Eerste Aanvullende Overeenkomst ter uitvoering van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk [...] bij het bestrijden van rampen en ongevallen, Baarle-Nassau, 05-02-1990

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 05-02-1990 t/m heden

Eerste Aanvullende Overeenkomst ter uitvoering van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België inzake wederzijdse bijstandsverlening bij het bestrijden van rampen en ongevallen

Authentiek : NL

Eerste Aanvullende Overeenkomst ter uitvoering van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België inzake wederzijdse bijstandsverlening bij het bestrijden van rampen en ongevallen

Het Koninkrijk der Nederlanden

en

het Koninkrijk België,

Gelet op de artikelen 11 en 13 van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België inzake wederzijdse bijstandsverlening bij het bestrijden van rampen en ongevallen, ondertekend te 's-Gravenhage op 14 november 1984;

Overwegende dat het gewenst is dat een aanvullende overeenkomst wordt gesloten over onderwerpen die zijn genoemd in artikel 11, tweede lid, van de Overeenkomst;

Zijn als volgt overeengekomen:

HOOFDSTUK 1. BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1

In deze aanvullende Overeenkomst wordt verstaan onder:

  • a. de Overeenkomst: de op 14 november 1984 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België inzake wederzijdse bijstandsverlening bij het bestrijden van rampen en ongevallen;

  • b. de Ministers: de Ministers van Binnenlandse Zaken van elk der Overeenkomstsluitende Partijen.

HOOFDSTUK 2. BIJSTANDSVERLENING IN HET ALGEMEEN

Artikel 2

De Ministers zullen elkaar en de overige bevoegde organen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Overeenkomst, schriftelijk op de hoogte stellen van adressen, telefoon-, telex- en telefaxnummers alsmede van overige gegevens die van belang zijn in het kader van de procedure voor het verzoeken en doen uitvoeren van de bijstand.

Artikel 3

  • 1 Een verzoek om bijstand als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Overeenkomst omvat in ieder geval:

    • a. zoveel mogelijk een toelichting over de aard en de omvang van de bijstand die wordt gewenst en over de taken die aan de bijstandseenheid of -eenheden zullen worden opgedragen, een en ander als vereist in artikel 3, derde lid, van de Overeenkomst;

    • b. een korte omschrijving van de toestand;

    • c. het tijdstip waarop de bijstand dient te worden gerealiseerd;

    • d. de plaats waar en de functionaris bij wie de bijstandseenheid of -eenheden zich dient of dienen te melden;

    • e. eventuele bijzonderheden ten aanzien van de uitrusting;

    • f. de verwachte duur van de bijstand;

    • g. de overige relevante gegevens, daaronder zo nodig begrepen de reisweg.

  • 2 Een verzoek om bijstand alsmede de bevestiging van de te verlenen bijstand geschieden zoveel mogelijk overeenkomstig een in bijlage 1 bij deze Aanvullende Overeenkomst opgenomen model.

Artikel 4

  • 1 Indien de commandant van een bijstandseenheid van oordeel is dat hij in redelijkheid niet of niet meer kan voldoen aan een instructie van de op de plaats van de ramp voor de bestrijding verantwoordelijke autoriteit, of indien de commandant van oordeel is dat uitvoering van een instructie niet van hem kan worden gevergd, voert hij onverwijld overleg met die autoriteit.

  • 2 Indien het overleg, bedoeld in het eerste lid, niet tot overeenstemming leidt, wendt hij zich onverwijld tot het bevoegd orgaan dat met de uitvoering van het verzoek om bijstand is belast.

  • 3 Het bevoegd orgaan, bedoeld in het tweede lid, overlegt in dat geval met het bevoegd orgaan dat het verzoek om bijstand heeft gedaan.

Artikel 5

Bijstand kan worden verleend door experts en diensten die zijn opgeleid en uitgerust voor het bestrijden van rampen en ongevallen. Onder meer kan bijstand worden verleend door de eenheden die in de bijlagen 2 en 3 bij deze Aanvullende Overeenkomst zijn aangegeven. Tevens kan op elke andere wijze bijstand worden verleend.

HOOFDSTUK 3. BIJSTANDSVERLENING DOOR EN AAN AAN ELKAAR GRENZENDE PROVINCIES

Artikel 6

  • 1 De Ministers bevorderen dat de bevoegde organen van aan elkaar grenzende provincies als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Overeenkomst elkaar en de Ministers kennis geven van adressen, telefoon-, telex- en telefaxnummers die dienen te worden gebruikt in het kader van de uitvoering van de Overeenkomst en deze Aanvullende Overeenkomst.

