Overeenkomst inzake gecentraliseerde vrijmaking, betreffende de toewijzing van de [...] middelen ter beschikking van de EU-begroting worden gesteld, Brussel, 10-03-2009

Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 16-01-2019 t/m heden

Overeenkomst inzake gecentraliseerde vrijmaking, betreffende de toewijzing van de nationale inningskosten die worden ingehouden wanneer de traditionele eigen middelen ter beschikking van de EU-begroting worden gesteld

Authentiek : NL

Overeenkomst inzake gecentraliseerde vrijmaking, betreffende de toewijzing van de nationale inningskosten die worden ingehouden wanneer de traditionele eigen middelen ter beschikking van de EU-begroting worden gesteld

De overeenkomstsluitende partijen, lidstaten van de Europese Unie:

Gelet op Besluit 2007/436/EG, Euratom van de Raad van 7 juni 2007 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen (hierna „het besluit” te noemen),

Gelet op Verordening van de Raad (EG/Euratom) nr. 1150/2000 van 22 mei 2000 houdende toepassing van het bovengenoemde besluit betreffende het stelsel van eigen middelen (hierna „de verordening” te noemen),

Overwegende dat de gecentraliseerde vrijmaking en andere vereenvoudigingen van douaneformaliteiten in de zin van Verordening (EG) nr. 450/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (hierna „het gemoderniseerde douanewetboek” te noemen) kan bijdragen aan het scheppen van gunstige voorwaarden voor het handelsverkeer,

Overwegende dat, zolang het gemoderniseerde douanewetboek nog niet van toepassing is, deze voordelen worden geboden door de grensoverschrijdende vergunning in de zin van artikel 1, punt 13, van Verordening (EG) nr. 2454/93 van de Commissie,

Gezien de verklaring van de Raad van 25 juni 2007 over het delen van de kosten van de inning van rechten, over btw en over statistiek in het kader van het systeem van gecentraliseerde vrijmaking, en de verklaring van de Raad en de Commissie van 25 juni 2007 over de evaluatie van de werking van het systeem van gecentraliseerde vrijmaking,

Met inachtneming van de artikelen 17 en 120 van het gemoderniseerde douanewetboek waarin, respectievelijk, de geldigheid van de door douaneautoriteiten genomen beslissingen in de gehele Gemeenschap wordt erkend, en de bewijskracht van de resultaten van verificaties op het gehele grondgebied van de Gemeenschap wordt vastgelegd,

Overwegende hetgeen volgt:

  • 1. Aan het beheer van gecentraliseerde vrijmaking die gecombineerd kan worden met vereenvoudigingen van douaneformaliteiten in het geval dat goederen in een lidstaat voor het vrije verkeer worden aangegeven, maar in een andere lidstaat bij de douane worden aangebracht, zijn in beide lidstaten administratieve kosten verbonden. Dit rechtvaardigt een gedeeltelijke herverdeling van de inningskosten die worden ingehouden wanneer de traditionele eigen middelen overeenkomstig de verordening ter beschikking van de Gemeenschapsbegroting worden gesteld.

  • 2. Deze herverdeling, die door de overeenkomstsluitende partij waar de douaneaangifte is ingediend wordt verricht ten gunste van de overeenkomstsluitende partij waar de goederen zijn aangebracht, komt in totaal overeen met 50% van de ingehouden inningskosten.

  • 3. Voor een vlotte herverdeling van de inningskosten zijn specifieke procedures in de vorm van een overeenkomst tussen de overeenkomstsluitende partijen vereist.

  • 4. Deze overeenkomst moet door de overeenkomstsluitende partijen in overeenstemming met hun respectieve nationale wetten en procedures worden toegepast,

Zijn het volgende overeengekomen:

HOOFDSTUK I. TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1

  • 1 In deze overeenkomst worden de procedures vastgesteld die, in geval van gecentraliseerde vrijmaking in de zin van artikel 106 van het gemoderniseerde douanewetboek, waarbij goederen in een lidstaat voor het vrije verkeer worden aangegeven, maar in een andere lidstaat bij de douane worden aangebracht, door de overeenkomstsluitende partijen worden gevolgd bij het herverdelen van de inningskosten die worden ingehouden wanneer de eigen middelen ter beschikking van de EU-begroting worden gesteld.

