De Verenigde Arabische Emiraten en het Koninkrijk der Nederlanden,
Partijen bij het Verdrag inzake de burgerluchtvaart, dat op 7 december 1944 te Chicago
voor ondertekening werd opengesteld,
Geleid door de wens een aanvullende overeenkomst bij dit Verdrag te sluiten ten behoeve
van de instelling van luchtdiensten tussen en buiten hun onderscheiden grondgebieden,
Zijn als volgt overeengekomen:
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
Artikel 2. Toepasselijkheid van het Verdrag van Chicago en van multilaterale overeenkomsten
-
2.2 Indien een door beide Partijen aanvaarde multilaterale overeenkomst inzake een aangelegenheid
waarin deze Overeenkomst voorziet, in werking treedt, zijn de desbetreffende bepalingen
van die overeenkomst van toepassing, terwijl de desbetreffende bepalingen van deze
Overeenkomst zodanig worden gewijzigd, dat zij in overeenstemming zijn met het bepaalde
in de multilaterale overeenkomst.
Artikel 3. Verlening van rechten
-
3.2 Elke Overeenkomstsluitende Partij verleent de andere Overeenkomstsluitende Partij
de in deze Overeenkomst omschreven rechten ten behoeve van de instelling van geregelde
internationale luchtdiensten op de routes, omschreven in het desbetreffende Deel van
de bij deze Overeenkomst gevoegde Routetabel/Routetabellen. Deze diensten en routes
worden hierna onderscheidenlijk „de overeengekomen diensten” en „de omschreven routes”
genoemd.
Bij de exploitatie van een overeengekomen dienst op een omschreven route heeft de
door elk der Overeenkomstsluitende Partijen aangewezen luchtvaartmaatschappij, behalve
de in het eerste lid van dit artikel omschreven rechten, tevens het recht te landen
op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij op de voor deze route
in de Routetabel bij deze Overeenkomst omschreven deze route in de Routetabel bij
deze Overeenkomst omschreven punten ten behoeve van het opnemen en afzetten van passagiers
en vracht, met inbegrip van post, afzonderlijk of gecombineerd.
-
3.3 Niets in het bepaalde in 3.2 van dit artikel wordt geacht de luchtvaartmaatschappij
van de ene Overeenkomstsluitende Partij het recht te verlenen, op het grondgebied
van de andere Overeenkomstsluitende Partij passagiers, vracht en post, afzonderlijk
of gecombineerd vervoerd en bestemd voor een ander punt op het grondgebied van de
andere Overeenkomstsluitende Partij, op te nemen tegen vergoeding of beloning.
Artikel 4. Aanwijzing van luchtvaartmaatschappijen
-
4.2 Na ontvangst van deze aanwijzing verlenen de luchtvaartautoriteiten van de andere
Overeenkomstsluitende Partij, behoudens het bepaalde in lid 4.3 en lid 4.4 van dit
artikel, onverwijld de nodige exploitatievergunningen aan een overeenkomstig het bepaalde
in lid 4.1 van dit artikel aangewezen luchtvaartmaatschappij.
-
4.3 De luchtvaartautoriteiten van de ene Overeenkomstsluitende Partij kunnen van een door
de andere Overeenkomstsluitende Partij aangewezen luchtvaartmaatschappij verlangen,
tot hun genoegen aan te tonen dat zij in staat is te voldoen aan de voorwaarden, gesteld
in de wetten en voorschriften die door deze autoriteiten gewoonlijk en redelijkerwijs
worden toegepast op de exploitatie van internationale luchtdiensten in overeenstemming
met de bepalingen van het Verdrag.
-
4.4 Elke Overeenkomstsluitende Partij heeft het recht de verlening van de in lid 4.2 van
dit artikel bedoelde exploitatievergunningen te weigeren of de door haar noodzakelijk
geachte voorwaarden te verbinden aan de uitoefening van de in artikel 3 van deze Overeenkomst
omschreven rechten door een aangewezen luchtvaartmaatschappij in alle gevallen waarin
niet tot haar genoegen is aangetoond dat een aanmerkelijk deel van de eigendom van,
en het daadwerkelijke toezicht op, deze luchtvaartmaatschappij berusten bij de Overeenkomstsluitende
Partij die de luchtvaartmaatschappij heeft aangewezen, of bij onderdanen van deze
Overeenkomstsluitende Partij, of bij beide.
