Culturele Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland, 's-Gravenhage, 27-04-1961

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 21-04-1962 t/m heden

Culturele Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland

Authentiek : NL

Culturele Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland

Het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland,

Geleid door de wens, de kennis van de cultuur en het geestelijk leven van de buurstaat in het eigen land te bevorderen door middel van uitwisseling en vriendschappelijke samenwerking, en zich ervan bewust, dat door een overeenkomst eveneens de gemeenschappelijke zaak van de Europese cultuur wordt gediend,

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1

De Overeenkomstsluitende Partijen verplichten zich, de culturele samenwerking tussen hun landen te bevorderen en te beschermen. Zij zullen er gemeenschappelijk naar streven, alle moeilijkheden welke deze culturele samenwerking zouden kunnen belemmeren, uit de weg te ruimen.

Artikel 2

Elk der Overeenkomstsluitende Partijen zal zich beijveren, de oprichting van, en het verlenen van steun aan, culturele instellingen van de andere Overeenkomstsluitende Partij in het eigen land te bevorderen, mits de in dat land geldende wettelijke voorschriften ten aanzien van de oprichting en het beheer van zodanige instellingen in acht worden genomen.

De term „instelling” omvat scholen, wetenschappelijke en culturele instituten, bibliotheken, film- en muziekarchieven.

Artikel 3

De Overeenkomstsluitende Partijen zullen zich beijveren, de uitwisseling te bevorderen van hoogleraren, wetenschappelijke onderzoekers en studenten, van leraren, onderwijzers en kunstenaars en van personen die in het vrije beroep op cultureel gebied werkzaam zijn.

Artikel 4

  • (1) De Overeenkomstsluitende Partijen stellen studiebeurzen beschikbaar, welke hun onderdanen in staat stellen, in het andere land studies of onderzoekingen te beginnen of voort te zetten, of hun culturele, artistieke of wetenschappelijke vorming te vervolmaken en te voltooien.

  • (2) Onder Duitse onderdanen dient te worden verstaan Duitsers in de zin van artikel 116, eerste lid, van de grondwet van de Bondsrepubliek Duitsland.

Artikel 5

De Overeenkomstsluitende Partijen zullen, ter verwezenlijking van de doelstellingen van deze Overeenkomst, zich beijveren, de samenwerking tussen de wetenschappelijke genootschappen, onderwijs- en beroepsorganisaties van hun landen te bevorderen.

Artikel 6

De Overeenkomstsluitende Partijen zullen zich beijveren, de samenwerking tussen de erkende jeugdorganisaties en tussen de bevoegde overheidsinstanties op het gebied van de jeugdzorg van hun beide landen te bevorderen.

Artikel 7

De Overeenkomstsluitende Partijen zullen onderzoeken in hoeverre het houden van vakantiecursussen voor onderwijzend personeel, scholieren en studenten van de andere Partij kan worden bevorderd.

Artikel 8

De Overeenkomstsluitende Partijen zullen de mogelijkheid onderzoeken, universitaire graden en getuigschriften van het andere land voor academische doeleinden als gelijkwaardig aan de overeenkomstige graden en getuigschriften van het eigen land te erkennen.

Artikel 9

De Overeenkomstsluitende Partijen zullen zich beijveren, elkaar wederzijds bij te staan bij het verbreiden onder hun bevolking van kennis der cultuurgoederen van het andere land, in het bijzonder door middel van:

  • 1. kunsttentoonstellingen en tentoonstellingen van andere aard;

  • 2. concerten en voordrachten;

  • 3. toneelvoorstellingen;

  • 4. uitwisseling van instructiefilms, culturele en wetenschappelijke films;

  • 5. bevordering van de samenwerking op het gebied van radio en televisie.

