De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Ecuador,
bezield door de wens het burgerlijke en commerciële luchtvervoer tussen haar onderscheiden
grondgebieden te bevorderen en gelet op de aanbeveling, uitgesproken door de Internationale
Burgerlijke Luchtvaart Conferentie, in vergadering bijeen te Chicago van 1 November
tot 7 December 1944, welke aanbeveling is vervat in Resolutie VIII van 7 December
1944 en welke aanbeveelt om de grootst mogelijke eenvormigheid te verkrijgen tussen
de Overeenkomsten inzake de luchtdiensten, welke de Staten overeenkomen, hebben besloten
de volgende Overeenkomst inzake luchtvervoer te sluiten, welke de geregelde luchtdiensten
omvat, welke in het hiernavolgende zijn omschreven, en ten blijke waarvan zij hebben
aangewezen als hun Gevolmachtigden, te weten:
Namens de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden, de Heer K. W. Reinink, Tijdelijk
Zaakgelastigde te Quito;
Namens Zijne Excellentie de President van de Republiek Ecuador, de Heer Luis Antonio
Peñaherrera, Minister van Buitenlandse Zaken;
die nadat zij hun volmachten aan elkander hebben overgelegd, welke in goede en behoorlijke
vorm zijn bevonden, het navolgende zijn overeengekomen:
De Overeenkomstsluitende Partijen verlenen elkaar wederkerig de in deze Overeenkomst
en haar Bijlage opgesomde rechten, teneinde de daarin vermelde internationale geregelde
luchtdiensten, die hierna zullen worden aangeduid als „overeengekomen diensten”, in
te stellen.
-
1 Ieder van de „overeengekomen diensten” mag onmiddellijk worden ingesteld of op een
latere datum, naar keuze van de Overeenkomstsluitende Partij, aan welke de rechten
worden verleend, maar niet voordat:
-
a) de Overeenkomstsluitende Partij, aan welke de rechten worden verleend, een luchtvaartmaatschappij
of -maatschappijen heeft aangewezen voor de exploitatie van de vastgestelde luchtlijn(en);
-
b) de Overeenkomstsluitende Partij, welke de rechten verleent, de overeenkomstige exploitatie-vergunning
heeft uitgereikt aan de luchtvaartmaatschappij(en), welke door de andere Overeenkomstsluitende
Partij is (zijn) aangewezen, hetgeen zonder uitstel zal geschieden, nadat aan de bepalingen
van lid 2 van dit Artikel en aan die van Artikel VI is voldaan.
-
2 Van de aangewezen luchtvaartmaatschappijen kan worden verlangd, dat zij tegenover
de luchtvaartautoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partij, welke de rechten verleent,
bewijzen, dat zij in staat zijn te voldoen aan de eisen voorgeschreven door de wetten
en maatregelen, welke normaal door deze autoriteiten ten aanzien van de werkwijze
van de commerciële luchtvaartmaatschappijen worden toegepast.
Teneinde bevoorrechting te voorkomen en gelijkheid van behandeling te verzekeren,
komen beide Overeenkomstsluitende Partijen overeen, dat:
-
1) iedere Overeenkomstsluitende Partij voor het gebruik van luchthavens en andere faciliteiten
billijke en redelijke kosten kan opleggen of doen opleggen. Het is echter wel verstaan
tussen beide Overeenkomstsluitende Partijen, dat deze kosten niet hoger mogen zijn
dan die, welke door haar eigen op soortgelijke internationale diensten gebezigde luchtvaartuigen
worden betaald voor het gebruik van bedoelde luchthavens en faciliteiten;
-
2) voor motorbrandstoffen, smeeroliën, reservedelen, normale uitrustingsstukken en voorraden
in het algemeen, uitsluitend bestemd om te worden gebruikt door de luchtvaartuigen
van de luchtvaartmaatschappijen aangewezen door een van de Overeenkomstsluitende Partijen
en door genoemde luchtvaartmaatschappijen of voor haar rekening ingevoerd op het grondgebied
van de andere Overeenkomstsluitende Partij of aan boord genomen in het genoemd gebied,
teneinde gebruikt te worden door de luchtvaartuigen van genoemde luchtvaartmaatschappijen,
van laatstgenoemde Overeenkomstsluitende Partij, voor wat betreft het heffen van douanerechten,
inspectiekosten of andere fiscale en nationale rechten of kosten, een behandeling
wordt toegepast, welke niet ongunstiger is dan die, toegestaan aan de eigen luchtvaartuigen
of aan die van de meestbegunstigde natie welke soortgelijke diensten exploiteert;
-
3) de luchtvaartuigen van de luchtvaartmaatschappijen aangewezen door de andere Overeenkomstsluitende
Partij gebezigd bij de exploitatie van de „overeengekomen diensten” bij het binnenkomen
en het verlaten van het grondgebied van een der Overeenkomstsluitende Partijen zijn
vrijgesteld van douanerechten, inspectiekosten of soortgelijke rechten of kosten.
