Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden en
Hare Majesteit de Koningin van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland
en van Haar andere Rijken en Gebieden, Hoofd van de Commonwealth (hierna te noemen:
„Hare Britse Majesteit”);
De wens koesterende om op grondslag van wederkerigheid een regeling te treffen voor
de erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke zaken,
Hebben besloten te dien einde een Verdrag te sluiten en hebben tot hun gevolmachtigden
benoemd:
Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden:
Zijne Excellentie de Heer H. J. de Koster, Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken;
Hare Britse Majesteit:
Voor het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland:
Zijne Excellentie Sir Isham Peter Garran, K. C. M. G., Harer Britse Majesteits Buitengewoon
en Gevolmachtigd Ambassadeur te 's-Gravenhage en
De Right Honourable Lord Gardiner, Lord High Chancellor van Groot-Brittannië;
Die, na hun in goede en behoorlijke vorm bevonden volmachten te hebben uitgewisseld,
zijn overeengekomen als volgt: