Europees-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht [...] en de Democratische Republiek Algerije, anderzijds, Valencia, 22-04-2002

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-02-2017 t/m heden

Europees-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Democratische Republiek Algerije, anderzijds

Authentiek : NL

Europees-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Democratische Volksrepubliek Algerije, anderzijds

Europees-mediterrane overeenkomst

Waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Democratische Volksrepubliek Algerije, anderzijds

het Koninkrijk België,

het Koninkrijk Denemarken,

de Bondsrepubliek Duitsland,

de Helleense Republiek,

het Koninkrijk Spanje,

de Franse Republiek,

Ierland,

de Italiaanse Republiek,

het Groothertogdom Luxemburg,

het Koninkrijk der Nederlanden,

de Republiek Oostenrijk,

de Portugese Republiek,

de Republiek Finland,

het Koninkrijk Zweden,

het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,

Partijen bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

hierna „lidstaten" genoemd, en

De Europese Gemeenschap,

hierna „Gemeenschap" genoemd,

enerzijds, en

De Democratische Volksrepubliek Algerije,

hierna „Algerije" genoemd,

anderzijds,

Gelet op de nabijheid en de onderlinge afhankelijkheid van de Gemeenschap, haar lidstaten en Algerije, gegrondvest op hun historische banden en gemeenschappelijke waarden;

Overwegende dat de Gemeenschap, de lidstaten en Algerije deze banden wensen te versterken en duurzame betrekkingen op basis van wederkerigheid, solidariteit, partnerschap en gezamenlijke ontwikkeling tot stand wensen te brengen;

Gelet op het belang dat de partijen hechten aan de eerbiediging van de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties, en in het bijzonder aan de eerbiediging van de mensenrechten en de politieke en economische vrijheden waarop de associatie is gegrondvest;

Zich bewust van het belang van de betrekkingen in de algemene Europees-mediterrane context enerzijds en van de doelstelling van integratie van de landen van de Maghreb anderzijds;

Wensende de doelstellingen van hun associatie volledig te verwezenlijken door uitvoering van de desbetreffende bepalingen van deze overeenkomst en zo de niveaus van economische en sociale ontwikkeling van de Gemeenschap en van Algerije nader tot elkaar te brengen;

Zich bewust van het belang van deze overeenkomst, die gebaseerd is op wederzijdse belangen, wederzijdse concessies, samenwerking en dialoog;

Verlangende politiek overleg over bilaterale en internationale kwesties van wederzijds belang in te stellen en te verdiepen;

Zich bewust van de dreiging die het terrorisme en de internationale georganiseerde criminaliteit vormen voor de verwezenlijking van de doelstellingen van partnerschap en stabiliteit in de regio;

Gelet op de bereidheid van de Gemeenschap om Algerije aanzienlijke steun te verlenen in zijn streven naar hervorming en aanpassing op economisch vlak en naar sociale ontwikkeling;

Gelet op de keuze van zowel de Gemeenschap als Algerije voor vrijhandel in overeenstemming met de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel (GATT), zoals voortgekomen uit de Uruguay-ronde;

Verlangende samenwerking in te stellen die steunt op een regelmatige dialoog op economisch, wetenschappelijk, technologisch, sociaal, cultureel en audiovisueel gebied en op het gebied van het milieu, met het oog op beter wederzijds begrip;

Bevestigend dat de bepalingen van deze overeenkomst die binnen de toepassingssfeer van deel III, titel IV, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap vallen, het Verenigd Koninkrijk en Ierland binden als afzonderlijke verdragsluitende partijen, en niet als deel van de Europese Gemeenschap, totdat het Verenigd Koninkrijk of Ierland (al naargelang van het geval) Algerije ervan in kennis stelt dat het Verenigd Koninkrijk of Ierland is gebonden als deel van de Europese Gemeenschap overeenkomstig het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland dat aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht. Hetzelfde geldt voor Denemarken met betrekking tot het Protocol betreffende de positie van Denemarken dat aan die verdragen is gehecht;

Overtuigd dat deze overeenkomst een gunstig kader is voor de ontwikkeling van een partnerschap dat gebaseerd is op particulier initiatief en een gunstig klimaat zal scheppen voor de ontwikkeling van hun economische handels- en investeringsbetrekkingen, factoren die van doorslaggevend belang zijn voor de steun voor de economische herstructurering en de technologische modernisering,

Hebben overeenstemming bereikt omtrent de volgende bepalingen1:

Artikel 1

  • 1 Er wordt een associatie tot stand gebracht tussen de Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en Algerije, anderzijds.

  • 2 De doelstellingen van deze overeenkomst zijn:

    • een passend kader tot stand te brengen voor de politieke dialoog tussen de partijen met het oog op het versterken van hun betrekkingen en hun samenwerking op alle terreinen die zij van belang achten;

    • het handelsverkeer en evenwichtige sociale en economische betrekkingen tussen de partijen te bevorderen en de voorwaarden te scheppen voor geleidelijke liberalisering van het goederen-, diensten- en kapitaalverkeer;

    • het personenverkeer te bevorderen, met name in het kader van de administratieve procedures;

    • de integratie in de Maghreb aan te moedigen door bevordering van handel en samenwerking tussen alle Maghreb-landen onderling en tussen die landen en de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten;

    • de samenwerking op economisch, sociaal, cultureel en financieel gebied te bevorderen.

Artikel 2

Eerbiediging van de democratische beginselen en de mensenrechten, zoals deze zijn vastgelegd in de Universele Verklaring van de rechten van de mens, vormt de grondslag van het binnenlandse en buitenlandse beleid van de partijen en is een essentieel element van deze overeenkomst.

TITEL I. POLITIEKE DIALOOG

Artikel 3

  • 1 Er wordt een regelmatige politieke en veiligheidsdialoog tussen de partijen ingesteld. Door middel van deze dialoog kunnen tussen de partners duurzame, op solidariteit gebaseerde betrekkingen tot stand worden gebracht, die zullen bijdragen tot welvaart, stabiliteit en veiligheid in het Middellandse-Zeegebied en een klimaat van begrip en tolerantie tussen culturen zullen scheppen.

  • 2 De dialoog en de politieke samenwerking beogen met name:

    • a. de partijen nader tot elkaar te brengen door het ontwikkelen van beter wederzijds begrip en door regelmatig overleg over internationale vraagstukken van wederzijds belang;

    • b. elke partij in staat te stellen het standpunt en de belangen van de andere partij in overweging te nemen;

    • c. te werken aan de handhaving van de veiligheid en de stabiliteit in de Europees-mediterrane regio;

    • d. het uitwerken van gemeenschappelijke initiatieven mogelijk te maken.

Artikel 4

De politieke dialoog heeft betrekking op alle onderwerpen van wederzijds belang en met name op de noodzakelijke voorwaarden voor het waarborgen van vrede, veiligheid en regionale ontwikkeling door het bevorderen van de samenwerking.

Artikel 5

In het kader van de politieke dialoog worden regelmatig en telkens wanneer nodig bijeenkomsten gehouden, met name:

  • a. op ministerieel niveau, voornamelijk in het kader van de Associatieraad;

  • b. op het niveau van hoge ambtenaren die enerzijds Algerije vertegenwoordigen en anderzijds het voorzitterschap van de Raad en de Commissie;

  • c. met optimale gebruikmaking van de diplomatieke kanalen, in het bijzonder door middel van regelmatige briefings, overleg ter gelegenheid van internationale vergaderingen en contacten tussen diplomatieke vertegenwoordigers in derde landen;

  • d. indien nodig met alle andere middelen die kunnen bijdragen tot de intensivering en doelmatigheid van deze dialoog.

