Verdrag van Straatsburg van 2012 inzake de beperking van aansprakelijkheid in de binnenvaart (CLNI 2012), Straatsburg, 27-09-2012

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-07-2019 t/m heden

Verdrag van Straatsburg van 2012 inzake de beperking van aansprakelijkheid in de binnenvaart (CLNI 2012)

Authentiek : NL

Verdrag van Straatsburg van 2012 inzake de beperking van aansprakelijkheid in de binnenvaart

(CLNI 2012)

De Staten die Partij zijn bij dit Verdrag,

de wenselijkheid erkennende om in gemeen overleg enige eenvormige regels vast te stellen betreffende de beperking van aansprakelijkheid in de binnenvaart voor alle binnenwateren,

overwegende dat modernisering van het Verdrag van Straatsburg van 1988 inzake de beperking van aansprakelijkheid in de binnenvaart wenselijk is,

zijn het volgende overeengekomen:

HOOFDSTUK I. HET RECHT OP BEPERKING

Artikel 1. Personen die gerechtigd zijn hun aansprakelijkheid te beperken; begripsbepalingen

  • 1 Scheepseigenaren en hulpverleners, zoals hierna omschreven, kunnen hun aansprakelijkheid beperken voor de in artikel 2 genoemde vorderingen overeenkomstig de regels van dit Verdrag.

  • 2 De uitdrukking:

    • a) „scheepseigenaar” betekent de eigenaar, huurder, of bevrachter, aan wie het schip voor eigen gebruik ter beschikking gesteld wordt, alsmede de exploitant van een schip;

    • b) „schip” betekent een voor de bedrijfsmatige scheepvaart gebruikt binnenschip en omvat mede voor de bedrijfsmatige scheepvaart gebruikte draagvleugelboten, kleine vaartuigen en veerponten, maar niet luchtkussenvoertuigen. Met schepen worden gelijkgesteld baggermolens, kranen, elevatoren en alle andere drijvende en verplaatsbare werktuigen en materiaal van soortgelijke aard;

    • c) „hulpverlener” betekent iedere persoon die diensten verricht rechtstreeks verband houdende met hulpverleningswerkzaamheden. Hulpverleningswerkzaamheden omvatten mede werkzaamheden als bedoeld in artikel 2, eerste lid, letters d), e) en f);

    • d) „gevaarlijke stoffen” betekent gevaarlijke stoffen als bedoeld in hoofdstuk 3.2 van het bij het Europees Verdrag inzake het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over binnenwateren (ADN) gevoegde Reglement, als gewijzigd;

    • e) „waterweg” betekent elk binnenwater, met inbegrip van elk meer.

  • 3 Indien een van de vorderingen genoemd in artikel 2 wordt ingesteld tegen een persoon voor wiens handeling, onachtzaamheid of nalatigheid de scheepseigenaar of hulpverlener aansprakelijk is, is die persoon gerechtigd zich te beroepen op de beperking van aansprakelijkheid bedoeld in dit Verdrag.

  • 4 In dit Verdrag omvat de aansprakelijkheid van de scheepseigenaar de aansprakelijkheid die voortvloeit uit een tegen het schip zelf ingestelde rechtsvordering.

  • 5 Een verzekeraar die de aansprakelijkheid dekt voor vorderingen waarvoor overeenkomstig dit Verdrag beperking geldt, kan op die beperking in gelijke mate een beroep doen als de verzekerde zelf.

  • 6 Het beroep op beperking van aansprakelijkheid houdt geen erkenning van aansprakelijkheid in.

Artikel 2. Vorderingen vatbaar voor beperking

  • 1 Behoudens de artikelen 3 en 4 zijn de volgende vorderingen, ongeacht de grondslag van de aansprakelijkheid, vatbaar voor beperking van aansprakelijkheid:

    • a) vorderingen met betrekking tot dood of letsel dan wel verlies of beschadiging van zaken (hieronder begrepen schade aan kunstwerken van havens, aan dokken, waterwegen, sluizen, stuwen, bruggen en hulpmiddelen bij de navigatie), ontstaan aan boord van het schip of in rechtstreeks verband met de exploitatie daarvan of met hulpverleningswerkzaamheden, alsmede alle andere daaruit voortvloeiende schade;

    • b) vorderingen met betrekking tot schade voortvloeiend uit vertraging bij het vervoer van lading, passagiers of hun bagage;

    • c) vorderingen met betrekking tot andere schade die voortvloeit uit inbreuk op andere rechten dan die uit overeenkomst en die ontstaat in rechtstreeks verband met de exploitatie van het schip of met hulpverleningswerkzaamheden;

    • d) vorderingen met betrekking tot het vlotbrengen, verwijderen, vernietigen of onschadelijk maken van een gezonken, vergaan, gestrand of verlaten schip, daarbij inbegrepen alles wat zich aan boord bevindt of heeft bevonden;

    • e) vorderingen met betrekking tot het verwijderen, vernietigen of onschadelijk maken van de lading van het schip;

    • f) vorderingen van een andere persoon dan de aansprakelijke persoon met betrekking tot maatregelen die zijn genomen ter voorkoming of vermindering van schade, waarvoor de aansprakelijke persoon zijn aansprakelijkheid overeenkomstig dit Verdrag kan beperken, alsmede andere door zulke maatregelen veroorzaakte schade.

