HOOFDSTUK III. Belastingheffing naar het inkomen
Artikel 7. Inkomsten uit onroerende goederen
-
2 De uitdrukking „onroerende goederen” heeft de betekenis die daaraan wordt toegekend
door de wetgeving van de Staat waar de desbetreffende goederen zijn gelegen. De uitdrukking
omvat in ieder geval de goederen die bij de onroerende goederen behoren, levende en
dode have van landbouw- en bosbedrijven, rechten waarop de bepalingen van het privaatrecht
betreffende de grondeigendom van toepassing zijn, vruchtgebruik van onroerende goederen
en rechten op veranderlijke of vaste vergoedingen ter zake van de exploitatie, of
concessie tot exploitatie, van minerale aardlagen, bronnen en andere natuurlijke rijkdommen,
zomede schuldvorderingen van welke aard ook - niet zijnde obligaties - die verzekerd
zijn door hypotheek op onroerende goederen; schepen en luchtvaartuigen worden niet
als onroerende goederen beschouwd.
-
3 De bepaling van het eerste lid is van toepassing op de inkomsten verkregen uit de
rechtstreekse exploitatie, uit het verhuren of verpachten, of uit elke andere vorm
van exploitatie van onroerende goederen.
Artikel 8. Winst uit onderneming
-
1 De voordelen van een onderneming van een van de Staten zijn slechts in die Staat belastbaar,
tenzij de onderneming in de andere Staat haar bedrijf uitoefent met behulp van een
aldaar gevestigde vaste inrichting. Indien de onderneming aldus haar bedrijf uitoefent,
mogen de voordelen van de onderneming in de andere Staat worden belast, maar slechts
in zoverre als zij aan die vaste inrichting kunnen worden toegerekend.
-
2 Indien een onderneming van een van de Staten in de andere Staat haar bedrijf uitoefent
met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting, worden in elk van de Staten
aan die vaste inrichting de voordelen toegerekend die zij geacht zou kunnen worden
te behalen, indien zij een zelfstandige onderneming zou zijn die dezelfde of soortgelijke
werkzaamheden zou uitoefenen onder dezelfde of soortgelijke omstandigheden en die
geheel onafhankelijk transacties zou aangaan met de onderneming waarvan zij een vaste
inrichting is.
-
3 Bij het bepalen van de voordelen van een vaste inrichting worden in aftrek toegelaten
kosten - daaronder begrepen kosten van de leiding en algemene beheerskosten - die
ten behoeve van de vaste inrichting zijn gemaakt, hetzij in de Staat waar de vaste
inrichting is gevestigd, hetzij elders.
-
4 Voor zover het in een Staat gebruikelijk was de aan een vaste inrichting toe te rekenen
voordelen te bepalen op basis van een verdeling van de totale winst van de onderneming
over haar verschillende delen, belet het tweede lid die Staat niet de te belasten
voordelen te bepalen volgens de gebruikelijke verdeling; de gevolgde methode van verdeling
moet echter zodanig zijn, dat het resultaat in overeenstemming is met de in dit artikel
neergelegde beginselen.
Artikel 9. Zeevaart en luchtvaart
-
2 Indien de plaats van de werkelijke leiding van een scheepvaartonderneming zich aan
boord van een schip bevindt, wordt deze plaats geacht te zijn gelegen in de Staat
waar de thuishaven van het schip is gelegen, of, indien er geen thuishaven is, in
de Staat waarvan de exploitant van het schip inwoner is.
Artikel 10. Gelieerde ondernemingen
Indien
-
a) een onderneming van een van de Staten onmiddellijk of middellijk deelneemt aan de
leiding van, aan het toezicht op dan wel in het kapitaal van een onderneming van de
andere Staat, of
-
b) dezelfde personen onmiddellijk of middellijk deelnemen aan de leiding van, aan het
toezicht op dan wel in het kapitaal van een onderneming van een van de Staten en een
onderneming van de andere Staat,
en in het ene of in het andere geval tussen de beide ondernemingen in hun handelsbetrekkingen
of financiële betrekkingen voorwaarden worden aanvaard of opgelegd, die afwijken van
die welke zouden worden overeengekomen tussen onafhankelijke ondernemingen, mogen
alle voordelen die zonder deze voorwaarden zouden zijn opgekomen aan een van de ondernemingen,
maar ten gevolge van die voorwaarden haar niet zijn opgekomen, worden begrepen in
de voordelen van die onderneming en dienovereenkomstig worden belast.
