Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering [...] Federatie inzake internationaal vervoer over de weg, Rotterdam, 20-01-2010

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 03-12-2010 t/m heden

Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Russische Federatie inzake internationaal vervoer over de weg

Authentiek : NL

Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Russische Federatie inzake internationaal vervoer over de weg

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

en

de Regering van de Russische Federatie,

hierna te noemen „de Overeenkomstsluitende Partijen”,

Geleid door de wens te gaan samenwerken op het gebied van internationaal vervoer over de weg en dergelijk vervoer te vergemakkelijken,

Zijn het volgende overeengekomen:

I. REIKWIJDTE EN DEFINITIES

Artikel 1

  • 1 Het vervoer van personen en van goederen met wegvoertuigen voor het internationaal vervoer die in de Russische Federatie of het Koninkrijk der Nederlanden zijn geregistreerd, tussen de Staten van de Overeenkomstsluitende Partijen en in doorvoer over hun grondgebieden, alsmede naar en vanuit derde landen, geschiedt in overeenstemming met deze Overeenkomst.

  • 2 Een vervoerder van de Staat van een Overeenkomstsluitende Partij mag geen vervoer van personen of goederen verrichten tussen punten die gelegen zijn op het grondgebied van de Staat van de andere Overeenkomstsluitende Partij.

Artikel 2

Voor de toepassing van deze Overeenkomst wordt verstaan onder:

  • 1. de uitdrukking „bevoegde autoriteiten” van de Overeenkomstsluitende Partijen:

    • in de Russische Federatie:

      het ministerie van Transport van de Russische Federatie, en tevens, voor de toepassing van artikel 8, tweede lid, het ministerie van Binnenlandse Zaken van de Russische Federatie;

    • in het Koninkrijk der Nederlanden:

      het ministerie van Verkeer en Waterstaat, alsmede elke persoon of instantie die daartoe naar behoren gemachtigd is overeenkomstig de nationale wet- en regelgeving.

    In gevallen waarin de genoemde bevoegde autoriteiten worden vervangen, dienen de namen van de nieuwe autoriteiten langs diplomatieke weg aan de andere Overeenkomstsluitende Partij te worden medegedeeld;

  • 2. de uitdrukking „vervoerder” een natuurlijke persoon of een rechtspersoon, geregistreerd op het grondgebied van de Staat van een van de Overeenkomstsluitende Partijen, die in overeenstemming met de wetgeving van deze Staat bevoegd is tot het verrichten van internationaal vervoer over de weg van personen of goederen;

  • 3. de uitdrukking „wegvoertuig voor het vervoer” een motorvoertuig dat ter beschikking van een vervoerder staat als deel van zijn eigendom of krachtens een huur- of lease-overeenkomst:

    • voor het vervoer van goederen:

      een bedrijfsvoertuig, een bedrijfsvoertuig met een aanhangwagen, een gemotoriseerde vrachtwagen of een gemotoriseerde vrachtwagen met een oplegger;

    • voor het vervoer van personen:

      een bus, dat wil zeggen een wegvoertuig bestemd voor het vervoer van personen dat meer dan negen zitplaatsen heeft, met inbegrip van de zitplaats van de bestuurder, eventueel voorzien van een aanhangwagen voor het vervoer van bagage;

  • 4. de uitdrukking „vervoer” de verplaatsing van een beladen of onbeladen wegvoertuig voor het vervoer;

  • 5. de uitdrukking „geregeld vervoer van personen” vervoer van personen per bus in overeenstemming met een overeengekomen dienstregeling, vastgestelde route, tarieven en vooraf bepaalde halteplaatsen waar de vervoerder passagiers ophaalt en afzet, op basis van een vergunning;

  • 6. de uitdrukking „ongeregeld vervoer van personen” alle overige vormen van vervoer van personen per bus die niet onder de uitdrukking „geregeld vervoer van personen” vallen;

  • 7. de uitdrukking „grondgebied van de Staat van een Overeenkomstsluitende Partij” het grondgebied van de Russische Federatie of het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden in Europa;

  • 8. de uitdrukking „sanitaire controle” sanitaire, veterinaire en fytosanitaire controle;

  • 9. de uitdrukking „vergunning” een document dat een wegvoertuig voor het vervoer dat toebehoort aan een vervoerder van de Staat van een Overeenkomstsluitende Partij het recht geeft over het grondgebied van de Staat van de andere Overeenkomstsluitende Partij te rijden.

II. VERVOER VAN PERSONEN

Artikel 3

  • 1 Het geregelde vervoer van personen dient te worden goedgekeurd door de bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partijen.