Artikel 10

De Overeenkomstsluitende Partijen zullen de verzending, de circulatie en de verspreiding van boeken, tijdschriften, literaire, wetenschappelijke en technische publikaties der andere Overeenkomstsluitende Partij op hun gebied vergemakkelijken. Zij zullen, binnen het kader van de dan geldende wettelijke bepalingen, de uitwisseling van boeken en tijdschriften, alsmede van kopieën van documenten en muziekpartituren tussen hun nationale bibliotheken en archieven bevorderen. De Overeenkomstsluitende Partijen zullen zich eveneens beijveren, de vertaling te bevorderen van die boeken welke voor een grondige kennis van het geestesleven van het andere land van waarde zijn.

Artikel 11

De Overeenkomstsluitende Partijen zullen binnen het kader van de voor hen geldende rechtsorde alles in het werk stellen om te bereiken dat in alle takken van het onderwijs de geschiedenis en de levensvormen van de andere Partij met de grootste objectiviteit worden behandeld.

Artikel 12

De Overeenkomstsluitende Partijen zullen zich beijveren, elkaar zoveel mogelijk te helpen bij de oplossing van de financiële problemen welke ontstaan door de culturele activiteit van de ene Partij in het land van de andere Partij, met name door de invoer van cultureel materiaal.

Artikel 13

  • (1) Voor het regelmatig plegen van gemeenschappelijk overleg wordt een uit acht leden bestaande permanente gemengde commissie ingesteld, die tot taak zal hebben alle vraagstukken op te lossen welke uit de tenuitvoerlegging van deze Overeenkomst ontstaan.

  • (2) Van de commissieleden, die geen regeringsambtenaren behoeven te zijn, worden er vier voor de Bondsrepubliek Duitsland benoemd door de Bondsminister van Buitenlandse Zaken in overleg met de andere betrokken bondsministers en met de ministers van onderwijs van de „Länder” van de Bondsrepubliek Duitsland; de vier andere leden worden voor het Koninkrijk der Nederlanden benoemd door de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. De commissie kan deskundigen aantrekken en voor technische vraagstukken welke een diepgaand onderzoek vereisen, subcommissies instellen.

  • (3) De permanente gemengde commissie komt naar behoefte, doch ten minste eenmaal per jaar, afwisselend in de Bondsrepubliek Duitsland en in het Koninkrijk der Nederlanden bijeen. Het voorzitterschap wordt waargenomen door een commissielid van het land waarin zij bijeenkomt.

Artikel 14

De permanente gemengde commissie kan aan de Overeenkomstsluitende Partijen maatregelen voorstellen ter tenuitvoerlegging van de bepalingen van deze Overeenkomst.

Artikel 15

In deze Overeenkomst betekent „land” voor wat Duitsland betreft de Bondsrepubliek Duitsland, voor wat Nederland betreft het Europese deel van het Koninkrijk der Nederlanden. Een uitzondering wordt gevormd door artikel 13, lid 2, en artikel 16.

Artikel 16

Deze Overeenkomst geldt ook voor het „Land” Berlijn, voor zover de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland niet binnen drie maanden na de inwerkingtreding van de Overeenkomst tegenover de Nederlandse Regering het tegendeel verklaart.

Artikel 17

Deze Overeenkomst moet worden bekrachtigd. De uitwisseling der akten van bekrachtiging vindt plaats te Bonn. De Overeenkomst treedt een maand na de uitwisseling der akten van bekrachtiging in werking.

Artikel 18

Deze Overeenkomst blijft gedurende een tijdvak van ten minste vijf jaar van kracht. Indien de Overeenkomst niet uiterlijk zes maanden voor het verstrijken van dit tijdvak door een der Overeenkomstsluitende Partijen is opgezegd, blijft zij van kracht tot zes maanden na de dag waarop een der Partijen aan de andere mededeling heeft gedaan van haar opzegging.

TEN BLIJKE WAARVAN de gevolmachtigden deze Overeenkomst hebben ondertekend.

GEDAAN te 's-Gravenhage, de 27ste april 1961, in twee exemplaren, elk in de Nederlandse en de Duitse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden:

(w.g.) J. LUNS

Voor de Bondsrepubliek Duitsland:

(w.g.) Dr. J. LÖNS

Naar boven