  • 2 De in lid 1 bedoelde procedures zijn tevens van toepassing wanneer de gecentraliseerde vrijmaking wordt gecombineerd met vereenvoudigingen in de zin van het gemoderniseerde douanewetboek.

  • 3 De in lid 1 bedoelde procedures zijn tevens van toepassing op de in artikel 1, punt 13, van Verordening (EG) nr. 2454/93 van de Commissie omschreven grensoverschrijdende vergunning voor het in het vrije verkeer brengen.

Artikel 2

In deze overeenkomst wordt verstaan onder

  • a. „vergunning”, een door de douaneautoriteiten verleende vergunning op grond waarvan goederen in het vrije verkeer kunnen worden gebracht bij het douanekantoor dat bevoegd is voor de plaats waar de vergunninghouder is gevestigd, ongeacht bij welk douanekantoor de goederen worden aangebracht;

  • b. „vergunningverlenende douaneautoriteiten”, de douaneautoriteiten van de deelnemende lidstaat die toestaan dat goederen in het vrije verkeer worden gebracht bij het douanekantoor dat bevoegd is voor de plaats waar de vergunninghouder is gevestigd, ongeacht bij welk douanekantoor de goederen worden aangeboden;

  • c. „assistentieverlenende douaneautoriteiten”, de douaneautoriteiten van de deelnemende lidstaat die de vergunningverlenende douaneautoriteiten assisteren bij het toezicht op de procedure en het vrijgeven van de goederen;

  • d. „invoerrechten”, de douanerechten die bij de invoer van goederen verschuldigd zijn;

  • e. „inningskosten”, het bedrag dat de lidstaten mogen inhouden op grond van artikel 2, lid 3, van het besluit of van een overeenkomstige bepaling van een later besluit ter vervanging hiervan.

HOOFDSTUK II. VASTSTELLING EN VERDELING VAN DE INNINGSKOSTEN

Artikel 3

  • 1 De lidstaat van de vergunningverlenende douaneautoriteiten deelt de lidstaat van de assistentieverlenende douaneautoriteiten langs elektronische weg of, indien dit niet mogelijk is, anderszins in kennis van de relevante gegevens betreffende het bedrag van de inningskosten die moeten worden herverdeeld.

  • 2 De assistentieverlenende douaneautoriteiten delen aan de vergunningverlenende douaneautoriteiten de volgende gegevens mee:

    • a. de naam en het adres van de autoriteit die bevoegd is om de in lid 1 bedoelde gegevens te ontvangen;

    • b. het bankrekeningnummer waarop het bedrag van de te herverdelen inningskosten wordt betaald.

  • 3 De in lid 1 bedoelde relevante gegevens zijn:

    • a. de gegevens betreffende de vergunning;

    • b. de datum waarop het bedrag van de vastgestelde eigen middelen overeenkomstig de artikelen 9 en 10 van de verordening wordt gecrediteerd;

    • c. het bedrag van de ter beschikking gestelde eigen middelen, rekening houdend met mogelijke teruggave of navordering van invoerrechten;

    • d. het bedrag van de ingehouden inningskosten.

Artikel 4

Het bedrag aan inningskosten dat door de lidstaat van de vergunningverlenende douaneautoriteiten aan de lidstaat van de assistentieverlenende douaneautoriteiten bij wijze van herverdeling moet worden betaald, is gelijk aan vijftig procent (50%) van de ingehouden inningskosten.

Artikel 5

  • 1 Het in artikel 4 bedoelde bedrag wordt betaald in de maand waarin het bedrag van de vastgestelde eigen middelen overeenkomstig de artikelen 9 en 10 van de verordening wordt gecrediteerd.

  • 2 Over het in lid 1 bedoelde bedrag wordt moratoire rente in rekening gebracht vanaf de datum waarop de gestelde termijn afloopt tot de datum waarop het bedrag is voldaan.