-
4.5 Indien een luchtvaartmaatschappij aldus is aangewezen en haar aldus een vergunning
is verleend, kan zij op elk tijdstip de overeengekomen diensten waarvoor zij is aangewezen,
exploiteren, mits een overeenkomstig het bepaalde in artikel 6 van deze Overeenkomst
vastgesteld tarief voor deze diensten van kracht is.
Artikel 5. Intrekking of schorsing van exploitatievergunningen
-
5.1 Elke Overeenkomstsluitende Partij heeft het recht een exploitatievergunning in te
trekken of de uitoefening van de krachtens deze Overeenkomst verleende rechten door
een door de andere Overeenkomstsluitende Partij aangewezen luchtvaartmaatschappij
te schorsen, of de door haar noodzakelijk geachte voorwaarden te verbinden aan de
uitoefening van deze rechten:
-
5.1.1 in alle gevallen waarin niet tot haar genoegen is aangetoond dat een aanmerkelijk
deel van de eigendom van, en het daadwerkelijk toezicht op, deze luchtvaartmaatschappij
berusten bij de Overeenkomstsluitende Partij die de luchtvaartmaatschappij heeft aangewezen,
of bij haar onderdanen; of
-
5.1.2 ingeval deze luchtvaartmaatschappij in gebreke blijft te voldoen aan de wetten of
voorschriften die gewoonlijk op de burgerluchtvaart worden toegepast door de Overeenkomstsluitende
Partij die deze rechten heeft verleend; of
-
5.1.3 ingeval deze luchtvaartmaatschappij anderszins in gebreke blijft de exploitatie uit
te voeren in overeenstemming met de in deze Overeenkomst gestelde voorwaarden.
-
5.2 Tenzij onmiddellijke intrekking, schorsing of oplegging van de in lid 5.1 van dit
artikel bedoelde voorwaarden noodzakelijk is om verdere overtredingen van de wetten
of voorschriften of van de bepalingen van deze Overeenkomst te voorkomen, wordt dit
recht slechts uitgeoefend na overleg tussen de Overeenkomstsluitende Partijen.
-
6.1 In de volgende leden wordt onder „tarief” verstaan de vervoerprijs die door een luchtvaartmaatschappij
in rekening wordt gebracht voor het vervoer van passagiers en hun bagage, en de vrachtprijs
die door een luchtvaartmaatschappij in rekening wordt gebracht voor het vervoer van
vracht op lijndiensten, alsmede de voorwaarden met betrekking tot de beschikbaarheid
of de toepasbaarheid van deze vervoerprijs of vrachtprijs, alsmede de prijzen en voorwaarden
voor de bij dit vervoer komende diensten.
-
6.2 De tarieven die door de luchtvaartmaatschappijen van de ene Overeenkomstsluitende
Partij in rekening worden gebracht voor het vervoer naar en vanuit het grondgebied
van de andere Overeenkomstsluitende Partij, dienen te worden vastgesteld op een redelijk
niveau, waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met alle ter zake dienende factoren,
daaronder begrepen de exploitatiekosten, een redelijke winst en de tarieven van andere
luchtvaartmaatschappijen.
-
6.3 De in het tweede lid van dit artikel bedoelde tarieven dienen zo mogelijk te worden
overeengekomen door de betrokken aangewezen luchtvaartmaatschappijen van beide Overeenkomstsluitende
Partijen, na overleg met de andere luchtvaartmaatschappijen die geheel of gedeeltelijk
van deze route gebruik maken, en deze overeenkomst wordt waar mogelijk tot stand gebracht
met behulp van voor beide Partijen aanvaardbare procedures.
