Het Belgisch grondgebied zal zamengesteld zijn uit de provincien:
-
Zuid-Braband,
-
Luik,
-
Namen,
-
Henegouwen,
-
West-Vlaanderen,
-
Oost-Vlaanderen,
-
Antwerpen, en
-
Limburg;
zoodanig als dezelve behoord hebben tot het, in 1815 gevestigde Koningrijk der Nederlanden,
met uitzondering van de districten der provincie Limburg, aangewezen in artikel IV.
Het Belgisch grondgebied zal bovendien bevatten dat gedeelte van het Groot-Hertogdom
Luxemburg, hetwelk in artikel II wordt aangeduid.
Zijne Majesteit den Koning der Nederlanden, Groot-Hertog van Luxemburg, stemt er in
toe, dat in het Groot-Hertogdom Luxemburg, de grenzen van het Belgisch grondgebied
zoodanig zullen zijn, als dezelve hieronder zullen omschreven worden.
Te beginnen van de Fransche grenzen af, tusschen Rodange, hetwelk aan het Groot-Hertogdom Luxemburg zal blijven, en Athus het welk aan Belgie zal behooren, zal er, volgens de hierbij gevoegde kaart, eene
lijn getrokken worden, welke den weg van Arlon naar Longwij, de stad Arlon met haar gebied, en den weg van Arlon naar Bastogne aan Belgie latende, tusschen Messancy, hetwelk op Belgisch grondgebied zal liggen, en Clomancy, hetwelk aan het Groot-Hertogdom Luxemburg zal verblijven, op Steinfort zal aanloopen, welke plaats insgelijks aan het Groot-Hertogdom zal verblijven; van
Steinfort zal deze lijn in de rigting van Eischen, Hecbus, Guirsch, Ober-Pallen, Grende, Nothomb, Parette en Perlé, tot aan Martelange verlengd worden; moetende Hecbus, Guirsch, Grende, Nothomb, en Parette aan Belgie, en Eischen, Ober-Pallen, Perlé en Martelange aan het Groot-Hertogdom behooren; van Martelange zal gezegde lijn den loop der Sure, welker dalweg de grensscheiding tusschen de beide Staten zal uitmaken, afwaarts
volgen, tot tegen over Tintange, van waar dezelve in de regtst mogelijke rigting tot aan de tegenwoordige grens van
het arrondissement van Diekirch verlengd worden en doorgaan zal tusschen Surret, Harlange, Tarchamps, die zij aan het Groot-Hertogdom Luxemburg zal laten, en Honville, Livarchamps en Loutremange, welke tot het Belgisch grondgebied zullen behooren; vervolgens in de omstreken van
Doncols en Soulez, welke aan het Groot-Hertogdom zullen verblijven, de tegenwoordige grens van het
arrondissement van Diekirch bereikende, zal de bedoelde lijn de gezegde grens volgen tot aan die van het Pruissisch
grondgebied. Al het grondgebied, alle de steden, plaatsen en oorden, ten westen van
deze lijn gelegen, zullen aan Belgie behooren, en al het grondgebied, alle de steden,
plaatsen en oorden, ten oosten van diezelfde lijn gelegen, zullen bij voortduring
aan het Groot-Hertogdom Luxemburg blijven toebehooren.
Het is de bedoeling, dat de commissarissen voor de grensscheiding, waarvan in artikel
VI wordt melding gemaakt, deze lijn trekkende, en zich zoo veel mogelijk gedragende
aan de omschrijving, welke hierboven daarvan gemaakt is, alsmede aan de aanwijzingen
op de kaart, welke ter meerdere duidelijkheid, bij het tegenwoordig artikel gevoegd
is, zoo wel op de plaatselijke gesteldheid als op het gerijf, hetwelk aan beide zijden
daaruit zal kunnen voortvloeijen, acht zullen slaan.
Voor het gebied, bij het vorig artikel afgestaan, zal aan Zijne Majesteit den Koning
der Nederlanden, Groot-Hertog van Luxemburg eene schadeloosstelling in grondgebied,
in de provincie Limburg worden aangewezen.