  • 2 De Ministers bevorderen dat de bevoegde organen, bedoeld in het eerste lid, elkaar en de Ministers kennis geven van de soorten eenheden die zijn opgeleid en uitgerust voor het bestrijden van rampen en ter bijstand kunnen worden ingezet alsmede van hun omvang en uitrusting.

  • 3 De Ministers bevorderen dat overigens tussen de bevoegde organen, bedoeld in het eerste lid, afspraken tot stand worden gebracht inzake de uitvoering van de bijstandsverlening en te hunner kennis worden gebracht.

  • 4 Afspraken tussen de bevoegde organen, bedoeld in het eerste lid, mogen niet in strijd zijn met de Overeenkomst, deze Aanvullende Overeenkomst en hetgeen in het nationale recht van beide landen daartoe is bepaald.

HOOFDSTUK 4. OPLEIDINGEN EN OEFENINGEN

Artikel 7

  • 1 De Ministers bevorderen de mogelijkheid tot deelname door cursisten uit het andere land aan cursussen en opleidingen die in hun land worden gegeven op het gebied van de bestrijding van rampen en ongevallen. Naar vermogen verlenen zij aan cursisten uit het andere land toegang tot deze cursussen en opleidingen.

  • 2 Voor de door de Ministers aangemelde deelnemers worden aan de andere Minister van Binnenlandse Zaken geen cursus- en opleidingsgelden in rekening gebracht. Overige kosten, de kosten van verzorging en huisvesting daaronder begrepen, worden gedragen door de verzoekende Minister dan wel de instantie die de deelnemer heeft uitgezonden.

Artikel 8

  • 1 De Ministers spannen zich in om periodiek gemeenschappelijke oefeningen tot stand te brengen.

  • 2 Doel en uitvoering van gemeenschappelijke oefeningen worden tussen de voor het houden daarvan verantwoordelijke autoriteiten afgesproken.

  • 4 In het kader van de samenwerking als bedoeld in artikel 13 van de Overeenkomst kan elk der Ministers bij enige oefening waarnemers uit het andere land uitnodigen, voor zover de oefenomstandigheden dat mogelijk maken.

Artikel 9

  • 1 De Ministers stellen naar vermogen faciliteiten beschikbaar op eikaars oefencentra ten behoeve van het houden van oefeningen door eenheden van het andere land.

  • 2 De kosten voor het gebruik van het oefencentrum alsmede de kosten van verzorging en huisvesting van de betrokken eenheden worden door de verzoekende Minister gedragen.

  • 3 Door of namens de Ministers worden in onderling overleg nadere regelingen getroffen.

HOOFDSTUK 5. PERMANENTE SAMENWERKING

Artikel 10

In het kader van de samenwerking als bedoeld in artikel 13 van de Overeenkomst overleggen vertegenwoordigers van de bevoegde organen als bedoeld in artikel 3 van de Overeenkomst ten minste eenmaal per jaar met elkaar. Zij bevorderen dat deskundigen uit de disciplines die betrokken zijn bij de rampenbestrijding, aan dit overleg deelnemen.

HOOFDSTUK 6. INFORMATIE-UITWISSELING

Artikel 11

  • 2 De bevoegde organen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Overeenkomst bevorderen dat een burgemeester in wiens gemeente een ramp- of ongevalsgebeurtenis plaatsvindt die een weerslag heeft of kan hebben op het grondgebied van het andere land, onmiddellijk nadat deze gebeurtenis hem ter kennis is gekomen al dan niet op verzoek alle relevante informatie verstrekt aan:

    • a. de burgemeester of burgemeesters van de in het andere land gelegen aangrenzende gemeente of gemeenten, indien de betrokken gemeente grenst aan Nederland onderscheidenlijk België;

    • b. de gouverneur onderscheidenlijk de commissaris van de Koningin van de eigen provincie.

  • 3 De gouverneur onderscheidenlijk de commissaris van de Koningin van de provincie waarin een ramp- of ongevalsgebeurtenis plaatsvindt die een weerslag heeft of kan hebben op het grondgebied van het andere land, verstrekt onmiddellijk nadat deze gebeurtenis hem ter kennis is gekomen al dan niet op verzoek alle relevante informatie aan:

    • a. de commissaris van de Koningin, onderscheidenlijk de gouverneur van de aangrenzende provincie, indien de betrokken provincie grenst aan Nederland onderscheidenlijk België;

    • b. de Minister van Binnenlandse Zaken van het eigen land.

