Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering [...] Republiek Finland betreffende het internationale wegvervoer, Helsinki, 02-11-1970

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 25-10-1989 t/m heden

Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Finland betreffende het internationale wegvervoer

Authentiek : EN

Agreement between the Government of the Kingdom of the Netherlands and the Government of the Republic of Finland on international road transport

The Government of the Kingdom of the Netherlands and the Government of the Republic of Finland;

Desirous of promoting, in the interest of their economic relations, the development of transport of passengers and goods between their two countries and in transit across their territories;

Having decided to conclude an Agreement with the object of consolidating existing facilities and creating additional facilities;

Have agreed as follows:

I. Transport of Passengers

Article 1

Passenger transport operations are not subject to the licensing regime of the other Contracting Party, except the services mentioned in Article 2 of this Agreement.

Article 2

  • 1 Regular passenger services between the territories of the Contracting Parties or in transit across these territories shall be subject to prior licensing.

  • 2 Regular passenger services mean the passenger transport operations by motorcoach performed on a fixed itinerary according to time-tables and tariffs determined and published in advance.

  • 3 The licence referred to in paragraph 1 of this Article shall be issued by the competent authority of each Contracting Party for the part of the operation which is performed in its territory. The procedure and conditions for the issue of licences shall be jointly determined by the competent authorities of the Contracting Parties.

II. Transport of Goods

Article 3

Each Contracting Party shall allow any carrier established in the territory of the other Contracting Party to carry out without any special licence transport of goods:

  • a. between any point in its territory and any point in the territory of the other Contracting Party;

  • b. in transit through its territory.

Article 7

If the weights or dimensions of a vehicle or combination of vehicles performing the transport operation exceed the permissible maximum in the other state a special permit of the competent authority in that state is required.

III. General Provisions

Article 8

  • 1 A carrier may not undertake the carriage of passengers or goods between two points in the territory of the other State.

  • 2 Road transport of passengers and goods between the territory of one of the Contracting Parties and a third country may be performed only on those conditions that have been agreed upon by the competent authorities of the Contracting Parties.

Article 9

The special permits, referred to in article 7, and the special authorization referred to in article 8, paragraph 2, must be carried on all journeys in the territory of the other State and produced on demand to the inspection officials.

Article 10

Vehicles of carriers established in the territory of one of the Contracting Parties when engaged in international transport under the provisions of this Agreement shall be exempted from taxes and charges levied on the circulation or possession of vehicles as well as from special taxes or charges on transport operations in the territory of the other Contracting Party.

Article 11

  • 1 The fuel contained in the ordinary tanks of the vehicles mentioned in Article 10 as well as the lubricants and spare parts destined for those vehicles shall in the territory of the other Contracting Party be exempted from import duties and import taxes without any prohibition or restriction.

  • 2 Unused spare parts shall be re-exported and replaced parts re-exported, destroyed or abandoned in conformity with the regulations in force in the territory where the vehicle is operating.

Article 12

Questions not contemplated in this Agreement or in any international convention to which both States are parties, are subject to the national laws and regulations of each Contracting Party.

Article 13

In the event of any infringement of the provisions of this Agreement by a carrier established in the territory of one of the Contracting Parties, the Contracting Party in whose territory the infringement occurred may notify the other Contracting Party, which will take such steps as are provided by its national law.

Article 14

  • 1 The competent authorities of the Contracting Parties shall regulate all questions regarding the implementation and the application of this Agreement.

  • 2 For this purpose the Contracting Parties may establish a Joint Committee.

  • 3 The Joint Committee shall meet at the request of either Contracting Party.

Article 15

With respect to the Kingdom of the Netherlands this Agreement shall apply only to the territory of the Kingdom in Europe.

Article 16

  • 1 This Agreement shall enter into force thirty days after the Contracting Parties have informed each other in writing that the constitutional requirements necessary to give effect to the Agreement in their respective territories have been complied with.

  • 2 The Agreement shall remain in force for a period of one year after its entry into force and its validity shall thereafter be tacitly extended from year to year unless denounced by one of the Contracting Parties three months before the end of any calendar year.

IN WITNESS WHEREOF the undersigned, being duly authorised thereto by their respective Governments have signed this Agreement.

DONE in two copies at Helsinki on November 2nd, 1970 in the English language, both copies being equally authentic.

For the Government of the Kingdom of the Netherlands

(sd.) J. LUNS

For the Government of the Republic of Finland

(sd.) VÄINO LESKINEN

Vertaling : NL

Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Finland betreffende het internationale wegvervoer

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Finland,

Geleid door de wens, in het belang van hun economische betrekkingen, het personen- en goederenvervoer tussen beide landen en in doorvoer over hun grondgebied te bevorderen,

Besloten hebbende een overeenkomst te sluiten ten einde bestaande faciliteiten te bevestigen en verdere faciliteiten te scheppen,

Zijn als volgt overeengekomen:

I. Personenvervoer

Artikel 1

Het personenvervoer is niet onderworpen aan het vergunningenstelsel van de andere Overeenkomstsluitende Partij, met uitzondering van de diensten genoemd in artikel 2 van deze Overeenkomst.

Artikel 2

  • 1 Voor geregelde reizigersdiensten tussen de grondgebieden van de Overeenkomstsluitende Partijen of in doorvoer over deze grondgebieden dient vooraf vergunning te worden verkregen.

