Behalve in de hieronder voorziene gevallen, zal, na de uitvoering der in de artikelen
2 en 3 genoemde werken, het kanaal tusschen Gent en Terneuzen slechts uit één pand
bestaan.
Met wijziging van artikel 4 der overeenkomst van den 31sten October 1879, wordt het
kanaalpeil tusschen Gent en Sas van Gent en tusschen Sas van Gent en Terneuzen, vastgesteld
te Sas van Gent op 6,55 M. boven de slagdorpels der bestaande Oostsluis te Sas van
Gent.
Het tegenwoordig peil van het kanaal beneden Sas van Gent zal niet verhoogd worden
dan na de bedijking van de gronden van Sluiskil bedoeld in art. 2 van deze overeenkomst.
In den regel zullen de sluizen te Sas van Gent, met inbegrip van de beide sluishoofden,
bedoeld in art. 3, lit. c, dezer overeenkomst, geopend blijven.
Echter zullen zij worden gesloten:
-
a. wanneer de waterspiegel van het kanaal tusschen Sas van Gent en Terneuzen tijdelijk
verlaagd wordt;
-
b. wanneer ten behoeve van den afvoer van opperwater de sluisdeuren te Terneuzen geopend
moeten worden;
-
c. wanneer de waterpeilspiegel van het kanaal aan de peilschaal te Sas van Gent 0,10
M. of meer boven het hiervoor vastgestelde peil rijst;
-
d. wanneer de sluiting noodig zal zijn om verontreiniging van het water tusschen Sas
van Gent en Terneuzen te beletten;
-
e. in al die gevallen, waarin de sluiting door de Nederlandsche kanaaldirectie tot behartiging
van Nederlandsche belangen noodig wordt geoordeeld.
Telkenmale dat de Nederlandsche kanaaldirectie oordeelt, dat er termen bestaan, om
de sluizen te Sas van Gent te sluiten, zal zij daarvan onmiddellijk aan de Belgische
kanaaldirectie kennis geven.
Zoolang de sluizen te Sas van Gent gesloten zijn, zullen de schuttingen aldaar zoo
spoedig als met de beschikbare middelen mogelijk is, verricht worden.
Op grond van art. 21 van het verdrag van 5 November 1842 en van het tweede lid van
art. 3 der overeenkomst van den 31sten October 1879, in verband met het daartoe door
de Belgische Regeering gedaan verzoek, verbindt de Nederlandsche Regeering zich om
de gronden van Sluiskil volgens een door beide Regeeringen goed te keuren ontwerp
te doen bedijken.
De Nederlandsche Regeering verbindt zich bovendien:
-
a. Om bewesten Terneuzen eene sluis te bouwen met eene voorhaven naar de Schelde en eene
verbinding met het kanaal, alsmede de uitwaterings- en inundatiemiddelen, die door
de Nederlandsche Regeering, met het oog op de verdediging der vesting Terneuzen, of
als gevolg van de aan het kanaal aan te brengen veranderingen, zullen worden gevorderd.
Over de verbinding van de sluis met het kanaal zal eene draaibrug worden gebouwd,
waarvan de plaats door de Nederlandsche Regeering zal worden vastgesteld.
De schutkolk der sluis zal tusschen de sluishoofden eene lengte van 140 M. verkrijgen,
en de wijdte der sluis in den dag zal 15,75 M. bedragen.
De bovenslagdorpel zal liggen op 1,10 M. en de benedenslagdorpel op minstens 2,12
M. en op hoogstens 2.73 M. beneden de slagdorpels der bestaande Oostsluis te Sas van
Gent.
De Belgische Regeering zal tusschen de aangegeven grenzen het peil van den benedenslagdorpel
bepalen.
Zij zal de inrichting van middelen tot mechanische beweging van de nieuwe werken te
Terneuzen, alsmede de verlichting daarvan, door middel van electriciteit, kunnen verzoeken.
-
b. Om te Sluiskil, ter vervanging van de bestaande, eene nieuwe draaibrug te bouwen en
er eene wisselplaats voor schepen in te richten.
-
c. Om te Sas van Gent een nieuwen kanaalarm te graven en daarin te bouwen twee sluishoofden,
wijd in den dag 21 M., op een onderlingen afstand van 140 M.; de slagdorpels zullen
even diep worden gelegd als de bovenslagdorpel der nieuwe sluis te Terneuzen. Over
dezen kanaalarm zal in den weg van Sas van Gent naar Westdorpe eene draaibrug worden
gebouwd.
-
d. Om aan alle bruggen, die krachtens deze overeenkomst over het kanaal van Gent naar
Terneuzen worden gebouwd, eene doorvaartwijdte van 21 M. te geven en hun dek zoo hoog
te plaatsen als met het oog op de plaatselijke toestanden moge lijk is.
Alle te bouwen bruggen zullen door kunstwegen behoorlijk met de bestaande wegen worden
verbonden.
