Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Franse Republiek inzake personencontrole op de luchthavens op Sint Maarten, Parijs, 17-05-1994

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-08-2007 t/m heden

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Franse Republiek inzake personencontrole op de luchthavens op Sint Maarten

Authentiek : NL

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Franse Republiek inzake personencontrole op de luchthavens op Sint Maarten

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Franse Republiek, hierna genoemd de Verdragsluitende Partijen,

Overwegende dat het eiland Sint Maarten een intensief verkeer van personen kent;

Overwegende dat het eiland Sint Maarten, waarop het onderhavige Verdrag betrekking heeft, uit twee delen bestaat, waarvan het ene grondgebied is van de Franse Republiek en het andere grondgebied is van de Nederlandse Antillen, deel van het Koninkrijk der Nederlanden vormend;

Overwegende dat het in het gemeenschappelijke belang is van beide Verdragsluitende Partijen een doelmatige controle te verzekeren van de personen die op de onderscheiden luchthavens van het eiland aankomen, teneinde illegale immigratie te voorkomen en te bestrijden;

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1

De Verdragsluitende Partijen verbinden zich ertoe samen te werken teneinde de doelmatigheid van de controle op de binnenkomst en van het toezicht op het verblijf van vreemdelingen op Sint Maarten te verzekeren.

Artikel 2

In dit Verdrag wordt verstaan onder:

  • - Gaststaat:

    de Verdragsluitende Partij op wier gebiedsdeel de luchthaven is gelegen alwaar grensbewakingsambtenaren van de andere Verdragsluitende Partij personencontrole uitoefenen in de zin van dit Verdrag.

  • - Zendstaat:

    de Verdragsluitende Partij wier grensbewakingsambtenaren personencontrole uitoefenen in de zin van dit Verdrag op de luchthaven die is gelegen op het gebiedsdeel van de andere Verdragsluitende Partij.

  • - Gebiedsdeel:

    het tot het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden behorende deel (Sint Maarten) en het tot het grondgebied van de Franse Republiek behorende deel (Saint-Martin).

  • - Zone:

    het deel van de luchthaven van de gaststaat waarbinnen de grensbewakingsambtenaren van de zendstaat bevoegd zijn tot het uitoefenen van personencontrole in het kader van de gezamenlijke controle.

    De zone omvat het controlepunt en de afzonderlijke ruimte die door de autoriteiten van de gaststaat ter beschikking zijn gesteld aan de grensbewakingsambtenaren van de zendstaat.

    De afbakening van de zone vindt plaats na overleg binnen de Commissie als bedoeld in artikel 13, hetgeen wordt bevestigd door diplomatieke nota's.

  • - Grensbewakingsambtenaren:

    • - voor Sint Maarten:

      de politie-ambtenaren van de Vreemdelingendienst en de ambtenaren van de Vreemdelingendienst, die tot buitengewone agenten van politie zijn benoemd;

    • - voor Saint-Martin:

      de ambtenaren die bevoegd zijn krachtens de wetgeving of regelgeving die op hen van toepassing is.

  • - Vreemdelingen:

    personen die toelatingsplichtig zijn op grond van de wetgeving die van toepassing is op het ene of het andere gebiedsdeel met uitzondering van onderdanen van de Lid-Staten van de Europese Economische Ruimte.

  • - Kort verblijf:

    verblijf voor de duur van ten hoogste drie maanden.

  • - Verblijfstitel:

    een door een Verdragsluitende Partij afgegeven vergunning, ongeacht van welke aard, welke recht geeft op verblijf op het grondgebied van die Partij. Onder deze omschrijving valt niet de tijdelijke toelating tot verblijf op het grondgebied van een Verdragsluitende Partij met het oog op de behandeling van een asielverzoek of van een verzoek om een verblijfstitel.

  • - Kosten van verwijdering:

    de kosten verbonden aan de verwijdering van een vreemdeling, inclusief de kosten van de aan een uitzetting voorafgaande vreemdelingenbewaring.

Artikel 3

  • 1 Op de luchthavens wordt de personencontrole uitgeoefend door de bevoegde autoriteiten van de gaststaat, op grond van nationale bevoegdheden en overeenkomstig het nationale recht.

