Het Koninkrijk der Nederlanden
en
de Republiek Peru,
hierna te noemen de „Partijen”;
Geleid door de wens de internationale samenwerking op het gebied van het strafrecht
te ontwikkelen en voor onderdanen van beide Partijen die gedetineerd zijn als gevolg
van het plegen van een strafbaar feit de mogelijkheid te scheppen hun straf binnen
hun eigen samenleving te ondergaan;
Zijn het volgende overeengekomen:
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van dit Verdrag wordt verstaan onder:
-
a. „veroordeling”: elke vrijheidsbenemende straf of maatregel, opgelegd door een rechter
of tribunaal, wegens een strafbaar feit;
-
b. „vonnis”: een beslissing of bevel van een rechter of tribunaal waarbij een veroordeling
wordt uitgesproken;
-
c. „gevonniste persoon”: een persoon die bij onherroepelijk vonnis is veroordeeld door
een rechter of een tribunaal van een van de Partijen en die zijn veroordeling ondergaat
in de overbrengende Staat;
-
d. „onderdaan”: voor de Republiek Peru, elke persoon aan wie de Politieke Grondwet van
Peru de Peruaanse nationaliteit toekent en voor het Koninkrijk der Nederlanden, iedere
persoon die krachtens de wetgeving van het Koninkrijk der Nederlanden de Nederlandse
nationaliteit bezit;
-
e. „de overbrengende Staat”: de Staat waarin de veroordeling werd uitgesproken tegen
de persoon. Voor wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft wordt onder „overbrengende
Staat” verstaan, Nederland, Aruba, Curaçao of Sint Maarten, al naargelang het deel
van het Koninkrijk waar het vonnis is gewezen;
-
f. „de ontvangende Staat”: de Staat waarnaar de gevonniste persoon kan worden of reeds
is overgebracht teneinde zijn veroordeling te ondergaan. Voor wat het Koninkrijk der
Nederlanden betreft wordt onder „ontvangende Staat” verstaan, Nederland, Aruba, Curaçao
of Sint Maarten, al naargelang het deel van het Koninkrijk waar de gevonniste persoon
zijn hoofdverblijf heeft, tenzij dit Verdrag anders bepaalt;
-
g. „bevoegde autoriteiten”: wat de Republiek Peru betreft het „Ministerio Público-Fiscalía
de la Nación”; wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, de minister van Justitie
van Nederland, de minister van Justitie van Aruba, de minister van Justitie van Curaçao
of de minister van Justitie van Sint Maarten, die de taken van bevoegde autoriteit
uitoefent al naargelang het deel van het Koninkrijk waar de gevonniste persoon zijn
hoofdverblijf heeft of waar het vonnis is gewezen.
Artikel 2. Algemene beginselen
-
2 Een op het grondgebied van een Partij gevonniste persoon kan, overeenkomstig de bepalingen
van dit Verdrag, naar het grondgebied van de andere Partij worden overgebracht teneinde
de tegen hem uitgesproken veroordeling te ondergaan. Te dien einde kan hij de overbrengende
Staat of de ontvangende Staat zijn wens te kennen geven overeenkomstig dit Verdrag
te worden overgebracht.
Artikel 3. Voorwaarden voor overbrenging
De gevonniste persoon kan, overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag, slechts onder
de navolgende voorwaarden worden overgebracht:
-
a. indien hij onderdaan is van de ontvangende Staat;
-
b. indien het vonnis onherroepelijk en voor tenuitvoerlegging vatbaar is;
-
c. indien op het tijdstip van ontvangst van het verzoek om overbrenging, nog ten minste
zes maanden van de veroordeling moet worden ondergaan, behoudens bijzondere gevallen;
-
d. indien het handelen of nalaten op grond waarvan de veroordeling werd uitgesproken
een strafbaar feit oplevert naar het recht van de ontvangende Staat of een strafbaar
feit zou opleveren indien dit op zijn grondgebied zou zijn gepleegd;
-
e. indien hij niet uitsluitend wegens militaire delicten is veroordeeld;
-
f. indien hij instemt met de overbrenging;
-
g. indien hij de bij vonnis opgelegde boete en schadeloosstelling heeft betaald aan het
slachtoffer, uitgezonderd in gevallen waarin de gevonniste persoon aantoont volledig
minvermogend te zijn; en
-
h. indien de overbrengende en ontvangende Staat instemmen met de overbrenging.
Artikel 4. Verplichting tot het verstrekken van inlichtingen
-
2 Indien de gevonniste persoon zijn wens tot overbrenging ingevolge dit Verdrag aan
de overbrengende Staat kenbaar heeft gemaakt, dient die Staat de ontvangende Staat
zo spoedig mogelijk, nadat het vonnis onherroepelijk en voor tenuitvoerlegging vatbaar
is geworden, daarvan in kennis te stellen.
Artikel 5. Verzoeken en antwoorden
Artikel 6. Stukken ter ondersteuning
Artikel 7. Inlichtingen over de wijze van tenuitvoerlegging
Met het oog op artikel 9, tweede lid, geeft de ontvangende Staat in zijn antwoord aan op welke wijze de veroordeling na
de overdracht ten uitvoer zal worden gelegd, teneinde de overbrengende Staat in staat
te stellen een definitieve beslissing over de overbrenging te nemen.