  • 2 De in het eerste lid genoemde vorderingen zijn vatbaar voor beperking van aansprakelijkheid, zelfs indien zij, al dan niet op grond van een overeenkomst, worden ingesteld bij wijze van verhaal of vrijwaring. Vorderingen genoemd in het eerste lid, letters d), e) en f), zijn echter niet vatbaar voor beperking van aansprakelijkheid voor zover zij betrekking hebben op beloning krachtens een met de aansprakelijke persoon gesloten overeenkomst.

Artikel 3. Vorderingen uitgezonderd van beperking

De regels van dit Verdrag zijn niet van toepassing op:

  • a) vorderingen uit hoofde van hulpverlening, met inbegrip van, indien van toepassing, een bijzondere vergoeding voor hulp aan een schip dat zelf of door zijn lading schade aan het milieu dreigde te berokkenen;

  • b) vorderingen wegens bijdrage in averij-grosse;

  • c) vorderingen, onderworpen aan een internationaal verdrag of nationale wetgeving, waardoor beperking van aansprakelijkheid voor kernschade geregeld of verboden wordt;

  • d) vorderingen tegen de eigenaar van een nucleair schip ter zake van kernschade;

  • e) vorderingen van ondergeschikten van de scheepseigenaar of hulpverlener, wier werkzaamheden verband houden met het schip of de hulpverleningswerkzaamheden, daaronder begrepen vorderingen van hun erfgenamen, rechtverkrijgenden of andere personen die gerechtigd zijn zulke vorderingen in te stellen, indien de scheepseigenaar of hulpverlener volgens de wet die op de arbeidsovereenkomst tussen de scheepseigenaar of de hulpverlener en de ondergeschikten van toepassing is, niet gerechtigd is zijn aansprakelijkheid voor zulke vorderingen te beperken, of indien hij dit volgens die wet slechts kan doen tot een hoger bedrag dan dat bedoeld in artikel 6, of voor vorderingen in de zin van artikel 7 en dit bedrag hoger is dan de overeenkomstig artikel 7 berekende aansprakelijkheidsgrens.

Artikel 4. Gedragingen die de beperking opheffen

Een aansprakelijke persoon is niet gerechtigd zijn aansprakelijkheid te beperken, indien bewezen wordt dat de schade het gevolg is van zijn persoonlijk handelen of nalaten, geschied hetzij met het opzet zodanige schade te veroorzaken, hetzij roekeloos en met de wetenschap dat zodanige schade er waarschijnlijk uit zou voortvloeien.

Artikel 5. Verrekening van vorderingen

Wanneer een persoon die krachtens de bepalingen van dit Verdrag gerechtigd is zijn aansprakelijkheid te beperken, tegen de schuldeiser een vordering heeft die voortkomt uit dezelfde gebeurtenis, worden de respectieve vorderingen met elkaar verrekend en de bepalingen van dit Verdrag zijn in dat geval slechts van toepassing op het eventuele saldo.

HOOFDSTUK II. AANSPRAKELIJKHEIDSGRENZEN

Artikel 6. Algemene aansprakelijkheidsgrenzen

  • 1 De aansprakelijkheidsgrenzen voor andere vorderingen dan die genoemd in de artikelen 7 en 8, die voortkomen uit eenzelfde gebeurtenis, worden als volgt berekend:

    • a) met betrekking tot vorderingen ter zake van dood of letsel:

      • i) voor een schip, niet bestemd tot het vervoer van goederen, in het bijzonder een passagiersschip, 400 rekeneenheden per kubieke meter waterverplaatsing tot het vlak van de grootste toegelaten diepgang, vermeerderd voor schepen voorzien van mechanische voortbewegingswerktuigen met 1400 rekeneenheden voor elke KW van het vermogen van de voortbewegingswerktuigen;

      • ii) voor een schip dat is bestemd voor het vervoer van goederen, 400 rekeneenheden per ton laadvermogen van het schip, vermeerderd voor schepen voorzien van mechanische voortbewegingswerktuigen met 1400 rekeneenheden voor elke KW van het vermogen van de voortbewegingswerktuigen;

