Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Bolivia inzake internationaal luchtverkeer tussen Aruba en Bolivia, La Paz, 15-02-2001

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 15-07-2003 t/m heden

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Bolivia inzake internationaal luchtverkeer tussen Aruba en Bolivia

Authentiek : NL

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Bolivia inzake internationaal luchtverkeer tussen Bolivia en Aruba

Het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Bolivia, zijnde beide partij bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart van 7 december 1944;

Geleid door de wens een Verdrag te sluiten teneinde de luchtdiensten tussen hun respectieve grondgebieden te reguleren;

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel I. Begripsomschrijvingen

Voor de uitlegging en de uitvoering van dit Verdrag en de Bijlage daarbij, hebben de onderstaande termen de volgende betekenis:

  • a. onder „het Verdrag van Chicago" wordt verstaan: het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, dat voor ondertekening werd opengesteld op 7 december 1944 te Chicago, en alle wijzigingen daarop, die door beide Verdragsluitende Partijen zijn bekrachtigd;

  • b. onder „dit Verdrag" wordt verstaan: dit document, de Bijlage daarbij en alle wijzigingen daarop;

  • c. onder „Luchtvaartautoriteiten" wordt verstaan: wat de Republiek Bolivia betreft, de Staatssecretaris voor de burgerluchtvaart, en wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft het Ministerie van Vervoer en Communicatie van Aruba, of, in beide gevallen, de persoon of instantie die gemachtigd is de functies te vervullen die door deze autoriteiten worden uitgeoefend;

  • d. onder „overeengekomen luchtdiensten" wordt verstaan: de internationale luchtdiensten op de in de Bijlage bij dit Verdrag omschreven routes bestemd voor het transport van passagiers, vracht en post;

  • e. onder „aangewezen luchtvaartmaatschappij" wordt verstaan: een luchtvaartmaatschappij die overeenkomstig artikel III van dit Verdrag is aangewezen en een vergunning heeft gekregen;

  • f. onder „tarief" wordt verstaan: de voor het vervoer van passagiers, bagage en vracht vastgestelde prijs, alsmede de voorwaarden waaronder deze prijs wordt vastgesteld, met inbegrip van de betalingen en commissies voor agentschappen of andere aanvullende diensten, met uitzondering van het vervoer van post;

  • g. onder „frequentie" wordt verstaan: het aantal retourvluchten dat een luchtvaartmaatschappij op een omschreven route gedurende een bepaalde periode uitvoert;

  • h onder „omschreven routes" wordt verstaan: de in de Bijlage bij dit Verdrag vastgestelde vliegroutes;

  • i. voor „grondgebied", „luchtdienst", „internationale luchtdienst", „luchtvaartmaatschappij" en „landing anders dan voor verkeersdoeleinden" gelden de betekenissen die zijn vastgelegd in de artikelen 2 en 96 van het Verdrag van Chicago.

Artikel II. Verlening van rechten

  • 1 Elke Verdragsluitende Partij verleent de andere Verdragsluitende Partij de in dit Verdrag omschreven rechten voor het instellen van internationale luchtdiensten op de routes die worden omschreven in de Bijlage, die een integrerend bestanddeel is van dit Verdrag.

  • 2 Overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag, geniet de door elke Verdragsluitende Partij aangewezen luchtvaartmaatschappij tijdens de exploitatie van de overeengekomen luchtdiensten de volgende rechten:

    • a. het recht over het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij te vliegen, zonder daar te landen;

    • b. het recht op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij te landen, anders dan voor verkeersdoeleinden;

    • c. het recht op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij te landen op de in de Bijlage omschreven punten, met het doel passagiers, vracht en post op internationale luchtdiensten af te zetten en op te nemen;

    • d. het recht in een land passagiers, vracht of post af te zetten en op te nemen met een bestemming op het grondgebied van het land waarvan de vervoerder de nationaliteit bezit; en

    • e. het recht in een land waarvan de vervoerder niet de nationaliteit bezit passagiers, vracht en post op te nemen en af te zetten met als bestemming een ander land, via zijn grondgebied.