Ter uitvoering van dat gedeelte van artikel I, hetwelk betrekking heeft op de provincie
Limburg, en ten gevolge van den afstand van grondgebied, dien Zijne Majesteit de Koning
der Nederlanden, Groot-Hertog van Luxemburg, in artikel II doet, zal gezegde Zijne
Majesteit, het zij in deszelfs hoedanigheid als Groot-Hertog van Luxemburg, het zij
om met Holland vereenigd te worden, de landstreken bezitten, waarvan de grenzen hieronder
worden aangewezen:
-
1°.
Op den regter oever der Maas Bij de voormalige Hollandsche enclaves op gezegden oever in de provincie Limburg,
zullen gevoegd worden de districten dier zelfde provincie op denzelfden oever, welke
in 1790 niet aan de Staten-Generaal toebehoorden, in dier voege, dat het gedeelte
der tegenwoordige provincie Limburg, hetwelk op den regter oever der Maas gelegen,
en tusschen deze rivier ten westen, de grenzen van het Pruissisch grondgebied ten
oosten, de tegenwoordige grens der provincie Luik ten zuiden, en Hollandsch Gelderland
ten noorden begrepen is, voortaan geheel en al aan Zijne Majesteit den Koning der
Nederlanden zal toebehooren, het zij in deszelfs hoedanigheid als Groot-Hertog van
Luxemburg, het zij om met Holland vereenigd te worden.
-
2°.
Op den linker oever der Maas: te beginnen van het zuidelijkste punt der Hollandsche provincie Noord-Braband, zal
er, volgens de hierbij gevoegde kaart, eene lijn getrokken worden, welke, boven Wessem, tusschen deze plaats en Stevenswaardt op de Maas zal uitloopen, ter plaatse alwaar zich op den linker Maas oever de grenzen
der tegenwoordige arrondissementen van Roermonde en Maastricht aanraken; in dier voege, dat Bergerot, Stamproy, Neer-Itteren, Ittervoort en Thorn met derzelver gebied, gelijk mede alle de andere plaatsen ten noorden van deze lijn
gelegen, een deel van het Hollandsche grondgebied zullen uitmaken.
De voormalige Hollandsche enclaves in de provincie Limburg op den linker Maas oever
zullen aan Belgie toebehooren, met uitzondering van de stad Maastricht, welke met
een gebied van 1200 vademen in de doorsnede, te rekenen van het uitwendig glacis der
vesting op gezegden oever van die rivier, bij voortduring in volle souvereiniteit
in eigendom door Zijne Majesteit den Koning der Nederlanden zal worden bezeten.
Zijne Majesteit de Koning der Nederlanden, Groot-Hertog van Luxemburg, zal zich met
het Duitsche Bondgenootschap en de agnaten van het Huis van Nassau verstaan over de
toepassing der in de artikelen III en IV vervatte bepalingen, alsmede over alle de
schikkingen, die gezegde artikelen, hetzij met de bovengenoemde agnaten van het Huis
van Nassau, hetzij met het Duitsche Bondgenootschap, noodzakelijk zouden kunnen maken.
Ten gevolge van de hiervoren vastgestelde schikkingen over het grondgebied, doet elke
der beide partijen wederkeerig voor altijd afstand van alle aanspraak op het grondgebied,
alle de steden, plaatsen en oorden, gelegen binnen de grenzen der bezittingen van
de andere partij, zoodanig als deze in de artikelen I, II en IV omschreven zijn.
De bedoelde grenzen zullen, in overeenkomst met diezelfde artikelen, door Belgische
en Hollandsche commissarissen voor de grensscheiding getrokken worden, die zoo spoedig
mogelijk binnen de stad Maastricht zullen bijeenkomen.
Belgie zal binnen de in de artikelen I, II en IV aangewezen grenzen eenen onafhankelijken
en voortdurend onzijdigen Staat uitmaken. Het zal gehouden zijn dezelfde onzijdigheid
jegens alle de andere Staten in acht te nemen.
