Procedureregeling van de Kamer van Beroep van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (van 23 november 2006), Straatsburg, 23-11-2006

Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 01-07-2007 t/m heden

Procedureregeling van de Kamer van Beroep van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (van 23 november 2006)

Authentiek : NL

Procedureregeling van de Kamer van Beroep van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (van 23 november 2006)

Overeenkomstig artikel 45ter van de Herziene Rijnvaartakte van 17 oktober 1868, zoals laatstelijk gewijzigd op 20 november 1963, stelt de Centrale Commissie voor de Rijnvaart de onderstaande procedureregeling van de Kamer van Beroep vast:

I. Algemene bepalingen

1. Organisatie van de Kamer van Beroep

Artikel 1

De Kamer is samengesteld uit door de Centrale Commissie aangewezen rechters en plaatsvervangende rechters. De plaatsvervangende rechters hebben alleen dan zitting in de Kamer wanneer zij rechters vervangen in geval van verhindering, wraking of vacature.

Artikel 2

Overeenkomstig artikel 45bis van de Herziene Rijnvaartakte kiest de Kamer zijn voorzitter en zijn vice-voorzitter. De vice-voorzitter neemt het voorzitterschap waar in geval van verhindering of wraking van de voorzitter of ingeval de voorzittersfunctie vacant is.

Bij de verkiezing van de voorzitter en de vice-voorzitter geldt als gekozen de rechter die de meerderheid der uitgebrachte stemmen heeft verkregen; hierbij dienen tenminste drie rechters of plaatsvervangende rechters aanwezig te zijn. Bij staking van stemmen geldt als gekozen de oudste in jaren van de rechters op wie hetzelfde aantal stemmen is uitgebracht.

In geval van verhindering of wraking van de voorzitter en van de vice-voorzitter of ingeval de twee functies gelijktijdig vacant zijn wordt het voorzitterschap waargenomen door de rechter met het hoogste aantal dienstjaren en, bij een gelijk aantal dienstjaren, door de oudste in jaren.

Artikel 3

Wanneer een rechter overeenkomstig artikel 45bis van de Herziene Rijnvaartakte geen zitting kan hebben in een zaak omdat hij reeds eerder in een andere hoedanigheid kennis daarvan heeft moeten nemen of wanneer hijzelf meent zich te moeten wraken, stelt hij de voorzitter hiervan in kennis. Wanneer deze meent dat de wraking ongegrond is onderwerpt hij deze aan het besluit van de Kamer.

Indien er, behalve de in de voorgaande alinea bedoelde gevallen, redenen blijken te zijn tot wraking van een rechter, doet de Kamer ambtshalve dan wel op verzoek van een der partijen, uitspraak over de wraking.

In deze gevallen neemt de betrokken rechter niet deel aan het onderzoek of aan de beslissing van de Kamer.

De griffier deelt aan de partijen de samenstelling van de Kamer in de zaak mede.

Het met redenen omklede verzoek tot wraking dient schriftelijk bij de Kamer te worden ingediend binnen een termijn van drie weken te rekenen van de datum van ontvangst van de mededeling bedoeld in de vierde alinea van dit artikel. Verzoeken om wraking wegens later bekend geworden redenen moeten zonder verwijl worden ingediend.

Artikel 4

Na raadpleging van de Kamer benoemt de Centrale Commissie de griffier.

In geval van verhindering van de griffier of wanneer zijn functie vacant is, wijst de voorzitter in overleg met de secretaris-generaal van de Centrale Commissie een lid van het secretariaat aan, om tijdelijk de taken van de griffier op zich te nemen.

Artikel 5

De griffier heeft de leiding van de Griffie en beschikt hiertoe over de diensten van het secretariaat van de Centrale Commissie.

Hij staat de Kamer, de voorzitter en de ander rechters bij in de uitoefening van hun functies en neemt de nodige organisatorische maatregelen. Hij zorgt voor de uitvoering van de instructies van de voorzitter en de beslissingen van de Kamer. Bij de uitoefening van zijn functies kan hij rechtstreeks corresponderen met de gerechten in eerste aanleg en de autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Staten.

Artikel 6

De griffier ontvangt alle aan de Kamer gerichte stukken; hij draagt zorg voor de dagvaardingen en betekeningen.

Hij houdt een register bij van de aangetekende beroepen, stelt de dossiers ter beschikking van de Kamer en doet de nodige vertalingen maken.

De griffier woont alle rechtszittingen van de Kamer bij. Hij maakt het proces-verbaal daarvan op, dat hij tezamen met de voorzitter ondertekent.

Hij houdt het archief bij en bewaart het zegel van de Kamer.

Artikel 7

De griffier draagt zorg voor de openbaarmaking van de arresten van de Kamer. Hij kan ook afschriften van een arrest ter beschikking stellen van de leden van de Centrale Commissie, van de gerechtelijke autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Staten, alsmede, voor wetenschappelijke doeleinden, van bevoegde personen.