      • iii) voor een duw- of sleepboot, 1400 rekeneenheden voor elke KW van het vermogen van de voortbewegingswerktuigen;

      • iv) voor een duwboot die op het tijdstip waarop de schade is veroorzaakt, hecht met duwbakken in een duweenheid was gekoppeld, wordt de overeenkomstig onderdeel (iii) berekende aansprakelijkheidsgrens vermeerderd met 200 rekeneenheden per ton laadvermogen van de geduwde bakken; deze vermeerdering vindt niet plaats, indien bewezen wordt dat de duwboot hulp heeft verleend aan een of meer van deze duwbakken;

      • v) voor een schip voorzien van mechanische voortbewegingswerktuigen, dat op het tijdstip waarop de schade is veroorzaakt, andere hecht met dit schip gekoppelde schepen voortbeweegt, wordt de overeenkomstig de onderdelen (i), (ii) of (iii) berekende aansprakelijkheidsgrens vermeerderd met 200 rekeneenheden per ton laadvermogen of per kubieke meter waterverplaatsing van de andere schepen; deze vermeerdering vindt niet plaats, indien bewezen wordt dat dit schip hulp heeft verleend aan een of meer van de gekoppelde schepen;

      • vi) voor drijvende en verplaatsbare werktuigen en materiaal in de zin van artikel 1, tweede lid, letter b), tweede volzin, hun waarde op het tijdstip van het voorval;

    • b) met betrekking tot alle andere vorderingen, de helft van de overeenkomstig letter a) berekende aansprakelijkheidsgrens;

    • c) wanneer de aansprakelijkheidsgrens, berekend overeenkomstig letter a), onvoldoende is voor de volledige voldoening van de daarin genoemde vorderingen, is de aansprakelijkheidsgrens berekend overeenkomstig letter b) beschikbaar voor de voldoening van het onbetaalde saldo van de in letter a) genoemde vorderingen en deelt dit onbetaalde saldo naar evenredigheid mee met de in letter b) genoemde vorderingen;

    • d) in geen geval kunnen de aansprakelijkheidsgrenzen lager zijn dan 400.000 rekeneenheden met betrekking tot vorderingen ter zake van dood of letsel en dan 200.000 rekeneenheden met betrekking tot alle andere vorderingen.

  • 2 Echter, onverminderd de rechten met betrekking tot vorderingen ter zake van dood of letsel volgens het eerste lid, letter c), kan een Staat die Partij is bij dit Verdrag, in zijn nationale wet bepalen dat vorderingen met betrekking tot schade aan kunstwerken van havens, aan dokken, waterwegen, sluizen, stuwen, bruggen en hulpmiddelen bij de navigatie, de bij die wet bepaalde voorrang hebben boven andere in het eerste lid, letter b), bedoelde vorderingen.

  • 3 De in het eerste lid, letter d), genoemde aansprakelijkheidsgrenzen zijn eveneens van toepassing op een hulpverlener die hulp verleent aan een binnenschip en die geen werkzaamheden verricht vanaf een binnenschip of zeeschip of op een hulpverlener die uitsluitend werkzaamheden verricht aan boord van het binnenschip waaraan hij hulp verleent.

Artikel 7. Aansprakelijkheidsgrenzen voor vorderingen wegens schade die uit het transport van schadelijke stoffen voortvloeit

  • 1 De aansprakelijkheidsgrenzen voor een schip dat gevaarlijke stoffen vervoert voor vorderingen wegens schade die direct of indirect veroorzaakt is door de gevaarlijke aard van deze stoffen, worden als volgt berekend:

    • a) voor vorderingen met betrekking tot dood of letsel: het dubbele van de overeenkomstig artikel 6, eerste lid, letter a), berekende aansprakelijkheidsgrens, maar niet minder dan 10 miljoen rekeneenheden;

    • b) voor alle overige vorderingen: het dubbele van de overeenkomstig artikel 6, eerste lid, letter b), berekende aansprakelijkheidsgrens, maar niet minder dan 10 miljoen rekeneenheden.

  • 2 Wanneer de aansprakelijkheidsgrens, berekend overeenkomstig het eerste lid, letter a), onvoldoende is voor de volledige voldoening van de daarin genoemde vorderingen, is de aansprakelijkheidsgrens berekend overeenkomstig het eerste lid, letter b), mede beschikbaar voor de voldoening van het onbetaalde saldo van de in het eerste lid, letter a), genoemde vorderingen en deelt dit onbetaalde saldo naar evenredigheid mee met de in het eerste lid, letter b), genoemde vorderingen.