  • 4 De Minister van Binnenlandse Zaken van het land waarin een ramp- of ongevalsgebeurtenis plaatsvindt die een weerslag heeft of kan hebben op het grondgebied van het andere land, verstrekt onmiddellijk nadat deze gebeurtenis hem ter kennis is gekomen al dan niet op verzoek alle relevante informatie aan de Minister van Binnenlandse Zaken van het andere land.

Artikel 12

Artikel 2 en artikel 6, eerste lid, van deze Aanvullende Overeenkomst zijn ten aanzien van het verstrekken van en het verzoeken om informatie van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK 7. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 13

De in de bijlagen bij deze Aanvullende Overeenkomst vermelde gegevens kunnen worden gewijzigd door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de Minister van Binnenlandse Zaken van de andere Overeenkomstsluitende Partij en de overige bevoegde organen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Overeenkomst.

Artikel 14

Ten aanzien van geschillen, geldingsduur en opzegging van deze Aanvullende Overeenkomst zijn de bepalingen van de Overeenkomst van overeenkomstige toepassing.

GEDAAN te Baarle-Nassau, 5 februari 1990, in twee exemplaren, in de Franse en Nederlandse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden,

(w.g.) C. I. DALES

Voor het Koninkrijk België,

(w.g.) L. TOBBACK

BIJLAGE 1

Model ten behoeve van een verzoek om bijstand alsmede de bevestiging van de te verlenen bijstand

  • 1. Aanvraag door:

    • - datum:

    • - naam:

    • - functie:

    • - adres:

    • - telefoon:

    • - telefax:

    • - telex:

  • 2. Nadere omschrijving:

    • 1. Catastrofe:

      • - plaatsaanduiding:

      • - aard en omvang:

    • 2. Gewenste bijstand:

      • - aanvangstijdstip:

      • - duur:

      • - aard en omvang:

      • - toe te delen taken:

      • - eventuele bijzonderheden ten aanzien van de uitrusting:

    • 3. Overig:

      • - plaats waar en de ambtenaar bij wie de bijstandseenheid/ -eenheden zich dient/dienen te melden:

      • - andere nuttige inlichtingen, bijvoorbeeld de reisweg:

BIJLAGE 2

I. Soorten Nederlandse eenheden die zijn opgeleid en uitgerust voor het bestrijden van rampen en ter bijstand kunnen worden ingezet, alsmede hun omvang en uitrusting

Organieke bijstandseenheden

Onder organieke bijstandseenheden wordt verstaan: sectorcommando's, brandbestrijdingscompagnieën, brandbestrijdingspelotons, blusgroepen, reddingspelotons, reddingsgroepen, pioniergroepen, onderhouds- en verzorgingsgroepen en verkennings- en ontsmettingspelotons. Maar ook: LOTT-teams, geneeskundige pelotons, ambulances.

Onder een brandweereenheid wordt verstaan een operationele eenheid ter grootte van een groep inclusief het toegewezen materieel of een bijzonder brandweervoertuig met inbegrip van de personele bezetting.

Onder een bluseenheid wordt verstaan een (tank)autospuit of personeelmaterieelwagen/trekker met aanhangmotorspuit inclusief de personele bezetting ( = blusgroep), waarvan de pomp een capaciteit heeft van ten minste 2400 liter per minuut bij een druk van 8 bar.

Onder specifiek materieel wordt verstaan bijzondere brandweervoertuigen zoals autoladders, hoogwerkers, gereedschapswagens, hulpverleningsvoertuigen, verbindingscommandovoertuigen, kraanwagens, schuim- of poederblusvoertuigen en overige brandweervoeren vaartuigen.

Een reddingsgroep heeft als taak om snel zoveel mogelijk slachtoffers op te sporen, te bevrijden en in veiligheid te brengen.

Een pioniergroep heeft tot taak het herstellen van de benodigde infrastruktuur op het rampterrein.