Artikel III. Aanwijzing van de luchtvaartmaatschappijen en verlening van exploitatievergunningen

  • 1 Elke Verdragsluitende Partij heeft het recht schriftelijk aan de andere Verdragsluitende Partij één luchtvaartmaatschappij of meerdere luchtvaartmaatschappijen aan te wijzen voor de exploitatie van de overeengekomen luchtdiensten op de in de Bijlage omschreven routes en tevens het recht om een dergelijke aanwijzing in te trekken of te wijzigen.

  • 2 Na ontvangst van de bedoelde aanwijzing of de wijziging daarop dient de Luchtvaartautoriteit van de andere Verdragsluitende Partij, zonder uitstel en in overeenstemming met haar wetten en voorschriften, de benodigde vergunning te verlenen voor de exploitatie van de overeengekomen luchtdiensten.

  • 3 De Luchtvaartautoriteit van een der Verdragsluitende Partijen kan verlangen dat de door de andere Verdragsluitende Partij aangewezen luchtvaartmaatschappij te haren genoegen aantoont in staat te zijn te voldoen aan de voorwaarden krachtens de wetten of voorschriften die gewoonlijk en redelijkerwijs worden toegepast op de exploitatie van internationale luchtdiensten, zulks in overeenstemming met de bepalingen van het Verdrag van Chicago.

  • 4 Elke Verdragsluitende Partij heeft het recht om de in het tweede lid van dit artikel genoemde exploitatievergunning te weigeren, of om de voorwaarden te stellen die zij noodzakelijk acht voor het door een luchtvaartmaatschappij uitoefenen van de in artikel II omschreven rechten, indien bedoelde Partij er niet van overtuigd is dat een substantieel deel van de eigendom van en het daadwerkelijk toezicht op die maatschappij in handen is van de Verdragsluitende Partij die de maatschappij heeft aangewezen of in handen van haar onderdanen.

  • 5 Wanneer een luchtvaartmaatschappij aldus is aangewezen en haar vergunning is verleend kan zij te allen tijde een aanvang maken met de exploitatie van de overeengekomen luchtdiensten.

Artikel IV. Intrekking, opschorting of beperking van exploitatievergunningen

  • 1 Elke Verdragsluitende Partij behoudt zich het recht voor de aan een door de andere Verdragsluitende Partij aangewezen luchtvaartmaatschappij verleende exploitatievergunning in te trekken, of om de uitoefening door bedoelde maatschappij van de in artikel II van dit Verdrag omschreven rechten op te schorten of voorwaarden te stellen die zij noodzakelijk acht voor het uitoefenen van bedoelde rechten:

    • a. wanneer zij er niet van overtuigd is dat een substantieel deel van de eigendom van en het daadwerkelijk toezicht op die maatschappij in handen is van de Verdragsluitende Partij die de maatschappij aanwijst of in handen van haar onderdanen;

    • b. wanneer een maatschappij de wetten of voorschriften van de Verdragsluitende Partij die deze exclusieve rechten verleent niet nakomt; of,

    • c. wanneer de luchtvaartmaatschappij in gebreke blijft de overeengekomen luchtdiensten te exploiteren in overeenstemming met de in dit Verdrag en de Bijlage daarbij vastgelegde voorwaarden.

  • 2 Tenzij de in het eerste lid van dit artikel voorziene intrekking, opschorting of het met onmiddellijke ingang opleggen van voorwaarden van wezenlijk belang is ter voorkoming van verdere inbreuken op de wetten en voorschriften, wordt dit recht slechts na overleg met de andere Verdragsluitende Partij uitgeoefend.

Artikel V. Toepassing van wetten en voorschriften

  • 1 De wetten en voorschriften die op het grondgebied van elk der Verdragsluitende Partijen de binnenkomst in, het verblijf in en het vertrek uit het land van de voor internationaal luchtverkeer bestemde luchtvaartuigen en van de passagiers, bemanningen, bagage, vracht en post, alsmede de formaliteiten met betrekking tot migratie, douane en maatregelen met het oog op de volksgezondheid regelen, zijn op dit grondgebied tevens van toepassing op de activiteiten van de door de andere Verdragsluitende Partij aangewezen luchtvaartmaatschappij.