Artikel 8. Aansprakelijkheidsgrens voor vorderingen van passagiers

  • 1 Met betrekking tot vorderingen die voortkomen uit eenzelfde gebeurtenis, ter zake van dood of letsel van passagiers van een schip, beloopt de aansprakelijkheidsgrens voor dit schip een bedrag van 100.000 rekeneenheden, vermenigvuldigd met:

    • a) het aantal passagiers dat het schip volgens zijn veiligheidscertificaat gerechtigd is te vervoeren, of,

    • b) het daadwerkelijke aantal passagiers dat op het moment van de gebeurtenis werd vervoerd wanneer het aantal passagiers dat het schip gerechtigd is te vervoeren niet voorgeschreven is.

    De aansprakelijkheidsgrens mag evenwel niet lager zijn dan 2 miljoen rekeneenheden.

  • 2 Voor de toepassing van dit artikel wordt onder „vorderingen ter zake van dood of letsel van passagiers van een schip” verstaan alle vorderingen die door of namens een aan boord van dat schip vervoerde persoon zijn ingesteld:

    • a) krachtens een overeenkomst tot het vervoer van passagiers, of,

    • b) die, met toestemming van de vervoerder, een voertuig of levende dieren begeleidt, waarvoor een overeenkomst van goederenvervoer is gesloten.

Artikel 9. Rekeneenheid

  • 1 De rekeneenheid, bedoeld in de artikelen 6 tot en met 8 en 10, is het bijzondere trekkingsrecht, zoals gedefinieerd door het Internationale Monetaire Fonds. De in de artikelen 6 tot en met 8 en 10 genoemde bedragen worden omgerekend in de nationale munteenheid van de Staat waar de beperking van aansprakelijkheid wordt ingeroepen; de omrekening geschiedt volgens de waarde van de desbetreffende munteenheid op de datum waarop het beperkingsfonds is gevormd, de betaling is verricht of een volgens de wet van die Staat daaraan gelijkwaardige zekerheid is verstrekt.

  • 2 De waarde van de nationale munteenheid, uitgedrukt in bijzondere trekkingsrechten, van een Staat die Partij is bij dit Verdrag, wordt berekend overeenkomstig de waarderingsmethode die door het Internationale Monetaire Fonds op de desbetreffende datum wordt toegepast voor zijn eigen verrichtingen en transacties.

  • 3 De Staten die Partij zijn bij dit Verdrag, kunnen op grond van de in het eerste lid genoemde berekeningsmethode de tegenwaarde van de in de artikelen 6 tot en met 8 en 10 genoemde bedragen in hun nationale munteenheid vaststellen in afgeronde bedragen. Wanneer, als gevolg van een verandering van de in de bijzondere trekkingsrechten uitgedrukte waarde van de nationale munteenheid, de in die munteenheid uitgedrukte bedragen meer dan 10 procent afwijken van de in de artikelen 6 tot en met 8 en 10 in bijzondere trekkingsrechten uitgedrukte werkelijke waarde, moeten de bedragen aan de werkelijke waarde worden aangepast. De Staten die Partij zijn bij dit Verdrag, delen aan de depositaris de in hun nationale munteenheid uitgedrukte bedragen mede, alsmede iedere wijziging van die bedragen.

Artikel 10. Samenloop van vorderingen

  • 1 Onverminderd het tweede lid, zijn de overeenkomstig artikel 6 berekende aansprakelijkheidsgrenzen van toepassing op het totaal van alle vorderingen die voortkomen uit eenzelfde gebeurtenis:

    • a) tegen de persoon of de personen, genoemd in artikel 1, tweede lid, letter a), en iedere persoon voor wiens handeling, onachtzaamheid of nalatigheid hij of zij aansprakelijk is of zijn; of

    • b) tegen de eigenaar van een schip die hulp verleent vanaf dat schip en tegen de hulpverlener of hulpverleners die vanaf genoemd schip werkzaamheden verricht of verrichten en iedere persoon, voor wiens handeling, onachtzaamheid of nalatigheid hij of zij aansprakelijk is of zijn; of

    • c) tegen de hulpverlener of hulpverleners die niet vanaf een binnenschip of een zeeschip werkzaamheden verricht of verrichten of die uitsluitend werkzaamheden verricht of verrichten aan boord van het schip waaraan hulp wordt verleend en iedere persoon voor wiens handeling, onachtzaamheid of nalatigheid hij of zij aansprakelijk is of zijn.

  • 2

    • a) Wordt overeenkomstig artikel 6, eerste lid, letter a), onderdeel (iv), de aansprakelijkheidsgrens voor een duwboot die, op het tijdstip waarop de schade is veroorzaakt, hecht met duwbakken in een duweenheid was gekoppeld, met betrekking tot vorderingen die voortkomen uit eenzelfde voorval, verhoogd met 200 rekeneenheden per ton laadvermogen van de duwbakken, dan wordt met betrekking tot vorderingen die voortkomen uit datzelfde voorval, de aansprakelijkheidsgrens voor iedere duwbak verminderd met 200 rekeneenheden per ton laadvermogen van de duwbak.