Artikel 8. Gevolgen van de overbrenging voor de overbrengende Staat
Artikel 9. Gevolgen van de overbrenging voor de ontvangende Staat
-
1 De voortzetting van de tenuitvoerlegging van de veroordeling van de overgebrachte
dader vindt plaats in overeenstemming met de wetgeving en de bestuursrechtelijke of
gerechtelijke procedures van de ontvangende Staat. Deze Staat kan, bij de beslissing
inzake vervroegde of voorwaardelijke invrijheidstelling, de in artikel 6, tweede lid, onderdeel e, bedoelde bepalingen of beslissingen in aanmerking nemen.
-
2 De ontvangende Staat is gebonden aan het rechtskarakter en de duur van de veroordeling
zoals vastgesteld door de overbrengende Staat en dient het vonnis, voor zover van
toepassing, ten uitvoer te leggen tot de in zijn wetgeving vastgestelde maximumstraf
is bereikt. De ontvangende Staat mag de door de overdragende Staat opgelegde sanctie
naar aard en duur niet verzwaren.
Artikel 10. Gratie, amnestie, strafomzetting
De Partijen kunnen gratie, amnestie verlenen of de straf omzetten in overeenstemming
met hun grondwet of overige wetgeving. De bevoegde autoriteiten stellen elkaar in
kennis van elk voornemen tot het verlenen van gratie, amnestie of tot het omzetten
van de straf.
Artikel 11. Herziening van het vonnis
Alleen de overbrengende Staat heeft het recht te beslissen op een verzoek tot herziening
van het vonnis.
Artikel 12. Beëindiging van de tenuitvoerlegging
De ontvangende Staat dient de tenuitvoerlegging van de veroordeling te beëindigen
zodra hij door de overbrengende Staat in kennis is gesteld van enige beslissing of
maatregel ten gevolge waarvan de veroordeling niet meer voor tenuitvoerlegging vatbaar
is.
Artikel 13. Bericht inzake tenuitvoerlegging
De ontvangende Staat bericht de overbrengende Staat ten aanzien van de tenuitvoerlegging
van de veroordeling:
-
a. wanneer eerstgenoemde de veroordeling als geheel ten uitvoer gelegd beschouwt;
-
b. indien de gevonniste persoon ontsnapt is vóór de beëindiging van de tenuitvoerlegging
van de veroordeling uit de detentie; of
-
c. indien de overbrengende Staat om een bijzonder rapport verzoekt.
Artikel 14. Talen en kosten
-
1 De kennisgevingen en inlichtingen, bedoeld in de artikelen 4, 6, eerste lid, en 13, en de verzoeken, antwoorden en berichten, bedoeld in de artikelen 5, 7, 10 en 15, derde lid, dienen te worden gesteld in de taal van de Partij waaraan zij zijn gericht. De stukken
ter ondersteuning van een verzoek als bedoeld in artikel 6, tweede lid, dienen vergezeld
te gaan van een vertaling in de taal van de Partij waaraan zij zijn gericht.
-
1 Een Partij voldoet, in overeenstemming met haar wetgeving, aan een verzoek om doortocht
van een gevonniste persoon door haar grondgebied indien een zodanig verzoek door de
andere Partij is gedaan en die Partij met een derde Staat overeenstemming heeft bereikt
met betrekking tot de overbrenging van die persoon naar of van haar grondgebied.
-
5 De Partij die verzocht wordt doortocht te verlenen, kan gevraagd worden de verzekering
te geven dat de gevonniste persoon niet zal worden vervolgd of, behoudens het bepaalde
in het vorige lid, aangehouden of anderszins zal worden onderworpen aan enige vrijheidsbeperking
op het grondgebied van de doortocht verlenende Staat wegens een strafbaar feit dat
gepleegd is, of een veroordeling die is uitgesproken voorafgaand aan zijn vertrek
uit het grondgebied van de Staat van veroordeling.
Artikel 16. Beslechting van geschillen
Ieder geschil dat mocht ontstaan inzake de uitlegging of toepassing van dit Verdrag
wordt door de Partijen in der minne geschikt langs diplomatieke weg.
Artikel 17. Inwerkingtreding
-
1 Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken
van een tijdvak van twee maanden na de datum van de laatste kennisgeving, langs diplomatieke
weg, waarbij de Partijen elkaar hebben medegedeeld dat zij hun respectieve interne
procedures daarvoor hebben voltooid.
-
2 Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, is dit Verdrag van toepassing op het deel
van het Koninkrijk dat in Europa is gelegen en op de delen van het Koninkrijk die
buiten Europa zijn gelegen, tenzij in de in het eerste lid bedoelde kennisgeving anders
is bepaald. In het laatste geval kan het Koninkrijk der Nederlanden te allen tijde
de toepassing van dit Verdrag uitbreiden tot een of meer van zijn afzonderlijke delen
door middel van een kennisgeving aan de Republiek Peru.
Artikel 18. Toepassing in de tijd
Dit Verdrag is van toepassing op de tenuitvoerlegging van veroordelingen die hetzij
voor hetzij na de inwerkingtreding van het Verdrag zijn uitgesproken.