Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika tot wederzijdse hulpverlening inzake verdediging, Washington, 27-01-1950

Geraadpleegd op 23-04-2024.
Geldend van 27-01-1950 t/m heden

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika tot wederzijdse hulpverlening inzake verdediging

Authentiek : NL

VERDRAG TOT WEDERZIJDSE HULPVERLENING INZAKE VERDEDIGING

De Regeringen van Nederland en van de Verenigde Staten van Amerika,

Partij zijnde bij het Noord-Atlantisch Verdrag, ondertekend te Washington op 4 April 1949;

Bewust van haar wederzijdse beloften, krachtens Artikel 3 gedaan, om ieder voor zich en tezamen met de andere Partijen door voortdurend en op doelmatige wijze zichzelf te versterken en elkander hulp te verlenen, haar individueel en collectief vermogen om een gewapende aanval te weerstaan te handhaven en te verhogen;

Wensende de internationale vrede en veiligheid te bevorderen binnen het kader van het Handvest van de Verenigde Naties door middel van maatregelen, welke het vermogen verhogen van volken, die de doeleinden en beginselen van het Handvest zijn toegedaan, om daadwerkelijk deel te nemen aan regelingen voor individuele en collectieve zelfverdediging tot ondersteuning van deze doeleinden en beginselen;

Opnieuw bevestigende haar vastberadenheid om haar volle medewerking te verlenen aan de pogingen, de Verenigde Naties gewapende strijdkrachten te verschaffen als voorzien in het Handvest en overeenstemming te bereiken inzake een algehele regeling en beperking van de bewapeningen onder afdoende waarborg tegen schending;

Erkennende, dat het verhoogde vertrouwen van vrije volken in hun eigen vermogen om agressie te weerstaan het economisch herstel zal bevorderen;

Rekening houdende met de steun, welke de Regering van de Verenigde Staten van Amerika heeft gegeven aan deze beginselen door de „Mutual Defense Assistance Act” van 1949, welke wet voorziet in het verlenen van militaire bijstand aan volken, die zich met haar verbonden hebben in regelingen voor collectieve veiligheid;

Wensende de voorwaarden, waaronder deze hulpverlening zal worden verleend, vast te leggen;

Zijn overeengekomen als volgt:

Artikel I

  • 1 Elke Regering zal, overeenkomstig het beginsel dat het economisch herstel een noodzakelijke voorwaarde is voor internationale vrede en veiligheid en duidelijke voorrang moet hebben, aan de andere, en aan andere Regeringen, uitrusting, grondstoffen, diensten of andere militaire hulp ter beschikking stellen of blijven stellen, welke de Regering, die deze hulp verleent, kan goedkeuren en volgens nader overeen te komen voorwaarden en bepalingen. Het verlenen van alle hulp, goedgekeurd door een van beide Partijen, moet in overeenstemming zijn met het Handvest van de Verenigde Naties en met de verplichtingen krachtens Artikel 3 van het Noord-Atlantisch Verdrag. Deze hulp moet van die aard zijn, dat zij een geïntegreerde verdediging van het Noord-Atlantisch gebied bevordert en de ontwikkeling vergemakkelijkt van de verdedigingsplannen ingevolge Artikel 9 van het Noord-Atlantisch Verdrag, welke zijn goedgekeurd door elke Regering, of dat zij daarmede in overeenstemming is. De hulp, welke door de Verenigde Staten van Amerika ingevolge dit Verdrag beschikbaar zal worden gesteld, zal worden verleend overeenkomstig de bepalingen en alle voorwaarden en beëindigingsbepalingen van de „Mutual Defense Assistance Act” van 1949, van wetten tot wijziging of aanvulling daarvan en van op deze wet berustende toewijzingswetten. De beide Regeringen zullen van tijd tot tijd onderhandelingen voeren inzake nadere regelingen nodig voor de uitvoering van de bepalingen van dit lid.