-
6.4 De aldus overeengekomen tarieven worden aan de luchtvaartautoriteiten van beide Overeenkomstsluitende
Partijen ter goedkeuring voorgelegd ten minste vijfenveertig (45) dagen vóór de voorgestelde
datum van invoering daarvan. In bijzondere gevallen kan deze termijn worden bekort,
behoudens de goedkeuring van de bedoelde autoriteiten.
-
6.5 Deze goedkeuring kan uitdrukkelijk worden verleend; indien geen van de luchtvaartautoriteiten
kennis van afkeuring heeft gegeven binnen dertig (30) dagen na de datum van voorlegging,
overeenkomstig het bepaalde in het vierde lid van dit artikel, worden deze tarieven
geacht te zijn goedgekeurd. Ingeval de termijn van voorlegging wordt bekort, zoals
bepaald in het vierde lid, kunnen de luchtvaartautoriteiten overeenkomen dat de termijn
waarbinnen slechts kennisgeving van afkeuring moet geschieden, korter is dan dertig
(30) dagen.
-
6.6 Indien geen tarief kan worden overeengekomen volgens het bepaalde in het derde lid
van dit artikel of indien gedurende de krachtens het bepaalde in het vijfde lid van
dit artikel van toepassing zijnde termijn de ene luchtvaartautoriteit kennis geeft
aan de andere luchtvaartautoriteit dat zij een krachtens het bepaalde in het derde
lid van dit artikel overeengekomen tarief afkeurt, trachten de luchtvaartautoriteiten
van beide Overeenkomstsluitende Partijen, na overleg met de luchtvaartautoriteiten
van een andere Staat wier advies zij nuttig achten, het tarief in onderlinge overeenstemming
vast te stellen.
-
6.7 Indien de luchtvaartautoriteiten geen overeenstemming kunnen bereiken over een krachtens
het bepaalde in het vierde lid van dit artikel aan hen voorgelegd tarief of over de
vaststelling van een tarief krachtens het bepaalde in het zesde lid van dit artikel,
wordt het geschil geregeld overeenkomstig het bepaalde in artikel 15 van deze Overeenkomst.
-
6.9 Behoudens de toepassing van het bepaalde in de voorgaande leden van dit artikel mogen
de aangewezen luchtvaartmaatschappij en, met betrekking tot de sectoren van de overeengekomen
diensten waarop zij de vervoersrechten van de vijfde vrijheid uitoefenen, hun tarieven
aanpassen aan die welke door de luchtvaartmaatschappijen van de derde en vierde vrijheid
worden toegepast met betrekking tot dezelfde sectoren.
De prijzen die worden toegepast door de luchtvaartmaatschappijen van de vijfde vrijheid
mogen niet lager zijn dan, en de tariefvoorwaarden dienen niet minder restrictief
te zijn dan die van de bedoelde luchtvaartmaatschappijen van de derde en vierde vrijheid.
Artikel 7. Vrijstelling van douanerechten, belastingen en andere heffingen
-
7.1 Luchtvaartuigen die door de aangewezen luchtvaartmaatschappij van een Overeenkomstsluitende
Partij voor internationale luchtdiensten worden gebruikt, alsmede hun normale uitrustingsstukken,
reserveonderdelen, voorraden brandstof, smeermiddelen en proviand (met inbegrip van
etenswaren, dranken en tabaksartikelen) aan boord van deze luchtvaartuigen, zijn vrijgesteld
van alle douanerechten, inspectiekosten en andere heffingen of belastingen bij binnenkomst
op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, mits deze uitrustingsstukken
en voorraden aan boord van het luchtvaartuig blijven, totdat zij opnieuw worden uitgevoerd.