  • 2 Geregelde reizigersdiensten betekent het personenvervoer met autobussen, verricht langs een vaste reisroute, volgens dienstregelingen en tegen tarieven die vooraf zijn vastgesteld en gepubliceerd.

  • 3 De vergunning bedoeld in het eerste lid van dit artikel wordt door de bevoegde autoriteiten van elk der Overeenkomstsluitende Partijen afgegeven voor dat deel van het vervoer dat op haar grondgebied plaatsvindt. De procedure en de voorwaarden voor de afgifte van de vergunningen worden in onderling overleg vastgesteld door de bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partijen.

II. Goederenvervoer

Artikel 3

Elke Overeenkomstsluitende Partij staat vervoerders die gevestigd zijn op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij toe, zonder enige bijzondere vergunning goederenvervoer te verrichten:

  • a. tussen elk punt op haar grondgebied en elk punt op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij;

  • b. in doorvoer over haar grondgebied.

Artikel 7

Indien het gewicht of de afmetingen van een voertuig of een samenstel van voertuigen dat het vervoer verricht het toegestane maximum in de andere Staat overschrijdt, is een bijzondere toestemming van de bevoegde autoriteit van die Staat vereist.

III. Algemene bepalingen

Artikel 8

  • 1 Een vervoerder mag geen personen of goederen vervoeren tussen twee plaatsen op het grondgebied van de andere Staat.

  • 2 Wegvervoer van personen en goederen tussen het gebied van één der Overeenkomstsluitende Partijen en een derde land mag slechts worden uitgevoerd op die voorwaarden die zijn overeengekomen door de bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partijen.

Artikel 9

De bijzondere vergunning, zoals bedoeld in artikel 7, en de uitdrukkelijke machtiging, zoals bedoeld in artikel 8, tweede lid, dient men bij zich te hebben op alle reizen op het grondgebied van de andere Staat; zij dienen op verzoek van de met de controle belaste ambtenaren te worden getoond.

Artikel 10

Voertuigen van vervoerders die gevestigd zijn op het grondgebied van een der Overeenkomstsluitende Partijen zijn, indien gebruikt bij internationaal vervoer vallend onder de bepalingen van deze Overeenkomst, vrijgesteld van belastingen en heffingen op het rijden met of het bezit van die voertuigen, en tevens van alle bijzondere belastingen of heffingen op vervoer op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij.

Artikel 11

  • 1 De zich in de gewone reservoirs van de voertuigen, genoemd in artikel 10, bevindende brandstof, alsmede de smeermiddelen en reservedelen voor deze voertuigen bestemd, zijn op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij vrijgesteld van invoerrechten en -belastingen zonder enig verbod of enige beperking.

  • 2 Niet gebruikte reservedelen dienen weer uitgevoerd en vervangen delen opnieuw uitgevoerd dan wel vernietigd of achtergelaten te worden overeenkomstig de voorschriften die van kracht zijn op het grondgebied waarop het voertuig wordt gebruikt.

Artikel 12

Vraagstukken die noch in deze Overeenkomst worden behandeld, noch in enige andere internationale overeenkomst waarbij beide Staten partij zijn, zijn onderworpen aan de nationale wetten en voorschriften van elke Overeenkomstsluitende Partij.

Artikel 13

In geval van overtreding van de bepalingen van deze Overeenkomst door een vervoerder die op het grondgebied van een der Overeenkomstsluitende Partijen is gevestigd, kan de Overeenkomstsluitende Partij op wier grondgebied de overtreding plaatsvond, hiervan kennisgeven aan de andere Overeenkomstsluitende Partij, die de maatregelen kan nemen waarin haar nationale wetgeving voorziet.

Artikel 14

  • 1 De bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partijen regelen alle vraagstukken betreffende de uitvoering en de toepassing van deze Overeenkomst.

  • 2 Te dien einde kunnen de Overeenkomstsluitende Partijen een Gemengde Commissie instellen.

  • 3 De Gemengde Commissie komt bijeen op verzoek van een der Overeenkomstsluitende Partijen.

Artikel 15

Met betrekking tot het Koninkrijk der Nederlanden is deze Overeenkomst alleen van toepassing op het in Europa gelegen grondgebied van het Koninkrijk.

Artikel 16

  • 1 Deze Overeenkomst treedt in werking dertig dagen nadat de Overeenkomstsluitende Partijen elkaar schriftelijk hebben medegedeeld, dat aan de in hun onderscheiden gebieden voor de inwerkingstelling van de Overeenkomst geldende grondwettelijke vereisten is voldaan.

  • 2 Deze Overeenkomst zal voor een tijdvak van een jaar na haar inwerkingtreding van kracht blijven en haar geldigheid zal daarna van jaar tot jaar stilzwijgend worden verlengd tenzij zij door een van de Overeenkomstsluitende Partijen drie maanden voor het einde van het kalenderjaar wordt opgezegd.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd door hun onderscheiden Regeringen, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

GEDAAN te Helsinki, op 2 november 1970, in twee exemplaren in de Engelse taal, zijnde beide gelijkelijk authentiek.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

(w.g.) J. LUNS

Voor de Regering van de Republiek Finland

(w.g.) VÄINO LESKINEN

Naar boven