Additioneel Protocol bij het Internationale Verdrag tot samenwerking in het belang van de veiligheid van de luchtvaart "EUROCONTROL", Brussel, 06-07-1970

Geraadpleegd op 25-04-2024.
Geldend van 01-01-1986 t/m heden

Additioneel Protocol bij het Internationale Verdrag tot samenwerking in het belang van de veiligheid van de luchtvaart "EUROCONTROL"

Authentiek : NL

Additioneel Protocol bij het Internationale Verdrag tot samenwerking in het belang van de veiligheid van de luchtvaart „EUROCONTROL"

De Staten welke partij zijn bij het op 13 december 1960 te Brussel ondertekende Internationale Verdrag tot samenwerking in het belang van de veiligheid van de luchtvaart „EUROCONTROL”, hierna genoemd „het Verdrag”, waarbij de Europese Organisatie voor de veiligheid van de luchtvaart „EUROCONTROL”, hierna genoemd „de Organisatie” is opgericht,

Zijn overeengekomen als volgt:

Artikel 1

  • 1 Onverminderd de in de artikelen 19 en 20 van het Verdrag voorziene vrijstellingen treffen de Regeringen van de Lid-Staten, wanneer de Organisatie in het kader van haar officiële werkzaamheden belangrijke zaken verwerft of gebruik maakt van diensten van belangrijke waarde, terzake waarvan indirecte rechten of belastingen met inbegrip van zodanige bij invoer geheven rechten en belastingen, voor zover zij niet onder art. 20, lid 1, van het Verdrag vallen, geheven zijn of kunnen worden, zo mogelijk, passende maatregelen om de gevolgen van bedoelde rechten en belastingen voor de Organisatie weg te nemen door een aanpassing van de financiële bijdragen welke aan de Organisatie worden verstrekt dan wel door vrijstelling of teruggave aan de Organisatie van het bedrag van de indirecte rechten en belastingen.

  • 2 Met betrekking tot betalingen van de Organisatie aan Lid-Staten wegens investeringen door die Staten verricht, dragen, voor zover de kosten daarvan door de Organisatie moeten worden vergoed, deze Staten zorg dat in hun opgave van de desbetreffende bedragen aan de Organisatie geen rechten of belastingen zijn begrepen waarvan de Organisatie zou zijn vrijgesteld of die zij zou terugontvangen dan wel welke aanleiding tot een aanpassing van de financiële bijdragen aan de Organisatie zouden geven, indien de Organisatie zelf deze investeringen zou hebben gedaan.

  • 3 Het in dit artikel bepaalde geldt niet voor rechten of belastingen die niet anders zijn dan vergoedingen wegens algemene door de overheid verrichte diensten.

Artikel 2

De door de Organisatie verworven zaken waarop artikel 1, eerste lid, van toepassing is, kunnen slechts worden verkocht of afgestaan op de voorwaarden, gesteld door de Regeringen van de betrokken Staten.

Artikel 3

  • 1 De Directeur-generaal van het Agentschap, de personeelsleden van de Organisatie, alsmede de Permanent gedelegeerde worden binnen een termijn van een jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van deze bepaling overeenkomstig de door de Permanente Commissie gestelde regels en voorwaarden onderworpen aan een belasting ten bate van de Organisatie op de hen door deze Organisatie betaalde salarissen en lonen. Vanaf de datum van toepassing van deze belasting worden de salarissen en lonen vrijgesteld van nationale inkomstenbelasting. De Verdragsluitende Staten kunnen de aldus vrijgestelde salarissen en lonen echter in aanmerking nemen bij de vaststelling van de voor de overige inkomsten geldende belasting.

  • 2 Lid 1 is niet van toepassing op de door de Organisatie betaalde pensioenen en soortgelijke uitkeringen.

  • 3 Naam, hoedanigheid en adres, evenals de bezoldiging en, in voorkomend geval, het pensioen van de werknemers en voormalige werknemers op wie de leden 1 en 2 van dit artikel van toepassing zijn, worden op gezette tijden aan de verdragsluitende Staten medegedeeld.

Artikel 4

Voor de toepassing van dit Protocol handelt de Organisatie in overeenstemming met de verantwoordelijke autoriteiten van de betrokken Lid-Staten.

Artikel 5

Ieder geschil dat tussen de Verdragsluitende Partijen of tussen de Verdragsluitende Partijen en de Organisatie, vertegenwoordigd door de Commissie, mocht ontstaan ten aanzien van de uitlegging of toepassing van dit Protocol zal overeenkomstig de in artikel 31 van het Verdrag bedoelde procedure worden opgelost.