-
7.2 Met betrekking tot normale uitrustingsstukken, reserveonderdelen, voorraden brandstof,
smeermiddelen en proviand, ingevoerd op het grondgebied van de ene Overeenkomstsluitende
Partij door of ten behoeve van een aangewezen luchtvaartmaatschappij van de andere
Overeenkomstsluitende Partij of aan boord van het door deze aangewezen luchtvaartmaatschappij
geëxploiteerde luchtvaartuig genomen uitsluitend voor gebruik aan boord van het luchtvaartuig
bij de exploitatie van internationale diensten, behoeven geen heffingen en belastingen,
met inbegrip van douanerechten en inspectiekosten, verschuldigd op het grondgebied
van de eerste Overeenkomstsluitende Partij, te worden betaald, zelfs indien deze voorraden
zullen worden gebruikt tijdens die gedeelten van de vlucht die worden afgelegd boven
het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partij waar zij aan boord zijn genomen.
Ten aanzien van de bovengenoemde goederen kan worden verlangd dat deze onder het toezicht
en beheer van de douane blijven. Deze bepaling kan niet zodanig worden uitgelegd,
dat een Overeenkomstsluitende Partij kan worden verplicht tot terugbetaling van douanerechten
die reeds op de bovenbedoelde goederen zijn geheven.
-
7.3 Normale uitrustingsstukken, reserveonderdelen, voorraden brandstof, smeermiddelen
en proviand aan boord van luchtvaartuigen van een Overeenkomstsluitende Partij kunnen
op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij slechts worden uitgeladen
met toestemming van de douaneautoriteiten van deze Partij, die kunnen verlangen dat
deze materialen onder hun toezicht worden geplaatst, totdat zij weer worden uitgevoerd
of overeenkomstig de douanevoorschriften een andere bestemming hebben gekregen.
Artikel 8. Toepasselijkheid van nationale wetten en voorschriften
-
8.1 De wetten, voorschriften en procedures van een Overeenkomstsluitende Partij betreffende
de toelating tot of het verlaten van haar grondgebied, van passagiers, bemanning,
vracht en post van luchtvaartuigen, zoals voorschriften met betrekking tot de binnenkomst,
de in- en uitklaring, de immigratie, de paspoorten, de douane, de valuta, de volksgezondheid
en de quarantaine, dienen te worden nageleefd door of vanwege deze passagiers, bemanning
of vracht bij de binnenkomst op, of het verlaten van, of gedurende het verblijf binnen
het grondgebied van deze Staat.
-
8.2 De wetten, voorschriften en procedures van een Overeenkomstsluitende Partij betreffende
de toelating tot of het verlaten van haar grondgebied, van in de internationale luchtvaart
gebruikte luchtvaartuigen, of betreffende de exploitatie en navigatie van deze luchtvaartuigen
van de andere Overeenkomstsluitende Partij gedurende het verblijf binnen haar grondgebied,
zijn van toepassing.
-
8.3 Passagiers, bagage, vracht en post in rechtstreeks doorgaand verkeer over het grondgebied
van een der Overeenkomstsluitende Partijen, die het daarvoor bestemde gebied van de
luchthaven niet verlaten, worden, behoudens wat de veiligheidsmaatregelen tegen geweld
en vliegtuigkaping betreft, slechts aan een vereenvoudigd onderzoek onderworpen. Bagage,
vracht en post in rechtstreeks doorgaand verkeer zijn vrijgesteld van douanerechten
en andere soortgelijke belastingen.
-
8.4 Alle vergoedingen die door een Overeenkomstsluitende Staat kunnen of mogen worden
berekend voor het gebruik van deze luchthavens en navigatievoorzieningen door de luchtvaartuigen
van een andere Overeenkomstsluitende Staat, mogen niet hoger zijn dan die welke door
zijn nationale luchtvaartmaatschappijen of door buitenlandse luchtvaartmaatschappijen
worden betaald bij de exploitatie van geregelde internationale luchtdiensten.
Artikel 9. Beginselen met betrekking tot de exploitatie van overeengekomen diensten
De aangewezen luchtvaartmaatschappijen van elk der Overeenkomstsluitende Partijen
worden op billijke en gelijke wijze in de gelegenheid gesteld de overeengekomen diensten
op de omschreven routes tussen hun onderscheiden grondgebieden te exploiteren.