TITEL II. VRIJ VERKEER VAN GOEDEREN

Artikel 6

De Gemeenschap en Algerije brengen geleidelijk een vrijhandelszone tot stand in de loop van een overgangsperiode van ten hoogste twaalf jaar, te beginnen bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst, overeenkomstig de hierna omschreven bepalingen en in overeenstemming met de bepalingen van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel van 1994 en andere multilaterale overeenkomsten inzake de handel in goederen die opgenomen zijn in de bijlagen bij de overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelorganisatie (WTO), hierna „GATT" genoemd.

HOOFDSTUK 1. INDUSTRIEPRODUCTEN

Artikel 7

Het bepaalde in dit hoofdstuk is van toepassing op producten van oorsprong uit de Gemeenschap en uit Algerije, opgenomen in de hoofdstukken 25 tot en met 97 van de gecombineerde nomenclatuur en van het Algerijnse douanetarief, met uitzondering van de producten genoemd in bijlage 1.

Artikel 8

Producten van oorsprong uit Algerije worden bij invoer in de Gemeenschap toegelaten met vrijstelling van douanerechten en heffingen van gelijke werking.

Artikel 9

  • 1 De douanerechten en heffingen met gelijke werking die van toepassing zijn op de invoer in Algerije van de producten van oorsprong uit de Gemeenschap die vermeld zijn in bijlage 2 worden bij de inwerkingtreding van de overeenkomst afgeschaft.

  • 2 De douanerechten en heffingen met gelijke werking die van toepassing zijn op de invoer in Algerije van de producten van oorsprong uit de Gemeenschap die vermeld zijn in bijlage 3 worden geleidelijk afgeschaft volgens onderstaand tijdschema:

    • twee jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 80% van het basisrecht;

    • drie jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 70% van het basisrecht;

    • vier jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 60% van het basisrecht;

    • vijf jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 40% van het basisrecht;

    • zes jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 20% van het basisrecht;

    • zeven jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle resterende rechten en heffingen afgeschaft.

  • 3 De douanerechten en heffingen met gelijke werking die van toepassing zijn op de invoer in Algerije van producten van oorsprong uit de Gemeenschap, met uitzondering van de in de bijlagen 2 en 3 vermelde goederen, worden geleidelijk afgeschaft volgens onderstaand tijdschema:

    • twee jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 90% van het basisrecht;

    • drie jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 80% van het basisrecht;

    • vier jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 70% van het basisrecht;

    • vijf jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 60% van het basisrecht;

    • zes jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 50% van het basisrecht;

    • zeven jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 40% van het basisrecht;

    • acht jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 30% van het basisrecht;

    • negen jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 20% van het basisrecht;

    • tien jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 10% van het basisrecht;

    • elf jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 5% van het basisrecht;

    • twaalf jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle resterende rechten en heffingen afgeschaft.

  • 4 Indien zich met betrekking tot een bepaald product ernstige problemen voordoen, kan het overeenkomstig de leden 2 en 3 opgestelde tijdschema in overleg worden herzien door het Associatiecomité, met dien verstande dat het tijdschema waarvoor herziening wordt gevraagd voor het betrokken product niet verder verlengd kan worden dan de maximale overgangsperiode als bedoeld in artikel 6. Indien het Associatiecomité niet binnen dertig dagen na de kennisgeving van het verzoek van Algerije om herziening van het tijdschema een besluit heeft genomen, kan Algerije het tijdschema voorlopig opschorten voor de duur van ten hoogste één jaar.

  • 5 Het basisrecht waarop de verlagingen van de leden 2 en 3 worden toegepast, is voor elk betrokken product het recht bedoeld in artikel 18.

Artikel 10

De bepalingen betreffende de afschaffing van de douanerechten bij invoer zijn tevens van toepassing op douanerechten van fiscale aard.

Artikel 11

  • 1 Algerije mag in de vorm van verhoging of herinvoering van douanerechten buitengewone maatregelen van beperkte duur nemen die afwijken van het bepaalde in artikel 9.

    Dergelijke maatregelen mogen uitsluitend worden genomen ten behoeve van jonge industrieën of van bepaalde sectoren waarin herstructureringen plaatsvinden of die met grote moeilijkheden te kampen hebben, vooral wanneer deze moeilijkheden ernstige sociale gevolgen hebben.

    De invoerrechten die krachtens deze maatregelen door Algerije worden toegepast ten aanzien van producten van oorsprong uit de Gemeenschap mogen niet meer dan 25% ad valorem bedragen en dienen een preferentie voor producten van oorsprong uit de Gemeenschap in te houden. De totale waarde van de ingevoerde producten waarop dergelijke maatregelen van toepassing zijn, mag niet meer bedragen van 15% van de totale invoer van industrieproducten uit de Gemeenschap gedurende het laatste jaar waarvoor statistische gegevens beschikbaar zijn.

    Deze maatregelen mogen gedurende niet meer dan vijf jaar worden toegepast, tenzij het Associatiecomité toepassing gedurende een langere periode toestaat. Zij treden uiterlijk bij het verstrijken van de in artikel 6 bedoelde overgangsperiode buiten werking.

    Deze maatregelen kunnen voor een gegeven product niet langer worden getroffen, indien meer dan drie jaar is verstreken sinds de opheffing van alle rechten en kwantitatieve beperkingen of heffingen en maatregelen van gelijke werking die op het betrokken product van toepassing waren.

    Algerije stelt het Associatiecomité in kennis van alle buitengewone maatregelen die het voornemens is te treffen. Op verzoek van de Gemeenschap vindt vooraf overleg plaats over deze maatregelen en de sectoren waarop zij betrekking hebben. Indien het dergelijke maatregelen neemt, legt Algerije aan het comité een tijdschema voor de afschaffing van de overeenkomstig dit artikel ingestelde douanerechten voor. Dit tijdschema dient te voorzien in geleidelijke afschaffing van deze rechten in gelijke jaarlijkse percentages, beginnende uiterlijk twee jaar nadat zij worden ingesteld. Het Associatiecomité kan een ander tijdschema vaststellen.

  • 2 In afwijking van het bepaalde in lid 1, vierde alinea, kan het Associatiecomité, in verband met de problemen bij het opzetten van een nieuwe industrie, bij uitzondering Algerije toestaan krachtens lid 1 reeds genomen maatregelen te handhaven voor de duur van ten hoogste drie jaar na de overgangsperiode bedoeld in artikel 6.

HOOFDSTUK 2. LANDBOUWPRODUCTEN, VISSERIJPRODUCTEN EN BEWERKTE LANDBOUWPRODUCTEN

Artikel 12

Het bepaalde in dit hoofdstuk is van toepassing op producten van oorsprong uit de Gemeenschap en uit Algerije, opgenomen in de hoofdstukken 1 tot en met 24 van de gecombineerde nomenclatuur en het Algerijnse douanetarief, alsmede op de producten genoemd in bijlage 1.

Artikel 13

De Gemeenschap en Algerije liberaliseren geleidelijk het onderlinge handelsverkeer in landbouwproducten, visserijproducten en bewerkte landbouwproducten die voor beide partijen van belang zijn.

Artikel 14

  • 1 Voor de invoer in de Gemeenschap van de landbouwproducten van oorsprong uit Algerije genoemd in protocol 1 gelden de bepalingen van dat protocol.

  • 2 Voor de invoer in Algerije van de landbouwproducten van oorsprong uit de Gemeenschap genoemd in protocol 2 gelden de bepalingen van dat protocol.

  • 3 Voor de invoer in de Gemeenschap van de visserijproducten van oorsprong uit Algerije genoemd in protocol 3 gelden de bepalingen van dat protocol.

  • 4 Voor de invoer in Algerije van de visserijproducten van oorsprong uit de Gemeenschap genoemd in protocol 4 gelden de bepalingen van dat protocol.