  • 2 De passagiers die op doorreis zijn over het grondgebied van een van de Verdragsluitende Partijen zullen slechts aan een beperkte controle worden onderworpen. Mits de veiligheidsvoorschriften het toestaan, wordt de bagage en de vracht die rechtstreeks doorgaat vrijgesteld van douanerechten en andere soortgelijke heffingen.

Artikel VI. Erkenning van bewijzen van luchtwaardigheid en vergunningen

  • 1 Bewijzen van luchtwaardigheid, bewijzen of titels van bevoegdheid en door een van de Verdragsluitende Partijen verstrekte of geldig verklaarde vergunningen worden door de andere Verdragsluitende Partij als geldig erkend voor de exploitatie van de overeengekomen luchtdiensten op in de Bijlage omschreven routes, voor de duur van de geldigheid van genoemde documenten, in overeenstemming met de bepalingen vastgelegd in het Verdrag van Chicago.

  • 2 Elke Verdragsluitende Partij behoudt zich het recht voor om voor vluchten boven haar eigen grondgebied de erkenning van bewijzen of titels van bevoegdheid en vergunningen die door de andere Verdragsluitende Partij of door een derde land zijn verstrekt aan haar eigen onderdanen te weigeren.

Artikel VII. Heffingen voor het gebruik van luchthavens en voorzieningen

Elk der Verdragsluitende Partijen kan voor het gebruik van luchthavens en andere voorzieningen billijke en redelijke heffingen opleggen of toestaan dat deze worden opgelegd. Elk der Verdragsluitende Partijen stemt er evenwel mee in dat bedoelde heffingen niet hoger mogen zijn dan die welke hun eigen luchtvaartuigen, in gebruik op soortgelijke internationale luchtdiensten, betalen voor het gebruik van dergelijke luchthavens en voorzieningen.

Artikel VIII. Informatieverstrekking

De Luchtvaartautoriteit van de ene Verdragsluitende Partij verstrekt, wanneer zij daarom wordt verzocht, de Luchtvaartautoriteit van de andere Verdragsluitende Partij de statistische gegevens die deze noodzakelijk acht voor het beoordelen van de exploitatie van de overeengekomen luchtdiensten. Deze informatie kan door de Luchtvaartautoriteiten van elke Partij direct worden aangevraagd bij de door de andere Partij aangewezen luchtvaartmaatschappijen.

Artikel IX. Douanerechten

  • 1 Luchtvaartuigen die gebruikt worden op internationale luchtdiensten door de door een der Verdragsluitende Partijen aangewezen luchtvaartmaatschappij, alsmede de zich aan boord van deze luchtvaartuigen bevindende normale uitrustingsstukken, brandstof, smeermiddelen en andere voorraden (met inbegrip van etenswaren, dranken en tabak) zijn bij binnenkomst in het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij vrijgesteld van alle douanerechten, inspectiekosten of andere heffingen en belastingen, mits deze uitrustingsstukken en voorraden aan boord van het luchtvaartuig blijven totdat zij weer worden uitgevoerd.

  • 2 Eveneens zijn op voorwaarde van wederkerigheid van genoemde rechten en heffingen, met uitzondering van de rechten voor verleende diensten vrijgesteld:

    • a. de op het grondgebied van één der Verdragsluitende Partijen aan boord genomen boordvoorraden, binnen de grenzen die zijn gesteld door de autoriteiten van deze Verdragsluitende Partij, ten behoeve van de consumptie ervan aan boord van de luchtvaartuigen voor internationale luchtdiensten van de andere Verdragsluitende Partij.

    • b. de reserveonderdelen die op het grondgebied van één van de Verdragsluitende Partijen zijn gebracht voor het onderhoud of de reparatie van de luchtvaartuigen die voor internationale luchtdiensten worden gebruikt door de door de andere Verdragsluitende Partij aangewezen luchtvaartmaatschappij.

    • c. de brandstof en de smeeroliën bestemd voor de bevoorrading van de luchtvaartuigen die worden geëxploiteerd door de door de andere Verdragsluitende Partij aangewezen luchtvaartmaatschappij en die bestemd zijn voor internationale diensten, ook als deze voorraden worden gebruikt tijdens de vlucht over het grondgebied van de Verdragsluitende Partij waar zij aan boord zijn genomen.

      Geëist kan worden dat de onder de letters a), b), en c) genoemde artikelen onderworpen worden aan toezicht van of controle door de douane.