De waterloozing voor Vlaanderen zal tusschen Holland en Belgie geregeld worden in
overeenkomst met de bepalingen, te dien aanzien in artikel VI van het definitief verdrag
vastgesteld, dat den 8sten November 1785 tusschen Zijne Majesteit den Keizer van Duitschland
en de Staten Generaal gesloten is. In overeenkomst met dat artikel zullen wederzijds
benoemde commissarissen zich over de toepassing der daarbij gemaakte beschikkingen
verstaan.
-
Par. 1 De bepalingen der artikelen CVIII tot en met CXVII van de Algemene Akte van het Congres
van Wenen betreffende de vrije scheepvaart op de stromen en bevaarbare rivieren zullen
toepasselijk worden gemaakt op de stromen en bevaarbare rivieren, die het Belgische
grondgebied en het Hollandse grondgebied scheiden of gelijkelijk doorlopen.
-
Par. 2 Wat meer bijzonder de scheepvaart op de Schelde en haar monden betreft, is overeengekomen,
dat zowel het loodswezen en de betonning als het onderhoud der zeegaten van de Schelde
beneden Antwerpen aan een gemeenschappelijk toezicht zullen worden onderworpen en
dat dit gemeenschappelijk toezicht door wederzijds daartoe benoemde commissarissen
zal worden uitgeoefend. In gemeenschappelijk overleg zullen gematigde loodsgelden
worden vastgesteld en deze gelden zullen voor de schepen van alle naties dezelfde
zijn.
Intussen en tot de vaststelling dier rechten zullen geen hogere loodsgelden kunnen
worden geheven dan die, welke bij het tarief van 1829 voor de monden van de Maas van de volle zee tot aan Hellevoet en van Hellevoet tot
aan Rotterdam zijn vastgesteld, naar evenredigheid van de afstanden. Het zal aan de
keus van elk schip staan, dat zich langs de Schelde uit volle zee naar België of van
België naar volle zee begeeft, om zodanige loods te nemen als het zal wensen en het
zal dienovereenkomstig aan beide landen vrijstaan, langs de gehele loop der Schelde
en aan haar mond de diensten voor het loodswezen te vestigen, die voor het verschaffen
der loodsen noodzakelijk geacht zullen worden. Al wat op die instellingen betrekking
heeft, zal bij het in overeenstemming met de hierna volgende par. 6 vast te stellen
reglement worden bepaald. De dienst dezer instellingen zal onder het gemeenschappelijk
toezicht staan, waarvan in het begin dezer paragraaf melding is gemaakt. De beide
Regeringen verbinden zich, ieder voor haar gedeelte der rivier, de bevaarbare zeegaten
van de Schelde en van haar monden in goede staat te behouden en daar de nodige tonnen
en boeien te plaatsen en te onderhouden.
-
Par. 3 Er zal door de Nederlandse Regering op de vaart op de Schelde en haar monden een
enig recht van f 1,50 per ton worden geheven, te weten f 1,12 van de schepen die,
uit volle zee komende, de Wester-Schelde zullen opvaren om zich langs de Schelde of
door het kanaal van Terneuzen naar België te begeven; en van f 0,38 per ton van de
schepen die, langs de Schelde of door het kanaal van Terneuzen uit België komende,
de Wester-Schelde zullen afvaren om zich naar volle zee te begeven. En opdat de genoemde
schepen niet aan enig onderzoek, noch aan enige vertraging of enigerlei belemmering
op de Hollandse reden onderworpen kunnen worden, hetzij zij uit volle zee de Schelde
opvaren, hetzij zij de Schelde afkomen om zich naar volle zee te begeven, is overeengekomen,
dat de heffing van het bovenvermelde recht door de Nederlandse Agenten te Antwerpen
en te Terneuzen zal plaats hebben. Evenzo zullen de schepen, die uit volle zee aankomen
om zich langs de Wester-Schelde naar Antwerpen te begeven en komen van plaatsen, welke
met betrekking tot de gezondheidstoestand verdacht zijn, de reis zonder belemmering
of vertraging, vergezeld van een gezondheidswacht, mogen voortzetten en zich zo naar
de plaats hunner bestemming mogen begeven. De schepen, die zich van Antwerpen naar
Terneuzen en vice versa begeven of op de rivier zelf de kustvaart of de visvangst
bedrijven (zoals de uitoefening van deze laatste ingevolge de hierna volgende par.