Speciaal voor chemische en nucleaire incidenten is er de Waarschuwings- en Verkenningsdienst (WVD), die met behulp van de resultaten van metingen kan adviseren met betrekking tot beslissingen ten aanzien van de bevolking (evacuatie, schuilen, e.d.).*

Bijstandverlening vindt in beginsel steeds plaats in organieke eenheden:

  • - per vier bijstand verlenende bluseenheden wordt een brandbestrijdingspeleton geformeerd;

  • - per drie, eventueel ook per twee of vier bijstand verlenende brandbestrijdingspelotons wordt een brandbestrijdingscompagnie geformeerd;

  • - per drie bijstand verlenende reddingsgroepen plus één pioniersgroep wordt een reddingspeloton (40 personen) geformeerd.

Onder een geneeskundige eenheid wordt verstaan een operationele eenheid ter grootte van een groep inclusief het toegewezen materieel of een ambulancevoertuig met inbegrip van de personele bezetting.

Een geneeskundig peloton heeft tot taak het bepalen van de urgentie van de ziekenhuisbehandeling van gewonden, het stabiliseren van hun toestand en het transportgereed maken voor vervoer naar het ziekenhuis. Het heeft een behandelingscapaciteit van 24 liggende slachtoffers per uur.

Een LOTT-team is een snel inzetbare medische groep bestaande uit een chirurg, een anesthesist en twee intensive care-verpleegkundigen met hun apparatuur. Het team dient ter assistentie van redders en kan ter plaatse levens- en ledemaatreddende operaties uitvoeren.

In iedere regio is organiek aanwezig: 1 brandbestrijdingscompagnie, 1 reddingspeloton, 1 geneeskundig peloton en 1 WVD-eenheid. In het kader van de opbouw van de rampbestrijdingsorganisatie zijn bovengenoemde organieke eenheden nog niet overal geheel geformeerd.

Overigens is landelijk voor bijstand beschikbaar (via landelijk alarmnummer):

  • - Meetwagen Landelijk Meetnet Radioaktiviteit in Voedsel.

    Taak van deze meetwagen is radioactieve besmetting ter plekke vaststellen in te velde staand gewas en in aan de markt aangeleverde voedingsprodukten.

  • - Rampslachtoffers Identifikatie Team van het Korps Rijkspolitie (RIT).

    De groep verleent bijstand bij het bergen en identificeren van slachtoffers. De groep kan voldoende containers meebrengen op een vrachtwagen met aanhanger voor het bergen en identificeren van 500 slachtoffers binnen 48 uur. Draaiboeken in het Nederlands en het Frans zijn aanwezig. Er worden standaard internationale formulieren van Interpol gebruikt.

  • - Ongevalsbestrijding Gevaarlijke Stoffen (OGS) (landelijk alarmnummer voor telefonisch advies).

    Academische gevormde brandweerofficieren geven (telefonisch) advies bij ongevalsbestgrijding met gevaarlijke stoffen; desgewenst kan advisering ter plekke plaatsvinden.

* Een WVD-eenheid bestaat uit een WVD-deskundige (meetploegleider) en een wisselend aantal meetploegen van twee personen.

Het aantal in te zetten meetploegen hangt af van de aard van de te verrichten werkzaamheden en kan in overleg met een WVD-deskundige worden bepaald. Ook is het denkbaar dat alleen een WVD-deskundige wordt ingezet.

Er kunnen metingen worden verricht met betrekking tot:

  • - explosiegevaar met betrekking tot brandbare gassen/dampen (hoe explosief is de toestand)

  • - een aantal giftige gassen/dampen (chloor, ammoniak, zwaveldioxide, blauwzuur, acrylnitril, enz.)

  • - ioniserende straling: dosis/dosistempo en besmetting.

De WVD-deskundige kan het meest effectief werken met kaarten met schaalgrootte 1 : 25.000.

Ook de meetploegen hebben kaarten nodig.

Voor het goed en snel in kaart brengen van een zich verspreidende wolk gevaarlijke stoffen zijn minimaal drie meetploegen noodzakelijk.

II. Voorlopige voorziening

  • 1. In spoedeisende gevallen kan vooruitlopend op een verzoek van de Provinciegouverneur als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Overeenkomst en onverminderd de in de Overeenkomst neergelegde procedure door of namens de voorzitter van een regionale brandweer, waarvan de plaats van vestiging binnen een aan België grenzende provincie is gelegen, op verzoek bijstand worden verleend.

  • 2. Punt 1. is van toepassing op bijstand die wordt verleend naar aanleiding van een verzoek van of namens de burgemeester van een in een aan Nederland grenzende provincie gelegen gemeente.