Eveneens worden de brandstoffen, smeeroliën, reservedelen, normale uitrustingsstukken
en voorraden in het algemeen en de proviand vrijgesteld, welke aan boord van die luchtvaartuigen
blijven, zelfs indien zodanige voorraden verbruikt of geconsumeerd worden bij vluchten
binnen dat grondgebied;
-
4) de onder paragraaf 3 van dit artikel opgesomde goederen en die onder vorenbedoelde
vrijstelling vallen, slechts mogen worden gelost met toestemming van de douane-autoriteiten
van de andere Overeenkomstsluitende Partij. De geloste goederen, die weer zullen moeten
worden uitgevoerd, blijven ter beschikking staan, maar zullen tot aan de wederuitvoer
onder toezicht van de douane van de andere Overeenkomstsluitende Partij blijven.
De bewijzen van luchtwaardigheid, de bewijzen van bevoegdheid van het vliegend personeel,
uitgereikt of geldig verklaard door een van de Overeenkomstsluitende Partijen, zullen
wanneer ze nog geldig zijn, door de andere Overeenkomstsluitende Partij voor de exploitatie
van de „overeengekomen diensten” als geldig worden erkend. Elke Overeenkomstsluitende
Partij behoudt zich evenwel het recht voor voor vluchten boven haar eigen grondgebied
de erkenning van bewijzen van bevoegdheid, door een andere Staat aan haar eigen onderdanen
uitgereikt, te weigeren.
-
1 De wetten en voorschriften van de ene Overeenkomstsluitende Partij betreffende het
binnenkomen in, het verblijf op haar grondgebied of het vertrek daaruit van de luchtvaartuigen,
gebezigd in de internationale luchtvaart, of betreffende de exploitatie van en het
vliegen met die luchtvaartuigen binnen de grenzen van haar grondgebied, zullen van
toepassing zijn op de luchtvaartuigen van de luchtvaartmaatschappijen, welke door
de andere Overeenkomstsluitende Partij zijn aangewezen.
-
2 De wetten en voorschriften van de ene Overeenkomstsluitende Partij betreffende het
binnenkomen in, het verblijf op haar grondgebied of het vertrek daaruit van passagiers,
bemanning of vracht van luchtvaartuigen, te weten de wetten en voorschriften, betreffende
de binnenkomst, de in- en uitklaring, de landverhuizing, de politie, douane en quarantaine
zullen toepasselijk zijn op de passagiers, bemanning of vracht van de luchtvaartuigen
van de luchtvaartmaatschappijen, welke door de andere Overeenkomstsluitende Partij
zijn aangewezen.
Elke Overeenkomstsluitende Partij behoudt zich het recht voor de uitoefening van de
rechten, nader aangeduid in de Bijlage bij deze Overeenkomst, te ontzeggen of te herroepen
ten opzichte van een luchtvaartmaatschappij, welke door de andere Overeenkomstsluitende
Partij is aangewezen, wanneer:
-
1) zij geen voldoende bewijzen heeft dat een belangrijk deel van het eigendom of het
daadwerkelijke toezicht van die onderneming berust bij onderdanen van de andere Overeenkomstsluitende
Partij;
-
2) de maatschappij de wetten en voorschriften, genoemd in Artikel V of de voorwaarden
volgens welke de rechten vastgesteld in deze Overeenkomst en haar Bijlage worden verleend,
niet nakomt.