6 zal worden geregeld), zullen aan generlei recht onderworpen zijn.
-
Par. 4 De tak der Schelde, die de Ooster-Schelde heet en die bij de tegenwoordige plaatselijke
gesteldheid niet tot de vaart uit volle zee naar Antwerpen en naar Terneuzen en vice
versa maar voor de vaart tussen Antwerpen en de Rijn gebruikt wordt, zal langs zijn
gehele loop met geen hogere rechten of tolgelden kunnen worden bezwaard dan die, welke
volgens de tarieven van Mainz van de 31ste maart 1831 op de vaart van Gorinchem tot
aan de volle zee worden geheven, naar evenredigheid van de afstanden.
-
Par. 5 Insgelijks is overeengekomen, dat de scheepvaart op de binnenwateren tussen de Schelde
en de Rijn om van Antwerpen naar de Rijn te komen en vice versa, wederkerig vrij zal
blijven en slechts aan gematigde tolgelden zal worden onderworpen, die voor de handel
van beide landen dezelfde zullen zijn.
-
Par. 6 Commissarissen van beide zijden zullen binnen de tijd van een maand te Antwerpen
bijeenkomen, zowel om het bedrag dier tolgelden bepaaldelijk en op een blijvende voet
vast te stellen, als om nopens een algemeen reglement tot uitvoering der bepalingen
van dit artikel overeen te komen, en om daarbij de uitoefening van het recht der visserij
en van de vishandel over de gehele uitgestrektheid der Schelde, op de voet van volkomen
wederkerigheid en gelijkheid ten behoeve van de onderdanen van beide landen, in te
begrijpen.
-
Par. 7 Intussen en tot de vaststelling van het genoemde reglement zal de vaart op de Maas
en haar takken geheel vrij blijven voor de handel van beide landen, welke voorlopig
daarvoor zullen aannemen de tarieven der overeenkomst nopens de vrije scheepvaart
op de Rijn, de 31ste maart 1831 te Mainz ondertekend, alsmede de andere bepalingen
dier overeenkomst, voorzover zij op de genoemde rivier toepasselijk kunnen worden
gemaakt.
-
Par. 8 Indien natuurlijke gebeurtenissen of werken van kunst de in dit artikel aangewezen
wegen voor de scheepvaart voor het vervolg onbruikbaar mochten maken, zal de Nederlandse
Regering aan de Belgische scheepvaart, ter vervanging der genoemde, onbruikbaar geworden
wegen voor de scheepvaart, andere wegen die even veilig en even goed en gemakkelijk
zijn, aanwijzen.
Het gebruik der kanalen, die te gelijk de beide landen doorsnijden, zal bij voortduring
vrij en aan de ingezetenen daarvan gemeen zijn.
Het is de bedoeling, dat zij wederkeerig en op dezelfde voorwaarden daarvan genot
zullen hebben, en dat van weerzijden slechts gematigde regten voor de vaart op die
kanalen zullen worden geheven.
De handels-gemeenschap door de steden Maastricht en Sittard zal geheel vrij blijven,
en onder geenerlei voorwendsel belemmerd kunnen worden.
Het gebruik der wegen die deze beide steden doorloopen, en naar de grenzen van Duitschland
geleiden, zal slechts aan de betaling van een matig tolgeld voor het onderhoud dier
wegen onderworpen zijn, op zoodanig eene wijze, dat de transito-handel aldaar geenerlei
hinderpaal kunne ondervinden, en dat die wegen door middel der bovengemelde tolgelden
in eenen goeden, en dien handel gerijvenden staat onderhouden worden.