  • 3. Het totaal van de met toepassing van punt 1. te verlenen bijstand mag niet meer dan vier brandweereenheden per regio bedragen en de periode van bijstandsverlening mag niet langer duren dan twaalf aaneengesloten uren.

  • 4. Onder brandweereenheid als bedoeld in punt 3. wordt verstaan een operationele eenheid ter grootte van een groep met inbegrip van het toegewezen materieel of een bijzondere brandweervoertuig met de daarvoor noodzakelijke personele bezetting.

BIJLAGE 3

Soorten Belgische eenheden die zijn opgeleid en uitgerust voor het bestrijden van rampen en ter bijstand kunnen worden ingezet, alsmede hun omvang en uitrusting.

  • 1. Aantal personeelsleden in de mobiele colonnes van de civiele bescherming

    Eenheid

    Permanent aanwezige agenten

    Totaal

    Liedekerke

    Brasschaat

    Ghlin

    Crisnée

    Neufchateau

    30

    19

    2

    32

    8

    120

    75

    90

    130

    33

    Totaal

     

    448

    De cijfers in de eerste kolom geven het aantal permanent aanwezige agenten weer in elke eenheid, de cijfers in de tweede kolom geven het totaal aantal tewerkgestelde agenten weer in elke eenheid.

    De vaste agenten zijn inderdaad in iedere permanente eenheid ingedeeld in 4 ploegen, die 24 uur op 24 dienst uitmaken gedurende het hele jaar.

  • 2. Lijst van interventiematerieel van de mobiele colonnes van de civiele bescherming dat nuttig kan ingezet worden bij grensoverschrijdende rampen en ongevallen

     

    AARD

    IMCM Liedekerke

    IIMCM Ghlin

    VMCM Crisnée

    VIMCM Brasschaat

    G.G. Neufchâteau

    Totaal

    I

    Bevrijding en vervoer van slachtoffers

               

    I.1

    Bevrijding van slachtoffers

               
     

    Kleine wagen voor bevrijding van slachtoffers

    1

    1

    1

    1

    1

    5

     

    Grote wagen voor bevrijding van slachtoffers

    1

    1

    1

    1

     

    4

    I.2

    Vervoer van slachtoffers Ziekenwagen

    4

    3

    3

    2

     

    12

    II

    Vuurbestrijding

               

    II.1

    Autopompen vuurbestrijding A.P.M. Halfzware autopomp

    1

    1

    3

    1

    1

    7

     

    A.P.Z. Extra-zware autopomp

    2

    2

    2

    2

    1

    9

     

    A.P.E.Z. Extra-zware autopomp

    2

    2

    2

    2

     

    8

    II.2

    Motorpompen vuurbestrijding Drukmotorpomp

         

    4

     

    4

     

    Debietmotorpomp

         

    1

     

    1

    II.3

    Divers vuurbestrijdingsmaterieel Waterkanon

    2

    2

    2

    2

     

    8

     

    Poederwagen

    1

     

    1

       

    2

     

    Schuimwagen

     

    1

    1

    1

     

    3

     

    Schuimtank op oplegger

    1

    1

    1

    1

     

    4

     

    Slangenwagen

    2

    2

    2

    2

     

    8

     

    Wagen met stroomaggregaat (+ evt. elektropompen)

    2

    2

    2

    3

     

    9

     

    Tankwagen (water)

    8

    6

    7

    7

    1

    29

     

    Tank op aanhangwagen (water)

       

    2

       

    2

     

    Wagen met afneembare tank

       

    4

       

    4

    Aard

     

    IMCM

    Liedekerke

    IIMCM

    Ghlin

    VMCM

    Grisnée

    VIMCM

    Brasschaat

    G.G.

    Neufchâteau

    Totaal

    III

    Overstromingen

               

    III. 1

    Autopompen overstromingen

               
     

    A.P.M. Halfzware autopomp

    1

    1

    3

    1

    1

    7

     

    A.P.Z. Zware autopomp

    2

    2

    2

    1

    1

    8

     

    A.P.E.Z. Extra-zware autopomp

    2

    2

    2

    2

     

    8

    III.2

    Motorpompen overstromingen

               
     

    Debietmotorpomp

         

    1

     

    I

    III.3

    Divers overstromingsmaterieel

               
                   
     

    Slangenwagen

    2

    2

    2

    1

     

    7

     

    Vervoer zandzakjes

    3

       

    1

     

    4

     