Hij houdt de Centrale Commissie op de hoogte van de werkzaamheden van de Kamer.

Artikel 8

De Kamer kan de griffier instructies voor zijn werkzaamheden verstrekken.

2. Uitspraken van de Kamer van Beroep

Artikel 9

De Kamer kan slechts op rechtsgeldige wijze beraadslagen en beslissen wanneer tenminste drie rechters of plaatsvervangende rechters aanwezig zijn.

Indien na bijeenroeping van de Kamer blijkt dat het aantal van drie rechters of plaatsvervangende rechters niet is bereikt verdaagt de voorzitter de rechtszitting tot het ogenblik waarop de Kamer rechtsgeldig kan beraadslagen.

De Kamer neemt haar beslissingen en wijst haar arresten bij meerderheid van stemmen. In civielrechtelijke zaken is bij staking van stemmen de stem van de voorzitter doorslaggevend.

In strafrechtelijke zaken dient elke voor de verdachte ongunstige beslissing over de schuldvraag en de bepaling van de strafmaat, te worden genomen bij meerderheid van stemmen.

3. Officiële talen en plaats van de rechtszittingen

Artikel 10

De officiële talen van de Kamer zijn Duits, Engels, Frans en Nederlands.

De rechters evenals de partijen, hun raadslieden en hun vertegenwoordigers, maken gebruik van de officiële taal van hun keuze. Naar behoefte wordt gezorgd voor vertaling en tolkendiensten.

De arresten worden gesteld in de taal van het gerecht dat in eerste aanleg vonnis heeft gewezen. De griffier draagt naar behoefte zorg voor vertaling in de andere officiële talen.

Artikel 11

Gewoonlijk zit de Kamer ter standplaats van de Centrale Commissie. Indien zij zulks nuttig acht kan zij zitting houden in een andere op het grondgebied van een Overeenkomstsluitende Staat gelegen plaats.

II. Partijen en betekeningen

Artikel 12

In strafrechtelijke zaken heeft het Openbaar Ministerie de hoedanigheid van partij.

Artikel 13

Een derde partij kan tussenkomen in beroep indien zij reeds in eerste aanleg over dit recht beschikte en daarvan gebruik heeft gemaakt. Haar hoedanigheid in dit geval en de gevolgen van haar tussenkomst worden geregeld volgens het recht van het gerecht in eerste aanleg.

Artikel 14

De partijen kunnen zelf hun zaak bepleiten of zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat die is toegelaten tot het pleiten voor een gerecht van een Overeenkomstsluitende Staat, of door iedere andere persoon die is voorzien van een schriftelijke volmacht.

In een civielrechtelijke zaak dienen de partijen zich evenwel te laten vertegenwoordigen door een advocaat die is toegelaten tot het pleiten voor een gerecht van een Overeenkomstsluitende Staat, indien zij reeds in eerste aanleg aan deze verplichtingen waren onderworpen. Deze bepaling is niet van toepassing op de bewijsvoering.

In elk geval worden alleen advocaten die zijn toegelaten tot het pleiten voor een gerecht van een Overeenkomstsluitende Staat, toegelaten tot het pleiten in openbare rechtszittingen betreffende civielrechtelijke zaken.

Artikel 15

Dagvaardingen en mededelingen aan de partijen of, eventueel, aan hun vertegenwoordigers, geschieden bij aangetekende brief met ontvangstbewijs. Zij kunnen ook geschieden door bemiddeling van het gerecht in eerste aanleg, volgens de in het rechtsgebied van het genoemde gerecht van toepassing zijnde regels.

Artikel 16

De voor ten uitvoerlegging vatbare arresten van de Kamer worden aan de partijen betekend door bemiddeling van het gerecht in eerste aanleg. Bovendien worden afschriften van deze arresten door de griffier aan de partijen gezonden.

III. Rechtspleging in hoger beroep

1. Procedure en voorbereidende maatregelen

Artikel 17

De voorzitter leidt de procedure, wijst de rapporteur aan en neemt de nodige maatregelen voor de voorbereiding van de beslissingenDe leden 2 en 3 zijn vervallen..

Artikel 18

De rapporteur onderzoekt de bevoegdheid van de Kamer en de ontvankelijkheid van het beroep.

Indien een van beide duidelijk ontbreekt kan de Kamer, op voorstel van de rapporteur en na schriftelijke beraadslaging, met eenparigheid van stemmen de niet-ontvankelijkheid van het beroep of haar onbevoegdheid constateren en zo nodig handelen overeenkomstig artikel 37bis van de Herziene Rijnvaartakte.

Artikel 19

De voorzitter kan het gerecht in eerste aanleg of een andere territoriaal bevoegd gerecht van een Overeenkomstsluitende Staat verzoeken de bewijsvoering te verrichten overeenkomstig de daar geldende procedure. Hij kan de rapporteur of een andere rechter aanwijzen om hierbij te assisteren.

De Kamer kan ook zelf de bewijsvoering ter hand nemen.