  • 2 Het geregelde vervoer van personen tussen de Staten van de Overeenkomstsluitende Partijen of in doorvoer over hun grondgebieden wordt verricht op basis van een vergunning die door de bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partijen wordt afgegeven voor het gedeelte van de route dat over de grondgebieden van hun Staten voert. De vergunning is geldig voor een tijdvak van ten hoogste 3 jaar.

  • 3 Voorstellen betreffende de organisatie van geregeld vervoer van personen worden door de bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partijen tevoren aan elkaar toegezonden en dienen informatie te bevatten over de naam van de vervoerder, de route, de dienstregeling, het berekende tarief, de halteplaatsen waar de vervoerder passagiers ophaalt en afzet, het vastgestelde tijdvak en de vastgestelde frequentie van het vervoer.

  • 4 Een beslissing of een vergunning wel of niet wordt afgegeven wordt door de bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partijen genomen binnen drie maanden na de datum waarop een volledige aanvraag zoals genoemd in het derde lid van dit artikel is ontvangen.

Artikel 4

  • 1 Ongeregeld vervoer van personen tussen de Staten van de Overeenkomstsluitende Partijen of in doorvoer over hun grondgebieden geschiedt zonder vergunning.

  • 2 In het geval van ongeregeld vervoer van personen dient de bestuurder in het bezit te zijn van een passagierslijst in de vorm die dient te worden goedgekeurd door de overeenkomstig artikel 14 van deze Overeenkomst in te stellen Gemengde Commissie.

  • 3 Een vervoerder van de Staat van een Overeenkomstsluitende Partij met een door de bevoegde autoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij afgegeven vergunning die hem het recht geeft één heen- en terugreis te maken mag vervoer verrichten van het grondgebied van de Staat van de andere Overeenkomstsluitende Partij naar het grondgebied van een derde Staat alsmede van het grondgebied van een derde Staat naar het grondgebied van de Staat van de andere Overeenkomstsluitende Partij, tenzij anderszins vermeld in de vergunning.

III. VERVOER VAN GOEDEREN

Artikel 5

  • 1 Het vervoer van goederen tussen de Staten van de Overeenkomstsluitende Partijen en in doorvoer over hun grondgebieden, behoudens het vervoer voorzien in artikel 6 van deze Overeenkomst, geschiedt op basis van vergunningen afgegeven door de bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partijen en die recht geven op het maken van één heen- en terugreis, tenzij anderszins vermeld in de vergunning.

  • 2 Een vervoerder van de Staat van een Overeenkomstsluitende Partij met een door de bevoegde autoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij afgegeven vergunning die hem het recht geeft één heen- en terugreis te maken mag vervoer verrichten van het grondgebied van de Staat van de andere Overeenkomstsluitende Partij naar het grondgebied van een derde Staat alsmede van het grondgebied van een derde Staat naar het grondgebied van de Staat van de andere Overeenkomstsluitende Partij, tenzij anderszins vermeld in de vergunning.

  • 3 De bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partijen zenden elkaar jaarlijks het wederzijds overeengekomen aantal vergunningsformulieren voor het vervoer van goederen toe en brengen daarvoor geen kosten in rekening. Het aantal vergunningsformulieren dat wordt toegezonden is overeenkomstig de behoeften van de vervoerders. Deze vergunningsformulieren dienen voorzien te zijn van de handtekening van de verantwoordelijke functionaris en het stempel van de bevoegde autoriteit die de vergunning heeft afgegeven. Vergunningen afgegeven in een lopend jaar zijn geldig tot en met 31 januari van het daaropvolgende jaar.

  • 4 De bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partijen komen onderling de wijze overeen voor de uitwisseling van vergunningsformulieren.

Artikel 6

  • 1 Een vergunning zoals bedoeld in artikel 5 van deze Overeenkomst is niet vereist voor vervoer:

    • 1) door wegvoertuigen voor het vervoer waarvan het toegestane totaalgewicht in beladen toestand, met inbegrip van een aanhangwagen, niet meer bedraagt dan 6 ton, of wanneer het toegestane gewicht aan lading, met inbegrip van aanhangwagens, niet meer bedraagt dan 3,5 ton;

    • 2) van goederen op onregelmatige basis, naar of vanuit luchthavens, in gevallen waarin luchtdiensten gedwongen worden omgeleid;

    • 3) van voertuigen die zijn beschadigd of onklaar geraakt;

    • 4) van medische voorzieningen, apparatuur en medicijnen voor noodsituaties, in het bijzonder naar aanleiding van natuurrampen en voor humanitaire doeleinden;

    • 5) van kunstwerken en -voorwerpen, apparatuur en benodigdheden voor beurzen en tentoonstellingen;

    • 6) van eigendommen, toebehoren en dieren naar of van theater-, muziek-, film- of circusvoorstellingen, sportevenementen, beurzen of feesten, en van die welke bestemd zijn voor radio-opnamen of voor film- of televisieprogramma’s;

    • 7) van lichamen en as van overledenen, en

    • 8) van postzendingen.

