HOOFDSTUK I. Algemene beginselen
Artikel 1
[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2006. Zie het
overzicht van wijzigingen]
Deze Overeenkomst is van toepassing op het houden, verzorgen en onderbrengen van dieren,
en wel in het bijzonder op dieren in de moderne intensieve veehouderij. Voor de toepassing
van deze Overeenkomst wordt verstaan onder „dieren” dieren die worden gefokt of gehouden
voor de produktie van voedingsmiddelen, wol, huiden of bont of voor andere agrarische
doeleinden, en onder „moderne intensieve veehouderij” veehouderijsystemen waar hoofdzakelijk
gebruik wordt gemaakt van technische installaties die voornamelijk functioneren door
middel van geautomatiseerde processen.
Iedere Overeenkomstsluitende Partij past de beginselen betreffende het welzijn der
dieren toe, zoals deze zijn neergelegd in de artikelen 3 tot en met 7 van deze Overeenkomst.
Artikel 3
[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2006. Zie het
overzicht van wijzigingen]
Alle dieren dienen te worden ondergebracht, verzorgd en voorzien van voer en water
op een wijze die - gelet op de soort, het ontwikkelingsstadium en de mate van aanpassing
en domesticatie - in overeenstemming is met hun fysiologische en ethologische behoeften,
zoals de ervaring dat heeft geleerd en door de wetenschap is vastgesteld.
-
1 De bewegingsvrijheid van een dier mag, gelet op de soort en in overeenstemming met
wat de ervaring heeft geleerd en door de wetenschap is vastgesteld, niet op zodanige
wijze worden beknot, dat daardoor onnodig lijden of letsel bij het dier wordt veroorzaakt.
-
2 Wanneer een dier permanent of geregeld is vastgebonden of anderszins in zijn bewegingen
is beknot, dient het over een ruimte te beschikken die in overeenstemming is met zijn
fysiologische en ethologische behoeften, zoals de ervaring dat heeft geleerd en door
de wetenschap is vastgesteld.
De verlichting, de temperatuur, de luchtvochtigheid, de luchtcirculatie, de ventilatie
en andere milieuomstandigheden, zoals gasconcentratie of geluidsintensiteit ter plaatse
waar het dier is ondergebracht, dienen - gelet op de soort, het ontwikkelingsstadium
en de mate van aanpassing en domesticatie - in overeenstemming te zijn met zijn fysiologische
en ethologische behoeften, zoals de ervaring dat heeft geleerd en door de wetenschap
is vastgesteld.
Artikel 6
[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2006. Zie het
overzicht van wijzigingen]
Geen dier mag voer of vloeistof worden toegediend op een wijze waardoor onnodig lijden
of letsel wordt veroorzaakt; ook mag dit voer of deze vloeistof geen stoffen bevatten
die onnodig lijden of letsel kunnen veroorzaken.
Artikel 7
[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2006. Zie het
overzicht van wijzigingen]
-
2 De technische installaties in moderne intensieve veehouderijen dienen ten minste éénmaal
per dag grondig te worden gecontroleerd en elk geconstateerd defect dient zo snel
mogelijk te worden verholpen. Wanneer een defect niet onmiddellijk kan worden verholpen,
dienen onverwijld alle tijdelijke maatregelen te worden genomen die nodig zijn om
het welzijn van de dieren te verzekeren.
HOOFDSTUK II. Gedetailleerde bepalingen betreffende de uitvoering van deze Overeenkomst
-
3 De Secretaris-Generaal van de Raad van Europa roept de Permanente Commissie bijeen
telkens wanneer hij dit nodig oordeelt, en in elk geval wanneer een meerderheid van
de vertegenwoordigers van de Overeenkomstsluitende Partijen of de vertegenwoordiger
van de Europese Economische Gemeenschap, die zelf Overeenkomstsluitende Partij is,
daarom verzoekt.
-
1 De Permanente Commissie is belast met de opstelling en aanvaarding van de aanbevelingen
voor de Overeenkomstsluitende Partijen, waarin gedetailleerde bepalingen voor de uitvoering
van de in Hoofdstuk I van deze Overeenkomst neergelegde beginselen zijn opgenomen,
welke bepalingen dienen te zijn gebaseerd op wetenschappelijke kennis omtrent de diverse
diersoorten.
-
3 Een aanbeveling wordt als zodanig van kracht, zes maanden na de aanneming daarvan
door de Permanente Commissie, tenzij de Commissie een langere periode hiervoor vaststelt.
Vanaf de datum waarop een aanbeveling van kracht wordt, legt elke Overeenkomstsluitende
Partij deze ten uitvoer of doet aan de Permanente Commissie door middel van een kennisgeving
aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa mededeling van de redenen waarom
zij besloten heeft dat zij de aanbeveling niet of niet meer ten uitvoer kan leggen.
-
4 Indien door twee of meer Overeenkomstsluitende Partijen of door de Europese Economische
Gemeenschap, die zelf Overeenkomstsluitende Partij is, overeenkomstig het derde lid
van dit artikel kennis is gegeven van het besluit een aanbeveling niet of niet meer
ten uitvoer te leggen, houdt deze aanbeveling op van kracht te zijn.
De Permanente Commissie doet al het mogelijke om de totstandkoming te bevorderen van
een minnelijke schikking met betrekking tot enigerlei moeilijkheid betreffende de
uitvoering van deze Overeenkomst, welke tussen de Overeenkomstsluitende Partijen mocht
rijzen.
De Permanente Commissie kan, op verzoek van een Overeenkomstsluitende Partij, advies
uitbrengen over elk vraagstuk aangaande de bescherming van dieren.
Iedere Overeenkomstsluitende Partij kan een of meer organen instellen, waaraan de
Permanente Commissie kan verzoeken haar inlichtingen te verschaffen of haar van advies
te dienen ten behoeve van haar werkzaamheden. De Overeenkomstsluitende Partijen delen
de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa de namen en adressen van deze organen
mede.
Bij het verstrijken van het derde jaar na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst
en na elke volgende periode van drie jaar dient de Permanente Commissie bij het Comité
van Ministers van de Raad van Europa een verslag in over haar werkzaamheden en over
de werking van de Overeenkomst, waaronder begrepen, indien zulks nodig wordt geacht,
voorstellen tot wijziging van de Overeenkomst.