepalingen zijn overeengekomen:
Artikel 1
[Toekomstige wijziging(en) op 05-04-1898. Zie het overzicht van wijzigingen]
De overeenkomst van den 15den Maart 1880, gewijzigd bij de overeenkomst van den 30sten
Maart 1889, wordt bij het tegenwoordig verdrag ingetrokken en vervangen door de volgende
bepalingen.
Artikel 2
[Toekomstige wijziging(en) op 05-04-1898. Zie het overzicht van wijzigingen]
De gelegde en te leggen onderzeesche kabels tusschen Nederland en het Vereenigd Koninkrijk
van Groot-Britannië en Ierland zullen het gemeenschappelijk eigendom zijn van de twee
landen.
Dientengevolge zullen zonder onderling goedvinden van beide landen geene vergunningen
worden gegeven tot aanleg en exploitatie van onderzeesche kabels tusschen de Nederlandsche
en Britsche kusten.
Artikel 3
[Toekomstige wijziging(en) op 05-04-1898. Zie het overzicht van wijzigingen]
Nederland zal de helft van den eigendom van de twee bestaande, thans aan het Vereenigd
Koninkrijk van Groot-Britannië en Ierland toebehoorende onderzeesche kabels van Lowestoft
en Benacre naar Zandvoort verkrijgen.
Voor dien gemeenschappelijken eigendom zal Nederland aan het Vereenigd Koninkrijk
betalen de som van 14907 pond en 10 shillings sterling.
De betaling zal geschieden zoodra de uitwisseling der akten van bekrachtiging zal
hebben plaats gehad, met eene bijbetaling van 3% per jaar van af den 1sten Januari
1897 tot den dag, waarop de betaling zal plaats hebben.
Artikel 4
[Toekomstige wijziging(en) op 05-04-1898. Zie het overzicht van wijzigingen]
Indien in het belang van het verkeer het leggen van nieuwe of meerdere onderzeesche
kabels noodig mocht worden, zullen de voorwaarden en de wijze van aanschaffen en leggen
tusschen de twee Staats-Telegraaf-Administratiën in onderling overleg worden geregeld.
De kosten zullen door de twee landen tot gelijke aandeelen worden gedragen.
Artikel 5
[Toekomstige wijziging(en) op 05-04-1898. Zie het overzicht van wijzigingen]
De kosten van het deugdelijk onderhoud van de Nederlandsch-Britsche onderzeesche kabels
worden door de twee landen voor gelijke deelen gedragen.
Artikel 6
[Toekomstige wijziging(en) op 05-04-1898. Zie het overzicht van wijzigingen]
De Staats-Telegraaf-Administratiën van de twee landen zullen in onderling overleg
en ten meesten nutte van het verkeer de wijze van het gebruik der onderzeesche kabels
regelen.
De bediening van de onderzeesche kabels in elk van de twee landen zal plaats hebben
door de ambtenaren van de Staats-Telegraaf-Administratiën, zonder tusschenpersonen.
De landlijnen, noodig voor de verbinding van de onderzeesche kabels met het binnenlandsche
telegraafnet, zullen aangelegd en onderhouden worden voor rekening van elk land afzonderlijk.
Elk land zal voor eigen rekening inrichten en onderhouden eene voldoende loods op
de plaats, waar de onderzeesche kabels eindigen en de landlijnen beginnen, en elke
loods zal van alle benoodigde instrumenten en toestellen voorzien zijn.
Artikel 7
[Toekomstige wijziging(en) op 05-04-1898. Zie het overzicht van wijzigingen]
De kabeltaksen voor alle telegrammen, welke in rechtstreeksch verkeer tusschen Nederland
en het Vereenigd Koninkrijk of in doorzending langs de Nederlandsch-Britsche onderzeesche
kabels worden gewisseld, zullen gelijkelijk tusschen de twee landen verdeeld worden.
Artikel 8
[Toekomstige wijziging(en) op 05-04-1898. Zie het overzicht van wijzigingen]
Het verkeer tusschen Nederland en het Vereenigd Koninkrijk zal plaats hebben langs
de rechtstreeksche onderzeesche kabels, zoolang die bruikbaar zijn, tenzij de afzender
een anderen weg bepaaldelijk heeft voorgeschreven.
Artikel 9
[Toekomstige wijziging(en) op 05-04-1898. Zie het overzicht van wijzigingen]
Dit verdrag wordt geacht, na de uitwisseling der akten van bekrachtiging, in werking
te zijn getreden op den 1sten Januari 1897.
Ingeval een der Hooge Contracteerende Partijen daartoe het verlangen te kennen geeft,
kan deze overeenkomst worden herzien. In dat geval treden de herziene bepalingen in
werking 6 maanden nadat omtrent die bepalingen overeenstemming is verkregen.
Dit verdrag zal, zoo spoedig doenlijk, worden bekrachtigd. De uitwisseling der akten
van bekrachtiging zal daarop zonder verwijl volgen.