  • 2 Een vergunning is evenmin vereist voor de doortocht van voertuigen voor technische assistentie bestemd voor de reparatie of het slepen van wegvoertuigen voor het vervoer die onklaar zijn geraakt.

  • 3 De in het eerste lid, onderdelen 5 en 6, van dit artikel bedoelde uitzonderingen zijn uitsluitend van toepassing in gevallen waarin de lading wordt geretourneerd aan de Staat waar het wegvoertuig voor het vervoer is geregistreerd of wordt uitgevoerd naar een derde Staat.

Artikel 7

  • 1 Wanneer de afmetingen of het gewicht van het wegvoertuig voor het vervoer dat toebehoort aan een vervoerder van de Staat van een Overeenkomstsluitende Partij, in beladen of onbeladen toestand, de op basis van wetgeving vastgestelde normen te boven gaan die van toepassing zijn op het grondgebied van de Staat van de andere Overeenkomstsluitende Partij, dient het vervoer te worden verricht op basis van een speciale vergunning die door de bevoegde autoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij wordt afgegeven.

  • 2 Het vervoer van gevaarlijke lading over de grondgebieden van de Staten van de Overeenkomstsluitende Partijen geschiedt overeenkomstig de Europese Overeenkomst betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de weg van 30 september 1957.

    Wanneer een speciale vergunning voor het vervoer van gevaarlijke lading vereist is, dient de vervoerder deze vóór aanvang van het transport te verkrijgen van de bevoegde autoriteiten van de desbetreffende Overeenkomstsluitende Partij.

  • 3 Wanneer in de speciale vergunning bedoeld in dit artikel wordt bepaald dat het motorvoertuig een voorgeschreven route moet volgen, dient het vervoer te worden verricht via die route.

IV. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 8

  • 1 De bestuurder van een voertuig dient in het bezit te zijn van het nationale of het internationale rijbewijs en van de nationale registratiedocumenten in overeenstemming met de vereisten van het Verdrag inzake het wegverkeer van 8 november 1968.

  • 2 De vergunning en andere ingevolge deze Overeenkomst vereiste documenten moeten in het bezit van de bestuurder zijn en op verzoek van de bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partijen getoond worden.

Artikel 9

  • 1 Wegvoertuigen voor het vervoer geregistreerd op de grondgebieden van de Overeenkomstsluitende Partijen waarmee internationaal vervoer wordt verricht, dienen voorzien te zijn van de registratie- en herkenningstekens van hun Staat.

  • 2 Aanhangwagens en opleggers mogen voorzien zijn van de registratie- en herkenningstekens van andere Staten op voorwaarde dat het bedrijfsvoertuig, de gemotoriseerde vrachtwagen of de bus voorzien zijn van de registratietekens van een van de Staten van de Overeenkomstsluitende Partijen.

Artikel 10

  • 1 In geval van een overtreding van de bepalingen van deze Overeenkomst door een vervoerder, kunnen de bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partij waar het wegvoertuig voor het vervoer is geregistreerd, op verzoek van de bevoegde autoriteiten van de Staat van de andere Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied waarvan de overtreding werd begaan, een van de volgende maatregelen treffen:

    • 1. het geven van een schriftelijke waarschuwing aan de vervoerder dat, in het geval van een herhaling van de overtreding, de vergunning voor bepaalde tijd kan worden opgeschort of volledig kan worden ingetrokken;

    • 2. het voor bepaalde tijd opschorten of volledig intrekken van een aan de vervoerder afgegeven vergunning;

    • 3. het niet afgeven van een vergunning aan de vervoerder voor het vervoer op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij.

  • 2 De bevoegde autoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende Partij dienen in kennis te worden gesteld van de maatregelen die met betrekking tot de overtreder worden genomen.

  • 3 De bepalingen van dit artikel vormen geen beletsel voor het toepassen van de straffen voorzien in de wetgeving van de Staat van de Overeenkomstsluitende Partij waar de overtreding werd begaan op de vervoerder en de bemanning van het wegvoertuig voor het vervoer.

Artikel 11

  • 1 Vervoerders die, overeenkomstig de bepalingen van deze Overeenkomst, vervoer van personen en goederen verrichten over het grondgebied van de Staat van de andere Overeenkomstsluitende Partij, zijn op basis van wederkerigheid vrijgesteld van belastingen, heffingen en betalingen die verband houden met het bezit of gebruik van wegvoertuigen voor het vervoer, alsmede met het gebruik of het onderhoud van wegen in de Staat van de andere Overeenkomstsluitende Partij.