  • 3 Normale uitrustingsstukken van luchtvaartuigen alsmede andere materialen en voorraden die worden vervoerd aan boord van de luchtvaartuigen van één der Verdragsluitende Partijen kunnen slechts op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij worden uitgeladen met toestemming van de douaneautoriteiten van dat grondgebied.

Artikel X. Veiligheid van de luchtvaart

  • 1 De Verdragsluitende Partijen bevestigen opnieuw hun verplichting te handelen overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag inzake strafbare feiten en bepaalde andere handelingen begaan aan boord van luchtvaartuigen, ondertekend te Tokio op 14 september 1963, het Verdrag tot bestrijding van het wederrechtelijk in zijn macht brengen van luchtvaartuigen, ondertekend te 's-Gravenhage op 16 december 1970, en het Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de burgerluchtvaart, ondertekend te Montreal op 23 september 1971, en zij zullen tevens alle andere door de Verdragsluitende Partijen op dit terrein geratificeerde verdragen toepassen. Ook verklaren zij dat hun verplichting om de veiligheid van de burgerluchtvaart te beschermen tegen wederrechtelijke belemmering ervan een integrerend deel uitmaakt van hun onderlinge relaties in het kader van het onderhavige Verdrag.

  • 2 De Verdragsluitende Partijen dienen, in hun onderlinge betrekkingen, te handelen conform de bepalingen inzake de beveiliging van de luchtvaart, vastgesteld door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie, voor zover deze bepalingen inzake beveiliging op hen van toepassing zijn; zij verlangen dat de exploitanten die hun hoofdkantoor of een permanente vestiging op hun grondgebied hebben overeenkomstig bedoelde bepalingen inzake de beveiliging van de luchtvaart handelen.

  • 3 Elk der Verdragsluitende Partijen kan, zonder dat dit afbreuk doet aan het in het voorgaande lid bepaalde, alle aanvullende maatregelen treffen die zij noodzakelijk acht voor het garanderen van de controle van passagiers, bemanning, hun persoonlijke bezittingen, alsmede van vracht en boordvoorraden, gedurende het aan boord gaan of inladen.

  • 4 Wanneer zich een voorval voordoet of zich dreigt voor te doen van wederrechtelijk in zijn macht brengen van luchtvaartuigen of van andere wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van passagiers, bemanning, luchtvaartuigen, luchthavens en navigatie-apparatuur voor de luchtvaart, verlenen de Verdragsluitende Partijen elkaar bijstand door de communicatie te vergemakkelijken en andere passende maatregelen te nemen om op snelle en veilige wijze een einde te maken aan een dergelijk voorval of de dreiging daarvan.

  • 5 Indien een der Verdragsluitende Partijen zich niet houdt aan de bepalingen inzake de beveiliging van de luchtvaart zoals omschreven in dit artikel, kan de benadeelde Verdragsluitende Partij om een onmiddellijk onderhoud met de Luchtvaartautoriteit van de andere Verdragsluitende Partij verzoeken. Indien het onmogelijk blijkt om binnen twee weken na de datum van indiening van het verzoek een bevredigend akkoord te bereiken, levert dit voldoende grond op om de exploitatievergunningen of technische vergunningen van de door de andere Verdragsluitende Partij aangewezen luchtvaartmaatschappij te onthouden, te beperken, in te trekken, of er voorwaarden aan te stellen.

Artikel XI. Verboden gebieden

Beperkingen of verboden van vluchten van luchtvaartuigen die toebehoren aan de aangewezen luchtvaartmaatschappij over bepaalde gebieden van het grondgebied van de Verdragsluitende Partijen worden geregeld overeenkomstig artikel 9 van het Verdrag van Chicago.

Artikel XII. Geautomatiseerde reserveringssystemen

  • 1 De Verdragsluitende Partijen komen overeen dat:

    • a. het belang van de gebruikers van luchtvaartdiensten wordt beschermd tegen het misbruik van genoemde informatie met inbegrip van een misleidende presentatie daarvan;

    • b. een door een der Verdragsluitende Partijen aangewezen luchtvaartmaatschappij en de agentschappen van de luchtvaartmaatschappijen op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij zonder restricties of achterstelling toegang dienen te krijgen tot of gebruik dienen te kunnen maken van het Geautomatiseerde Reserveringssysteem (CRS);

    • c. in dit verband de Gedragscode van het CRS van toepassing is die is aanvaard voor het grondgebied van de respectieve Verdragsluitende Partijen.