-
9.1 Bij het exploiteren van de overeengekomen diensten houden de aangewezen luchtvaartmaatschappijen
van elke Overeenkomstsluitende Partij rekening met de belangen van de luchtvaartmaatschappijen
van de andere Overeenkomstsluitende Partij, teneinde te voorkomen dat de diensten
die de laatstgenoemde maatschappijen op dezelfde route of delen daarvan onderhouden,
op onredelijke wijze worden getroffen.
-
9.2 De overeengekomen diensten die door de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de
Overeenkomstsluitende Partijen worden onderhouden, dienen nauwkeurig te worden afgestemd
op de vervoersbehoeften van het publiek op de omschreven routes en hebben in de eerste
plaats ten doel het bij een redelijke beladingsgraad verschaffen van voldoende capaciteit
voor de huidige en de redelijkerwijs te verwachten behoefte aan vervoer van passagiers
en vracht, met inbegrip van post, naar en van dit grondgebied van de Overeenkomstsluitende
Partij die de luchtvaartmaatschappij heeft aangewezen. Het verschaffen van de gelegenheid
tot vervoer van passagiers en vracht, met inbegrip van post, zowel opgenomen als afgezet
op punten op de omschreven routes op het grondgebied van andere Staten dan de Staat
die de luchtvaartmaatschappij heeft aangewezen, geschiedt in overeenstemming met de
algemene beginselen dat de capaciteit dient te zijn afgestemd op:
-
9.2.1 de behoefte aan vervoer naar en vanuit het grondgebied van de Overeenkomstsluitende
Partij die de luchtvaartmaatschappij heeft aangewezen;
-
9.2.2 de vervoersbehoeften van het gebied via hetwelk de overeengekomen dienst plaatsvindt,
nadat rekening is gehouden met de andere vervoersdiensten die zijn ingesteld door
de luchtvaartmaatschappijen van de Staten die te zamen dit gebied vormen; en
-
9.2.3 de eisen die de exploitatie van luchtlijnen voor doorgaand verkeer stelt.
Artikel 10. Beveiliging van de luchtvaart
-
10.1 Overeenkomstig hun rechten en verplichtingen krachtens het internationale recht bevestigen
de Overeenkomstsluitende Partijen opnieuw dat hun verplichting jegens elkaar tot bescherming
van de veiligheid van de burgerluchtvaart tegen daden van wederrechtelijke inmenging
een wezenlijk deel van deze Overeenkomst uitmaakt. Zonder hun rechten en verplichtingen
krachtens het internationale recht in het algemeen te beperken, handelen de Overeenkomstsluitende
Partijen in het bijzonder in overeenstemming met de bepalingen van het Verdrag inzake
strafbare feiten en bepaalde andere handelingen, begaan aan boord van luchtvaartuigen,
ondertekend te Tokio op 14 september 1963, het Verdrag tot bestrijding van het wederrechtelijk
in zijn macht brengen van luchtvaartuigen, ondertekend te 's-Gravenhage op 16 december
1970, en het Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen, gericht tegen
de veiligheid van de burgerluchtvaart, ondertekend te Montreal op 23 september 1971.
-
10.2 De Overeenkomstsluitende Partijen verlenen elkaar op verzoek alle nodige hulp ter
voorkoming van gevallen van kaping van civiele luchtvaartuigen en van andere wederrechtelijke
gedragingen, gericht tegen de veiligheid van deze luchtvaartuigen, de passagiers en
de bemanning daarvan, luchthavens en voorzieningen voor de luchtnavigatie, alsmede
van elke andere bedreiging van de veiligheid van de burgerluchtvaart.
-
10.3 De Partijen handelen, in hun wederzijdse betrekkingen, in overeenstemming met de bepalingen
inzake de beveiliging van de luchtvaart, vastgesteld door de Organisatie voor de internationale
burgerluchtvaart en aangeduid als Bijlagen bij het Verdrag inzake de internationale
burgerluchtvaart, voor zover deze veiligheidsbepalingen van toepassing zijn op de
Partijen; zij dienen te verlangen dat de exploitanten van luchtvaartuigen die in hun
land zijn geregistreerd, of de exploitanten die hun hoofdzetel of hun domicilie op
hun grondgebied hebben, en de exploitanten van luchthavens op hun grondgebied handelen
in overeenstemming met deze bepalingen inzake de beveiliging van de luchtvaart.