Artikel 7

  • 1 Dit Protocol dient te worden bekrachtigd.

  • 2 De akten van bekrachtiging zullen worden nedergelegd bij de Regering van het Koninkrijk België.

  • 3 Het Protocol treedt in werking op de eerste dag van de maand volgend op de datum van nederlegging van de akte van bekrachtiging van de ondertekenende Staat, Partij zijnde bij het Verdrag, die het laatst hiertoe is overgegaan.

  • 4 De Regering van het Koninkrijk België zal de Regeringen van de andere ondertekenende Staten die Partij zijn bij het Verdrag in kennis stellen van elke nederlegging van een akte van bekrachtiging en van de datum van inwerkingtreding.

Artikel 8

  • 1 Tot dit Protocol kan worden toegetreden door elke nietondertekenende Staat die overeenkomstig artikel 41 van het Verdrag om toetreding tot het Verdrag verzoekt.

  • 2 De in genoemd artikel 41 bedoelde goedkeuring van de Commissie is afhankelijk van de toetreding van de betrokken Staat tot dit Protocol.

  • 3 De akte van toetreding tot dit Protocol wordt tegelijk met de akte van toetreding tot het Verdrag nedergelegd bij de Regering van het Koninkrijk België, die de Regeringen van de andere ondertekenende en toetredende Staten hiervan in kennis zal stellen.

  • 4 De toetreding tot dit Protocol wordt van kracht op dezelfde datum als de toetreding tot het Verdrag.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende Gevolmachtigden, na overlegging van hun in goede en behoorlijke vorm bevonden volmachten, dit Protocol hebben ondertekend en van hun zegel hebben voorzien.

GEDAAN te Brussel op 6 juli 1970, in de Nederlandse, Duitse, Engelse en Franse taal, in een enkel exemplaar dat blijft berusten in het archief van de Regering van het Koninkrijk België, die een gewaarmerkt afschrift hiervan zal doen toekomen aan alle ondertekenende Staten. In geval van afwijking tussen de teksten is de Franse tekst doorslaggevend.

Protocol van ondertekening van het Additioneel Protocol bij het Internationaal Verdrag tot samenwerking in het belang van de veiligheid van de luchtvaart „EUROCONTROL”

Bij de ondertekening van het Additioneel Protocol bij het Internationaal Verdrag tot samenwerking in het belang van de veiligheid van de luchtvaart „Eurocontrol”, hierna te noemen „het Protocol”, verklaren de ondergetekende Gevolmachtigden van de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk België, de Franse Republiek, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden en Ierland dat zij ten aanzien van het hiernavolgende overeenstemming hebben bereikt:

Ten aanzien van de toepassing van artikel 7, derde lid, van het Protocol zullen de Regeringen van de ondertekenende Staten al het mogelijke in het werk stellen ten einde het Protocol uiterlijk met ingang van 1 januari 1971 in werking te doen treden.

GEDAAN te Brussel, op 6 juli 1970, in de Duitse, Engelse, Franse en Nederlandse taal, in een enkel exemplaar.

Authentiek : FR

Protocole additionnel à la Convention internationale de coopération pour la sécurité de la navigation aérienne „EUROCONTROL”

Les Etats parties à la Convention internationale de coopération pour la sécurité de la navigation aérienne „EUROCONTROL” signée à Bruxelles le 13 décembre 1960, ci-après dénommée „la Convention”, instituant l'Organisation européenne pour la sécurité de la navigation aérienne „EUROCONTROL”, ci-après dénommée „l'Organisation”,

Sont convenus des dispositions qui suivent:

Article 1

  • 1 Sans préjudice des exonérations prévues aux articles 21 et 22 de la Convention, lorsque l'Organisation, dans l'exercice de sa mission officielle, procède à des acquisitions importantes de biens ou emploie des services de valeur importante comportant l'incidence d'impôts, droits ou taxes indirectes (y compris les impôts, droits ou taxes perçus à l'importation autres que ceux mentionnés à l'article 22, paragraphe 1 de la Convention), les Gouvernements des Etats membres prennent, dans toute la mesure du possible, des dispositions appropriées pour annuler cette incidence, soit par ajustement des contributions financières versées à l'Organisation, soit par remboursement à l'Organisation du montant de ces impôts, droits ou taxes; ceux ci peuvent également faire l'objet d'une exonération.

