Cultureel Verdrag tussen Nederland en Italië, Rome, 05-12-1951

Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 14-11-1973 t/m heden

Cultureel Verdrag tussen Nederland en Italië

Authentiek : NL

Cultureel Verdrag tussen Nederland en Italië

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering der Italiaanse Republiek;

Bezield door de gelijke wens om haar betrekkingen te bevestigen en te versterken;

Hebben besloten te dien einde een Verdrag te sluiten betreffende de culturele en intellectuele betrekkingen tussen beide landen en hebben tot dit doel gevolmachtigden benoemd, die, daartoe door hun Regeringen behoorlijk gemachtigd,

als volgt zijn overeengekomen:

Artikel 1

Het Verdrag heeft ten doel, door bestendig contact tussen de beide Partijen de goede betrekkingen tussen beide landen op het gebied van onderwijs, wetenschap en kunst op een hechte basis te grondvesten en te ontwikkelen.

Artikel 2

Met het oog op de uitvoering van dit Verdrag wordt een permanente gemengde Commissie ingesteld. Deze zal bestaan uit zes leden; ieder der Verdragsluitende Partijen wordt door drie leden vertegenwoordigd. De samenstelling en de werkzaamheden van deze Commissie worden door de volgende beginselen beheerst:

  • a) De leden der Commissie worden voor Nederland benoemd door de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen; voor Italië door de Minister van Buitenlandse Zaken, in overleg met de Minister van Openbaar Onderwijs. De lijst der leden van iedere Verdragsluitende Partij wordt langs de diplomatieke weg aan de Regering der andere Partij ter kennis gebracht.

  • b) De gemengde Commissie vergadert in pleno telkenmale als de noodzakelijkheid daartoe gevoeld wordt en tenminste eenmaal 's jaars om beurten in Nederland en in Italië. De samenkomsten worden voorgezeten door een zevende lid en wel de Minister van Onderwijs van het ontvangende land.

  • c) Indien vraagstukken van technische aard in behandeling moeten worden genomen, die een gespecialiseerde kennis van zaken vereisen, kan de gemengde Commissie er toe overgaan subcommissies in te stellen, samengesteld uit leden gekozen uit of buiten haar midden, waarin ieder der Partijen door een gelijk aantal leden vertegenwoordigd wordt. De plaats van samenkomst en het voorzitterschap van deze subcommissies worden bepaald door dezelfde beginselen als onder b) vastgesteld, met dien verstande dat het voorzitterschap daarvan kan berusten bij een persoon aan te wijzen door de Minister van het land, waar de zitting plaats vindt.

  • d) Onverminderd het bepaalde onder c) kan de gemengde Commissie deskundigen als technische adviseurs aan zich toevoegen, steeds op basis van pariteit.

Artikel 3

Na bekrachtiging van dit Verdrag zullen de daaruit voortvloeiende bepalingen zoals deze door de gemengde Commissie zijn vastgesteld, worden bekend gemaakt in een officiële akte, die als bijlage aan dit Verdrag zal worden toegevoegd. Deze bepalingen alsmede alle veranderingen van en toevoegingen aan deze bepalingen komen op voorstel van de gemengde Commissie tot stand na goedkeuring door de Regeringen der beide landen.

Artikel 4

Beide Verdragsluitende Partijen zullen de uitwisseling bevorderen van hoogleraren, leraren bij het middelbaar onderwijs, leden van instellingen op het gebied van wetenschap, letterkunde en kunst, studenten, personen belast met wetenschappelijk onderzoek en kunstenaars. De voordracht der candidaten zal door de universiteiten en instellingen zelf worden opgemaakt en zal ter beoordeling aan de Commissie worden voorgelegd.

Voorts zal ieder der Verdragsluitende Partijen het ondernemen van reizen in groepsverband van leraren, studenten, kunstenaars, personen uit beroep of ambacht, technici en intellectuelen in het algemeen, in het andere land bevorderen.

Artikel 5

Ieder der Verdragsluitende Partijen is gerechtigd op het grondgebied van de andere Partij culturele instellingen op te richten en in stand te houden, onder het voorbehoud dat zij de wettelijke bepalingen in acht nemen, welke het oprichten van dergelijke instellingen in ieder der beide landen regelen.

De salarissen, welke de functionarissen van bovengenoemde instellingen in deze hoedanigheid van de ene Verdragsluitende Partij ontvangen, zullen zijn vrijgesteld van iedere belasting op inkomsten op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij, waar de instelling is gevestigd.