-
2 Deze dividenden mogen echter in de Staat waarvan het lichaam dat de dividenden betaalt
inwoner is, overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de
genieter de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden is, mag de aldus geheven belasting
niet overschrijden:
-
a. met betrekking tot dividenden betaald door een lichaam dat inwoner is van een van
de Staten aan een lichaam waarvan het kapitaal geheel of gedeeltelijk in aandelen
is verdeeld en dat inwoner is van de andere Staat en dat onmiddellijk ten minste 25
percent bezit van het kapitaal van het lichaam dat de dividenden betaalt:
-
i. 10 percent van het brutobedrag van de dividenden indien de dividenden worden betaald
uit winst die, op grond van de bepalingen in de Israëlische wetgeving ter bevordering
van investeringen in Israël, van belastingheffing is vrijgesteld of is onderworpen
aan belastingheffing naar een tarief dat lager is dan het algemene tarief dat wordt
geheven van de winst van een lichaam dat inwoner is van Israël;
-
ii. 5 percent van het brutobedrag van de dividenden in andere gevallen;
-
b. 15 percent van het brutobedrag van de dividenden in alle andere gevallen.
-
5 De uitdrukking „dividenden”, zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit
aandelen, winstaandelen of winstbewijzen, mijnaandelen, oprichtersaandelen of andere
rechten die aanspraak geven op een aandeel in de winst, alsmede inkomsten uit schuldvorderingen
die aanspraak geven op een aandeel in de winst en inkomsten uit andere vennootschappelijke
rechten die door de belastingwetgeving van de Staat waarvan het lichaam dat de uitdeling
doet inwoner is, met inkomsten uit aandelen worden gelijkgesteld.
-
6 De bepalingen van het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing, indien de genieter
van de dividenden, die inwoner is van een van de Staten, in de andere Staat waarvan
het lichaam dat de dividenden betaalt inwoner is, een vaste inrichting heeft en het
aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald, tot het bedrijfsvermogen
van die vaste inrichting behoort. In een zodanig geval zijn de bepalingen van artikel 8 van toepassing.
-
7 Indien een lichaam dat inwoner is van een van de Staten, voordelen of inkomsten verkrijgt
uit de andere Staat, mag die andere Staat geen belasting heffen op de dividenden betaald
door het lichaam aan personen die geen inwoner zijn van die andere Staat, noch de
niet-uitgedeelde winst van het lichaam onderworpen aan een belasting op niet-uitgedeelde
winst, zelfs indien de betaalde dividenden of de niet-uitgedeelde winst geheel of
gedeeltelijk bestaan uit voordelen of inkomsten die uit die andere Staat afkomstig
zijn.
-
2 Deze interest mag echter in de Staat waaruit zij afkomstig is, overeenkomstig de wetgeving
van die Staat worden belast, maar de aldus geheven belasting mag 15 percent van het
bedrag van de interest niet overschrijden, met dien verstande dat, indien deze interest
wordt betaald aan een bank of een financiële instelling, de aldus geheven belasting
10 percent van het bedrag van de interest niet mag overschrijden.
-
4 De uitdrukking „interest”, zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit overheidsleningen,
obligaties of schuldbewijzen, al dan niet verzekerd door hypotheek, doch geen aanspraak
gevende op een aandeel in de winst, en schuldvorderingen van welke aard ook, niet
verzekerd door hypotheek, alsmede alle andere inkomsten die door de belastingwetgeving
van de Staat waaruit de inkomsten afkomstig zijn, met inkomsten uit geldlening worden
gelijkgesteld.
-
5 De bepalingen van het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing, indien de
genieter van de interest, die inwoner is van een van de Staten, in de andere Staat
waaruit de interest afkomstig is, een vaste inrichting heeft en de vordering uit hoofde
waarvan de interest verschuldigd is, tot het bedrijfsvermogen van die vaste inrichting
behoort. In een zodanig geval zijn de bepalingen van artikel 8 van toepassing.
-
6 Interest wordt geacht uit een van de Staten afkomstig te zijn, indien zij wordt betaald
door die Staat zelf, door een staatkundig onderdeel, door een plaatselijk publiekrechtelijk
lichaam of door een inwoner van die Staat. Indien evenwel de persoon die de interest
betaalt, ongeacht of hij inwoner van een van de Staten is of niet, in een van de Staten
een vaste inrichting heeft, waarvoor de schuld ter zake waarvan de interest wordt
betaald, was aangegaan, en deze interest ten laste komt van die vaste inrichting,
wordt deze interest geacht afkomstig te zijn uit de Staat waar de vaste inrichting
is gelegen.