  • 2 De bepalingen van het eerste lid van dit artikel zijn niet van toepassing op betalingen verschuldigd voor het gebruik van tolwegen, autowegen, bruggen en tunnels in overeenstemming met de nationale wetgeving van de Staten van de Overeenkomstsluitende Partijen en op basis van non-discriminatie.

Artikel 12

  • 1 Bij het verrichten van vervoer overeenkomstig de bepalingen van deze Overeenkomst worden de volgende zaken wederzijds vrijgesteld van douanerechten, heffingen en belastingen indien zij worden ingevoerd op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij:

    • 1) brandstof welke zich bevindt in de reservoirs die door de fabrikant zijn geïnstalleerd in elk type wegvoertuig voor het vervoer en die technologisch en structureel verbonden zijn met het brandstoftoevoersysteem van de motor van het wegvoertuig voor het vervoer, alsmede brandstof welke zich bevindt in reservoirs die door de fabrikant zijn geïnstalleerd in aanhangwagens en opleggers en bestemd is voor de werking van de verwarmings- en koelinstallaties van dit wegvoertuig voor het vervoer;

    • 2) smeermiddelen in de hoeveelheden benodigd voor de werking onderweg van het wegvoertuig voor het vervoer; en

    • 3) reserveonderdelen en gereedschappen bestemd voor de reparatie van een wegvoertuig voor het vervoer waarmee internationaal vervoer wordt verricht en dat onderweg onklaar is geraakt.

  • 2 Instrumenten, vervangen of niet gebruikte reserveonderdelen moeten weder worden uitgevoerd of onder een douaneregeling ten behoeve van vernietiging worden geplaatst of onder een andere douaneregeling zoals vastgesteld in de douanewetgeving van de Staat van de Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied waarvan de wijziging van douaneregeling met betrekking tot deze reserveonderdelen en onderdelen plaatsvindt.

Artikel 13

  • 1 Grens-, douane-, vervoers-, en sanitaire controles zijn onderworpen aan de bepalingen van internationale overeenkomsten waarbij de Russische Federatie en het Koninkrijk der Nederlanden partij zijn. Aangelegenheden die niet in deze overeenkomsten geregeld zijn worden opgelost in overeenstemming met de wetgeving van de Staat op het grondgebied waarvan de desbetreffende controle plaatsvindt.

  • 2 Grens-, douane-, vervoers- en sanitaire controles in verband met het vervoer van personen die dringende medische hulp behoeven, het geregelde vervoer van personen, alsmede het vervoer van dieren en van aan bederf onderhevige goederen worden met voorrang verricht.

Artikel 14

  • 1 De Overeenkomstsluitende Partijen lossen alle geschilpunten die kunnen ontstaan in verband met de uitlegging of de toepassing van deze Overeenkomst op door middel van gesprekken en overleg.

  • 2 De bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partijen stellen een Gemengde Commissie in die alle aangelegenheden betreffende de uitlegging of toepassing van deze Overeenkomst zal bestuderen.

  • 3 De Overeenkomstsluitende Partijen kunnen, met wederzijdse instemming, wijzigingen in en aanvullingen op deze Overeenkomst aanbrengen, in de vorm van afzonderlijke protocollen die een integrerend onderdeel daarvan uitmaken, die in werking treden overeenkomstig de procedure aangegeven in artikel 16 van deze Overeenkomst.

Artikel 15

  • 1 Aangelegenheden die niet in deze Overeenkomst zijn geregeld, noch in internationale overeenkomsten waarbij de Russische Federatie en het Koninkrijk der Nederlanden partij zijn, worden opgelost in overeenstemming met de wetgeving van de Staten van de Overeenkomstsluitende Partijen.

  • 2 Deze Overeenkomst doet geen afbreuk aan de rechten en verplichtingen van de Overeenkomstsluitende Partijen die voortvloeien uit andere internationale overeenkomsten waarbij de Russische Federatie en het Koninkrijk der Nederlanden partij zijn.

Artikel 16

  • 1 Deze Overeenkomst wordt gesloten voor onbepaalde tijd en blijft van kracht tot een tijdvak van zes maanden is verstreken na de datum waarop een van de Overeenkomstsluitende Partijen de andere Overeenkomstsluitende Partij langs diplomatieke weg in kennis heeft gesteld van haar voornemen de Overeenkomst te beëindigen.

  • 2 Deze Overeenkomst treedt in werking 30 dagen na de datum van ontvangst langs diplomatieke weg van de laatste van de schriftelijke kennisgevingen dat de Overeenkomstsluitende Partijen de nationale procedures van de Staat die vereist zijn voor de inwerkingtreding van de Overeenkomst hebben voltooid.

GEDAAN in tweevoud te Rotterdam, op 20 januari 2010, in de Nederlandse en de Russische taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

C. EURLINGS

Voor de Regering van de Russische Federatie

I. LEVITIN

Naar boven