-
10.4 Elke Overeenkomstsluitende Partij stemt ermede in dat deze exploitanten van luchtvaartuigen
de bepalingen inzake de beveiliging van de luchtvaart, zoals bedoeld in het derde
lid en vereist door de andere Overeenkomstsluitende Partij, in acht dienen te nemen
vóór de binnenkomst op, bij het verlaten van of gedurende het verblijf binnen het
grondgebied van deze andere Overeenkomstsluitende Partij.
Elke Overeenkomstsluitende Partij zorgt ervoor dat passende maatregelen op doeltreffende
wijze binnen haar grondgebied worden uitgevoerd om de luchtvaartuigen te beschermen
en de passagiers, bemanning, handbagage, bagage, vracht en vliegtuigvoorraden aan
een onderzoek te onderwerpen vóór en tijdens het aan-boord-gaan of het laden.
Elke Overeenkomstsluitende Partij neemt tevens elk verzoek van de andere Overeenkomstsluitende
Partij om binnen redelijke grenzen bijzondere beveiligingsmaatregelen te nemen ten
einde aan een bijzondere dreiging het hoofd te bieden, in welwillende overweging.
-
10.5 Indien zich een geval van kaping van luchtvaartuigen voordoet of dreigt zich voor
te doen, of indien zich andere wederrechtelijke gedragingen, gericht tegen de veiligheid
van deze luchtvaartuigen, de passagiers en bemanning daarvan, luchthavens of voorzieningen
voor de luchtvaartnavigatie, voordoen, verlenen de Overeenkomstsluitende Partijen
elkaar hulp door het berichtenverkeer te vergemakkelijken en door andere passende
maatregelen te nemen die ten doel hebben dit voorval of de dreiging daarvan snel en
veilig te beëindigen.
Artikel 11. Verschaffing van statistische gegevens
De luchtvaartautoriteiten van een Overeenkomstsluitende Partij zorgen ervoor dat de
aangewezen luchtvaartmaatschappijen aan de luchtvaartautoriteiten van de andere Overeenkomstsluitende
Partij, op hun verzoek, alle periodieke of andere statistische gegevens verstrekken
die redelijkerwijs kunnen worden verlangd voor het beoordelen van de vervoerscapaciteit
die door de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de in dit artikel eerstgenoemde
Overeenkomstsluitende Partij wordt verschaft op de overeengekomen diensten. Deze gegevens
dienen alle informatie te bevatten die nodig is voor de bepaling van de omvang van
het vervoer dat door deze luchtvaartmaatschappijen op de overeengekomen luchtdiensten
is verricht, alsmede de herkomst en de bestemming van dit vervoer.
Artikel 12. Overmaking van winsten
Artikel 13. Commerciële activiteiten
De aangewezen luchtvaartmaatschappijen van beide Overeenkomstsluitende Partijen mogen:
-
a. op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij kantoren vestigen voor
de bevordering van het luchtvervoer en voor de verkoop van vliegbiljetten, alsmede
andere voorzieningen tot stand brengen die nodig zijn voor de uitoefening van het
luchtvervoer, in overeenstemming met de wetten en voorschriften die gewoonlijk van
toepassing zijn op de burgerluchtvaart van de Overeenkomstsluitende Partijen.
-
b. in overeenstemming met de wetten en voorschriften van de andere Overeenkomstsluitende
Partij met betrekking tot de binnenkomst, het verblijf en de tewerkstelling - het
voor de uitoefening van het luchtvervoer benodigde personeel op leidinggevend, commercieel,
technisch, bedrijfseconomisch en ander specialistisch gebied op het grondgebied van
de andere Partij brengen en daar tewerkstellen.