    • b) Wordt overeenkomstig artikel 6, eerste lid, letter a), onderdeel (v), de aansprakelijkheidsgrens voor een schip, voorzien van voortbewegingswerktuigen, dat op het tijdstip waarop de schade is veroorzaakt, andere hecht met dit schip gekoppelde schepen voortbewoog, met betrekking tot vorderingen die voortkomen uit hetzelfde voorval, vermeerderd met 200 rekeneenheden per ton laadvermogen of per kubieke meter waterverplaatsing van de andere met dit schip gekoppelde schepen, dan wordt met betrekking tot vorderingen die voortkomen uit datzelfde voorval, de aansprakelijkheidsgrens voor ieder gekoppeld schip verminderd met 200 rekeneenheden per ton laadvermogen of per kubieke meter waterverplaatsing van het gekoppelde schip.

  • 3 Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op de overeenkomstig artikel 7 berekende aansprakelijkheidsgrenzen. Voor het tweede lid geldt echter dat in plaats van 200 rekeneenheden van 400 rekeneenheden moet worden uitgegaan.

  • 4 De overeenkomstig artikel 8 berekende aansprakelijkheidsgrens is van toepassing op het totaal van alle vorderingen die voortkomen uit eenzelfde voorval en ingesteld worden tegen de in artikel 1, tweede lid, letter a), genoemde persoon of personen, met betrekking tot het in artikel 8 bedoelde schip en iedere persoon voor wiens handeling, onachtzaamheid of nalatigheid hij of zij aansprakelijk is of zijn.

Artikel 11. Beperking van aansprakelijkheid zonder vorming van een beperkingsfonds

  • 1 De beperking van aansprakelijkheid kan worden ingeroepen ondanks het feit dat er geen beperkingsfonds, zoals bedoeld in artikel 12, is gevormd. Een Staat die partij is bij dit Verdrag, kan echter in zijn nationale wet bepalen dat, wanneer een rechtsvordering wordt ingesteld bij een van zijn gerechten om betaling te verkrijgen van een voor beperking vatbare vordering, een aansprakelijke persoon zich slechts op het recht op beperking van aansprakelijkheid kan beroepen, indien een beperkingsfonds is gevormd overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag of wordt gevormd wanneer het recht op beperking wordt ingeroepen.

  • 2 Indien beperking van aansprakelijkheid wordt ingeroepen zonder de vorming van een beperkingsfonds, zijn de bepalingen van artikel 13 van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK III. HET BEPERKINGSFONDS

Artikel 12. Het beperkingsfonds

  • 1 Iedere persoon die aansprakelijk gehouden wordt, kan een of meer fondsen vormen bij het gerecht of iedere andere bevoegde autoriteit in elke Staat die Partij is bij dit Verdrag waarin een rechtsgeding aanhangig wordt gemaakt met betrekking tot een voor beperking vatbare vordering, of, indien geen rechtsgeding aanhangig wordt gemaakt, bij het gerecht of iedere andere bevoegde autoriteit in elke Staat die Partij is bij dit Verdrag waarin een rechtsgeding aanhangig kan worden gemaakt met betrekking tot een voor beperking vatbare vordering. Ieder fonds moet gevormd worden ten belope van het bedrag van de overeenkomstig de artikelen 6 tot en met 8 en 10 berekende aansprakelijkheidsgrens die van toepassing is op de vorderingen waarvoor de persoon die het fonds vormt, aansprakelijk kan zijn, vermeerderd met de rente daarover te rekenen vanaf de datum van de gebeurtenis die tot de aansprakelijkheid heeft geleid, tot aan de datum waarop het fonds wordt gevormd. Elk aldus gevormd fonds is uitsluitend bestemd voor de voldoening van vorderingen met betrekking waartoe beperking van aansprakelijkheid kan worden ingeroepen.

  • 2 Een fonds kan worden gevormd, hetzij door het storten van de geldsom, hetzij door het stellen van een garantie die aanvaardbaar is volgens de wetgeving van de Staat die Partij is bij dit Verdrag waar het fonds wordt gevormd en die door het gerecht of door iedere andere bevoegde autoriteit voldoende wordt geacht.

Artikel 13. Verdeling van het fonds

  • 2 Indien voor de verdeling van het fonds de aansprakelijke persoon of zijn verzekeraar een vordering op het fonds heeft voldaan, wordt deze persoon gesubrogeerd tot het bedrag dat hij heeft betaald in de rechten die de door hem schadeloos gestelde persoon op grond van dit Verdrag zou hebben gehad.