De partijen en hun vertegenwoordigers hebben het recht aanwezig te zijn bij de bewijsvoering en bij die gelegenheid vragen te stellen.

2. Rechtszitting

Artikel 20

Indien en voor zover artikel 18 lid 2 niet van toepassing is, vinden rechtszittingen in de regel in het openbaar plaats.

Artikel 21

De voorzitter bepaalt de dag van de rechtszitting.

Op instructie van de voorzitter zendt de griffier de oproepingen aan de rechters. Hij dagvaardt de partijen, hun advocaten of vertegenwoordigers en eventuele deskundigen en getuigen. De termijn voor verschijning ter rechtszitting dient tenminste vier weken te zijn te rekenen van de dag van dagvaarding.

Artikel 22

Op de rechtszitting kunnen partijen de zaak uiteenzetten met inachtneming van het bepaalde in artikel 14.

In strafzaken heeft de verdachte, indien hij ter rechtszitting aanwezig is, het laatste woord. Indien hij zich ter rechtszitting heeft laten vertegenwoordigen, wordt dit recht toegekend aan zijn vertegenwoordiger.

De Kamer kan beraadslagen en beslissen onverschillig of de gedagvaarde personen ter rechtszitting aanwezig zijn.

IV. Beraadslaging, beslissing en arrest

Artikel 23

De Kamer beraadslaagt en beslist met gesloten deuren. De beraadslagingen en het verslag van de rapporteur zijn en blijven geheim.

Artikel 24

In civielrechtelijke zaken kan de Kamer het in eerste aanleg gewezen vonnis slechts wijzigen voor zover zulks haar is verzocht.

In strafzaken kan de Kamer de zaak in volle omvang onderzoeken. Het vonnis mag evenwel niet ten nadele van de verdachte worden gewijzigd, indien het beroep uitsluitend is ingesteld door de verdachte, door zijn wettelijke vertegenwoordiger of indien, voor zover het recht van het gerecht in eerste aanleg zulks bepaalt, ten gunste van de verdachte beroep is ingesteld door het Openbaar Ministerie.

De Kamer beslist over de zaak zelf, of verwijst haar voor een nieuw onderzoek terug naar het gerecht in eerste aanleg.

Artikel 25

In het arrest worden vermeld:

  • a. de naam van de voorzitter, de rechters en de griffier;

  • b. de naam van de partijen en hun advocaten of vertegenwoordigers;

  • c. de dag waarop het arrest is gewezen;

  • d. een samenvatting van de feiten;

  • e. de hoofdpunten van het vonnis in eerste aanleg;

  • f. de redenen van het beroep van de partijen;

  • g. de bewijsvoering;

  • h. de datum van de rechtszitting;

  • i. de gronden van het arrest;

  • j. de eindbeslissing;

  • k. de beslissing inzake de kosten.

Artikel 26

De uitspraak verkrijgt kracht van gewijsde op en vanaf de dag waarop deze in het openbaar is bekend gemaakt.

De openbare bekendmaking vindt plaats door het ter Griffie deponeren van een afschrift van de uitspraak op een aan de partijen medegedeelde dag.

Artikel 27

De Kamer kan met eenparigheid van stemmen besluiten dat na afloop van de beraadslagingen alleen de eindbeslissing ter openbare rechtszitting wordt voorgelezen, terwijl de schriftelijke uiteenzetting van de gronden later wordt medegedeeld. In dat geval wordt het arrest geacht te zijn gegeven op de datum waarop de eindbeslissing wordt uitgesproken. De voorzitter kan het uitspreken van de eindbeslissing vergezeld doen gaan van een mondelinge beknopte uiteenzetting van de gronden.

Artikel 28

De minuut van het arrest wordt ondertekend door de voorzitter en de griffier en bewaard in het archief van de Kamer.

De griffier stelt aan de hand hiervan de grosse op, alsmede de afschriften en vertalingen; deze documenten worden alleen door hem ondertekend.

Artikel 29

Verschrijvingen of rekenfouten en onmiskenbare onnauwkeurigheden in een uitspraak kunnen ambtshalve of op verzoek van een der partijen worden gerectificeerd. Het verzoek van een partij tot rectificatie van een uitspraak kan slechts worden ingediend binnen een termijn van twee weken na de betekening overeenkomstig artikel 16. De rectificatie geschiedt bij besluit van de Kamer: dit besluit kan langs schriftelijke weg worden genomen.

V. Aanvullende procedureregels

Artikel 30

Voor zover de Herziene Rijnvaartakte en de onderhavige regeling geen toepasselijke voorschriften bevatten, kan de Kamer als aanvulling de procesregels van het recht van het gerecht in eerste aanleg toepassen, zulks met name ter verzekering van het recht van de partijen om te worden gehoord.

VI. Inwerkingtreding

Artikel 31

Deze regeling treedt in werking op 1 juli 2007.

Zij wordt bekendgemaakt in de officiële publicatieorganen van de Overeenkomstsluitende Partijen.

Naar boven