  • 5 Voor de handel in onder dit hoofdstuk vallende verwerkte landbouwproducten gelden de bepalingen van protocol 5.

Artikel 15

  • 1 Vijf jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst onderzoeken de Gemeenschap en Algerije de situatie met het oog op de vaststelling van de liberaliseringsmaatregelen die door de Gemeenschap en Algerije na het zesde jaar volgende op de inwerkingtreding van de overeenkomst zullen worden toegepast overeenkomstig de in artikel 13 vermelde doelstelling.

  • 2 Onverminderd de in lid 1 opgenomen bepalingen en rekening houdend met de handelsstromen voor landbouwproducten, visserijproducten en bewerkte landbouwproducten tussen de partijen en de bijzondere gevoeligheid van deze producten, onderzoeken de Gemeenschap en Algerije binnen de Associatieraad per product op basis van wederkerigheid de mogelijkheid om elkaar nieuwe concessies te verlenen.

Artikel 16

  • 1 Indien ten gevolge van de tenuitvoerlegging van hun landbouwbeleid een specifieke regeling wordt ingesteld of indien de bestaande regelingen worden gewijzigd of in geval van wijziging of uitbreiding van de bepalingen betreffende de tenuitvoerlegging van hun landbouwbeleid, kunnen de Gemeenschap en Algerije voor de betrokken producten de in deze overeenkomst vervatte regeling wijzigen.

  • 2 De partij die tot een dergelijke wijziging overgaat, stelt daarvan het Associatiecomité in kennis. Op verzoek van de andere partij komt het Associatiecomité bijeen om op passende wijze te voorzien in de belangen van de verzoekende partij.

  • 3 Indien de Gemeenschap of Algerije krachtens lid 1 de regeling van deze overeenkomst voor landbouwproducten wijzigt, wordt voor de invoer van producten van oorsprong uit de andere partij een voordeel toegekend dat vergelijkbaar is met het voordeel waarin deze overeenkomst voorziet.

  • 4 Over de wijziging van de in deze overeenkomst bepaalde regeling wordt op verzoek van de andere overeenkomstsluitende partij overleg gepleegd in de Associatieraad.

HOOFDSTUK 3. GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN

Artikel 17

  • 1 In het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Algerije worden geen nieuwe douanerechten bij invoer of bij uitvoer of heffingen van gelijke werking ingesteld, noch worden de rechten of heffingen die reeds van toepassing zijn verhoogd.

  • 2 In het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Algerije worden geen nieuwe kwantitatieve invoerbeperkingen of uitvoerbeperkingen of maatregelen van gelijke werking ingesteld.

  • 3 Ten aanzien van het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Algerije worden kwantitatieve invoerbeperkingen en uitvoerbeperkingen en maatregelen van gelijke werking bij de inwerkingtreding van de overeenkomst afgeschaft.

  • 4 Het voorlopige aanvullende recht dat van toepassing is op de producten genoemd in bijlage 4 wordt door Algerije uiterlijk op 1 januari 2006 afgeschaft. Dit recht wordt met ingang van 1 januari 2002 lineair verlaagd met 12 punten per jaar.

    Indien Algerije bij de toetreding tot de WTO verbintenissen aangaat die voorzien in een kortere termijn voor de afschaffing van dit voorlopige aanvullende recht, is die kortere termijn van toepassing.

Artikel 18

  • 1 Het basisrecht waarop de verlagingen bedoeld in artikel 9, leden 2 en 3, en in artikel 14 worden toegepast, is voor elk betrokken product het recht dat ten opzichte van de Gemeenschap daadwerkelijk wordt toegepast op 1 januari 2002.

  • 2 Indien Algerije toetreedt tot de WTO, zijn de rechten die van toepassing zijn op de onderlinge invoer van de partijen gelijkwaardig aan de bij de WTO geconsolideerde rechten of aan het recht dat ten tijde van de toetreding daadwerkelijk wordt toegepast, indien dit lager is. Indien de rechten na de toetreding tot de WTO erga omnes worden verlaagd, is het verlaagde recht van toepassing.

  • 3 Lid 2 is van toepassing op elke erga omnes toegepaste rechtenverlaging die na de afronding van de onderhandelingen wordt ingevoerd.

  • 4 De partijen stellen elkander in kennis van de door hen per 1 januari 2002 toegepaste basisrechten.

Artikel 19

Voor producten van oorsprong uit Algerije geldt bij invoer in de Gemeenschap geen gunstiger regeling dan die welke tussen de lidstaten onderling geldt.

De bepalingen van deze overeenkomst zijn van toepassing onverminderd het bepaalde in Verordening (EEG) nr. 1911/91 van de Raad van 26 juni 1991 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Gemeenschapsrecht op de Canarische Eilanden.

Artikel 20

  • 1 Beide partijen onthouden zich van alle binnenlandse maatregelen of praktijken van fiscale aard die, rechtstreeks of onrechtstreeks, discrimineren tussen de producten van de ene partij en soortgelijke producten van oorsprong uit de andere partij.

  • 2 Voor producten die naar een der partijen worden uitgevoerd mogen de terugbetaalde bedragen aan binnenlandse belastingen niet hoger zijn dan de bedragen van de op deze producten rustende directe of indirecte belastingen.

Artikel 21

  • 1 Deze overeenkomst vormt geen beletsel voor de handhaving of de oprichting van douane-unies, vrijhandelszones of regelingen voor grensverkeer, mits de in deze overeenkomst neergelegde handelsregelingen daardoor niet worden gewijzigd.

  • 2 De partijen plegen in het Associatiecomité overleg over overeenkomsten tot oprichting van douane-unies of vrijhandelszones en desgewenst over andere belangrijke onderwerpen in verband met hun handelspolitiek ten aanzien van derde landen. Dergelijk overleg vindt met name plaats bij toetreding van een derde land tot de Gemeenschap, teneinde rekening te kunnen houden met de onderlinge belangen van de Gemeenschap en Algerije als omschreven in deze overeenkomst.

Artikel 22

Indien een der partijen constateert dat in het handelsverkeer met de andere partij dumping in de zin van artikel VI van de GATT 1994 plaatsvindt, kan zij passende maatregelen nemen tegen deze praktijk op grond van de WTO-overeenkomst betreffende de toepassing van artikel VI van de GATT 1994 en haar binnenlandse wetgeving op dit gebied en volgens de voorwaarden en procedures van artikel 26.

Artikel 23

De WTO-overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen is van toepassing in de betrekkingen tussen de partijen.

Indien een der partijen constateert dat in het handelsverkeer met de andere partij subsidiëring in de zin van de artikelen VI en XVI van de GATT 1994 voorkomt, kan zij passende maatregelen nemen tegen deze praktijk op grond van de WTO-overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen en haar eigen wetgeving op dit gebied.

Artikel 24

  • 2 Iedere partij stelt onmiddellijk het Associatiecomité in kennis van elke maatregel die zij neemt of voornemens is te nemen met betrekking tot de toepassing van een vrijwaringsmaatregel. Dit houdt onder meer in dat iedere partij het Associatiecomité onmiddellijk of uiterlijk één week tevoren een schriftelijke mededeling doet toekomen waarin alle relevante gegevens zijn opgenomen over:

    • de opening van een vrijwaringsonderzoek;

    • de eindresultaten van het onderzoek.

    De te verstrekken gegevens zijn onder andere een uiteenzetting van de procedure op grond waarvan het onderzoek zal worden verricht en een indicatie van het tijdschema voor de hoorzittingen en andere passende gelegenheden voor de betrokken partijen om hun standpunt kenbaar te maken.

    Bovendien doet iedere partij het Associatiecomité tevoren een schriftelijke mededeling toekomen waarin alle relevante gegevens zijn opgenomen over het besluit tot toepassing van voorlopige vrijwaringsmaatregelen; deze mededeling moet ten minste één week voor de datum van toepassing van die maatregelen zijn ontvangen.

