AMBASSADE DER
NEDERLANDEN
Luxemburg, 6 februari 1956
Excellentie,
Gedurende de op 16, 17 en 20 september 1955 te 's-Gravenhage gehouden besprekingen
betreffende de vergoeding van oorlogs- en watersnoodschaden, hebben een Luxemburgse
en een Nederlandse delegatie overeenstemming bereikt inzake een ontwerp-overeenkomst,
vervat in de volgende bewoordingen:
-
1) De Luxemburgse wetten, beschikkingen en regelingen met betrekking tot de vergoeding
van oorlogsschaden, met uitzondering van de titels II en III en de artikelen 59 en
60 van de Luxemburgse wet van 25 februari 1950, zijn van toepassing - onder voorbehoud
van de hierna onder 2) vermelde beperking - op oorlogsschaden, door de tweede wereldoorlog
op het grondgebied van het Groothertogdom Luxemburg veroorzaakt aan particuliere eigendommen,
roerende en onroerende goederen (uitgezonderd fondsen en gelden), welke op de dag
waarop de schade ontstond, toebehoorden aan natuurlijke personen die kunnen aantonen,
dat zij zowel op de datum waarop de schade ontstond, als op die van de betaling der
schadevergoeding de hoedanigheid van onderdaan van het Koninkrijk der Nederlanden
bezaten. Deze voordelen worden eveneens toegekend aan personen die slechts op een
dezer beide data de hoedanigheid van Nederlands onderdaan en op de andere datum de
hoedanigheid van Luxemburgs onderdaan bezaten.
Als Nederlands onderdaan in de zin van deze overeenkomst moeten worden aangemerkt
natuurlijke personen die de Nederlandse nationaliteit bezitten.
-
3) In geval van overdracht, afstand of deling van het recht op schadevergoeding en meer
in het algemeen in alle gevallen, bedoeld in artikel 14 van bovengenoemde wet van
25 februari 1950, worden Nederlandse onderdanen behandeld als Luxemburgse onderdanen.
De Nederlandse wet op de materiële oorlogsschaden van 9 februari 1950 en de Nederlandse
wet op de watersnoodschade van 24 december 1953 zijn van toepassing op oorlogsschaden,
door de tweede wereldoorlog op het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden
in Europa veroorzaakt, alsook op schade, door de watersnood van 1953 veroorzaakt aan
de roerende en onroerende goederen (uitgezonderd fondsen en gelden), welke op de dag
waarop de schade ontstond, toebehoorden aan Luxemburgse natuurlijke en rechtspersonen.
Van deze overeenkomst genieten de voordelen:
-
natuurlijke personen die de hoedanigheid van Luxemburgs onderdaan bezaten op de datum
waarop de schade ontstond;
-
rechtspersonen met een in aandelen verdeeld kapitaal, mits volgens de bepalingen van
artikel 2 van de Nederlandse wet van 9 februari 1950 op de datum waarop de schade
ontstond:
-
a) het geplaatste kapitaal voor ten minste de helft toebehoorde aan Luxemburgse onderdanen
of aan Luxemburgse en Nederlandse onderdanen;
-
b) of, indien het onmogelijk is om de eigendom van het geplaatste kapitaal vast te stellen,
de functies van beheerders en van directeuren, respectievelijk bestuurders en commissarissen,
voor ten minste de helft uitgeoefend werden door Luxemburgse onderdanen of door Luxemburgse
en Nederlandse onderdanen;
-
rechtspersonen zonder een in aandelen verdeeld kapitaal, mits op de datum waarop de
schade ontstond, de beschikkingsmacht in deze rechtspersonen voor ten minste de helft
toebehoorde aan Luxemburgse onderdanen of Luxemburgse en Nederlandse onderdanen.
Deze overeenkomst is niet van toepassing op oorlogsschaden, toegebracht aan schepen
en vaartuigen, met inbegrip van machines, tuigage, alle bedrijfsbenodigdheden en de
voor het persoonlijk gebruik van de eigenaar-schipper van het vaartuig bestemde roerende
goederen, wanneer het land waarvan hij onderdaan is, krachtens de nationale wetgeving
de schadeloosstelling op zich dient te nemen.
De overeenkomst is daarentegen van toepassing op scheepsladingen, roerende goederen
en persoonlijke bezittingen van de passagiers, schepelingen of schippers, wanneer
deze laatsten geen eigenaren van het schip zijn.
Personen die, ten gevolge van na 10 mei 1940 voorgevallen oorlogshandelingen, zijn
overgebracht of gevlucht op het grondgebied van het andere land en daar oorlogsschade
hebben geleden, worden beschouwd als hadden zij deze schade geleden binnen de grenzen
van hun eigen land.
De aan goederen, stukgoederen of andere roerende goederen tijdens het vervoer toegebrachte
schade wordt vergoed door het land waar de schade is ontstaan. Indien de plaats niet
met zekerheid kan worden vastgesteld, wordt de schade geacht op de plaats van vertrek
te zijn ontstaan.
De beide Regeringen verbinden zich wederzijds alle hulp te verlenen, welke voor de
uitvoering van deze overeenkomst nodig is.
De bevoegde Ministers van beide landen, of hun gemachtigden, zullen elkaar wederzijds
op de hoogte houden van de uitvoering en zullen trachten, alle moeilijkheden welke
bij de toepassing van deze overeenkomst zouden kunnen ontstaan, in der minne te schikken.
De in het voorgaande lid voorziene procedure doet op geen enkele wijze afbreuk aan
het recht van de getroffenen om tegen de administratieve beslissingen het beroep aan
te tekenen, dat door de Luxemburgse en de Nederlandse wetgeving wordt voorzien.
De in deze overeenkomst bedoelde schade dient, zo deze handeling niet reeds eerder
is verricht, binnen een termijn van zes maanden na de datum van inwerkingtreding dezer
overeenkomst, te worden aangegeven bij de bevoegde instanties, en wel op de wijze
als voor elk land is voorgeschreven, zulks op straffe van verval van rechten.
Ik heb de eer aan Uwe Excellentie te doen weten, dat de Nederlandse Regering dit ontwerp
aanvaardt, en ik moge voorstellen, dat deze nota en de nota welke Uwe Excellentie
ter bevestiging tot mij zou willen richten, geacht zullen worden een overeenkomst
te vormen tussen onze beide Regeringen. Deze overeenkomst zal in werking treden op
de dag waarop beide Regeringen elkaar zullen hebben bericht, dat de in beide landen
grondwettelijk vereiste goedkeuring is verkregen.
Ik grijp deze gelegenheid aan, Excellentie, om de verzekering te hernieuwen van mijn
zeer bijzondere hoogachting.
(w.g.) TEIXEIRA
Zijner Excellentie
de Heer Joseph Bech,
Minister-President
Minister van Buitenlandse Zaken
te Luxemburg.