  • 3 Het recht van subrogatie, bedoeld in het tweede lid, kan ook worden uitgeoefend door andere dan de daarin genoemde personen met betrekking tot elk bedrag aan vergoeding dat zij mochten hebben betaald, maar alleen voor zover die subrogatie volgens de toepasselijke nationale wet geoorloofd is.

  • 4 Wanneer de aansprakelijke persoon of enige andere persoon aantoont dat hij gedwongen zou kunnen worden op een later tijdstip een zodanig bedrag aan vergoeding te betalen ter zake waarvan hij, indien de vergoeding zou zijn betaald voor de verdeling van het fonds, ingevolge het tweede en derde lid bij wege van subrogatie rechten zou hebben verkregen, dan kan het gerecht of ieder andere bevoegde autoriteit van de Staat waar het fonds is gevormd, bevelen dat voorlopig een bedrag terzijde wordt gesteld dat voldoende is om het deze persoon mogelijk te maken op dat latere tijdstip zijn rechten tegen het fonds geldend te maken.

Artikel 14. Gevolgen van de vorming van het fonds

  • 1 Wanneer overeenkomstig artikel 12 een fonds is gevormd, is het een persoon die een vordering tegen het fonds geldend kan maken, niet toegestaan om met betrekking tot deze vordering enig recht uit te oefenen ten aanzien van andere vermogensbestanddelen van een persoon door of namens wie het fonds is gevormd.

  • 2 Na de vorming van een fonds overeenkomstig artikel 12, moet elk schip of moeten andere vermogensbestanddelen van een persoon ten wiens bate het fonds is gevormd waarop binnen het rechtsgebied van een Staat die Partij is bij dit Verdrag, beslag is gelegd ter zake van een vordering die tegen het fonds kan worden ingesteld, of enige gestelde zekerheid worden vrijgegeven op bevel van het gerecht of iedere andere bevoegde autoriteit van die Staat.

  • 3 Het eerste en tweede lid zijn alleen van toepassing, indien de schuldeiser een vordering tegen het fonds kan indienen bij het gerecht dat het fonds beheert en indien het fonds werkelijk beschikbaar en vrij overdraagbaar is met betrekking tot die vordering.

HOOFDSTUK IV. TOEPASSINGSGEBIED

Artikel 15

  • 1 Dit Verdrag is van toepassing op de beperking van de aansprakelijkheid van de scheepseigenaar of van een hulpverlener, wanneer op het tijdstip van de gebeurtenis waaruit de vorderingen zijn voortgekomen:

    • a) het schip op een waterweg voer die op het grondgebied van een Staat die Partij is bij het Verdrag gelegen is,

    • b) hulp is verleend binnen het gebied van een van de bedoelde waterwegen aan een in gevaar verkerend schip of aan de lading van een dergelijk schip, of

    • c) een binnen het gebied van een van de bedoelde waterwegen gezonken, vergaan, gestrand of verlaten schip of de lading van een dergelijk schip vlot gebracht, verwijderd, vernietigd of onschadelijk gemaakt is.

    Dit Verdrag is ook van toepassing op de beperking van aansprakelijkheid van een hulpverlener die vanaf een binnenschip hulp verleent aan een zeeschip dat in het gebied van een van de bedoelde waterwegen in gevaar verkeert of aan de lading van een dergelijk schip.

  • 2 Elke Staat kan op het tijdstip van ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding van of tot dit Verdrag of op enig later tijdstip door middel van een kennisgeving aan de depositaris verklaren dat dit Verdrag niet van toepassing is in het geval dat de in het eerste lid genoemde waterweg:

    Uit de verklaring moet eenduidig blijken op welke waterweg dit Verdrag niet van toepassing is.

  • 3 Elke Staat kan op het tijdstip van ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding van of tot dit Verdrag door middel van een kennisgeving aan de depositaris verklaren dat dit Verdrag gedurende een periode van ten hoogste acht jaar na het van kracht worden van het Verdrag niet van toepassing is op kleine schepen die uitsluitend voor nationaal vervoer worden gebruikt. Een klein schip als bedoeld in de eerste zin is een schip waarvan de maximale lengte van de romp, zonder het roer en de boegspriet, minder is dan 20 meter, met uitzondering van:

    • a) een veerpont,

    • b) een duwbak,

    • c) een schip dat andere dan kleine schepen mag slepen, mag duwen of langszijde vastgemaakt mag medevoeren; of

    • d) een schip dat meer dan twaalf passagiers mag vervoeren.