  • 3 Bij de kennisgeving van de eindresultaten van het onderzoek en vóór vrijwaringsmaatregelen worden toegepast krachtens artikel XIX van de GATT 1994 en de WTO-overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen, legt de partij die voornemens is deze vrijwaringsmaatregelen toe te passen de situatie voor aan het Associatiecomité, dat een volledig onderzoek instelt om een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te vinden.

  • 4 Teneinde een dergelijke oplossing te vinden voeren de partijen in het Associatiecomité onverwijld overleg. Indien de partijen niet binnen dertig dagen na de aanvang van dit overleg tot overeenstemming komen over een oplossing waarbij de toepassing van vrijwaringsmaatregelen kan worden vermeden, kan de partij die voornemens is vrijwaringsmaatregelen te nemen, de bepalingen van artikel XIX van de GATT 1994 en de WTO-overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen toepassen.

  • 5 Indien krachtens dit artikel vrijwaringsmaatregelen worden toegepast, kiezen de partijen bij voorrang maatregelen die de verwezenlijking van de doelstellingen van deze overeenkomst het minst verstoren. De genomen maatregelen mogen niet verder reiken dan wat noodzakelijk is om de ontstane problemen op te lossen en geen afbreuk doen aan het preferentieniveau of de preferentiemarge die krachtens deze overeenkomst worden toegekend.

  • 6 Wanneer een partij voornemens is vrijwaringsmaatregelen te nemen op grond van dit artikel, biedt zij de andere partij compensatie aan in de vorm van liberalisering van het handelsverkeer wat betreft de invoer uit de andere partij. Deze compensatie ondervangt zo veel mogelijk de ongunstige handelseffecten die de maatregelen voor de andere partij met ingang van de datum van toepassing hebben. Het aanbod wordt gedaan vóór de vrijwaringsmaatregelen worden vastgesteld, op hetzelfde tijdstip dat kennisgeving wordt gedaan en de situatie aan het Associatiecomité wordt voorgelegd overeenkomstig lid 3. Indien de partij ten aanzien van wier producten vrijwaringsmaatregelen worden genomen, het compensatieaanbod onvoldoende acht, kunnen de partijen bij het in lid 3 bedoelde overleg andere vormen van handelscompensatie overeenkomen.

  • 7 Indien de partijen niet binnen dertig dagen na de aanvang van dit overleg tot overeenstemming komen over de compensatie, kan de partij ten aanzien van wier producten vrijwaringsmaatregelen worden genomen, compenserende tariefmaatregelen nemen waarvan het handelseffect de op grond van dit artikel genomen vrijwaringsmaatregel zo veel mogelijk ondervangt.

Artikel 25

Indien als gevolg van de toepassing van artikel 17, lid 3,

  • i. goederen worden wederuitgevoerd naar een derde land ten aanzien waarvan de exporterende partij voor het betrokken product kwantitatieve uitvoerbeperkingen, uitvoerrechten of maatregelen van gelijke werking toepast, of

  • ii. een ernstig tekort aan producten die van wezenlijk belang zijn voor de exporterende partij ontstaat of dreigt te ontstaan,

en de bovenbedoelde situaties aanleiding geven of vermoedelijk zullen geven tot ernstige moeilijkheden voor de exporterende partij, kan deze partij passende maatregelen nemen volgens de voorwaarden en procedures van artikel 26. Deze maatregelen mogen geen discriminerend karakter hebben en dienen te worden ingetrokken zodra zij niet langer gerechtvaardigd zijn.

Artikel 26

  • 1 Indien de Gemeenschap of Algerije de invoer van producten die tot de in artikel 24 bedoelde problemen zouden kunnen leiden aan een administratieve procedure onderwerpt die ten doel heeft snel informatie te verschaffen over de ontwikkeling van de handelsstromen, dan stelt de betrokken partij de andere partij hiervan in kennis.

    In de in de artikelen 22 en 25 bedoelde gevallen verstrekt de Gemeenschap of Algerije, naar gelang van het geval, voordat de in de genoemde artikelen bedoelde maatregelen worden genomen of in de gevallen waarop lid 2, onder c), van toepassing is, zo spoedig mogelijk het Associatiecomité alle nuttige gegevens om een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te vinden.

    Bij voorrang moeten die maatregelen worden gekozen die de werking van de overeenkomst het minst verstoren.

  • 2 Voor de toepassing van lid 1, tweede alinea, geldt het hiernavolgende:

    • a. de exporterende partij wordt van de in artikel 22 bedoelde dumping in kennis gesteld zodra de autoriteiten van de importerende partij een onderzoek hebben geopend. Indien binnen dertig dagen na de kennisgeving van deze zaak geen einde is gemaakt aan de dumping in de zin van artikel VI van de GATT en geen andere bevredigende oplossing is gevonden, kan de importerende partij passende maatregelen nemen.

    • b. Problemen die voortvloeien uit de in artikel 25 bedoelde omstandigheden worden voorgelegd aan het Associatiecomité.

      Het Associatiecomité kan elke beslissing nemen die nodig is om aan de problemen een einde te maken. Indien het Associatiecomité niet binnen dertig dagen nadat de zaak aan het comité is voorgelegd een dergelijk besluit heeft genomen, kan de exporterende partij passende maatregelen nemen ten aanzien van de uitvoer van het betrokken product.

    • c. Wanneer uitzonderlijke omstandigheden die tot onmiddellijk optreden nopen voorafgaande kennisgeving of onderzoek onmogelijk maken, kan de Gemeenschap of Algerije, al naar gelang van het geval, in de omstandigheden bedoeld in de artikelen 22 en 25 onmiddellijk de vrijwaringsmaatregelen toepassen die strikt noodzakelijk zijn om het probleem op te lossen. De andere partij wordt hiervan onmiddellijk in kennis gesteld.

Artikel 27

Deze overeenkomst vormt geen beletsel voor verboden of beperkingen op de invoer, uitvoer of doorvoer die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van de bescherming van de openbare zedelijkheid, de openbare orde, de openbare veiligheid, de gezondheid en het leven van personen en dieren of het behoud van planten, de bescherming van het nationaal artistiek, historisch en archeologisch erfgoed, of de bescherming van intellectuele, industriële en commerciële eigendom, of voor voorschriften betreffende goud en zilver. Deze verboden of beperkingen mogen echter geen middel tot willekeurige discriminatie of een verkapte beperking van de handel tussen de partijen vormen.

Artikel 28

Het begrip „producten van oorsprong" voor de toepassing van deze titel en de regelingen voor administratieve samenwerking op dit gebied zijn gedefinieerd in protocol 6.

Artikel 29

Bij invoer in de Gemeenschap worden de goederen ingedeeld overeenkomstig de gecombineerde nomenclatuur. Bij invoer in Algerije worden de goederen ingedeeld overeenkomstig het Algerijnse douanetarief.

TITEL III. HANDEL IN DIENSTEN

Artikel 30. Wederzijdse verbintenissen

  • 2 De Europese Gemeenschap en haar lidstaten behandelen Algerijnse dienstverleners niet minder gunstig dan soortgelijke dienstverleners overeenkomstig de aan de GATS gehechte lijst van specifieke verbintenissen van de Gemeenschap en haar lidstaten.

  • 3 Deze behandeling is niet van toepassing op voordelen die een partij toekent op grond van een overeenkomst van het type als gedefinieerd in artikel V van de GATS, op maatregelen ter uitvoering van een dergelijke overeenkomst of op andere voordelen die worden toegekend overeenkomstig de lijst van vrijstellingen van meestbegunstiging die door de Europese Gemeenschap en haar lidstaten bij de GATS is gevoegd.