  • 2 Pour ce qui est des paiements que l'Organisation doit effectuer aux Etats membres au titre d'investissements réalisés par ces Etats, et dans la mesure où les dépenses correspondantes doivent être remboursées par l'Organisation, lesdits Etats veilleront à ce que le relevé de compte qu'ils présenteront à l'Organisation ne mentionne pas d'impôts, droits au taxes dont l'Organisation aurait été exonérée, qui lui seraient remboursés ou qui feraient; l'objet d'un ajustement des contributions financières à l'Organisation si l'Organisation avait ellemême procédé à ces investissements.

  • 3 Les dispositions du présent article ne s'étendent pas aux impôts, droits ou taxes perçus en rémunération de services d'utilité générale.

Article 2

Les biens acquis par l'Organisation auxquels s'applique l'article 1, paragraphe 1, ne peuvent être vendus ou cédés, que conformément aux conditions fixées par les Gouvernements des Etats intéressés.

Article 3

  • 1 Lorsque le Directeur général de l'Agence ou tout fonctionnaire ou agent régi par le Statut administratif prévu à l'article 14 des Statuts de l'Agence ou par les Conditions générales d'emploi du personnel du Centre Eurocontrol à Maastricht est soumis à l'imposition par un Etat membre sur les revenus qui lui sont versés par l'Organisation, ledit Etat prendra les mesures voulues pour procéder à un ajustement financier aussi exact que possible en faveur du budget correspondant de l'Organisation en fonction du montant de cette imposition.

  • 2 Les dispositions du paragraphe 1 du présent article ne s'appliqueront pas aux pensions et rentes versées par l'Organisation.

Article 4

Pour l'application du présent Protocole, l'Organisation agit de concert avec les autorités responsables des États membres intéressés.

Article 5

Tout différend qui pourra naître soit entre les Parties Contractantes, soit entre les Parties Contractantes et l'Organisation représentée par la Commission, relatif à l'interprétation ou l'application du présent Protocole, sera réglé suivant la procédure prévue à l'article 33 de la Convention.

Article 7

  • 1 Le présent Protocole sera ratifié.

  • 2 Les instruments de ratification seront déposés auprès du Gouvernement du Royaume de Belgique.

  • 3 Il entrera en vigueur le premier jour du mois suivant le dépôt de l'instrument de ratification de l'Etat partie à la Convention qui procédera le dernier à cette formalité.

  • 4 Le Gouvernement du Royaume de Belgique avisera les Gouvernements des autres Etats parties à la Convention de tout dépôt d'instrument de ratification et de la date d'entrée en vigueur.

Article 8

  • 1 L'adhésion au présent Protocole est ouverte à tout Etat non signataire qui demanderait d'adhérer à la Convention, conformément aux dispositions de son article 41.

  • 2 L'accord de la Commission prévu audit article 41 est subordonné à l'adhésion de l'Etat concerné au présent Protocole.

  • 3 L'instrument d'adhésion au présent Protocole sera déposé en même temps que l'instrument d'adhésion à la Convention auprès du Gouvernement du Royaume de Belgique, qui en avisera les Gouvernements des autres Etats signataires et adhérents.

  • 4 L'adhésion au Protocole prendra effet le même jour que l'adhésion à la Convention.

EN FOI DE QUOI, les Plénipotentiaires soussignés, après présentation de leurs pleins pouvoirs qui ont été reconnus en bonne et due forme, ont signé le présent Protocole et y ont apposé leurs sceaux.

FAIT à Bruxelles, le 6 juillet 1970, en langues française, allemande, anglaise et néerlandaise, en un seul exemplaire, qui restera déposé aux Archives du Gouvernement du Royaume de Belgique qui en communiquera copie certifiée conforme à tous les Etats signataires. Le texte en langue française fera foi en cas de divergence entre les textes.

Protocole de Signature du Protocole additionnel à la Convention internationale de coopération pour la sécurité de la navigation aérienne „EUROCONTROL”

Lors de la signature du Protocole additionnel à la Convention internationale de coopération pour la sécurité de la navigation aérienne «Eurocontrol», ci-après dénommé «le Protocole», les Plénipotentiaires soussignés de la République Fédérale d'Allemagne, du Royaume de Belgique, de la République Française, du Royaume-Uni de Grande-Bretagne et d'Irlande du Nord, du Grand-Duché de Luxembourg, du Royaume des Pays-Bas et de l'Irlande reconnaissent s'être mis d'accord sur la déclaration ci-après:

En ce qui concerne l'application de l'article 7, paragraphe 3 du Protocole, les Gouvernements des Etats signataires mettront tout en œuvre pour que ce Protocole puisse entrer en vigueur au plus tard le 1er janvier 1971.

FAIT à Bruxelles, le 6 juillet 1970, en langues allemande, anglaise, française et néerlandaise, en un seul exemplaire.

Naar boven