In geval er in Belgie een nieuwe weg mogt zijn aangelegd, of een nieuw kanaal zijn
gegraven, tegen over het Hollandsch kanton Sittard, aan de Maas uitkomende, zoude
het aan Belgie vrijstaan, om aan Holland te vragen, hetwelk zulks in deze veronderstelling
niet zoude weigeren, dat gezegde weg of gezegde vaart, in overeenkomst met hetzelfde
plan, geheel en al op kosten en voor rekening van Belgie, door het kanton Sittard
heen, tot aan de grenzen van Duitschland, verlengd wierden. Deze weg of dit kanaal,
die alleen tot het onderhouden van handelsgemeenschap zouden kunnen dienen, zouden,
ter keuze van Holland aangelegd worden, hetzij door ingenieurs en werklieden, welke
Belgie gematigd zoude worden daarvoor in het kanton Sittard te gebruiken, hetzij door
ingenieurs en werklieden, die Holland zoude leveren, en die op kosten van Belgie de
bepaalde werken zouden aanleggen, alles zonder eenig bezwaar voor Holland, en zonder
benadeeling der uitsluitende regten van souvereiniteit op het grondgebied, hetwelk
de bedoelde weg of kanaal zoude doorsnijden.
De beide partijen zouden met gemeen overleg het bedrag en de wijze van heffing der
regten en tolgelden regelen, die op zoodanigen weg of kanaal zouden worden geheven.
-
§ 1 Te rekenen van den 1sten Januarij 1839, zal Belgie, uit hoofde der verdeeling van
de openbare schulden van het Koningrijk der Nederlanden, met eene som van vijf millioen
Nederlandsche guldens aan jaarlijksche renten belast blijven, waarvan de kapitalen
van het debet der Amsterdamschen Grootboeks of van het debet der Algemeene Rijks kas
van het Koningrijk der Nederlanden, op het debet van het Belgische Grootboek zullen
worden overgebragt.
-
§ 2 De kapitalen en renten, die ten gevolge der voorgaande paragraaf tot een gezamenlijk
bedrag van vijf millioen Nederlandsche guldens aan jaarlijksche renten op het debet
van het Belgische Grootboek zullen worden overgebragt en ingeschreven, zullen geacht
worden een gedeelte der Nationale Belgische schuld uit te maken; en Belgie verbindt
zich, om noch voor het tegenwoordige, noch voor de toekomst, eenig onderscheid te
maken tusschen dat gedeelte zijner openbare schuld, hetwelk uit zijne vereeniging
met Holland voortvloeit, en alle andere reeds gemaakte of nog te maken Nationale Belgische
schuld.
-
§ 3 De afbetaling der hierboven vermelde som van 5,000,000 Nederlandsche guldens aan jaarlijksche
renten, zal regelmatig van half jaar tot half jaar, het zij te Brussel, het zij te
Antwerpen, in gereed geld plaats hebben, zonder eenige korting, van welken aard die
ook mogt zijn, noch voor het tegenwoordige noch voor de toekomst.
-
§ 4 Door middel van de vestiging der gezegde som van 5,000,000 guldens aan jaarlijksche
renten, zal Belgie van alle verpligting jegens Holland, uit hoofde der verdeeling
van de openbare schuld van het Koningrijk der Nederlanden ontlast zijn.
-
§ 5 Wederzijdsch benoemde Commissarissen zullen, binnen een tijdsverloop van veertien
dagen, in de stad Utrecht bijeenkomen, ten einde zich met de overdragt der kapitalen
en renten bezig te houden, die, uit hoofde van de verdeeling der openbare schulden
van het Koningrijk der Nederlanden, tot een bedrag van 5,000,000 guldens aan jaarlijksche
renten ten laste van Belgie moeten komen. Zij zullen zich insgelijks bezig houden
met de uitlevering van alle archiven, kaarten, plans en papieren, van welken aard
ook, die aan Belgie toebehooren, of deszelfs beheer betreffen.