  • 4 Algerije kent aan dienstverleners uit de Europese Gemeenschap en haar lidstaten een niet minder gunstige behandeling toe dan de behandeling omschreven in de artikelen 31 tot en met 33.

Artikel 31. Grensoverschrijdende dienstverlening

Algerije kent aan dienstverleners uit de Gemeenschap die diensten verlenen op het grondgebied van Algerije, anders dan door middel van commerciële aanwezigheid of de aanwezigheid van natuurlijke personen als bedoeld in de artikelen 32 en 33, geen minder gunstige behandeling toe dan aan vennootschappen uit derde landen.

Artikel 32. Commerciële aanwezigheid

  • 1

    • a. Algerije kent ten aanzien van de vestiging van vennootschappen uit de Gemeenschap op zijn grondgebied geen minder gunstige behandeling toe dan de behandeling die het toekent aan vennootschappen uit derde landen.

    • b. Algerije kent ten aanzien van de werkzaamheden van dochterondernemingen en filialen van vennootschappen uit de Gemeenschap die overeenkomstig zijn wetgeving op zijn grondgebied zijn gevestigd, een niet minder gunstige behandeling toe dan de behandeling die wordt toegekend aan de eigen vennootschappen en filialen of aan Algerijnse dochterondernemingen of filialen van vennootschappen uit derde landen, indien deze behandeling gunstiger is.

  • 2 De behandeling bedoeld in lid 1, onder a) en b), wordt aan in Algerije gevestigde vennootschappen, dochterondernemingen en filialen toegekend met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst, alsmede aan vennootschappen, dochterondernemingen en filialen die zich na die datum in Algerije vestigen.

Artikel 33. Tijdelijke aanwezigheid van natuurlijke personen

  • 1 Een op het grondgebied van Algerije respectievelijk de Gemeenschap gevestigde vennootschap uit de Gemeenschap respectievelijk Algerije heeft het recht, met inachtneming van de wetgeving van het gastland van vestiging, werknemers die onderdaan zijn van een lidstaat van de Gemeenschap respectievelijk van Algerije tijdelijk in dienst te nemen of deze door een van haar dochterondernemingen of filialen tijdelijk in dienst te laten nemen, indien dergelijke werknemers een sleutelpositie in de zin van lid 2 bekleden en zij uitsluitend een dienstverband hebben met deze vennootschappen, dochterondernemingen of filialen. De geldigheidsduur van de verblijfsvergunning en werkvergunning van deze werknemers is beperkt tot de duur van hun dienstverband.

  • 2 Werknemers met een sleutelpositie die in dienst zijn van bovengenoemde vennootschappen, hierna „organisaties" genoemd, zijn „binnen de organisatie overgeplaatste personen" als omschreven onder c) van dit lid, mits de organisatie een rechtspersoon is en de betrokkenen gedurende ten minste de onmiddellijk aan de overplaatsing voorafgaande twaalf maanden rechtstreeks in dienst waren van deze organisatie of daarin partners (doch geen aandeelhouders met een meerderheidsbelang) waren. Het betreft de volgende categorieën personen:

    • a. personen met een hogere leidinggevende functie binnen een organisatie die in de eerste plaats verantwoordelijk zijn voor het management van de vestiging, onder het algemene toezicht en de leiding van de raad van bestuur of de aandeelhouders of daarmee gelijkgestelde personen, en met name de volgende functies bekleden:

      • leiding geven aan de vestiging of aan een afdeling of onderafdeling van de vestiging;

      • toezicht houden op en controleren van de werkzaamheden van andere werknemers met een toezichthoudende, leidinggevende of technische functie;

      • indienstneming en ontslag van werknemers, of het aanbevelen van indienstneming of ontslag van werknemers of andere maatregelen in het kader van het personeelsbeleid, zulks op grond van de aan hen verleende bevoegdheden;

    • b. binnen een organisatie werkzame personen die beschikken over buitengewone kennis die van wezenlijk belang is voor de dienstverlening, de onderzoeksuitrusting, de technische werkzaamheden of het management van de vestiging. Afgezien van de voor het functioneren van de betrokken vestiging vereiste specifieke kennis, kan deze kennis bestaan in de bekwaamheid bepaalde werkzaamheden uit te voeren of bepaalde activiteiten uit te oefenen waarvoor specifieke technische vaardigheden vereist zijn, evenals in voorkomend geval het lidmaatschap van een erkende beroepsgroep;

    • c. een „binnen de organisatie overgeplaatste persoon", dat wil zeggen een natuurlijke persoon die voor een organisatie op het grondgebied van een partij werkzaam is en die tijdelijk wordt overgeplaatst in het kader van economische activiteiten op het grondgebied van de andere partij; de betrokken organisatie dient haar hoofdvestiging op het grondgebied van een partij te hebben en de overplaatsing dient te geschieden naar een vestiging (dochteronderneming of filiaal) van deze organisatie die op het grondgebied van de andere partij daadwerkelijk soortgelijke economische activiteiten uitoefent.

  • 3 De toegang tot en het tijdelijke verblijf op het grondgebied van Algerije respectievelijk de Gemeenschap van onderdanen van de lidstaten respectievelijk onderdanen van Algerije worden toegestaan voor vertegenwoordigers van vennootschappen met een hogere leidinggevende functie als gedefinieerd in lid 2, onder a), die belast zijn met het opzetten van een vestiging in Algerije van een vennootschap uit de Gemeenschap respectievelijk een vestiging in de Gemeenschap van een Algerijnse vennootschap, mits:

    • deze vertegenwoordigers zich niet bezig houden met rechtstreekse verkoop of dienstverlening, en

    • de vennootschap geen andere vertegenwoordigers, kantoren, filialen of dochterondernemingen in een lidstaat van de Gemeenschap of in Algerije heeft.

Artikel 34. Vervoer

  • 1 Het bepaalde in de artikelen 30 tot en met 33 is niet van toepassing op vervoer door de lucht, over de binnenwateren en over land en op nationale cabotage in het zeevervoer, onder voorbehoud van het bepaalde in de leden 2 tot en met 6 van dit artikel.

  • 2 Ten aanzien van de activiteiten van scheepvaartondernemingen in verband met de verlening van internationale zeevervoersdiensten, met inbegrip van het intermodale vervoer dat ten dele over zee plaatsvindt, staat iedere partij de vestiging en de werkzaamheden op haar grondgebied toe van dochterondernemingen en filialen van scheepvaartondernemingen van de andere partij, onder voorwaarden die niet minder gunstig zijn dan die welke worden toegepast ten aanzien van de eigen scheepvaartondernemingen of dochterondernemingen en filialen van scheepvaartondernemingen uit derde landen, indien deze gunstiger zijn. Deze activiteiten omvatten onder meer:

    • a. marketing en verkoop van zeevervoersdiensten en aanverwante diensten door middel van rechtstreeks contact met cliënten, omvattende alle diensten van prijsopgave tot facturering, ongeacht of deze diensten worden verricht of aangeboden door de dienstverlener zelf of door dienstverleners waarmee de verkoper van de diensten een permanent handelsakkoord heeft gesloten;

    • b. aankoop en gebruik voor eigen rekening of voor rekening van een cliënt (alsmede wederverkoop aan de cliënt) van vervoersdiensten en aanverwante diensten, met inbegrip van inkomende vervoersdiensten, ongeacht met welke vervoerswijze, met name over de binnenwateren, over de weg en via de spoorwegen, die noodzakelijk zijn voor geïntegreerde dienstverlening;

    • c. het opstellen van vervoersdocumenten en van douanedocumenten of andere documenten betreffende de oorsprong en de aard van de vervoerde goederen;

    • d. het verstrekken van handelsinformatie, ongeacht op welke wijze, zoals door middel van geautomatiseerde informatiesystemen en elektronische gegevensuitwisseling (met inachtneming van niet-discriminerende beperkingen betreffende telecommunicatie);

    • e. het sluiten van handelsovereenkomsten met een lokale partner, met inbegrip van participatie in het kapitaal van de onderneming en het in dienst nemen van plaatselijk personeel of buitenlands personeel, met inachtneming van de desbetreffende bepalingen van deze overeenkomst;

    • f. het optreden namens ondernemingen, het organiseren van de afroep van aanvragen om scheepsruimte of, indien nodig, het overnemen van vracht.