  • 2 De grensbewakingsambtenaren van de zendstaat echter oefenen in het kader van de hierna omschreven gezamenlijke personencontrole overeenkomstig hun wetgeving personencontrole uit in de zone.

Artikel 4

  • 1 Bij een gezamenlijke controle als bedoeld in artikel 5, kan aan een vreemdeling die aan de onderstaande voorwaarden voldoet, toegang voor kort verblijf worden verleend tot het eiland:

    • a. in het bezit zijn van een voor beide gebiedsdelen geldig grensoverschrijdingsdocument;

    • b. indien vereist voor één of beide gebiedsdelen, in het bezit zijn van een geldig visum en/of een geldige landingsvergunning;

    • c. het, zo nodig, overleggen van documenten ter staving van het doel van het voorgenomen verblijf en de verblijfsomstandigheden alsmede het beschikken over voldoende middelen van bestaan, zowel voor de duur van het voorgenomen verblijf als voor de terugreis naar het land van oorsprong of voor de doorreis naar een derde Staat, waar de toelating is gewaarborgd;

    • d. niet ter fine van weigering van toegang tot één of beide gebiedsdelen gesignaleerd staan;

    • e. niet worden beschouwd als een gevaar voor de openbare orde, de nationale veiligheid of de internationale betrekkingen van één der Verdragsluitende Partijen.

  • 2 Aan een vreemdeling die niet voldoet aan het geheel van de in het eerste lid genoemde voorwaarden, moet de toegang tot het eiland worden geweigerd, tenzij de vreemdeling alleen toelating tot het gebiedsdeel van de gaststaat verlangt èn de gaststaat op grond van humanitaire overwegingen, om reden van nationaal belang of wegens internationale verplichtingen een afwijking daarvan noodzakelijk acht. In dat geval dient de toegang te worden beperkt tot het gebiedsdeel van de gaststaat, die de zendstaat daarvan in kennis stelt.

  • 3 De vreemdeling die houder is van een door een Verdragsluitende Partij afgegeven verblijfstitel of terugkeervisum, danwel zonodig van beide documenten, dient doorreis te worden verleend, tenzij hij gesignaleerd staat op de signaleringslijst van de gaststaat.

Artikel 5

  • 1 De gezamenlijke personencontrole wordt op zodanige wijze uitgeoefend dat eerst door de grensbewakingsambtenaar van de gaststaat wordt gecontroleerd en vervolgens door de grensbewakingsambtenaar van de zendstaat.

  • 2 De gezamenlijke personencontrole behelst, naast de controle op de aanwezigheid en de geldigheid van de grensoverschrijdingsdocumenten en de toetsing of aan de andere voorwaarden voor binnenkomst, verblijf, het verrichten van arbeid en uitreis is voldaan, tevens onderzoek naar gevaar voor de openbare orde en de nationale veiligheid van de Verdragsluitende Partijen; deze controles kunnen ook betrekking hebben op de in het bezit van de grenspassanten zijnde voorwerpen; zij worden door de grensbewakingsambtenaren van beide Verdragsluitende Partijen verricht overeenkomstig hun eigen nationale wetgeving, in het bijzonder wat betreft de veiligheidsfouillering.

  • 3 Bij een gezamenlijke personencontrole dienen alle personen tenminste een zodanige controle te ondergaan, dat aan de hand van de overgelegde of getoonde grensdocumenten hun identiteit kan worden vastgesteld. Indien uit de controle door de grensbewakingsambtenaar van de gaststaat blijkt, dat de grenspassant geen vreemdeling in de zin van dit Verdrag is, blijft de controle door de grensbewakingsambtenaar van de zendstaat achterwege.

  • 4 Bij een gezamenlijke personencontrole dienen vreemdelingen een grondige controle als bedoeld in het tweede lid te ondergaan.

  • 5 Tijdens een gezamenlijke personencontrole plegen de dienstdoende grensbewakingsambtenaren van de Verdragsluitende Partijen onderling overleg over de toelating van de vreemdeling. De beslissing tot weigering van toelating berust bij de grensbewakingsambtenaar van de gaststaat en wordt ook door die grensbewakingsambtenaar aan de vreemdeling meegedeeld.