    Vervoer dichtingsmateriaal

     

    1

    1

       

    2

     

    Vervoer roeiboten

    2

    1

    2

    2

     

    7

     

    Vervoer motorboten

    4

    3

    3

    3

     

    13

     

    Wagen met stroomaggregaat (+ evt. elektropompen)

    2

    2

    2

    3

     

    9

     

    Overstromingswagen

    2

    3

    4

    3

     

    12

    IV

    Bevoorrading drinkwater

               
     

    Tankwagen (water)

    8

    6

    7

    7

    1

    29

     

    Tank op aanhangwagen

       

    2

       

    2

                   
     

    Wagen met afneembare tank - aantal tanks

       

    4

       

    4

     

    Waterzuiveringsstation

    5

    2

    2

    7

     

    16

     

    Water line station

    1

           

    1

    V

    Verontreiniging

               
     

    Vervoer afdammingselementen

    2

    2

    2

    2

     

    8

     

    Vervoer absorbeermiddelen ECOPERL

     

    1

    1

    2

     

    4

     

    Verstrooier absorbeermiddelen aanhangwagen

       

    1

       

    1

     

    Aard

    IMCM

    Liedekerke

    IIMCM

    Ghlin

    VMCM

    Crisnée

    VIMCM

    Brasschaat

    G.G.

    Neufchâteau

    Totaal

     

    Wagen: Verontreiniging door koolwaterstoffen

    1

           

    1

     

    Oplegger: Tank „Vacuüm-cleaner"

       

    2

    2

     

    4

     

    Reinigingstoestel

    2

    2

    2

    2

     

    8

     

    EGMOLAP - Recuperatie kool waterstoffen op water

       

    1

    1

     

    2

    VI

    Allerlei rampen en ongevallen

               

    VI. 1

    Duik- en chemische ongevallen

               
     

    Wagen voor duik- en chemische ongevallen

       

    1

    1

     

    2

    VI.2

    Chemische ongevallen

               
     

    Wagen voor chemische ongevallen

    1

    1

    1

    1

     

    4

    VI.3

    Allerlei rampen en ongevallen

               
     

    Zware reddingswagen

    2

    2

    2

    2

    1

    9

     

    Wagen met stroomaggregaat

    2

    2

    2

    3

     

    9

     

    Wagen met stut- en schoormaterialen

    1

    1

    1

    1

     

    4

     

    Wagen met afbakenings -en verlichtingsmaterieel

    1

    1

    1

    1

    1

    5

    VI.4

    Radiologische en chemische besmetting Decontaminatiewagen (oplegger)

         

    1

     

    1

     

    Vestiairewagen (oplegger)

         

    1

     

    1

    VII

    Karweiwagenss

               
     

    Karweiwagen (zonder kipsysteem)

    2

    5

    2

       

    9

     

    Karweiwagen (met laadvlak)

    1

    1

    1

    1

     

    4

     

    Aard

    IMCM

    IIMCM

    VMCM

    VIMCM

    G.G.

    Totaal

       

    Liedekerke

    Ghlin

    Crisnée

    Brasschaat

    Neufchateau

     
     

    Kipwagen (achterzijde)

    1

    1

         

    2

     

    Kipwagen (driezijden)

    3

    4

    4

    3

     

    14

     

    Pick-up

    1

    1

    2

    1

     

    5

     

    Lichte vrachtwagen

    1

    1

    1

    1

     

    4

    VIII

    Speciale voertuigen en apparaten

               
     

    Tractor voor oplegger

    3

    3

    3

    3

     

    12

     

    Oplegger met laadvlak

    2

    2

    2

    2

     

    8

     

    Bulldozer

    1

    1

    1

    1

     

    4

     

    Graafmachine

     

    1

         

    1

     

    Kraanwagen

    2

    3

    2

    2

     

    9

     

    Heftruck

     

    1

    1

    1

     

    3

     

    Transportband

         

    1

     

    1

     

    Elevator met schuitje

       

    1

    1

     

    2

     

    Verlichtingsmast

    2

    2

    1

    2

    1

    8

     

    Compressor

         

    1

     

    1

     

    Waterzuiveringsstation

    5

    2

    2

    7

     

    16

     

    Roeiboten

    4

    3

    2

    2

     

    11

     

    Motorboten

    4

    4

    3

    4

     

    15

     

    Reinigingstoestel

    2

    2

    2

    2

     

    8

Naar boven