  • 2 Elke Regering verbindt zich, een doelmatig gebruik te maken van de hulp, welke zij ingevolge lid 1 van dit Artikel heeft ontvangen

    • a. ten einde een geïntegreerde verdediging van het Noord-Atlantisch gebied te bevorderen en de ontwikkeling te vergemakkelijken van de verdedigingsplannen ingevolge Artikel 9 van het Noord-Atlantisch Verdrag, en

    • b. overeenkomstig de verdedigingsplannen, opgesteld door de Organisatie van het Noord-Atlantisch Verdrag, welke zijn aanbevolen door de Verdedigingscommissie en de Raad van het Noord-Atlantisch Verdrag en waarover door beide Regeringen overeenstemming is bereikt.

  • 3 Geen van beide Regeringen zal, zonder voorafgaande toestemming van de andere Regering, hulp, welke haar door die andere Regering is verleend, bestemmen voor andere doeleinden dan waarvoor deze werd verleend.

  • 4 In het belang van de gemeenschappelijke veiligheid van beide Regeringen verbindt elke Regering zich, aan geen andere personen dan ambtenaren of vertegenwoordigers van deze Regering noch aan enig ander volk het recht op of bezit van uitrusting, grondstoffen of diensten, welke zijn verleend op een toewijzingsbasis, over te dragen zonder voorafgaande toestemming van de Regering, welke deze uitrusting, grondstoffen of diensten verleent.

Artikel II

  • 1 Elke Regering zal de nodige maatregelen nemen, voor zover verenigbaar met eisen van veiligheid, teneinde het publiek op de hoogte te houden van de werkzaamheden, verricht krachtens dit Verdrag.

  • 2 Elke Regering zal de veiligheidsmaatregelen nemen, waartoe in elk afzonderlijk geval beide Regeringen besluiten, teneinde te voorkomen, dat aan geheime militaire artikelen, diensten of inlichtingen, door de andere Regering ingevolge dit Verdrag verleend, bekendheid wordt gegevens of dat deze in gevaar worden gebracht.

Artikel III

De beide Regeringen zullen, op verzoek van één van haar, onderhandelen over het aangaan van de nodige overeenkomsten inzake de aansprakelijkheid voor eisen, voortvloeiende uit octrooien of soortgelijke rechten, en berustend op het gebruik van uitvindingen, werkwijzen, technische inlichtingen of andere vormen van eigendom, welke door de wet zijn beschermd, verband houdende met uitrusting, grondstoffen of diensten verleend ingevolge dit Verdrag of ten behoeve van de productie, waartoe de beide Regeringen zich hebben verbonden teneinde haar beloften te vervullen van versterking van eigen macht en wederzijdse hulp, neergelegd in het Noord-Atlantisch Verdrag. Bij deze onderhandelingen zal aandacht worden geschonken aan de opneming van een verplichting, waarbij elke Regering de aansprakelijkheid aanvaardt voor alle eisen op dit gebied van haar onderdanen en de eisen van onderdanen van een land, dat niet Partij is bij dit Verdrag, welke deze binnen haar rechtsgebied kunnen doen gelden.

Artikel IV

  • 1 De Nederlandse Regering verbindt zich, onder voorbehoud van toewijzing van de nodige gelden, guldens ter beschikking te stellen van de Ambassade van de Verenigde Staten te 's-Gravenhage voor administratiekosten in Nederland, verband houdende met de tenuitvoerlegging van dit Verdrag. Beide Regeringen zullen onverwijld besprekingen openen, teneinde het bedrag in guldens vast te stellen en teneinde regelingen te treffen voor het leveren van deze guldens.

  • 2 De Nederlandse Regering zal, tenzij anders wordt overeengekomen, geen rechten of belastingen heffen bij in- of uitvoer van producten, eigendommen, grondstoffen of uitrusting, welke ingevolge dit Verdrag of een ander soortgelijk Verdrag tussen de Verenigde Staten van Amerika en een ander land, dat militaire hulp ontvangt, in haar gebied worden ingevoerd.

Artikel V

  • 1 De beide Regeringen zullen, op verzoek van één van haar, overleg plegen inzake al hetgeen betrekking heeft op de toepassing van dit Verdrag of op werkzaamheden, welke worden verricht, of regelingen, welke worden getroffen ingevolge dit Verdrag.