  • 2 Elke Verdragsluitende Partij garandeert de door de andere Verdragsluitende Partij aangewezen luchtvaartmaatschappij binnen haar grondgebied een vrije en permanente toegang tot het CRS dat deze als hoofdsysteem heeft gekozen.

  • 3 Geen der Verdragsluitende Partijen legt het door de door de andere Verdragsluitende Partij aangewezen luchtvaartmaatschappij gekozen CRS striktere voorwaarden op of laat toe dat ze worden opgelegd dan de voorwaarden die aan het CRS van haar eigen aangewezen luchtvaartmaatschappij worden opgelegd.

Artikel XIII. Tarieven

  • 1 Elk der Verdragsluitende Partijen staat elk der aangewezen luchtvaartmaatschappijen toe tarieven vast te stellen voor het luchtvervoer van de derde en vierde vrijheid, gebaseerd op door de markt bepaalde commerciële overwegingen. Tussenkomst van de Verdragsluitende Partijen wordt beperkt tot:

    • a. het voorkomen van toepassingen of tarieven die discriminatoir of extreem hoog zijn;

    • b. het beschermen van de luchtvaartmaatschappijen tegen kunstmatig laag gehouden tarieven die mogelijk zijn gemaakt door directe of indirecte overheidssteun of subsidies.

  • 2 Geen van de Luchtvaartautoriteiten van de Verdragsluitende Partijen kan eenzijdig optreden teneinde de introductie van enig tarief te belemmeren dat een door een van de Verdragsluitende Partijen aangewezen luchtvaartmaatschappijen wil gaan rekenen of rekent, met uitzondering van het bepaalde in het derde en vierde lid van dit artikel.

  • 3 De Luchtvaartautoriteiten van elk der Verdragsluitende Partijen kunnen eisen dat de tarieven, vanuit of naar hun grondgebied, die de luchtvaartmaatschappijen van de andere Verdragsluitende Partij willen gaan rekenen binnen een termijn van ten hoogste 60 dagen voor de voorgestelde ingangsdatum worden meegedeeld aan of vastgelegd bij deze Luchtvaartautoriteiten.

  • 4 Indien een der Luchtvaartautoriteiten van de Verdragsluitende Partijen van oordeel is dat een voorgesteld of gehanteerd tarief strijdig is met de in het eerste lid van dit artikel neergelegde bepalingen, dienen zij de Luchtvaartautoriteiten van de andere Verdragsluitende Partij, zo spoedig mogelijk, op de hoogte te stellen van de redenen waarom zij niet akkoord gaan. De Luchtvaartautoriteiten van beide Verdragsluitende Partijen spannen zich vervolgens tot het uiterste in om de kwestie onderling op te lossen. Elk van de Verdragsluitende Partijen kan om overleg verzoeken, hetgeen zal worden gehouden binnen een termijn van ten hoogste 60 dagen na de datum van ontvangst van het verzoek, en de Verdragsluitende Partijen werken samen teneinde binnen een termijn van ten hoogste 30 dagen te kunnen beschikken over de gegevens die benodigd zijn voor het bereiken van een gemotiveerde oplossing van de kwestie.

  • 5 Wanneer de Luchtvaartautoriteiten tot overeenstemming komen over een tarief waar eerder bezwaar tegen is gemaakt, stelt elk der Verdragsluitende Partijen alles in het werk om te zorgen dat dit tarief werkelijk wordt gehanteerd. Wanneer na afloop van het overleg geen onderlinge overeenstemming is bereikt, blijft het oude tarief van kracht.

Artikel XIV. Uitwisseling van opvattingen en overleg

  • 1 De Luchtvaartautoriteiten van de Verdragsluitende Partijen kunnen zo vaak zij dit noodzakelijk achten opvattingen uitwisselen teneinde te komen tot nauwe samenwerking en goede verstandhouding ten aanzien van alle zaken die verband houden met de uitlegging en/of de toepassing van dit Verdrag en de Bijlage daarbij.