Artikel 6

  • 1 Bij een gezamenlijke personencontrole zijn de grensbewakingsambtenaren van de zendstaat aan de volgende voorwaarden gebonden:

    • a. zij dienen tijdens de uitoefening van de personencontrole hun uniform te dragen en te allen tijde in staat te zijn hun officiële functie aan te tonen;

    • b. zij mogen tijdens de personencontrole hun dienstwapen dragen, voorzover de gaststaat hun daartoe een vergunning heeft verleend; het gebruik ervan is uitsluitend in geval van noodweer toegestaan;

    • c. zij zijn bevoegd tijdens de personencontrole een persoon aan te houden. Zij dienen de aangehouden persoon onmiddellijk voor te geleiden aan de plaatselijk bevoegde autoriteiten binnen het luchthavengebouw. Met het oog op die voorgeleiding mag uitsluitend een veiligheidsfouillering worden verricht en mogen tijdens diens overbrenging handboeien worden gebruikt; de door de aangehouden persoon meegevoerde voorwerpen mogen in bewaring worden genomen teneinde te worden overgedragen aan die plaatselijk bevoegde autoriteiten.

  • 2 Tijdens de reis van de grensbewakingsambtenaren van de zendstaat op het grondgebied van de gaststaat van en naar de zone is het bepaalde in het eerste lid, onder a en b, eveneens van toepassing.

  • 3 De autoriteiten van de zendstaat verlenen desgevraagd medewerking aan nader onderzoek van de gaststaat op wier luchthaven door hun grensbewakingsambtenaren werd opgetreden.

Artikel 7

Een persoon die tijdens een personencontrole door de grensbewakingsambtenaren van de zendstaat werd aangehouden, kan ongeacht zijn nationaliteit door de plaatselijk bevoegde autoriteiten voor verhoor worden aangehouden. De terzake geldende regels van nationaal recht van de gaststaat zijn van toepassing. Tenzij voordien de plaatselijk bevoegde autoriteiten een verzoek tot voorlopige aanhouding ter fine van uitlevering hebben ontvangen, in ongeacht welke vorm, wordt de aangehouden persoon in vrijheid gesteld bij het verstrijken van de hiervoor geldende maximum termijn.

Artikel 8

  • 1 Vorderingen tot vergoeding van schade die door grensbewakingsambtenaren van de zendstaat is veroorzaakt tijdens de uitoefening van hun functie in het kader van dit Verdrag in de gaststaat, worden beheerst door het recht en de rechtsmacht van de zendstaat, als ware de schade in deze staat ontstaan.

  • 2 Ingeval een grensbewakingsambtenaar van de zendstaat wordt verdacht van het plegen van een strafbaar feit in de gaststaat, stellen de justitiële autoriteiten van die staat onmiddellijk de justitiële autoriteiten van de zendstaat in kennis van de verdenking en zo spoedig mogelijk van de resultaten van het onderzoek naar de feiten en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd.

  • 3 De grensbewakingsambtenaren van de zendstaat kunnen niet door de justitiële autoriteiten van de gaststaat worden vervolgd voor handelingen die zij in de zone hebben verricht tijdens de uitoefening van hun functie in het kader van dit Verdrag. In dit geval vallen zij onder de rechtsmacht van de zendstaat, als waren de handelingen in deze staat verricht.

  • 4 Bij toepassing van het bepaalde in het derde lid houden de justitiële autoriteiten van de zendstaat de justitiële autoriteiten van de gaststaat op de hoogte van het tegen de betrokken grensbewakingsambtenaar ingestelde justitiële onderzoek, alsmede van de gevolgen die aan het resultaat daarvan worden verbonden.

Artikel 9

  • 1 De autoriteiten van de gaststaat verlenen de grensbewakingsambtenaren van de zendstaat tijdens de uitoefening van hun functie dezelfde bescherming en bijstand als zij hun eigen grensbewakingsambtenaren verlenen.

  • 2 De in de gaststaat geldende strafbepalingen ter bescherming van de grensbewakingsambtenaren tijdens de uitoefening van hun functie zijn tevens van toepassing op strafbare feiten begaan tegen de grensbewakingsambtenaren van de zendstaat tijdens de uitoefening van hun functie.