  • 2 Elke Regering stemt er in toe, personeel van de andere Regering te ontvangen, dat zich binnen haar grondgebied zal kwijten van wat krachtens dit Verdrag tot de verantwoordelijkheid van de andere Regering behoort; aan dit personeel zullen faciliteiten worden verleend ten einde toezicht te kunnen houden op de voortgang van de hulpverlening ingevolge dit Verdrag. De leden van dit personeel, die onderdanen zijn van dat andere land, met inbegrip van tijdelijk benoemd personeel, zullen voor wat betreft hun betrekking tot de Regering van het land, waarvoor zij zijn benoemd, werken als onderdeel van de Ambassade onder leiding en toezicht van het Hoofd van de Diplomatieke Missie van de Regering van het betrokken land.

Artikel VI

  • 1 Dit Verdrag zal in werking treden op de dag van ondertekening en zal van kracht blijven tot één jaar na ontvangst door een der Partijen van een schriftelijke kennisgeving van de bedoeling van de andere Partij het te beëindigen, onder voorbehoud dat, indien kennisgeving van bekrachtiging van dit Verdrag door de Nederlandse Regering niet binnen 45 dagen na de ondertekening van dit Verdrag door de Regering van de Verenigde Staten van Amerika is ontvangen, dit Verdrag zal zijn beëindigd onmiddellijk na ontvangst door de Nederlandse Regering van een schriftelijke kennisgeving, dat de Regering van de Verenigde Staten van Amerika zich niet langer gebonden acht door het Verdrag.

  • 2 De bepalingen van dit Verdrag zullen te allen tijde op verzoek van één der Regeringen worden herzien. Bij zulk een herziening zal, waar nodig, rekening worden gehouden met overeenkomsten, door een der Regeringen aangegaan in verband met de tenuitvoerlegging van Artikel 9 van het Noord-Atlantisch Verdrag.

  • 3 Dit Verdrag kan te allen tijde, wanneer beide regeringen aldus overeenkomen, worden gewijzigd.

  • 4 De bijlagen van dit Verdrag vormen een onafscheidelijk deel ervan.

  • 5 Dit Verdrag zal worden geregistreerd bij de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties.

Ter oorkonde waarvan de wederzijdse vertegenwoordigers, daartoe behoorlijk gemachtigd, dit Verdrag hebben getekend.

Gedaan te Washington, in tweevoud, in de Nederlandse en de Engelse taal, beide teksten zijnde authentiek, op de 27ste dag van Januari 1950.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden:

E. N. VAN KLEFFENS.

Voor de Regering van de Verenigde Staten van Amerika:

DEAN ACHESON.

Bijlage A

Tijdens besprekingen inzake het Verdrag tot Wederzijdse Hulpverlening inzake Verdediging, aangegaan krachtens de „United States Mutual Defense Assistance Act” van 1949, zijn de vertegenwoordigers van de Regeringen van Nederland en van de Verenigde Staten van Amerika het volgende overeengekomen:

  • 1. Ter fine van Artikel I, lid 2 en 3, zullen vervangbare grondstoffen en kleine uitrustingsstukken, welke practisch vervangbaar zijn, als zodanig worden behandeld. Dienovereenkomstig zal, in het geval van zodanige vervangbare grondstoffen of uitrusting, aan de vereisten van Artikel I, lid 2 en 3, voldaan zijn, indien elke Regering hetzij de geleverde zaken, hetzij een gelijke hoeveelheid gelijke en vervangbare zaken bestemt voor de doeleinden, vermeld in dit Artikel.

  • 2. Eveneens zal, in het geval van eindproducten, welke door een der Regeringen zijn vervaardigd met hulp verleend krachtens dit Verdrag, aan de vereisten van Artikel I, lid 2 en 3, zijn voldaan, indien de ontvangende Regering deze eindproducten of een gelijke hoeveelheid gelijke en vervangbare eindproducten bestemt voor de doeleinden, vermeld in Artikel I, lid 2 en 3.