  • 4 De uitzondering treedt in werking op de eerste dag van de maand na het verstrijken van een periode van drie maanden na ontvangst van de kennisgeving overeenkomstig het tweede lid, of, indien het Verdrag op dit tijdstip nog niet in werking is getreden, op het tijdstip van zijn inwerkingtreding. Indien het schip op het moment van een gebeurtenis waaruit vorderingen voortkomen, op een waterweg voer die uitgezonderd is, is dit Verdrag niet van toepassing. Deze tweede zin geldt niet wanneer de daarin genoemde gebeurtenis zich voordeed op een tijdstip, voordat de uitzondering van kracht werd.

  • 5 Een Staat die een verklaring heeft afgelegd overeenkomstig het tweede lid, kan deze verklaring op ieder moment intrekken door een aan de depositaris gerichte kennisgeving. De intrekking wordt van kracht drie maanden na ontvangst van de kennisgeving of op een in de verklaring genoemde latere datum. De intrekking heeft geen gevolgen voor de beperking van aansprakelijkheid voor vorderingen voortkomend uit gebeurtenissen die zich voor het van kracht worden van de intrekking hebben voorgedaan.

HOOFDSTUK V. SLOTBEPALINGEN

Artikel 16. Ondertekening, bekrachtiging en toetreding

  • 1 Dit Verdrag staat van 27 september 2012 tot en met 26 september 2014 open voor ondertekening door Staten op de zetel van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart te Straatsburg.

  • 2 Elke Staat kan zijn toestemming om door dit Verdrag gebonden te zijn, tot uitdrukking brengen door:

    • a) het zonder voorbehoud van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring te ondertekenen,

    • b) het onder voorbehoud van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring te ondertekenen en daarna te bekrachtigen, aanvaarden of goed te keuren, of

    • c) toetreding.

  • 3 De bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding geschiedt door de nederlegging van een officiële akte bij de Secretaris-Generaal van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart.

Artikel 17. Inwerkingtreding

  • 1 Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de maand na het verstrijken van een periode van een jaar, te rekenen vanaf de datum waarop vier Staten hun akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding hebben nedergelegd, of op de datum waarop het Verdrag van Straatsburg van 1988 inzake de beperking van aansprakelijkheid in de binnenvaart (CLNI) buiten werking treedt, waarbij de laatste gebeurtenis maatgevend is.

  • 2 Voor een Staat, die nadat de voorwaarden voor het in werking treden van dit Verdrag zijn vervuld, een akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding nederlegt, treedt het Verdrag in werking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een periode van drie maanden, te rekenen vanaf de datum waarop die Staat zijn akte heeft nedergelegd. In afwijking van de eerste zin treedt het Verdrag voor deze Staat in werking op de dag van de inwerkingtreding van het Verdrag overeenkomstig het eerste lid, wanneer de akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding drie of meer maanden voor de inwerkingtreding van het Verdrag overeenkomstig het eerste lid werd nedergelegd.

Artikel 18. Voorbehouden

  • 1 Elke Staat kan op het tijdstip van ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding en op elk later tijdstip zich het recht voorbehouden de toepassing van de regels van het Verdrag geheel of gedeeltelijk uit te sluiten ten aanzien van:

    • a) vorderingen voor schade, veroorzaakt door de wijziging van de fysische, chemische of biologische kwaliteit van het water;

    • b) vorderingen bedoeld in artikel 7, voor zover daarop een internationaal verdrag of nationale regelgeving van toepassing is die beperking van aansprakelijkheid uitsluit of hogere aansprakelijkheidsgrenzen dan in dit Verdrag voorzien, vaststelt;

    • c) vorderingen bedoeld in artikel 2, eerste lid, letters d) en e);

    • d) lichters die uitsluitend worden gebruikt voor het overslaan van goederen in havens.

  • 2 Een Staat die van de in het eerste lid, letter b), voorziene mogelijkheid gebruik maakt, moet de depositaris in kennis stellen van de geldende aansprakelijkheidsgrenzen of hem mededelen dat dergelijke aansprakelijkheidsgrenzen niet bestaan.

  • 3 De voorbehouden, waarvan op het tijdstip van ondertekening kennis wordt gegeven, moeten worden bevestigd bij de bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring.

  • 4 Elke Staat die een voorbehoud heeft gemaakt ten aanzien van dit Verdrag kan dit te allen tijde intrekken door middel van een kennisgeving aan de depositaris. Een zodanige intrekking wordt van kracht op de datum van ontvangst van de kennisgeving of op een in de kennisgeving genoemde latere datum.

  • 5 Andere voorbehouden dan voorzien in dit Verdrag zijn niet toelaatbaar.