-
7 Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de schuldeiser
of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de betaalde interest, gelet op de
schuldvordering ter zake waarvan zij wordt betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder
zulk een verhouding door de schuldenaar en de schuldeiser zou zijn overeengekomen,
vinden de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag toepassing.
In dat geval blijft het daarboven uitgaande deel van de betaalde bedragen belastbaar
overeenkomstig de wetgeving van elk van de Staten, zulks met inachtneming van de overige
bepalingen van deze Overeenkomst.
-
4 De uitdrukking „royalty's”, zoals gebezigd in dit artikel, betekent vergoedingen van
welke aard ook voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik van, een auteursrecht
op een werk op het gebied van letterkunde, kunst of wetenschap - daaronder begrepen
bioscoopfilms en films of beeldbanden voor radio of televisie -, van een octrooi,
een fabrieks- of handelsmerk, een tekening of model, een plan, een geheim recept of
een geheime werkwijze, dan wel voor het gebruik van, of het recht van gebruik van,
nijverheids- en handelsuitrusting of wetenschappelijke uitrusting, of voor inlichtingen
omtrent ervaringen op het gebied van nijverheid, handel of wetenschap.
-
5 De bepalingen van het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing, indien de genieter
van de royalty's, die inwoner is van een van de Staten, in de andere Staat waaruit
de royalty's afkomstig zijn, een vaste inrichting heeft en het recht of de zaak uit
hoofde waarvan de royalty's verschuldigd zijn, tot het bedrijfsvermogen van die vaste
inrichting behoort. In een zodanig geval zijn de bepalingen van artikel 8 van toepassing.
-
6 Royalty's worden geacht uit een van de Staten afkomstig te zijn, indien zij worden
betaald door die Staat zelf, door een staatkundig onderdeel, door een plaatselijk
publiekrechtelijk lichaam of door een inwoner van die Staat. Indien evenwel de persoon
die de royalty's betaalt, ongeacht of hij inwoner van een van de Staten is of niet,
in een van de Staten een vaste inrichting heeft waarvoor het contract op grond waarvan
de royalty's worden betaald, was gesloten, en deze royalty's ten laste komen van die
vaste inrichting, worden deze royalty's geacht afkomstig te zijn uit de Staat waar
de vaste inrichting is gelegen.
-
7 Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de schuldeiser
of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de betaalde royalty's, gelet op
het gebruik, het recht of de inlichtingen waarvoor zij worden betaald, hoger is dan
het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de schuldeiser zou
zijn overeengekomen, vinden de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde
bedrag toepassing. In dat geval blijft het daarboven uitgaande deel van de betaalde
bedragen belastbaar overeenkomstig de wetgeving van elk van de Staten, zulks met inachtneming
van de overige bepalingen van deze Overeenkomst.
Artikel 14. Beperking van de artikelen 11, 12 en 13
Internationale organisaties, hun organen en functionarissen, alsmede personen die
deel uitmaken van een diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging van een derde
Staat, die in een van de Staten verblijven, hebben in de andere Staat geen recht op
de verminderingen of vrijstellingen van belasting voorzien in de artikelen 11, 12 en 13, met betrekking tot uit die andere Staat afkomstige bestanddelen van het inkomen
die in deze artikelen zijn behandeld, indien die bestanddelen van het inkomen in de
eerstbedoelde Staat niet aan een belasting naar het inkomen zijn onderworpen.
Artikel 15. Vermogenswinsten
-
1 Voordelen verkregen uit de vervreemding van onroerende goederen, zoals omschreven
in artikel 7, tweede lid, mogen worden belast in de Staat waar deze goederen zijn gelegen.
Onder „onroerende goederen” worden in dit lid mede begrepen rechten - andere dan aandelen
die op een effectenbeurs worden verhandeld - in een gemeenschappelijk eigendom van
onroerende goederen zoals omschreven in de Israëlische wet op de belasting van waardevermeerdering
van grond. De bedoelde rechten worden geacht hun ligging te hebben in de Staat waar
de onroerende goederen waaruit de vermogenswinst voortvloeit, zijn gelegen.