  • 2 De Verdragsluitende Partijen kunnen te allen tijde dit Verdrag en de Bijlage daarbij amenderen, wijzigen of er beperkingen aan toevoegen in direct overleg tussen hun Luchtvaartautoriteiten. Bedoeld overleg vindt plaats binnen een termijn van 60 dagen, te rekenen vanaf de datum waarop het verzoek via het gebruikelijke kanaal door de belanghebbende Verdragsluitende Partij is ingediend bij de andere Verdragsluitende Partij.

  • 3 Het verzoek om overleg, zoals bedoeld in het voorgaande lid, stelt de administratieve voorschriften die zijn of worden uitgevaardigd door een der Verdragsluitende Partijen op grond van de uitlegging en/of toepassing van dit Verdrag en de Bijlage daarbij, geenszins buiten werking.

  • 4 Alle wijzigingen op dit Verdrag treden in werking wanneer zij goedgekeurd zijn in overeenstemming met de grondwettelijke bepalingen van elk der Verdragsluitende Partijen.

  • 5 Wijzigingen in de Bijlage met de Routetabel kunnen rechtstreeks tussen de Luchtvaartautoriteiten van beide Verdragsluitende Partijen worden overeengekomen, hetgeen wordt bevestigd door een diplomatieke notawisseling en zij worden van kracht met ingang van de datum van deze notawisseling.

Artikel XV. Overmaking van winsten

  • 1 Elke aangewezen luchtvaartmaatschappij heeft het recht op elk willekeurig moment haar lokale inkomsten verkregen uit op grond van dit Verdrag verleende diensten om te wisselen en over te boeken, na aftrek van de uitgaven gedaan op het grondgebied van een van de Verdragsluitende Partijen.

  • 2 Het omwisselen van de inkomsten mag geschieden tegen de op het moment van overboeking op de valutamarkt geldende wisselkoersen en is vrijgesteld van alle heffingen, met uitzondering van de betaling van de voor deze handeling noodzakelijke bancaire diensten.

  • 3 De overboeking van inkomsten dient te worden verricht overeenkomstig de van kracht zijnde wetgeving van elk der Verdragsluitende Partijen. Bepalingen en reglementaire voorschriften die minder gunstig zijn dan die welke van toepassing zijn op andere buitenlandse luchtvaartmaatschappijen die internationale luchtdiensten exploiteren naar en vanuit het grondgebied van elk der Verdragsluitende Partijen, zijn niet van toepassing.

Artikel XVI. Vertegenwoordiging van de luchtvaartmaatschappijen en ondersteunende diensten op de grond

  • 1 Een door een der Verdragsluitende Partijen aangewezen luchtvaartmaatschappij heeft op basis van wederkerigheid het recht op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij voor het uitvoeren van de overeengekomen luchtdiensten noodzakelijke vertegenwoordigers en commercieel, operationeel en technisch personeel in dienst te hebben.

  • 2 In de in het vorige lid bedoelde behoefte aan personeel kan worden voorzien door de eigen medewerkers van de luchtvaartmaatschappij van de ene Verdragsluitende Partij, of door het in dienst nemen van lokaal personeel.

  • 3 Voor de vertegenwoordigers en het personeel van een Verdragsluitende Partij gelden de binnen het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij van kracht zijnde wetten en voorschriften ten aanzien van inkomsten, huisvesting en arbeid. Overeenkomstig genoemde wetten en voorschriften verstrekt elk der Verdragsluitende Partijen op de kortst mogelijke termijn, visa en eventuele andere benodigde documenten voor de vertegenwoordigers of het personeel zoals bedoeld in het eerste lid van dit artikel.

  • 4 De ondersteunende diensten op de grond worden verleend conform de wetgeving van elk der Verdragsluitende Partijen.

Artikel XVII. Registratie bij de ICAO

Dit document dient te worden geregistreerd bij de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie.

Artikel XVIII. Multilaterale verdragen

Indien een multilateraal verdrag in werking treedt dat betrekking heeft op dit Verdrag, wordt laatstgenoemd gewijzigd conform de bepalingen van dat multilaterale verdrag, waarbij beide Staten Partij zijn.