-
e. Om het kanaal te verdiepen tot 1,50 M. beneden de slagdorpels der bestaande Oostsluis
te Sas van Gent
-
f. Om aan de voorhaven naar de Schelde, over eene oppervlakte van ongeveer 7 hectaren,
eene diepte te geven van 5 M. beneden laatstgenoemde slagdorpels.
-
g. Om aan de bochten van het kanaal een straal van ten minste 1000 M. te geven, behalve
daar, waar eene bocht met kleiner straal voor eene gemakkelijke vaart niet hinderlijk
zal zijn.
-
h. Om aan al de rechte kanaalvakken van de Nederlandsch-Belgische grens langs den te
graven kanaalarm te Sas van Gent tot aan de te Terneuzen te bouwen sluis, eene doorsnede
te geven van 350 M2. beneden den waterspiegel.
-
i. Om den bodem van het kanaal in de bochten eene verbreeding te geven volgens de formule
4 (R—√R2—l2), waarin R voorstelt den straal der bocht, uitgedrukt in meters, en l gelijk is aan 60.
-
j. Om overal waar de doorsnede van het kanaal beneden den waterspiegel op 350 of meer
M2. zal worden gebracht, de kanaalboorden op Nederlandsch grondgebied kunstmatig te
verdedigen.
Het dwarsprofiel, dat, met wijziging van hetgeen bepaald is in artikel 2 van de overeenkomst
van 31 October 1879, het kanaal op Nederlandsch grondgebied zal verkrijgen, evenals
de wijze van kunstmatige verdediging der kanaalboorden, zal door de Nederlandsche
Regeering, onder voorbehoud van goedkeuring door de Belgische Regeering, worden bepaald.
-
k. Om over het zijkanaal naar de Passluis eene nieuwe draaibrug van 7 M. door vaartwijdte
te bouwen.
-
l. Om verder alle bijkomende werken te maken, welke gedurende de uitvoering van bovengenoemde
werken zullen blijken noodig te zijn, alsmede die werken die ten doel zouden hebben
om de bezwaren, voor de scheepvaart aan den afvoer van opper water te Terneuzen verbonden,
zooveel mogelijk op te heffen.
Na de voltooiing der in artikel 3 genoemde werken, zullen die maximum-snelheden, welke
in artikel 8 van het bijzonder reglement van politie voor het Nederlandsch gedeelte
van het kanaal van Gent naar Terneuzen (Koninklijk besluit van 9 Juli 1892, Staatsblad n°. 176) op minder dan 200 M. zijn vastgesteld, worden vermeerderd.
Echter zal die vermeerdering de verdedigingswerken der kanaalboorden niet in gevaar
mogen brengen; zij zal, na overleg met de Belgische Regeering, door de Nederlandsche
Regeering proefondervindelijk worden bepaald.
Tot verbetering van de doorsnijding van het kanaal te Sluiskil met den spoorweg van
Gent naar Terneuzen, verbindt de Nederlandsche Regeering zich om gebruik te maken
van de bevoegdheid die haar is toegekend bij artikel 4 van de wet van den 9den April
1875 (Saatsbtlad n°. 67).
De kosten der uit dien hoofde uit te voeren werken, alsmede de schadevergoeding en
de kosten die uit de toepassing van gezegd artikel 4 zullen voortvloeien, zullen tot
het door de Nederlandsche Regeering te bepalen bedrag ten laste van de Belgische Regeering
komen.
Met wijziging van artikel 3 der overeenkomst van den 31sten October 1879 wordt het
jaagpad aan de oostzijde van het kanaal, tusschen de brug te Sluiskil en Terneuzen,
opgeheven.
Alle werken genoemd in de artikelen 2 en 3, alsmede die bedoeld in artikel 5, zullen
worden uitgevoerd zonder de scheepvaart te stremmen en zooveel mogelijk zonder den
waterspiegel van het kanaal te verlagen.
De Nederlandsche Regeering zal de teekeningen, begrootingen en bestekken doen opmaken
van de werken welke op haar grondgebied moeten worden uitgevoerd.
Zij zal uiterlijk negen maanden na de dagteekening van de bekrachtiging dezer overeenkomst
aan de goedkeuring der Belgische Regeering onderwerpen de voorloopige ontwerpen dier
werken, het plan van onteigening en een programma, aanduidende de volgorde, waarin
de werken zullen worden aanbesteed.
Zoodra de Belgische Regeering de voorloopige ontwerpen, het plan van onteigening en
bedoeld programma zal hebben goedgekeurd, zal de Nederlandsche Regeering de noodige
maatregelen nemen tot onteigening der voor de uitvoering der werken benoodigde gronden,
alsmede voor het opmaken der volledige ontwerpen en bestekken der werken die achtereenvolgens
aan de goedkeuring der Belgische Regeering zullen worden onderworpen.
Na de goedkeuring der volledige ontwerpen en bestekken door de Belgische Regeering,
zal de Nederlandsche Regeering tot de aanbesteding der werken overgaan binnen twee
maanden nadat zij hiertoe door de Belgische Regeering is uitgenoodigd, althans voor
zoover de onteigening der gronden genoegzaam is gevorderd.