-
2 Voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende zaken die deel uitmaken van het
bedrijfsvermogen van een vaste inrichting die een onderneming van een van de Staten
in de andere Staat heeft, of van roerende zaken die behoren tot een vast middelpunt
dat een inwoner van een van de Staten in de andere Staat tot zijn beschikking heeft
voor de uitoefening van een vrij beroep - daaronder begrepen voordelen verkregen uit
de vervreemding van de vaste inrichting (alleen of tezamen met de gehele onderneming)
of van het vaste middelpunt - mogen in die andere Staat worden belast.
-
3 Voordelen verkregen uit de vervreemding van schepen en luchtvaartuigen die in internationaal
verkeer worden geëxploiteerd, en van roerende zaken die worden gebruikt bij de exploitatie
van deze schepen en luchtvaartuigen zijn slechts belastbaar in de Staat waar de plaats
van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen. De bepalingen van artikel 9, tweede lid, vinden hierbij toepassing.
-
5 De bepaling van het vierde lid tast niet aan het recht van elk van de Staten overeenkomstig
zijn eigen wetgeving belasting te heffen op voordelen uit de vervreemding van aandelen
of winstbewijzen in een lichaam waarvan het kapitaal geheel of gedeeltelijk in aandelen
is verdeeld en dat inwoner is van die Staat, mits de aandelen of winstbewijzen het
eigendom zijn van een natuurlijke persoon die inwoner van de andere Staat is en
-
a) die onderdaan van de eerstbedoelde Staat is, zonder onderdaan van de andere Staat
te zijn, en
-
b) die in de loop van de laatste vijf jaren voorafgaande aan de vervreemding van de aandelen
of winstbewijzen inwoner van de eerstbedoelde Staat is geweest, en
-
c) die, in de loop van hetzelfde tijdvak, onmiddellijk of middellijk, alleen of tezamen
met zijn echtgenoot en zijn verwanten tenminste een derde gedeelte, alsook, alleen
of tezamen met zijn echtgenoot, meer dan 7 percent van het nominaal gestorte kapitaal
van bedoeld lichaam heeft bezeten.
Artikel 16. Zelfstandige arbeid
-
1 Voordelen verkregen door een inwoner van een van de Staten in de uitoefening van een
vrij beroep of ter zake van andere zelfstandige werkzaamheden van soortgelijke aard
zijn slechts in die Staat belastbaar, tenzij hij in de andere Staat voor het verrichten
van zijn werkzaamheden over een vast middelpunt beschikt. Indien hij over zulk een
vast middelpunt beschikt, mogen de voordelen in de andere Staat worden belast, maar
slechts in zoverre als zij aan dat vaste middelpunt kunnen worden toegerekend. Een
inwoner van een van de Staten die in de andere Staat zulk een vrij beroep uitoefent
of andere zelfstandige werkzaamheden verricht, wordt geacht in die andere Staat over
zulk een vast middelpunt te beschikken, indien hij in die andere Staat verblijft gedurende
een tijdvak of tijdvakken, die in het desbetreffende belastingjaar een totaal van
183 dagen te boven gaan.
-
2 De uitdrukking „voordelen in de uitoefening van een vrij beroep” betekent voordelen
die verkregen zijn uit werkzaamheden, die in het kader van een vrij beroep zelfstandig
worden verricht, daaronder onder andere begrepen zelfstandige werkzaamheden op het
gebied van wetenschap, letterkunde, kunst, opvoeding of onderwijs, alsmede de zelfstandige
werkzaamheden van artsen, advocaten, technici, architecten, tandartsen en accountants.
Artikel 17. Niet-zelfstandige arbeid
-
1 Onder voorbehoud van de bepalingen van de artikelen 18, 20, 21, 22 en 23 zijn salarissen, lonen en andere soortgelijke beloningen verkregen door een inwoner
van een van de Staten ter zake van een dienstbetrekking slechts in die Staat belastbaar,
tenzij de dienstbetrekking in de andere Staat wordt uitgeoefend. Indien de dienstbetrekking
aldaar wordt uitgeoefend, mag de ter zake daarvan verkregen beloning in die andere
Staat worden belast.
Artikel 18. Bestuurders- en commissarissenbeloningen
-
1 Bestuurders- en commissarissenbeloningen en soortgelijke betalingen, verkregen door
een inwoner van Nederland in zijn hoedanigheid van lid van de raad van beheer of van
de raad van toezicht van een lichaam dat inwoner van Israël is, mogen in Israël worden
belast.