  • 3 De partijen verbinden zich tot daadwerkelijke toepassing van het beginsel van vrije toegang tot de internationale maritieme markt en het internationaal maritiem vervoer op commerciële basis.

    De wetgeving van elk van de partijen is echter van toepassing op de voorrechten van de nationale vlag ten aanzien van nationale cabotage, reddingsdiensten, sleepdiensten en loodsdiensten.

    Bovenstaande bepalingen doen geen afbreuk aan rechten en verplichtingen voortvloeiende uit het Verdrag van de Verenigde Naties inzake een gedragscode voor lijnvaartconferences, die voor een partij bij deze overeenkomst van toepassing zijn. Niet bij conferences aangesloten maatschappijen kunnen vrij met de leden van een conference concurreren, zolang zij zich aan het beginsel van eerlijke concurrentie op commerciële basis houden.

    De partijen bevestigen dat zij vrije concurrentie beschouwen als een essentiële vereiste voor het handelsverkeer in droge en vloeibare bulkgoederen.

  • 4 De partijen verbinden zich ertoe bij de toepassing van de beginselen van lid 3:

    • a. in toekomstige bilaterale overeenkomsten met derde landen geen bepalingen op te nemen inzake vrachtverdeling met betrekking tot droge en vloeibare bulkgoederen en regelmatig vervoer. Dergelijke bepalingen inzake regelmatig vervoer zijn echter niet uitgesloten in die uitzonderlijke gevallen waarin lijnvaartmaatschappijen van de ene of de andere partij bij deze overeenkomst anders geen reële kans zouden krijgen om aan het vervoer van en naar het betrokken derde land deel te nemen;

    • b. bij de inwerkingtreding van de overeenkomst alle eenzijdige maatregelen en administratieve, technische en andere belemmeringen op te heffen die een verkapte beperking zouden kunnen inhouden of discriminerende effecten zouden kunnen hebben voor het vrij verrichten van diensten in het internationale zeevervoer.

  • 5 Elke partij verleent onder meer aan voor het vervoer van goederen, personen of beide bestemde schepen die de vlag van de andere partij voeren of door onderdanen of vennootschappen van de andere partij worden geëxploiteerd, geen minder gunstige behandeling dan die welke zij aan haar eigen schepen verleent, ten aanzien van de toegang tot havens, het gebruik van de infrastructuur en van de maritieme hulpdiensten van deze havens, de daarmee verband houdende vergoedingen en belastingen, het gebruik van de douane-infrastructuur, de toewijzing van ligplaatsen en het gebruik van installaties voor het laden en lossen.

  • 6 Met het oog op een gecoördineerde ontwikkeling van het vervoer tussen de partijen, in overeenstemming met hun handelsbehoeften, kunnen de voorwaarden betreffende de wederzijdse toegang tot elkaars markten en de verlening van diensten in het vervoer door de lucht, over de weg, per spoor en over de binnenwateren indien nodig worden vastgelegd in specifieke overeenkomsten, waarover tussen de partijen na de inwerkingtreding van onderhavige overeenkomst zal worden onderhandeld.

Artikel 35. Binnenlandse regelgeving

  • 1 Het bepaalde in titel III vormt geen beletsel voor de toepassing door een partij van maatregelen die noodzakelijk zijn te voorkomen dat haar regelgeving betreffende de toegang van derde landen tot haar markt wordt ontdoken door middel van de bepalingen van deze overeenkomst.

  • 2 Het bepaalde in deze titel is van toepassing onder voorbehoud van beperkingen die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van de openbare orde, de openbare veiligheid en de volksgezondheid. Het is niet van toepassing op activiteiten op het grondgebied van de partijen die, ook indien tijdelijk, verband houden de uitoefening van het openbaar gezag.

  • 3 Het bepaalde in deze titel vormt geen beletsel voor de toepassing door een partij van bijzondere regels inzake de vestiging en werkzaamheden op haar grondgebied van filialen van vennootschappen van de andere partij die op haar grondgebied geen rechtspersoonlijkheid bezitten, wanneer die gerechtvaardigd zijn op grond van juridische of technische verschillen tussen bedoelde filialen en filialen van vennootschappen die op haar grondgebied rechtspersoonlijkheid bezitten, of, waar het financiële diensten betreft, om prudentiële redenen. Het verschil in behandeling mag niet verder reiken dan wat strikt noodzakelijk is op grond van deze juridische of technische verschillen of, waar het financiële diensten betreft, om deze prudentiële redenen.

  • 4 Ten aanzien van financiële diensten vormt geen van de bepalingen van deze overeenkomst voor een partij een beletsel om prudentiële maatregelen te treffen, zoals om investeerders, depositohouders, verzekeringsnemers of personen jegens wie door een verlener van financiële diensten een fiduciaire verplichting is aangegaan te beschermen of om de integriteit en stabiliteit van het financiële systeem te waarborgen. Wanneer dergelijke maatregelen niet in overeenstemming zijn met de bepalingen van deze overeenkomst, mogen zij door een partij niet worden aangewend om zich aan de uit de overeenkomst voortvloeiende verplichtingen te onttrekken.

  • 5 Geen van de bepalingen van deze overeenkomst mag op zodanige wijze worden geïnterpreteerd dat een partij wordt verplicht tot het verstrekken van informatie over de zaken en de boekhouding van cliënten, dan wel vertrouwelijke informatie die in het bezit is van overheidsinstanties.

  • 6 Wat het verkeer van natuurlijke personen die een dienst verlenen betreft, belet geen van de bepalingen van deze overeenkomst de partijen hun wet- en regelgeving betreffende toelating en verblijf, werkgelegenheid, arbeidsvoorwaarden, vestiging van natuurlijke personen en het verrichten van diensten toe te passen, mits zij dat niet op zodanige wijze doen dat de voor een partij uit een specifieke bepaling van de overeenkomst voortvloeiende voordelen tenietgedaan of beperkt worden. Deze bepalingen doen geen afbreuk aan de toepassing van lid 2.

Artikel 36. Definities

In deze overeenkomst wordt verstaan onder:

  • a. „dienstverlener": een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die een dienst verleent vanaf het grondgebied van een partij naar het grondgebied van de andere partij, op het grondgebied van een partij ten behoeve van de gebruiker van een dienst van de andere partij, door middel van commerciële aanwezigheid op het grondgebied van de andere partij en de aanwezigheid van natuurlijke personen op het grondgebied van de andere partij;

  • b. „vennootschap uit de Gemeenschap" respectievelijk „Algerijnse vennootschap": een volgens het recht van een lidstaat respectievelijk Algerije opgerichte vennootschap die haar statutaire zetel, centrale administratie of belangrijkste vestiging op het grondgebied van de Gemeenschap respectievelijk Algerije heeft.