De aanbesteding der werken zal plaats hebben te Middelburg, op de wijze als in Nederland
gebruikelijk is, maar in tegenwoordigheid van den hoofdingenieur, directeur der bruggen
en wegen in de provincie Oost-Vlaanderen.
De Nederlandsche Regeering doet alle op haar grondgebied tot stand te brengen werken
uitvoeren onder leiding en beheer van hare ambtenaren, onder gemeenschappelijk toezicht
van den hoofdingenieur, directeur der bruggen en wegen in de provincie Oost-Vlaanderen
en van den hoofdingenieur van den waterstaat in de provincie Zeeland.
De Nederlandsche Regeering zal alle noodige maatregelen nemen, opdat binnen den kortst
mogelijken tijd de onteigeningen afgeloopen en de werken voltooid zijn.
De kosten van uitvoering der werken, omschreven in de artikelen 2 en 3, met inbegrip
van de buitengewone kosten van toezicht op deze werken, alsmede die van onteigening
der daartoe benoodigde gronden, komen geheel ten laste van de Belgische Regeering.
Intusschen zal de Nederlandsche Regeering geene schadevergoeding kunnen vorderen voor
het voortdurend of tijdelijk in gebruik nemen van domein of andere aan den Staat der
Nederlanden toebehoorende gronden.
De wijzigingen der bestaande werken tot kunstmatige verdediging der kanaalboorden
tusschen Sas van Gent en Terneuzen, die zullen voortvloeien uit de verhooging van
den waterspiegel ingevolge artikel 1, zullen door de Nederlandsche Regeering worden
bepaald. De kosten dezer wijzigingen zijn ten laste der Belgische Regeering.
De kosten van uitvoering der werken op Nederlandsch grondgebied zullen door de Nederlandsche
Regeering worden voorgeschoten en rechtstreeks door haar worden voldaan aan de aannemers
op certificaten van betaling, af te geven door de hoofdingenieurs der bruggen en wegen
en van den waterstaat in de provinciën Oost-Vlaanderen en Zeeland.
De kosten van onteigening der in te nemen gronden en de buitengewone kosten van toezicht
worden eveneens door de Nederlandsche Regeering voorgeschoten.
Alle door de Nederlandsche Regeering gedane voorschotten worden door de Belgische
Regeering terugbetaald.
De Nederlandsche Regeering verbindt zich om de krachtens de artikelen 2 en 3 dezer
overeenkomst uit te voeren werken in goeden staat te onderhouden en in de bediening
van alle krachtens genoemde artikelen te bouwen bruggen en sluizen te voorzien.
Zij verbindt zich bovendien om tot het onderhouden der diepte in het kanaal en in
de voorhaven tot het vereischte baggerwerk over te gaan, wanneer de verondieping respectievelijk
0,40 M. en 0,50 M. bedraagt.
Ter vergoeding van de hieruit voortvloeiende uitgaven, verbindt de Belgische Regeering
zich om de som van 58 300 gulden, welke zij krachtens artikel 10 van de overeenkomst
van den 31sten October 1879 jaarlijks heeft te betalen, te brengen op f 92 000 gulden.
De verhooging zal ingaan op den eersten dag der maand volgende op den dag dat de nieuwe
sluis te Terneuzen voor de scheepvaart zal zijn opengesteld.
Deze som van 92 000 gulden zal verminderd worden met 700 gulden voor ieder jaar, (een
gedeelte van een jaar voor een geheel gerekend) verloopende tusschen den dag, waarop
de verdedigingswerken der kanaalboorden, bedoeld in artikel 3, lit. j, zullen voltooid zijn en den 1sten Januari 1904.
Van de hiergenoemde verdedigingswerken zijn echter uitgezonderd die langs het verbindingskanaal
te Terneuzen, in de bocht van Sluiskil en langs den nieuwen kanaalarm te Sas van Gent.
Aan het verzoek dat de Belgische Regeering zal kunnen doen krachtens het laatste lid,
sub a, van artikel 3, zal de Nederlandsche Regeering geen gevolg behoeven te geven dan
nadat beide Regeeringen zullen zijn overeengekomen omtrent de som die de Belgische
Regeering uit dien hoofde jaarlijks aan de Nederlandsche Regeering zal hebben te betalen.
Wanneer de Belgische Regeering te eeniger tijd eene nieuwe sluis te Terneuzen gebouwd
en aan het Nederlandsche gedeelte van het kanaal de daarmede verband houdende wijzigingen
aangebracht wenscht te zien, zoo zal de daartoe strekkende aanvraag het onderwerp
van eene nader te sluiten overeenkomst tusschen de beide Regeeringen uitmaken.
Alle bepalingen der thans bestaande overeenkomsten en schikkingen tusschen beide Regeeringen
blijven van kracht, voor zoover zij niet met de bepalingen van deze overeenkomst in
strijd zijn.
Deze overeenkomst wordt gesloten onder voorbehoud van goedkeuring door de Wetgevende
Machten.
Zij zal bekrachtigd, en de bekrachtigingen zullen uitgewisseld worden te Brussel binnen
zes maanden, of vroeger, indien dit mogelijk is.