Het Agentschap bezit rechtspersoonlijkheid. Het heeft in het bijzonder de bevoegdheid
overeenkomsten te sluiten, roerende en onroerende goederen te verwerven en te vervreemden,
en in rechte op te treden.
Onverminderd de artikelen XXII en XXIII, zijn gebouwen en erven van het Agentschap
onschendbaar.
De archieven van het Agentschap zijn onschendbaar.
-
2 De eigendommen en het vermogen van het Agentschap, ongeacht waar deze zich bevinden,
genieten immuniteit van elke vorm van vordering, inbeslagneming, onteigening en beslaglegging.
Zij genieten eveneens immuniteit van elke vorm van administratieve dwang of voorlopige
gerechtelijke maatregelen, behalve voor zover deze tijdelijk geboden zouden zijn in
verband met het voorkomen van ongevallen waarbij aan het Agentschap toebehorende of
te zijnen behoeve gebruikte motorvoertuigen zijn betrokken, en het instellen van een
onderzoek naar de toedracht van die ongevallen.
-
2 Indien door of ten behoeve van het Agentschap aankopen van aanzienlijke waarde worden
verricht of een beroep wordt gedaan op diensten van aanzienlijke waarde, strikt noodzakelijk
voor de uitoefening van de officiële werkzaamheden van het Agentschap, en indien in
de prijs van zodanige aankopen of diensten belastingen of rechten zijn begrepen, nemen
de Lid-Staten zo mogelijk passende maatregelen met het oog op vrijstelling of terugbetaling
van zodanige belastingen of rechten.
Goederen die door of ten behoeve van het Agentschap worden ingevoerd of uitgevoerd
en die strikt noodzakelijk zijn voor de uitoefening van zijn officiële werkzaamheden,
zijn vrijgesteld van alle in- en uitvoerrechten en belastingen en van alle in- en
uitvoerverboden en -beperkingen.
-
1 Voor de toepassing van de artikelen V en VI omvatten de officiële werkzaamheden van
het Agentschap zijn administratieve werkzaamheden met inbegrip van zijn handelingen
in verband met het stelsel van sociale verzekering, en werkzaamheden verricht op het
gebied van het ruimte-onderzoek en de ruimtetechnologie en de toepassing hiervan in
de ruimte overeenkomstig het doel van het Agentschap zoals bepaald in het Verdrag.
-
2 In hoeverre andere toepassingen van bedoeld onderzoek of bedoelde technologie en werkzaamheden
welke worden uitgevoerd overeenkomstig artikel V, tweede lid, en artikel IX van het
Verdrag, kunnen worden beschouwd als deel van de officiële werkzaamheden van het Agentschap,
wordt van geval tot geval door de Raad beslist na overleg met de bevoegde autoriteiten
van de betrokken Lid-Staten.
Geen vrijstelling wordt verleend uit hoofde van de artikelen V en VI ten aanzien van
goederen aangekocht of ingevoerd of diensten verricht voor eigen behoefte van de personeelsleden
van het Agentschap.
-
2 De overdracht van goederen en het verlenen van diensten tussen de Zetel en de vestigingen
van het Agentschap, tussen de verschillende vestigingen onderling of, met het doel
een programma van het Agentschap uit te voeren, tussen de vestigingen en een nationale
instelling van een Lid-Staat, zijn vrij van heffingen of beperkingen van welke aard
dan ook; indien nodig nemen de Lid-Staten alle passende maatregelen met het oog op
vrijstelling of terugbetaling van dergelijke heffingen of met het oog op opheffing
van dergelijke beperkingen.
De verspreiding van geschriften en ander voorlichtingsmateriaal dat door of aan het
Agentschap wordt verzonden, wordt op geen enkele wijze beperkt.
Het Agentschap kan alle soorten fondsen, valuta’s, kasgeld of waardepapieren ontvangen
en onder zich houden; het kan daarover vrijelijk beschikken voor elk in het Verdrag
genoemd doel en het kan rekeningen aanhouden in elke valuta, voor zover dat nodig
is voor het nakomen van zijn verplichtingen.
De Lid-Staten nemen alle gepaste maatregelen om binnenkomst, of verblijf in, dan wel
vertrek uit, hun grondgebied van personeelsleden van het Agentschap te vergemakkelijken.