-
14.1 In een geest van nauwe samenwerking plegen de luchtvaartautoriteiten van de Overeenkomstsluitende
Partijen van tijd tot tijd overleg met elkaar, ten einde de uitvoering en de bevredigende
naleving van de bepaling van deze Overeenkomst en de bijgevoegde Routetabel te verzekeren,
en zij treden zo nodig in overleg met elkaar om wijzigingen daarin aan te brengen.
-
14.2 Elk der Overeenkomstsluitende Partijen kan verzoeken om overleg, dat zowel mondeling
als schriftelijk kan plaatsvinden en dient te beginnen binnen een termijn van zestig
(60) dagen na de datum van ontvangst van het verzoek, tenzij beide Overeenkomstsluitende
Partijen instemmen met verlenging of bekorting van deze termijn.
Artikel 15. Regeling van geschillen
Artikel 16. Territoriale toepassing
Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, is deze Overeenkomst alleen van toepassing
op het Rijk in Europa.
Artikel 17. Erkenning van bewijzen en vergunningen
Bewijzen van luchtwaardigheid, bewijzen van bevoegdheid en vergunningen die zijn afgegeven
of geldig verklaard door de ene Overeenkomstsluitende Partij en die nog van kracht
zijn, worden door de andere Overeenkomstsluitende Partij als geldig erkend ten behoeve
van de exploitatie van de overeengekomen diensten op de omschreven routes, mits deze
bewijzen of vergunningen werden afgegeven of geldig verklaard in overeenstemming met
de op grond van het Verdrag vastgestelde normen.
Elke Overeenkomstsluitende Partij behoudt zich echter het recht voor, de erkenning
van bewijzen van bevoegdheid en van vergunningen die door de andere Overeenkomstsluitende
Partij aan haar eigen onderdanen zijn afgegeven, te weigeren voor vluchten boven haar
eigen grondgebied.
Artikel 18. Registratie bij de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie
Deze Overeenkomst en alle latere wijzigingen daarin worden geregistreerd bij de Internationale
Burgerluchtvaartorganisatie.
Elk der Overeenkomstsluitende Partijen kan te allen tijde langs diplomatieke weg schriftelijk
kennis geven van haar besluit deze Overeenkomst te beëindigen.
Deze kennisgeving wordt tegelijkertijd aan de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie
gezonden. In dit geval eindigt deze Overeenkomst twaalf (12) maanden na de datum waarop
de kennisgeving is ontvangen door de andere Overeenkomstsluitende Partij, tenzij de
kennisgeving van beëindiging in onderling overleg wordt ingetrokken vóór het einde
van deze termijn. Indien de andere Overeenkomstsluitende Partij nalaat de ontvangst
te bevestigen, wordt de kennisgeving geacht te zijn ontvangen veertien (14) dagen
na ontvangst van de kennisgeving door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie.
-
20.1 Indien één van de Overeenkomstsluitende Partijen een bepaling van deze Overeenkomst,
met inbegrip van de bijgevoegde Routetabel, wenst te wijzigen, dient zulks te geschieden
na overleg overeenkomstig het bepaalde in artikel 14 van deze Overeenkomst.
-
20.2 Indien de wijziging betrekking heeft op andere bepalingen van de Overeenkomst dan
die van de bijgevoegde Routetabel, dient de wijziging te worden goedgekeurd door elk
der Overeenkomstsluitende Partijen overeenkomstig haar constitutionele procedures
en wordt deze van kracht op de datum van de uitwisseling van de nota's langs diplomatieke
weg.
Artikel 21. Inwerkingtreding
Deze Overeenkomst dient te worden goedgekeurd in overeenstemming met de constitutionele
vereisten in het land van elke Overeenkomstsluitende Partij en treedt in werking op
de dag van de uitwisseling van diplomatieke nota's door de Overeenkomstsluitende Partijen.
Deze Overeenkomst is opgesteld in drie oorspronkelijke exemplaren in de Nederlandse,
de Arabische en de Engelse taal, waarbij alle teksten gelijkelijk authentiek zijn
en elke Partij één exemplaar behoudt ten behoeve van de uitvoering.