    Indien een volgens het recht van de Gemeenschap respectievelijk Algerije opgerichte vennootschap uitsluitend haar statutaire zetel op het grondgebied van de Gemeenschap respectievelijk Algerije heeft, wordt deze vennootschap als vennootschap uit de Gemeenschap respectievelijk Algerijnse vennootschap beschouwd, indien uit haar transacties een werkelijke en permanente band met de economie van een van de lidstaten respectievelijk van Algerije blijkt;

  • c. „dochteronderneming" van een vennootschap: een vennootschap die daadwerkelijk door de eerste vennootschap wordt bestuurd;

  • d. „filiaal" van een vennootschap: een handelszaak zonder rechtspersoonlijkheid die kennelijk een permanent karakter bezit, zoals een agentschap van een moedermaatschappij, een eigen management heeft en over de nodige materiële voorzieningen beschikt om zaken te doen met derden, zodanig dat laatstgenoemden, hoewel zij ervan op de hoogte zijn dat er indien nodig een rechtsverhouding is met de moedermaatschappij waarvan het hoofdkantoor zich in het buitenland bevindt, geen rechtstreeks contact behoeven te hebben met deze moedermaatschappij, maar hun transacties kunnen afhandelen met de handelszaak die het agentschap vormt;

  • e. „vestiging": het recht voor de onder b) gedefinieerde vennootschappen uit de Gemeenschap respectievelijk Algerijnse vennootschappen op toegang tot en uitoefening van economische activiteiten door oprichting van dochterondernemingen en filialen in Algerije respectievelijk de Gemeenschap;

  • f. „werkzaamheden": het verrichten van economische activiteiten;

  • g. „economische activiteiten": activiteiten met een industrieel of commercieel karakter of activiteiten van personen die een vrij beroep uitoefenen;

  • h. „onderdaan van de Gemeenschap" respectievelijk „Algerijnse onderdaan": een natuurlijke persoon die een onderdaan is van een lidstaat respectievelijk van Algerije. Wat het internationale vervoer over zee betreft, met inbegrip van het intermodale vervoer dat ten dele over zee plaatsvindt, zijn de bepalingen van deze titel eveneens van toepassing op buiten de Gemeenschap respectievelijk Algerije gevestigde onderdanen van de Gemeenschap respectievelijk Algerijnse onderdanen, en op buiten de Gemeenschap respectievelijk Algerije gevestigde scheepvaartondernemingen die worden bestuurd door onderdanen van een lidstaat respectievelijk Algerijnse onderdanen, indien hun vaartuigen in die lidstaat respectievelijk in Algerije in overeenstemming met de desbetreffende wetgeving zijn ingeschreven.

Artikel 37. Algemene bepalingen

  • 1 De partijen onthouden zich van maatregelen of handelwijzen die de voorwaarden voor de vestiging of de werkzaamheden van elkaars vennootschappen beperkter maken dan op de dag voorafgaande aan de ondertekening van deze overeenkomst het geval was.

  • 2 De partijen gaan na of de bovengenoemde bepalingen verder kunnen worden uitgewerkt met het oog op de totstandkoming van een overeenkomst inzake economische integratie, als gedefinieerd in artikel V van de GATS. Bij het opstellen van zijn aanbevelingen houdt de Associatieraad rekening met de ervaring die is opgedaan met de uitvoering van de meestbegunstigingsbehandeling en de wederzijdse verplichtingen van de partijen in het kader van de GATS, met name artikel V.

    Bij zijn onderzoek houdt de Associatieraad tevens rekening met de vorderingen die zijn gemaakt bij de onderlinge aanpassing van de wetgeving van de partijen die van toepassing is op de betrokken activiteiten.

    De Associatieraad verricht uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst een eerste onderzoek naar de verwezenlijking van deze doelstelling.

HOOFDSTUK 1. BETALINGS- EN KAPITAALVERKEER

Artikel 38

Onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 40 verbinden de partijen zich ertoe alle betaalverrichtingen in vrij convertibele valuta toe te staan die verband houden met lopende transacties.

Artikel 39

  • 1 Vanaf de inwerkingtreding van de overeenkomst zien de Gemeenschap en Algerije toe op het vrije verkeer van kapitaal met betrekking tot rechtstreekse investeringen in Algerije in ondernemingen die volgens het geldende recht zijn opgericht, alsmede de vereffening en repatriëring van het resultaat van deze investeringen en daaruit voortvloeiende winst.

  • 2 De partijen voeren overleg en werken samen om de noodzakelijke voorwaarden te scheppen om het verkeer van kapitaal tussen de Gemeenschap en Algerije te vergemakkelijken en uiteindelijk geheel vrij te maken.

Artikel 40

Indien een of meer lidstaten van de Gemeenschap of Algerije in ernstige betalingsbalansproblemen verkeren of dreigen te geraken, kan de Gemeenschap respectievelijk Algerije, overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld in het kader van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel en de artikelen VIII en XIV van de statuten van het Internationaal Monetair Fonds, voor beperkte tijd beperkingen instellen ten aanzien van lopende transacties, die niet verder mogen reiken dan wat noodzakelijk is om de betalingsbalanssituatie te verbeteren. De Gemeenschap of Algerije, al naar gelang van het geval, licht de andere partij hierover onmiddellijk in en doet deze partij zo spoedig mogelijk een tijdschema toekomen voor de opheffing van de maatregelen.

HOOFDSTUK 2. BEPALINGEN INZAKE DE MEDEDINGING EN ANDERE ECONOMISCHE VRAAGSTUKKEN

Artikel 41

  • 1 Onverenigbaar met de goede werking van de overeenkomst zijn, voorzover de handel tussen de Gemeenschap en Algerije daardoor ongunstig kan worden beïnvloed:

    • a. alle overeenkomsten tussen ondernemingen, alle besluiten van ondernemersverenigingen en alle onderling afgestemde feitelijke gedragingen van ondernemingen welke ertoe strekken of die ten gevolge hebben dat de mededinging wordt verhinderd, beperkt of vervalst;

    • b. het misbruik van een machtspositie door een of meer ondernemingen:

      • - op het gehele grondgebied van de Gemeenschap of op een wezenlijk deel daarvan;

      • - op het gehele grondgebied van Algerije of op een wezenlijk deel daarvan.

  • 2 De partijen werken administratief samen bij de tenuitvoerlegging van hun respectieve mededingingswetgeving en wisselen informatie uit met inachtneming van de beperkingen welke voortvloeien uit het beroeps- of zakengeheim, overeenkomstig de procedures van bijlage 5 bij deze overeenkomst.

  • 3 Indien de Gemeenschap of Algerije van mening is dat een bepaalde praktijk onverenigbaar is met lid 1 en die praktijk de belangen van de andere partij ernstig schaadt of dreigt te schaden, kunnen passende maatregelen worden genomen na overleg in het Associatiecomité of na een termijn van dertig werkdagen volgende op het verzoek om een dergelijk overleg.

Artikel 42

De lidstaten en Algerije passen, zonder afbreuk te doen aan de in het kader van de GATT aangegane verplichtingen, alle staatsmonopolies van commerciële aard geleidelijk aan, zodanig dat uiterlijk vanaf het einde van het vijfde jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst tussen onderdanen van de lidstaten en Algerijnse onderdanen geen discriminatie meer bestaat wat de voorwaarden voor aankoop en verkoop van goederen betreft. Het Associatiecomité wordt in kennis gesteld van de maatregelen die daartoe worden genomen.

Artikel 43

Met betrekking tot overheidsondernemingen en ondernemingen waaraan speciale of exclusieve rechten zijn toegekend, ziet de Associatieraad erop toe dat vanaf het vijfde jaar na de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst geen maatregelen die het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Algerije verstoren op een wijze die strijdig is met de belangen van de partijen, worden vastgesteld of gehandhaafd. Deze bepaling vormt geen beletsel voor de uitvoering de jure of de facto van bijzondere taken die aan deze ondernemingen zijn opgedragen.

Artikel 44

  • 1 De partijen waarborgen een adequate en effectieve bescherming van intellectuele-, industriële- en commerciële-eigendomsrechten, overeenkomstig de hoogste internationale normen, met inbegrip van effectieve middelen om deze rechten te doen gelden.