    De moratoire rentevoet is de rente die door de Europese Centrale Bank is toegepast op de meest recente basisherfinancieringsverrichting die zij heeft uitgevoerd vóór de eerste kalenderdag van het betreffende halfjaar (referentierentevoet), verhoogd met twee percentpunten.

    In het geval van een lidstaat van de vergunningverlenende douaneautoriteiten die niet aan de derde fase van de Economische en Monetaire Unie deelneemt, is de bovengenoemde referentierentevoet de door zijn nationale centrale bank vastgestelde equivalente rente. In dat geval is gedurende de eerstvolgende zes maanden de referentierentevoet van de eerste kalenderdag van het betreffende halfjaar van toepassing.

HOOFDSTUK III. REGELING VAN GESCHILLEN

Artikel 6

Elk geschil dat tussen de overeenkomstsluitende partijen ontstaat in verband met de interpretatie of de werking van deze overeenkomst wordt voor zover mogelijk door onderhandeling opgelost. Indien binnen drie maanden geen oplossing is gevonden, kunnen de betrokken overeenkomstsluitende partijen in onderling overleg een bemiddelaar aanwijzen om het geschil op te lossen.

HOOFDSTUK IV. TOEPASSING EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 7

  • 1 De secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie treedt op in de hoedanigheid van depositaris van deze overeenkomst.

  • 2 De lidstaten van de Europese Unie kunnen bij deze overeenkomst partij worden door het neerleggen bij de secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie van een akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding, zodra de interne procedures voor de aanneming van deze overeenkomst zijn voltooid.

  • 3 Deze overeenkomst treedt in werking negentig dagen nadat de laatste ondertekenende lidstaat heeft verklaard alle interne procedures voor de aanneming ervan te hebben voltooid. Tot de inwerkingtreding kan elke lidstaat die deze procedures heeft voltooid echter verklaren dat hij, ten aanzien van de lidstaten die dezelfde verklaring hebben afgelegd, de overeenkomst zal toepassen met betrekking tot de onder de overeenkomst vallende bepalingen.

  • 4 Alle administratieve regelingen tussen de lidstaten betreffende de herverdeling van inningskosten in de in deze overeenkomst bedoelde gevallen, worden vervangen door de bepalingen van deze overeenkomst met ingang van de datum waarop zij tussen de betrokken lidstaten van toepassing wordt.

Artikel 8

  • 1 Elke partij kan, met name indien zij door de toepassing van de overeenkomst grote budgettaire verliezen lijdt, wijzigingen voorstellen. Elke voorgestelde wijziging wordt toegezonden aan de in artikel 7 bedoelde depositaris, die ze aan de overeenkomstsluitende partijen doet toekomen.

  • 2 Wijzigingen worden door de overeenkomstsluitende partijen in onderlinge overeenstemming aangenomen.

  • 3 De overeenkomstig lid 2 aangenomen wijzigingen treden in werking overeenkomstig artikel 7.

Artikel 9

Deze overeenkomst wordt uiterlijk drie jaar na de datum waarop het gemoderniseerde douanewetboek van toepassing wordt aan herziening onderworpen, en kan indien nodig ingevolge die herziening overeenkomstig artikel 8 worden gewijzigd.

Artikel 10

  • 1 Iedere overeenkomstsluitende partij kan deze overeenkomst opzeggen door middel van een aan de secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie gerichte kennisgeving.

  • 2 Een opzegging wordt van kracht negentig dagen na de datum waarop de secretaris-generaal de kennisgeving van opzegging heeft ontvangen.

TEN BLIJKE waarvan de ondergetekende gevolmachtigden hun handtekening onder deze overeenkomst hebben gesteld.

GEDAAN te Brussel op de tiende dag van maart in het jaar tweeduizendnegen in één exemplaar in de Bulgaarse, de Spaanse, de Tsjechische, de Deense, de Duitse, de Estse, de Griekse, de Engelse, de Franse, de Ierse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Hongaarse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Slowaakse, de Sloveense, de Finse en de Zweedse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek, waarvan het originele exemplaar wordt neergelegd in het archief van het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie.

Naar boven