Behalve de voorrechten en immuniteiten genoemd in artikel XVI geniet de Directeur-Generaal
van het Agentschap en, wanneer zich een vacature voordoet, de persoon die is benoemd
om deze functie waar te nemen, dezelfde voorrechten en immuniteiten als die waarop
diplomatieke ambtenaren van vergelijkbare rang aanspraak kunnen maken.
De personeelsleden van het Agentschap:
-
(a) genieten, ook nadat zij de dienst van het Agentschap hebben verlaten, immuniteit van
jurisdictie met betrekking tot handelingen, waaronder begrepen gesproken en geschreven
woorden, door hen in de uitoefening van hun functie verricht; deze immuniteit geldt
evenwel niet in geval van een verkeersovertreding begaan door een personeelslid van
het Agentschap, noch in geval van schade veroorzaakt door een motorvoertuig dat toebehoort
aan of dat bestuurd werd door het betrokken personeelslid;
-
(b) zijn vrijgesteld van alle verplichtingen met betrekking tot de militaire dienst;
-
(c) genieten onschendbaarheid van al hun officiële papieren en documenten;
-
(d) genieten, te zamen met hun inwonende gezinsleden, dezelfde faciliteiten ten aanzien
van vrijstelling van alle maatregelen die de immigratie beperken en de inschrijving
van vreemdelingen regelen, als die welke in het algemeen worden toegekend aan personeelsleden
van internationale organisaties;
-
(e) genieten dezelfde voorrechten met betrekking tot deviezenbepalingen als die welke
in het algemeen worden toegekend aan personeelsleden van internationale organisaties;
-
(f) genieten in tijden van internationale crisis, dezelfde faciliteiten ten aanzien van
repatriëring als diplomatieke ambtenaren; hun inwonende gezinsleden genieten dezelfde
faciliteiten;
-
(g) hebben het recht, wanneer zij zich voor de eerste maal in de betrokken Lid-Staat vestigen,
hun meubelen en persoonlijke bezittingen vrij van rechten in te voeren en hebben bij
beëindiging van hun functie in die Lid-Staat, het recht hun meubelen en persoonlijke
bezittingen vrij van rechten uit te voeren, in beide gevallen met inachtneming van
de voorwaarden die de Lid-Staat, in wiens grondgebied dit recht wordt uitgeoefend,
noodzakelijk acht.
Deskundigen die niet behoren tot de in artikel XVI bedoelde personeelsleden, genieten
tijdens het uitoefenen van hun functie bij het Agentschap of tijdens het uitvoeren
van opdrachten voor het Agentschap alsook tijdens reizen die zij in verband daarmee
maken, de volgende voorrechten en immuniteiten, voor zover deze noodzakelijk zijn
voor de uitoefening van hun functie:
-
(a) immuniteit van jurisdictie met betrekking tot handelingen, waaronder begrepen gesproken
en geschreven woorden, door hen in de uitoefening van hun functie verricht, behalve
in geval van een door een deskundige begane verkeersovertreding, of in geval van schade
veroorzaakt door een hem toebehorend of door hem bestuurd motorvoertuig; deskundigen
blijven deze immuniteit genieten ook na beëindiging van hun functie bij het Agentschap;
-
(b) onschendbaarheid van al hun officiële papieren en documenten;
-
(c) dezelfde faciliteiten met betrekking tot valuta- en deviezenbepalingen, alsmede ten
aanzien van hun persoonlijke bagage, als die welke worden toegekend aan ambtenaren
van buitenlandse regeringen die met een tijdelijke officiële opdracht zijn belast.
-
1 Met inachtneming van de voorwaarden en volgens de procedures zoals die door de Raad
zijn vastgesteld, zijn de Directeur-Generaal en de personeelsleden van het Agentschap
onderworpen aan een belasting ten gunste van het Agentschap op door het Agentschap
betaalde salarissen en emolumenten. Deze salarissen en emolumenten zijn vrij van nationale
inkomstenbelasting; de Lid-Staten behouden zich evenwel het recht voor rekening te
houden met deze salarissen en emolumenten bij de berekening van de belasting die geheven
wordt op inkomsten uit andere bronnen.
De artikelen XVI en XVIII zijn van toepassing op alle categorieën van personeelsleden
waarop het Personeelsstatuut van het Agentschap van toepassing is. De Raad bepaalt
de categorieën van deskundigen op wie artikel XVII van toepassing is. De namen, hoedanigheden
en adressen van de personeelsleden en deskundigen bedoeld in dit artikel worden op
gezette tijden aan de Lid-Staten medegedeeld.