De haven van Antwerpen, zal, in overeenkomst met de bepalingen van artikel XV van
het verdrag van Parijs van den 30sten Mei 1814, bij voortduring alleen eene handelshaven
blijven.
De werken van openbaar of bijzonder nut, zoo als vaarten, wegen of andere van soortgelijken
aard, die geheel of gedeeltelijk op kosten van het Koningrijk der Nederlanden aangelegd
zijn, zullen met de daaraan verknochte baten en lasten aan het land toebehooren, waarin
zij gelegen zijn.
Het blijft de bedoeling, dat de kapitalen, die voor het aanleggen dezer werken opgenomen,
en daarop bepaaldelijk gevestigd zijn, onder de voorzegde lasten zullen worden begrepen,
voor zoo verre zij nog niet afgelost zijn, en zonder dat de reeds gedane aflossingen
aanleiding tot verevening kunnen geven.
Het beslag hetwelk in Belgie, gedurende de onlusten, om staatkundige redenen, op eenige
patrimonieele goederen en domeinen gelegd mogt zijn, zal zonder de minste vertraging
worden opgeheven, en het genot der gezegde goederen en domeinen zal onmiddelijk aan
de wettige eigenaars worden teruggegeven.
De ingezetenen en eigenaars in de beide landen, waarvan de afscheiding ingevolge de
tegenwoordige artikelen plaats heeft, zullen, indien zij hunne woonplaats van het
eene land naar het andere overbrengen willen, de vrijheid bezitten, om gedurende twee
jaren over hunne roerende en onroerende goederen, van welken aard die ook mogen zijn,
te beschikken, die te verkoopen, en de opbrengst van dien verkoop, het zij in gereed
geld, hetzij in andere waarden, over te brengen, zonder daarin belemmering te ontmoeten
of andere regten te betalen, dan de zoodanige, welke thans in de beide landen in werking
zijn voor den overgang, en de overdragt van goederen.
Het is de bedoeling dat voor het tegenwoordige en het toekomstige afstand gedaan wordt
van het heffen van eenig albinatus en detractus regt ten aanzien van de personen en
goederen der Hollanders in Belgie en der Belgen in Holland.
De hoedanigheid van gemengde onderdanen, voor zoo ver de eigendommen betreft, zal
erkend en gehandhaafd worden.
De bepalingen der artikelen XI tot XXI ingesloten, van het verdrag, hetwelk den 3den
Mei 1815 tusschen Oostenrijk en Rusland gesloten is, en een wezenlijk deel uitmaakt
van de algemeene acte van het Congres van Weenen, welke bepalingen betrekking hebben
tot de eigenaars van goederen in beide de Staten, tot de keuze van domicilie, welke
zijn verpligt zijn te doen, tot de regten, welke zij als onderdanen van den eenen
of den anderen Staat zullen uitoefenen, en tot de betrekkingen van nabuurschap in
de eigendommen, welke door de grenzen doorsneden worden, zullen worden toegepast op
de eigenaars en op de eigendommen, die zich in Holland, in het Groot-Hertogdom Luxemburg
of in Belgie, in de gevallen zullen bevinden, voorzien bij de voormelde bepalingen
der Weener Congres-acten. — Het is de bedoeling dat de delfstoffelijke voortbrengselen
begrepen zijn onder de voortbrengselen van den grond, die in artikel 20 van het boven
aangehaald verdrag van den 3den Mei 1815 worden vermeld. Daar, van nu af aan, de albinatus
en detractusregten tusschen Holland, het Groot-Hertogdom Luxemburg en Belgie afgeschaft
zijn, zoo is het de bedoeling, dat de zoodanige der bovenvermelde bepalingen, welke
op de albinatus en detractusregten betrekking mogten hebben, gerekend zullen worden
in de drie landen nietig en zonder kracht te zijn.
In de gewesten, welke van heerschappij veranderen, zal niemand uit eenigerlei hoofde
van regtstreeksche of middelijke deelneming op wat wijze ook aan de staatkundige gebeurtenissen,
vervolgd of verontrust kunnen worden.