Artikel XIX. Toepasbaarheid

Voor wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden is dit Verdrag alleen van toepassing op het grondgebied van Aruba.

Artikel XX. Regeling van geschillen

Elk geschil tussen de Verdragsluitende Partijen met betrekking tot de uitlegging of de toepassing van dit Verdrag zal eerst onderwerp van rechtstreekse onderhandelingen tussen de aangewezen luchtvaartmaatschappijen of tussen de Luchtvaartautoriteiten zijn en pas in laatste instantie tussen de betrokken Regeringen, langs de gebruikelijke weg.

Artikel XXI. Beëindiging

Elk der Verdragsluitende Partijen kan te allen tijde dit Verdrag opzeggen door een schriftelijke mededeling aan de andere Verdragsluitende Partij, langs de gebruikelijke weg.

De beëindiging treedt in werking drie maanden na de datum van de schriftelijke mededeling, tenzij deze wordt ingetrokken vóór het aflopen van genoemde termijn.

Artikel XXII. Inwerkingtreding

Dit Verdrag wordt vanaf de datum van ondertekening voorlopig toegepast en treedt in werking op de datum waarop de Verdragsluitende Partijen elkaar door middel van een diplomatieke notawisseling hebben medegedeeld dat aan hun constitutionele formaliteiten is voldaan.

TEN BLIJKE WAARVAN ondergetekende Gevolmachtigden, hiertoe naar behoren gemachtigd door hun respectieve Regeringen, dit Verdrag tekenen.

GEDAAN in tweevoud te La Paz, op 15 februari 2001, in de Nederlandse en de Spaanse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden:

(w.g.) GLENBERT F. CROES

Voor de Republiek Bolivia:

(w.g.) MAURICIO NAVARRO

Bijlage Routetabel

Ten behoeve van de exploitatie van de overeengekomen luchtdiensten stellen de Verdragsluitende Partijen de volgende routes vast:

Routes voor de door de Republiek Bolivia aangewezen luchtvaartmaatschappijen

Vanaf punten in de Republiek Bolivia, via tussenliggende punten in Zuid-Amerika en Midden-Amerika naar Aruba en verderweg gelegen punten in beide richtingen, waarbij het recht op vervoer van de vijfde vrijheid geldt, overeenkomstig het bepaalde in noot 3 hieronder.

Routes voor de door Aruba aangewezen luchtvaartmaatschappijen

Vanaf Aruba, via tussenliggende punten in Zuid-Amerika en Midden-Amerika naar een punt in Bolivia en naar verderweg gelegen punten in beide richtingen, waarbij het recht op vervoer van de vijfde vrijheid geldt, overeenkomstig het bepaalde in noot 3 hieronder.

Capaciteit

De aangeboden vervoerscapaciteit dient nauw aan te sluiten op de vraag naar vervoer.

Niettegenstaande het hierboven genoemde, mogen de door de Regeringen van Bolivia en Aruba aangewezen luchtvaartmaatschappijen tot een maximum van 7 diensten per week uitvoeren, zonder beperkingen aan het vliegmaterieel.

NOTEN:

1. Het binnenlands vervoer op het grondgebied van elk der Verdragsluitende Partijen blijft exclusief voorbehouden aan de nationale maatschappij of maatschappijen.

2. De aangewezen luchtvaartmaatschappijen zijn bevoegd om tussenlandingen uit de betreffende Routetabel over te slaan, dat wil zeggen, de maatschappijen kunnen de tussenlandingen op hun routes uitvoeren in de gewenste volgorde, waarbij zij landingen op een of op alle punten van de route overslaan.

3. De rechten van de vijfde vrijheid voor tussenliggende punten en verderweg liggende punten kunnen worden uitgeoefend, in werking gezet en geëxploiteerd na het bereiken van overeenstemming tussen de door Bolivia en Aruba aangewezen luchtvaartmaatschappijen en na toestemming van de respectieve Luchtvaartautoriteiten.

4. De Luchtvaartautoriteit van Bolivia zal in overeenstemming met de binnenlandse voorschriften vervolgens aan haar tegenhanger in Aruba mededeling doen via de diplomatieke kanalen van de officiële aanwijzing van de Boliviaanse luchtvaartmaatschappij die uitvoering zal geven aan dit Verdrag.

Naar boven