Artikel 19. Opzegging

  • 1 Dit Verdrag kan worden opgezegd door een Staat die Partij is bij dit Verdrag door middel van een kennisgeving gericht aan de depositaris op ieder tijdstip na afloop van een jaar nadat het Verdrag voor de desbetreffende Staat in werking is getreden.

  • 2 Onverminderd het bepaalde in artikel 20, derde lid, wordt de opzegging van kracht op de eerste dag van de maand na het verstrijken van zes maanden te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de kennisgeving, of zoveel later als in de kennisgeving is vermeld.

Artikel 20. Vereenvoudigde procedure ter wijziging van aansprakelijkheidsgrenzen

  • 1 De depositaris evalueert elke vijf jaar de in de artikelen 6 tot en met 8 en 10 genoemde bedragen, waarbij de eerste evaluatie plaatsvindt op 31 december 2017. Voor de evaluatie wordt uitgegaan van een inflatiefactor, overeenkomend met het cumulatieve inflatiepercentage sinds de datum van de laatste kennisgeving, bedoeld in het tweede lid, die tot een wijziging van de aansprakelijkheidsgrenzen geleid heeft of, in het geval van de eerste evaluatie sinds de datum van inwerkingtreding van het Verdrag. De te gebruiken maat voor het inflatiepercentage om de inflatiefactor te bepalen, is het gewogen gemiddelde van het jaarlijkse percentage van de stijging of daling van de indices van de consumptieprijzen van de staten waarvan de munteenheden het in artikel 9, eerste lid, genoemde bijzondere trekkingsrecht vormen.

  • 2 Indien bij de in het vorige lid bedoelde evaluatie wordt vastgesteld dat de inflatiefactor de tien procent heeft overschreden, geeft de depositaris aan de Verdragsluitende Staten kennis van de op grond van de inflatiefactor gewijzigde bedragen. De gewijzigde bedragen gelden als aangenomen na het verstrijken van een termijn van een jaar vanaf de dag van de kennisgeving, tenzij een derde van de Verdragsluitende Staten de depositaris binnen deze termijn heeft meegedeeld dat zij de wijziging afwijzen.

  • 3 Een wijziging die overeenkomstig het tweede lid als aangenomen kan worden beschouwd, wordt negen maanden na deze aanvaarding van kracht voor elke Staat die op dat tijdstip Partij is bij dit Verdrag, tenzij deze het Verdrag uiterlijk drie maanden voor het van kracht worden van de wijziging overeenkomstig artikel 19, eerste lid, opzegt. De opzegging gaat in wanneer de wijziging van kracht wordt. De wijziging is bindend voor elke Staat die na de aanvaarding van de wijziging partij wordt bij dit Verdrag.

  • 4 Ongeacht het eerste lid van dit artikel is de in het tweede lid van dit artikel bedoelde procedure te allen tijde van toepassing indien een derde van de Verdragsluitende Staten de wens daartoe te kennen geeft en indien de in het eerste lid bedoelde inflatiefactor sinds de vorige evaluatie of sinds de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag hoger is dan vijf procent en geen eerdere evaluatie heeft plaatsgevonden. Latere evaluaties volgens de in het eerste lid van dit artikel beschreven procedure vinden plaats elke vijf jaar vanaf het einde van het vijfde jaar volgend op de datum van de evaluatie die heeft plaatsgevonden overeenkomstig dit lid.

Artikel 21. Depositaris

  • 1 Dit Verdrag wordt nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart; hij is de depositaris van het Verdrag.

  • 2 De depositaris:

    • a) doet gewaarmerkte afschriften van dit Verdrag toekomen aan alle Staten die dit Verdrag hebben ondertekend en aan alle andere Staten die tot dit Verdrag toetreden;

    • b) stelt alle Staten die dit Verdrag hebben ondertekend of daartoe zijn toegetreden in kennis van:

      • i) elke nieuwe ondertekening, elke nederlegging van een akte en de daarbij behorende verklaring en het daarbij gemaakte voorbehoud, alsmede de datum daarvan;

      • ii) de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag;

      • iii) elke opzegging van dit Verdrag en de datum waarop deze van kracht wordt;

      • iv) de datum waarop een wijziging als bedoeld in artikel 20, derde lid, van kracht wordt;

      • v) iedere krachtens een bepaling van dit Verdrag vereiste verklaring.

Artikel 22. Talen

Dit Verdrag is in een enkel oorspronkelijk exemplaar opgesteld in de Duitse, Engelse, Franse en Nederlandse taal, waarbij iedere tekst gelijkelijk authentiek is.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden na hun volmachten te hebben overgelegd, hun handtekening onder dit Verdrag hebben gezet.

GEDAAN te Straatsburg op 27 september 2012.

Naar boven