Indien een der Overeenkomstsluitende Partijen het wenselijk acht de voorwaarden, vermeld
in de Bijlage bij deze Overeenkomst, te wijzigen of gebruik te maken van het recht
voorzien in Artikel VI, zal zij een bespreking tussen de luchtvaartautoriteiten van
beide Overeenkomstsluitende Partijen kunnen bewerkstelligen, waarbij zij dit zo zal
moeten regelen, dat een zodanige bespreking zal moeten beginnen binnen zestig (60)
dagen gerekend van de datum van de betreffende kennisgeving. Wanneer genoemde autoriteiten
onderling overeenkomen de Bijlage te wijzigen, zullen deze wijzigingen van kracht
worden, nadat zij door middel van diplomatieke nota's zijn bevestigd.
Elk geschil tussen de Overeenkomstsluitende Partijen betreffende de uitlegging of
de toepassing van deze Overeenkomst en haar Bijlage, welke niet door onderling overleg
kan worden opgelost, zal worden onderworpen aan de scheidsrechterlijke uitspraak van
enig persoon, lichaam of tribunaal, bij accoord tussen beide Partijen aangewezen,
of aan de uitspraak van het Internationale Gerechtshof. De Overeenkomstsluitende Partijen
verbinden zich de uitspraak, welke overeenkomstig dit artikel gegeven wordt, na te
komen.
Deze Overeenkomst zal door ieder van de Overeenkomstsluitende Partijen kunnen worden
opgezegd door kennisgeving aan de andere Overeenkomstsluitende Partij. Deze beslissing
zal gelijktijdig worden medegedeeld aan de Internationale Burgerluchtvaart Organisatie.
Zodra deze kennisgeving is geschied, zal deze Overeenkomst een (1) jaar na de datum,
waarop de mededeling door de andere Overeenkomstsluitende Partij is ontvangen, ophouden
te bestaan, behalve wanneer die kennisgeving met wederzijds goedvinden vóór de vervaldag
van deze periode wordt ingetrokken. Indien de Overeenkomstsluitende Partij de ontvangst
van de kennisgeving niet bevestigt, wordt de mededeling geacht te zijn ontvangen 14
(veertien) dagen nadat deze in het Register van de Internationale Burgerlijke Luchtvaart
Organisatie is genoteerd.
Deze Overeenkomst, haar Bijlage en alle akten, welke daarop betrekking hebben zullen
bij de Internationale Burgerlijke Luchtvaart Organisatie worden geregistreerd.
Met betrekking tot de toepassing van deze Overeenkomst en haar Bijlage zal (zullen):
-
1) de uitdrukking „luchtvaartautoriteiten” in het geval van de Republiek Ecuador betekenen:
De Directeur Generaal van de Burgerluchtvaart en in het geval van het Koninkrijk der
Nederlanden de Directeur Generaal van de Rijksluchtvaartdienst, of in beide gevallen
de behoorlijk gemachtigde personen en organen;
-
2) de uitdrukking „aangewezen luchtvaartmaatschappij” betekenen iedere luchtvaartmaatschappij,
waarvan de luchtvaartautoriteiten van een der Overeenkomstsluitende Partijen schriftelijk
aan de luchtvaartautoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij hebben medegedeeld,
dat zij aangewezen is, overeenkomstig Artikel II van deze Overeenkomst, om de „overeengekomen
diensten” te exploiteren;
-
3) de uitdrukking „grondgebied” de betekenis hebben, welke daaraan gegeven wordt in Artikel
2 van het Verdrag inzake de Internationale Burgerlijke Luchtvaart, getekend te Chicago
op 7 December 1944;
-
4) de definities vervat in de leden (a), (b) en (d) van Artikel 96 van het Verdrag inzake de Internationale Burgerlijke Luchtvaart,
op 7 December 1944 te Chicago gesloten, op deze Overeenkomst van toepassing zijn.
Deze Overeenkomst zal voorlopig worden toegepast met ingang van de datum waarop zij
zal zijn ondertekend en zij zal in werking treden op de datum, vastgesteld bij een
Nota-wisseling die zal geschieden te 's-Gravenhage, nadat aan de voorschriften van
de binnenlandse wetgeving van elk der Overeenkomstsluitende Partijen is voldaan.