Artikel 10

De autoriteiten van de gaststaat behouden zich het recht voor de autoriteiten van de zendstaat te verzoeken een van hun grensbewakingsambtenaren terug te roepen.

Artikel 11

  • 1 De vreemdeling die niet of niet meer voldoet aan de in artikel 4 bedoelde voorwaarden van toegang dient het eiland in beginsel onverwijld te verlaten.

  • 2 Indien het vrijwillig vertrek van de vreemdeling als bedoeld in het eerste lid niet plaatsvindt of indien een vermoeden bestaat dat dit vertrek niet zal plaatsvinden of indien het onmiddellijke vertrek van de vreemdeling om reden van openbare orde of nationale veiligheid is geboden, dient de vreemdeling overeenkomstig de in de nationale wetgeving neergelegde voorwaarden van de Verdragsluitende Partij op wier gebiedsdeel aan de vreemdeling de toegang is geweigerd of op wier gebiedsdeel hij wordt aangetroffen, te worden verwijderd van het eiland.

  • 3 De vreemdeling die is toegelaten overeenkomstig artikel 4, tweede lid, tot één gebiedsdeel en wordt aangetroffen op het gebiedsdeel van de andere Verdragsluitende Partij, wordt onverwijld van het eiland verwijderd.

  • 4 De Verdragsluitende Partijen verbinden zich van elke door haar uitgevoerde verwijdering als bedoeld in het tweede lid zodanig aantekening te houden dat daaruit de naam van de betrokken vreemdeling, de reden, de datum en de wijze van verwijdering, alsmede de naam van de betrokken vervoerder, de kosten en de wijze van betaling van die kosten, blijkt.

Artikel 12

  • 1 De Verdragsluitende Partijen verbinden zich de kosten van verwijdering gezamenlijk op de voet van dit artikel te dragen.

  • 2 De kosten worden betaald uit een door de Verdragsluitende Partijen gezamenlijk te openen bankrekening. De gezamenlijke bankrekening mag uitsluitend worden aangewend voor de betaling van kosten van de verwijderingen. De Commissie wijst de personen aan die bevoegd zijn betalingsopdrachten ten laste van de gezamenlijke bankrekening te verstrekken.

  • 3 Elk der Verdragsluitende Partijen stort voor de inwerkingtreding van het Verdrag, en vervolgens jaarlijks, een gelijk bedrag op de gezamenlijke rekening als bedoeld in het tweede lid. Indien het saldo ontoereikend wordt, dragen de Verdragsluitende Partijen gelijkelijk zorg voor bijstortingen van voldoende omvang.

  • 4 De kosten van verwijdering worden door de Verdragsluitende Partijen als volgt gedragen:

    • a. indien een verwijdering is geschied, omdat de vreemdeling op grond van de op één gebiedsdeel geldende regels niet of niet meer voldoet aan één of meer voorwaarden voor toegang als bedoeld in artikel 4, draagt uitsluitend de betrokken Verdragsluitende Partij de aan de verwijdering verbonden kosten;

    • b. in alle andere gevallen draagt elk der Verdragsluitende Partijen de helft van de aan de verwijdering verbonden kosten.

  • 5 Een door de Commissie aangewezen onafhankelijke deskundige brengt aan de hand van, enerzijds, het totaalbedrag van de in één kalenderjaar ten laste van de gezamenlijke bankrekening verstrekte betalingsopdrachten en, anderzijds, de door beide Verdragsluitende Partijen overgelegde gegevens als bedoeld in het vierde lid van artikel 11, advies uit over de door elk der Verdragsluitende Partijen te dragen kosten.

  • 6 De Commissie stelt de door elk der Verdragsluitende Partijen te dragen kosten vast.

Artikel 13

  • 1 Voor de toepassing van dit Verdrag stellen de Verdragsluitende Partijen een Commissie in.

  • 2 Onverminderd de bijzondere bevoegdheden die de Commissie krachtens dit Verdrag worden toegekend, heeft de Commissie tot taak toe te zien op de juiste toepassing van dit Verdrag.

  • 3 De Commissie bepaalt de lijst van landen wier onderdanen onderworpen kunnen worden aan de gezamenlijke controle.