  • 3. Vervolgens zal geen der Regeringen, gezien lid 1 en 2 hierboven, haar toestemming onthouden krachtens Artikel I, lid 4, tot de overdracht van een belangrijk binnenlands uitrustingsstuk om de enkele reden, dat dit wellicht, als een te onderkennen deel ervan, een betrekkelijk klein en onbelangrijk onderdeel bevat, dat krachtens dit Verdrag door de andere Regering als hulp is verleend. De beide Regeringen zullen onverwijld besprekingen voeren ten einde te komen tot een practische regeling om toestemming te verlenen nopens de soorten van overdracht, bedoeld in dit lid.

  • 4. Elke Regering zal niettemin alle mogelijke pogingen in het werk stellen ten einde zaken, welke zijn afgestaan als hulpverlening, te gebruiken voor de doeleinden, waarvoor zij door de andere Regering zijn geleverd.

Bijlage B

In verband met het Verdrag tot Wederzijdse Hulpverlening inzake Verdediging en op grond van het beginsel van wederzijdse hulp, dat in dit Verdrag is nedergelegd, komen beide Regeringen als volgt overeen:

Ingeval Artikel V van de Overeenkomst tot Economische Samenwerking tussen de Nederlandse Regering en de Regering van de Verenigde Staten van Amerika, ondertekend op 2 Juli 1948 te 's-Gravenhage, ophoudt van kracht te zijn alvorens het Verdrag, gesloten tussen beide Regeringen krachtens de „United States Mutual Defense Assistance Act”, ophoudt van kracht te zijn, zal de Nederlandse Regering, zolang het Verdrag krachtens de „Mutual Defense Assistance Act” tussen de beide Regeringen van kracht blijft, de productie en overdracht aan de Regering van de Verenigde Staten van Amerika vergemakkelijken, voor de tijd, in de hoeveelheden en onder de voorwaarden en bepalingen als worden overeengekomen, van grondstoffen en half-fabrikaten, benodigd voor de Verenigde Staten ten gevolge van tekorten of mogelijke tekorten van hun eigen hulpbronnen en welke in Nederland voorhanden zijn. Bij regelingen voor deze overdrachten zal volle aandacht worden besteed aan redelijke eisen van binnenlands gebruik en commerciële uitvoer van Nederland.

De Nederlandse Regering is voornemens overleg te plegen met de Regeringen van gebiedsdelen, tot welke de Overeenkomst tot Economische Samenwerking is uitgestrekt of kan worden uitgestrekt krachtens Artikel XII van deze Overeenkomst, ten einde haar toestemming te verkrijgen inzake het voortduren van de uitstrekking tot deze gebiedsdelen van de bepalingen van de leden 1 en 3 van Artikel V van de Overeenkomst tot Economische Samenwerking, zolang het Verdrag tot Wederzijdse Hulpverlening inzake Verdediging van kracht blijft tussen de beide Regeringen.

Bijlage C

Ter uitvoering van lid 1 van Artikel IV van het Verdrag tot Wederzijdse Hulpverlening inzake Verdediging zal de Nederlandse Regering, telkens wanneer zulks wordt verzocht, guldens ter beschikking stellen op een rekening, daartoe door de Ambassade van de Verenigde Staten te 's-Gravenhage aangewezen, tot een bedrag van ten hoogste 1.055.000 gulden, ten gebruike van deze Ambassade namens de Regering van de Verenigde Staten voor administratiekosten in Nederland, verband houdende met de tenuitvoerlegging van dit Verdrag, voor het tijdvak eindigende 30 Juni 1950.

Bijlage D

Artikel V, lid 2, van het Verdrag tot Wederzijdse Hulpverlening inzake Verdediging bepaalt:

„Elke Regering stemt er in toe, personeel van de andere Regering te ontvangen, dat zich binnen haar grondgebied zal kwijten van wat krachtens dit Verdrag tot de verantwoordelijkheid van de andere Regering behoort; aan dit personeel zullen faciliteiten worden verleend ten einde toezicht te kunnen houden op de voortgang van de hulpverlening ingevolge dit Verdrag.”