Ingeval het Agentschap een eigen stelsel van sociale verzekering instelt, zijn de
Directeur-Generaal en de personeelsleden vrijgesteld van alle verplichte bijdragen
aan de nationale sociale verzekeringsorganen, met inachtneming van de overeenkomsten
overeenkomstig artikel XXVIII met de Lid-Staten gesloten.
-
1 De voorrechten en immuniteiten bepaald in deze Bijlage worden de Directeur-Generaal,
de personeelsleden en deskundigen van het Agentschap niet verleend tot hun persoonlijk
voordeel. Zij beogen uitsluitend om, in alle omstandigheden, het onbelemmerd functioneren
van het Agentschap, alsook de volledige onafhankelijkheid van de personen aan wie
zij worden verleend, te waarborgen.
-
2 De Directeur-Generaal is verplicht iedere immuniteit op te heffen in alle gevallen
waarin handhaving ervan de loop van het recht zou belemmeren, en wanneer er afstand
van kan worden gedaan zonder de belangen van het Agentschap te schaden. Ten aanzien
van de Directeur-Generaal is de Raad bevoegd deze immuniteit op te heffen.
-
1 Het Agentschap werkt te allen tijde samen met de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten
ten einde een goede rechtsbedeling te vergemakkelijken, de naleving van politievoorschriften
en van voorschriften met betrekking tot de behandeling van explosieven en ontvlambare
materialen, de volksgezondheid, de arbeidsinspectie of andere soortgelijke nationale
wetgeving te verzekeren, alsmede ieder misbruik van de in deze Bijlage bedoelde voorrechten,
immuniteiten en faciliteiten te voorkomen.
Iedere Lid-Staat behoudt zich het recht voor alle voorzorgen te treffen die nodig
zijn in het belang van zijn veiligheid.
Geen enkele Lid-Staat is verplicht de in de artikelen XIV, XV, XVI, letters b, e en
g, en XVII, letter c, bedoelde voorrechten en immuniteiten toe te kennen aan zijn
eigen onderdanen of aan personen die op het tijdstip waarop zij hun werkzaamheden
in die Lid-Staat aanvangen er ingezetene van zijn.
-
1 Bij het sluiten van alle schriftelijke contracten, niet zijnde contracten gesloten
overeenkomstig het Personeelsstatuut, moet het Agentschap voorzien in arbitrage. De
arbitrageclausule of de voor dit doel gesloten bijzondere arbitrage-overeenkomst bepaalt
de van toepassing zijnde wet, alsmede het land waar de scheidsmannen zitting hebben.
De arbitrageprocedure is die van dat land.
Iedere Lid-Staat kan aan het internationale Scheidsgerecht bedoeld in artikel XVII
van het Verdrag elk geschil voorleggen:
-
(a) dat betrekking heeft op door het Agentschap veroorzaakte schade;
-
(b) dat iedere andere niet-contractuele aansprakelijkheid van het Agentschap betreft;
-
(c) waarbij de Directeur-Generaal, een personeelslid of een deskundige van het Agentschap
is betrokken en met betrekking waartoe de desbetreffende persoon zich overeenkomstig
de artikelen XV, XVI, letter a, of XVII, letter a, op immuniteit van jurisdictie kan
beroepen, indien deze immuniteit niet overeenkomstig artikel XXI is opgeheven. In
geschillen waarbij aanspraak op immuniteit van jurisdictie wordt gemaakt overeenkomstig
de artikelen XVI, letter a, of XVII, letter a, wordt de aansprakelijkheid van het
Agentschap, voor deze arbitrage, in de plaats gesteld van die van de personen bedoeld
in de genoemde artikelen.
Het Agentschap treft passende voorzieningen voor een bevredigende regeling van geschillen
die ontstaan tussen het Agentschap en de Directeur-Generaal, de personeelsleden of
de deskundigen met betrekking tot hun arbeidsvoorwaarden.
Het Agentschap kan, bij besluit van de Raad, met een of meer Lid-Staten aanvullende
akkoorden sluiten ten einde uitvoering te geven aan de bepalingen van deze Bijlage
met betrekking tot die Staat of die Staten, alsmede andere overeenkomsten sluiten
ten einde een goede functionering van het Agentschap te waarborgen en zijn belangen
veilig te stellen.