De pensioenen, wachtgelden en tractementen van non-activiteit en reforme, zullen in
het vervolg van weerszijden, aan alle titularissen zoo burgerlijke als militaire uitbetaald
worden, die daarop, in overeenkomst met de wetten, vóór den 1sten November 1830 in
werking geweest, regt hebben.
Men is overeengekomen, dat de bovengemelde pensioenen en tractementen der regt hebbenden,
die geboren zijn op het grondgebied, hetwelk thans Belgie uitmaakt, ten laste van
de Belgische schatkist zullen blijven, en de pensioenen en tractementen der regthebbenden,
welke geboren zijn op het grondgebied, hetwelk thans het Koningrijk der Nederlanden
vormt, ten laste der Nederlandsche schatkist.
Alle de vorderingen der Belgische onderdanen ten laste van bijzondere instellingen,
zoo als weduwen-fondsen en fondsen bekend onder de namen van leges-fondsen en burgerlijke-
en militair-pensioen-fondsen zullen door de, in artikel XIII vermelde gemengde commissie
onderzocht en beslist worden overeenkomstig den inhoud der reglementen van die fondsen
of kassen.
De gestorte borgtogten, gelijk mede de stortingen, door Belgische rekenpligtigen
gedaan, de geregtelijke depôts, en de geconsigneerde gelden zullen insgelijks aan
de daarop regthebbenden, op vertoon hunner bescheiden, teruggegeven worden.
Indien Belgische onderdanen, uit hoofde der verevening van den zoogenaamden franschen achterstand, nog regten van inschrijving hadden te doen gelden, zullen de vorderingen deswege
insgelijks door de gezegde commissie onderzocht en verëvend worden.
De vonnissen in burgerlijke of handelszaken gewezen, de acten van den burgelijken
stand, en de acten voor een notaris of ander openbaar ambtenaar verleden tijdens het
Belgisch beheer, in die gedeelten van Limburg en van het Groot-Hertogdom Luxemburg,
welke weder in het bezit van Zijne Majesteit den Koning der Nederlanden, Groot-Hertog
van Luxemburg, zullen worden gesteld, zullen in derzelver kracht en werking worden
gehandhaafd.
Onmiddelijk na de uitwisseling der bekrachtigingen van het tusschen de beide partijen
tot stand te brengen verdrag, zullen de noodige bevelen aan de bevelhebbers der wederzijdsche
krijgsbenden worden toegezonden, om het grondgebied, de steden, plaatsen en oorden
te ontruimen, die van heerschappij veranderen. De burgerlijke overheden zullen tevens
te gelijker tijd de noodige bevelen ontvangen, om dat grondgebied, die steden, plaatsen
en oorden aan de van weerszijden daartoe te benoemen commissarissen over te geven.
Deze ontruiming en deze overgave zullen in dier voege plaats hebben, dat zij binnen
den tijd van veertien dagen, of, zoo mogelijk vroeger, afgeloopen kunnen zijn.
Ten gevolge der bepalingen van het tegenwoordig tractaat, zal er vrede en vriendschap
zijn tusschen Zijne Majesteit den Koning der Nederlanden, Groot-Hertog van Luxemburg
ter eenre, en Zijne Majesteit den Koning der Belgen ter andere zijde, tusschen hunne
respectieve erfgenamen, opvolgers, staten en onderdanen.
Het tegenwoordig tractaat zal geratificeerd, en de ratificatien zullen uitgewisseld
worden te Londen, binnen zes weken of vroeger, zoo zulks mogelijk is.
Deze uitwisseling zal plaats hebben gelijktijdig met die der ratificatien van het
op heden, tusschen Zijne Majesteit den Koning der Nederlanden, Groot-Hertog van Luxemburg,
en Hunne Majesteiten den Keizer van Oostenrijk, Koning van Hongarije en Boheme, den
Koning der Franschen, de Koningin van het vereenigd Koningrijk van Groot-Brittannie
en Ierland, den Koning van Pruissen, en den Keizer aller Russen gesloten verdrag.