In de loop van besprekingen inzake dit Verdrag hebben vertegenwoordigers van de beide Regeringen namens hun onderscheiden Regeringen verklaard, dat de uit dien hoofde te verlenen faciliteiten redelijk zullen zijn en geen overmatige lasten zullen leggen op de Regering, welke deze faciliteiten verleent.

Bijlage E

Gezien het feit, dat leden van het personeel, die onderdanen zijn van het ene land, met inbegrip van tijdelijk benoemd personeel, voor wat betreft hun betrekking tot de Regering van het land, waarvoor zij zijn benoemd, zullen werken als onderdeel van de Ambassade onder leiding en toezicht van het Hoofd van de Diplomatieke Missie van de Regering van het betrokken land, is het wel verstaan, dat, in verband met Artikel V, lid 2, van het Verdrag tot Wederzijdse Hulpverlening inzake Verdediging, de status van deze ambtenaren, die worden beschouwd als een onderdeel van de Diplomatieke Missie van deze andere Regering, dezelfde zal zijn als de status van ambtenaren met een met de hunne overeenkomende rang van deze Diplomatieke Missie, die onderdanen zijn van het andere land. Deze ambtenaren zullen door de Regering, welke hen benoemt, worden verdeeld in drie categorieën:

  • a. Na behoorlijke kennisgeving van de ene Regering aan de andere zal volledige diplomatieke status worden verleend aan het hoogste militaire lid en aan de hoogste officier van de Land-, Zee- of Luchtstrijdkrachten, die daarvoor zijn benoemd, en aan hun onderscheiden onmiddellijke plaatsvervangers.

  • b. De tweede categorie van ambtenaren zal de voorrechten en immuniteiten genieten, welke worden toegekend volgens internationaal gebruik, als door de beide Regeringen erkend, aan bepaalde categorieën van ambtenaren van de Ambassade van de andere Regering, zoals immuniteit van burgerlijke en strafrechtspraak van het ontvangende land, immuniteit van onderzoek of inbeslagneming van officiële stukken, het recht het land vrijelijk te verlaten, vrijstelling van douanerechten of soortgelijke heffingen of beperkingen met betrekking tot persoonlijke eigendommen, welke in het ontvangende land worden ingevoerd door deze ambtenaren voor hun persoonlijk gebruik en verbruik, onverminderd de bestaande bepalingen inzake vreemde valuta, en vrijdom van binnenlandse belasting door het ontvangende land op salarissen van deze ambtenaren. Bijzondere voorrechten, verbonden aan de diplomatieke status, zoals diplomatieke nummerborden voor automobielen, opneming in de Lijst van het Diplomatieke Corps en sociaal gunstbetoon, kunnen voor deze categorie van ambtenaren door beide Regeringen worden terzijde gesteld.

  • c. De derde categorie van ambtenaren zal dezelfde status hebben als het kantoorpersoneel van de Diplomatieke Missie.

Het is wel verstaan tussen de beide Regeringen, dat het aantal ambtenaren in deze drie categorieën zo laag mogelijk zal worden gehouden. De status als hierboven omschreven kan voor daarvoor in aanmerking komende ambtenaren en vertegenwoordigers van de landen, Partij bij het Noord-Atlantisch Verdrag, worden vervangen door een status, nader overeen te komen tussen die landen.

Bijlage F

Aangezien dit Verdrag na onderhandelingen is gesloten op zodanige basis, dat de Regering van de Verenigde Staten van Amerika aan de andere Partij bij dit Verdrag de voordelen zal toekennen, voortvloeiende uit enige bepaling van een soortgelijk Verdrag door de Verenigde Staten van Amerika gesloten met een ander land, dat Partij is bij het Noord-Atlantisch Verdrag, is het wel verstaan, dat de Regering van de Verenigde Staten van Amerika geen bezwaar zal opwerpen tegen wijziging van dit Verdrag ten einde het geheel of gedeeltelijk te doen overeenstemmen met een ander soortgelijk Verdrag, of met wijzigende of aanvullende Verdragen, gesloten met een Partij bij het Noord-Atlantisch Verdrag.

Naar boven