-
2 Beloningen en andere betalingen, verkregen door een inwoner van Israël in zijn hoedanigheid
van bestuurder of commissaris van een lichaam dat inwoner van Nederland is, mogen
in Nederland worden belast.
Artikel 19. Artiesten en sportbeoefenaars
Niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 16 en 17 mogen voordelen of inkomsten, verkregen door beroepsartiesten, zoals toneelspelers,
film-, radio- of televisieartiesten en musici, alsmede door sportbeoefenaars, uit
hun al dan niet zelfstandige persoonlijke werkzaamheden als zodanig, worden belast
in de Staat waarin deze werkzaamheden worden verricht. Deze bepaling is ook van toepassing
op zulke voordelen of inkomsten die door de bedoelde personen, hetzij onmiddellijk,
hetzij middellijk, worden verkregen of aan hen opkomen door middel van rechtspersonen
die door hen worden beheerst.
-
1 Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 21, eerste lid, zijn pensioenen en andere soortgelijke beloningen ter zake van een vroegere dienstbetrekking
betaald aan een inwoner van een van de Staten alsmede aan een zodanige inwoner betaalde
lijfrenten slechts in die Staat belastbaar.
-
2 De uitdrukking „lijfrente” betekent een vaste som, periodiek betaalbaar op vaste tijdstippen,
hetzij gedurende het leven, hetzij gedurende een vastgesteld of voor vaststelling
vatbaar tijdvak, ingevolge een verbintenis tot het doen van betalingen, welke tegenover
een voldoende en volledige tegenprestatie in geld of geldswaarde staat.
Artikel 21. Overheidsfuncties
-
1 Beloningen, daaronder begrepen pensioenen, betaald door, of uit fondsen in het leven
geroepen door, een van de Staten of een staatkundig onderdeel of een plaatselijk publiekrechtelijk
lichaam daarvan aan een natuurlijke persoon ter zake van diensten bewezen aan die
Staat of aan dat onderdeel of dat plaatselijke publiekrechtelijke lichaam daarvan
in de uitoefening van overheidsfuncties, mogen in die Staat worden belast.
-
2 De bepalingen van de artikelen 16, 17, 18 en 20 zijn evenwel van toepassing op beloningen of pensioenen ter zake van diensten, bewezen
in het kader van een op winst gericht bedrijf uitgeoefend door een van de Staten of
een staatkundig onderdeel of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan.
Artikel 22. Professoren en leraren
-
1 Vergoedingen die een professor of leraar, die inwoner is van een van de Staten en
die in de andere Staat verblijft met het doel gedurende een tijdvak van ten hoogste
twee jaar onderwijs te geven of zich met wetenschappelijk onderzoek bezig te houden
aan een universiteit, hogeschool of andere inrichting voor onderwijs of wetenschappelijk
onderzoek in die andere Staat, voor dat onderwijs of dat onderzoek ontvangt, zijn
slechts in de eerstbedoelde Staat belastbaar.
-
2 Dit artikel is niet van toepassing op inkomsten uit het verrichten van wetenschappelijk
onderzoek, indien dit onderzoek niet wordt verricht in het algemeen belang, maar in
de eerste plaats voor het persoonlijk nut van een bepaalde persoon of bepaalde personen.
Een student of een voor een beroep of bedrijf in opleiding zijnde persoon die uitsluitend
voor zijn studie of opleiding in een van de Staten verblijft en die inwoner van de
andere Staat is of dat onmiddellijk voorafgaande aan zijn verblijf was, is in de eerstbedoelde
Staat vrijgesteld van belasting over betalingen die hij van buiten die eerstbedoelde
Staat ontvangt ten behoeve van zijn onderhoud, studie of opleiding. Dit geldt tevens
voor inkomsten uit personlijke diensten die in de eerstbedoelde Staat zijn verricht,
indien deze inkomsten uit personlijke diensten 4.000 Israëlische ponden of 4.000 Nederlandse
guldens per kalenderjaar niet te boven gaan.
Artikel 24. Overige inkomsten
Bestanddelen van het inkomen van een inwoner van een van de Staten, die niet uitdrukkelijk
in de voorgaande artikelen van deze Overeenkomst zijn vermeld, zijn slechts in die
Staat belastbaar.