Artikel 5a

De culturele instellingen die door ieder der beide landen officieel worden opgericht op het grondgebied van het andere land genieten op basis van wederkerigheid de volgende voordelen van fiscale aard, welke niet de vergoedingen omvatten, die verschuldigd zijn als beloning voor verleende diensten:

  • a) vrijstelling van belastingen, heffingen en vergoedingen voor de verwerving, onder bezwarende titel of om niet, van gronden en gebouwen bestemd om als zetel van genoemde instellingen te dienen;

  • b) vrijstelling van directe belastingen en van heffingen en vergoedingen ten aanzien van gebouwen gelegen op het grondgebied van ieder der Verdragsluitende Partijen, mits genoemde gebouwen eigendom zijn van de andere Verdragsluitende Partij of van de onderscheiden culturele instellingen en bestemd zijn voor de in het Verdrag vervatte doelstellingen; de vrijstelling betreft eveneens de bijkomende belastingen, opcenten en vergoedingen gevorderd door plaatselijke publiekrechtelijke lichamen;

  • c) vrijstelling van de heffingen en van alle andere rechten die kunnen worden geheven bij de invoer van meubilair, onderwijsmateriaal en materiaal voor wetenschappelijk onderzoek, van boeken en publikaties nodig voor de inrichting en het functioneren van genoemde culturele instellingen.

De overeenkomstig het voorgaande lid sub c) ingevoerde goederen mogen op het grondgebied van de Verdragsluitende Partij waar zij zijn ingevoerd niet worden verkocht, uitgeleend of onder bezwarende titel dan wel om niet worden afgestaan met een ander doel dan het functioneren van de culturele lichamen, behalve op door de Regering van de betrokken Verdragsluitende Partij vastgestelde voorwaarden.

Artikel 6

Ieder der Verdragsluitende Partijen neemt de verplichting op zich - door het oprichten van leerstoelen, lectoraten en waar mogelijk, door het organiseren van cursussen op middelbare scholen - de studie van de taal en letterkunde van de andere Partij in haar eigen onderwijsinstellingen te bevorderen, hetzij door eigen leerkrachten, hetzij door het ontvangen van leerkrachten van de andere Partij, die hiertoe naar behoefte aangewezen worden. De gemengde Commissie, genoemd onder artikel 2, zal de wijze bepalen waarop bovengenoemde verplichting wederzijds zal worden uitgevoerd.

Artikel 7

Beide Verdragsluitende Partijen verklaren het toekennen van beurzen te willen bevorderen, teneinde studerenden in staat te stellen hun studies of onderzoekingen in het andere Verdragsluitende land voort te zetten.

De gemengde Commissie kan wat het aantal dezer beurzen en alle verdere regelingen dienaangaande betreft, bij de betrokken Regeringen voorstellen indienen.

Artikel 8

De Verdragsluitende Partijen zullen de culturele uitwisselingen tussen beide landen versterken door het organiseren van concerten, opera- en toneelvoorstellingen, voordrachten, tentoonstellingen van artistieke en wetenschappelijke aard of op het gebied van het onderwijs en alle andere daartoe geëigende culturele manifestaties, door de verspreiding van boeken en tijdschriften alsook door de film en de radio.

Artikel 9

De Verdragsluitende Partijen zullen alle financiële maatregelen onder ogen zien, nodig om in het algemeen manifestaties op artistiek en cultureel gebied van het ene land in het andere te vergemakkelijken.

Artikel 10

De Verdragsluitende Partijen achten het wenselijk dat, onder het voorbehoud van mogelijk te nemen maatregelen ten behoeve der openbare veiligheid, boeken, couranten en tijdschriften die in een der beide landen zijn uitgegeven, vrijelijk toegang vinden op het grondgebied van het andere land, vrij van rechten, zonder invoervergunning of andere beperkende maatregelen.

Artikel 11

Dit Verdrag zal worden bekrachtigd en de akten van bekrachtiging zullen zo spoedig mogelijk te 's-Gravenhage worden uitgewisseld. Het Verdrag zal in werking treden op de dag der uitwisseling van de akten van bekrachtiging.

Artikel 12

Dit Verdrag zal van kracht blijven gedurende een tijdvak van vijf jaren. Indien geen der Verdragsluitende Partijen zes maanden voor afloop van die termijn van vijf jaar kennis heeft gegeven van haar bedoeling het Verdrag te beëindigen, zal het verbindend blijven gedurende een jaar vanaf de dag, waarop de ene of de andere der Verdragsluitende Partijen het zal hebben opgezegd.

TER OORKONDE WAARVAN de wederzijdse Gevolmachtigden dit Verdrag hebben ondertekend en daaraan hun zegels hebben gehecht.

GEDAAN in tweevoud, in de Nederlandse en de Italiaanse taal, welke beide teksten gelijkelijk authentiek zijn, te Rome, de 5de December 1951.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden,

(w.g.) W. VAN BYLANDT.

Voor de Regering der Italiaanse Republiek,

(w.g.) DE GASPERI.

Naar boven