  • 4 De Commissie stelt een werkgroep in, belast met:

    • a. het aan de hand van de in het derde lid bedoelde lijst van landen vaststellen van een lijst van de vluchten, welke voor de gezamenlijke controle in aanmerking komen en het bijhouden van deze lijst;

    • b. het uitwerken van een spoedprocedure voor het aanwijzen van vluchten, welke niet op de lijst voorkomen, ten aanzien waarvan op ad hoc basis een gezamenlijke personencontrole dient te worden uitgevoerd;

    • c. het signaleren bij de Commissie van nieuwe risico's van illegale immigratie naar of nieuwe bedreigingen van de veiligheid op Sint Maarten.

Artikel 14

  • 1 De Commissie is samengesteld uit vijf vertegenwoordigers van elk der Verdragsluitende Partijen, waarvan tenminste één de justitiële autoriteiten vertegenwoordigt. Zij kunnen zich laten bijstaan door deskundigen die de vergaderingen bijwonen.

  • 2 De Commissie komt tenminste éénmaal per jaar bijeen, bij toerbeurt op Sint Maarten en Saint-Martin. Het voorzitterschap wordt vervuld door een vertegenwoordiger van de Verdragsluitende Partij op wier gebiedsdeel de vergadering plaatsvindt. Op verzoek van één der Verdragsluitende Partijen kunnen extra vergaderingen worden ingelast. Deze vinden plaats uiterlijk 6 weken na ontvangst van het verzoek.

  • 3 De Commissie besluit bij eenparigheid van stemmen. Elk der Verdragsluitende Partijen heeft één stem.

Artikel 15

Voorzover de Commissie niet in staat blijkt overeenstemming te bereiken over een kwestie met betrekking tot de toepassing van dit Verdrag, zal via diplomatieke kanalen een oplossing worden gezocht.

Artikel 16

  • 1 De werkgroep als bedoeld in artikel 13 bestaat uit een gelijk aantal bestuurlijke en justitiële autoriteiten van elk der Verdragsluitende Partijen.

  • 2 De werkgroep komt tenminste eenmaal per maand bijeen, bij toerbeurt op Sint Maarten en Saint-Martin. Het voorzitterschap wordt vervuld door een vertegenwoordiger van de Verdragsluitende Partij op wier gebiedsdeel de vergadering plaatsvindt.

  • 3 De werkgroep besluit bij eenparigheid van stemmen. Elk der Verdragsluitende Partijen heeft één stem.

  • 4 Voorzover de werkgroep niet in staat blijkt overeenstemming te bereiken over een kwestie met betrekking tot het uitvoeren van de haar verstrekte opdrachten, wordt dit onverwijld aan de Commissie voorgelegd.

Artikel 17

Wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden geldt dit Verdrag alleen voor het eilandgebied Sint Maarten van de Nederlandse Antillen.

Wat betreft de Franse Republiek geldt dit Verdrag alleen voor het Franse deel van het eiland Sint Maarten.

Artikel 18

Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de derde maand volgend op de datum waarop de Verdragsluitende Partijen elkaar schriftelijk hebben medegedeeld dat aan de vereiste grondwettelijke procedures is voldaan.

Artikel 19

  • 1 Elk der Verdragsluitende Partijen kan een voorstel tot wijziging van dit Verdrag doen. Op verzoek van een der Verdragsluitende Partijen toetsen de Verdragsluitende Partijen de bepalingen van dit Verdrag wanneer naar hun oordeel een fundamentele wijziging in de op het tijdstip van inwerkingtreding van dit Verdrag bestaande omstandigheden is opgetreden.

  • 2 De wijzigingen treden in werking op de eerste dag van de derde maand volgend op de datum waarop de Verdragsluitende Partijen elkaar schriftelijk hebben medegedeeld dat aan de daartoe vereiste grondwettelijke procedures is voldaan.

Artikel 20

Dit Verdrag geldt voor onbepaalde tijd, waarbij elke Verdragsluitende Partij zich het recht voorbehoudt het Verdrag te beëindigen met inachtneming van een opzegtermijn van zes maanden.

GEDAAN te Parijs op 17 mei 1994 in de Nederlandse en de Franse taal, de beide teksten zijnde gelijkelijk authentiek.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

(w.g.) L. A. I. CHANCE

Voor de Regering van de Franse Republiek

(w.g.) D. PERBEN

Naar boven