  • 2 De tenuitvoerlegging van dit artikel en van bijlage 6 wordt regelmatig door de partijen onderzocht. In geval van problemen op het gebied van intellectuele-, industriële- en commerciële-eigendomsrechten die het handelsverkeer beïnvloeden, wordt op verzoek van een partij dringend overleg gevoerd, teneinde tot wederzijds bevredigende oplossingen te komen.

Artikel 45

De partijen verbinden zich ertoe de noodzakelijke maatregelen te nemen ter bescherming van persoonsgebonden gegevens, teneinde belemmeringen voor het vrije verkeer van dergelijke gegevens tussen de partijen op te heffen.

Artikel 46

  • 1 De partijen stellen zich een wederzijdse en geleidelijke liberalisering van de overheidsopdrachten ten doel.

  • 2 De Associatieraad neemt de nodige maatregelen voor de uitvoering van lid 1.

TITEL V. ECONOMISCHE SAMENWERKING

Artikel 47. Doelstellingen

  • 1 De partijen verbinden zich ertoe hun economische samenwerking te versterken, in hun wederzijds belang en in de geest van partnerschap waarop deze overeenkomst is gebaseerd.

  • 2 De economische samenwerking heeft als doel Algerije te steunen in zijn activiteiten ter bevordering van duurzame economische en sociale ontwikkeling.

  • 3 Deze economische samenwerking geschiedt in het kader van de doelstellingen die zijn vastgesteld in de verklaring van Barcelona.

Artikel 48. Toepassingsgebied

  • 1 De samenwerking is in de eerste plaats gericht op terreinen waar zich interne beperkingen en problemen voordoen of die de gevolgen ondergaan van de liberalisering van de gehele Algerijnse economie, met name de liberalisering van het handelsverkeer tussen Algerije en de Gemeenschap.

  • 2 Voorts wordt bij de samenwerking voorrang gegeven aan sectoren die de economieën van Algerije en de Gemeenschap dichter bij elkaar brengen, met name sectoren die groei en werkgelegenheid scheppen, en aan ontwikkeling van de handelsstromen tussen Algerije en de Gemeenschap, met name door diversificatie van de Algerijnse uitvoer te bevorderen.

  • 3 De samenwerking bevordert de economische integratie van de landen van de Maghreb door uitvoering van maatregelen die bijdragen tot de ontwikkeling van de betrekkingen tussen deze landen.

  • 4 Bij de tenuitvoerlegging van de verschillende terreinen van economische samenwerking is de bescherming van milieu en ecologisch evenwicht een essentieel element van de samenwerking.

  • 5 De partijen kunnen in onderling overleg andere terreinen voor economische samenwerking vaststellen.

Artikel 49. Middelen en procedures

De economische samenwerking wordt met name verwezenlijkt door middel van:

  • a. een regelmatige economische dialoog tussen de partijen die alle terreinen van het macro-economisch beleid bestrijkt;

  • b. uitwisseling van informatie en bevordering van communicatie;

  • c. activiteiten op het gebied van adviesverlening, expertise en opleiding;

  • d. gezamenlijke activiteiten;

  • e. technische en administratieve bijstand en bijstand op het gebied van de regelgeving;

  • f. ondersteuning van partnerschap en directe investeringen van met name particuliere ondernemingen, alsmede van privatiseringsprogramma's.

Artikel 50. Regionale samenwerking

Met het oog op een optimale impact van deze overeenkomst, in het licht van de totstandkoming van het Europees-mediterrane partnerschap en op het niveau van de Maghreb, bevorderen de partijen alle activiteiten met een regionaal effect of waarbij andere derde landen betrokken zijn, met name op de volgende terreinen:

  • a. economische integratie;

  • b. ontwikkeling van de economische infrastructuur;

  • c. milieu;

  • d. wetenschappelijk en technologisch onderzoek;

  • e. onderwijs en opleiding;

  • f. cultuur;

  • g. douanezaken;

  • h. regionale instellingen en de uitvoering van gemeenschappelijke of geharmoniseerde programma's en beleid.

Artikel 51. Samenwerking op wetenschappelijk, technisch en technologisch gebied

De samenwerking is gericht op:

  • a. het bevorderen van duurzame banden tussen de wetenschappelijke gemeenschap van de twee partijen, met name door middel van:

    • openstelling van onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma's van de Gemeenschap voor Algerije, overeenkomstig de bepalingen van de Gemeenschap inzake de deelname van derde landen;

    • deelname van Algerije aan netwerken voor gedecentraliseerde samenwerking;

    • bevordering van synergie tussen opleiding en onderzoek;

  • b. het versterken van de onderzoekscapaciteit in Algerije;

  • c. het stimuleren van technologische innovatie, uitwisselen van nieuwe technologieën en verspreiden van kennis, het uitvoeren van projecten voor onderzoek en technische ontwikkeling en het benutten van de resultaten van wetenschappelijk en technisch onderzoek;

  • d. het stimuleren van activiteiten die een regionale synergie teweegbrengen.

Artikel 52. Milieu

  • 1 De partijen bevorderen samenwerking gericht op bestrijding van de afbraak van het milieu, beheersing van de vervuiling en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen om duurzame ontwikkeling tot stand te brengen en de kwaliteit van het milieu en de bescherming van de volksgezondheid te waarborgen.

  • 2 De samenwerking is met name gericht op:

    • vraagstukken in verband met woestijnvorming;

    • rationeel beheer van de watervoorraden;

    • verzilting;

    • de gevolgen van de landbouw voor de kwaliteit van bodem en water;

    • passend gebruik van energie en vervoer;

    • het milieueffect van de industriële ontwikkeling in het algemeen en de veiligheid van industriële installaties in het bijzonder;

    • het beheer van afval, met name giftige afvalstoffen;

    • geïntegreerd beheer van gevoelige gebieden;

    • beheersing op en preventie van stedelijke en industriële vervuiling en verontreiniging van de zee;

    • het gebruik van geavanceerde instrumenten voor milieubeheer en -toezicht, in het bijzonder statistische en andere milieu-informatiesystemen;

    • technische bijstand, met name met het oog op het behoud van de biologische diversiteit.

Artikel 53. Industriële samenwerking

De samenwerking is gericht op:

  • a. het bevorderen of ondersteunen van maatregelen om directe investeringen en partnerschap tussen ondernemingen in Algerije te stimuleren;

  • b. het bevorderen van rechtstreekse samenwerking tussen het bedrijfsleven van de partijen, ook in het kader van de toegang van Algerije tot communautaire netwerken voor samenwerking tussen bedrijven of tot gedecentraliseerde samenwerkingsnetwerken;

  • c. het steunen van de inspanningen van de Algerijnse openbare en particuliere sector ter modernisering en herstructurering van de industrie, met inbegrip van de agro-industrie;

  • d. het bevorderen van de ontwikkeling van het midden- en kleinbedrijf;

  • e. het bevorderen van de totstandkoming van een gunstig klimaat voor het particulier initiatief, teneinde de voor lokale en exportmarkten bestemde productie te stimuleren en te diversifiëren;

  • f. het optimaal benutten van het menselijk potentieel en het potentieel van de industrie van Algerije door betere toepassing van het beleid voor innovatie, onderzoek en technologische ontwikkeling;

  • g. het begeleiden van de herstructurering van de industriesector en het moderniseringsprogramma, teneinde met het oog op de instelling van de vrijhandelszone het concurrentievermogen van de producten te verbeteren;

  • h. het bijdragen tot de ontwikkeling van de uitvoer van Algerijnse industrieproducten.

Artikel 54. Bevordering en bescherming van investeringen

De samenwerking is gericht op het scheppen van gunstige omstandigheden voor investeringsstromen en wordt met name verwezenlijkt door middel van:

  • a. het instellen van geharmoniseerde en vereenvoudigde procedures, regelingen voor gezamenlijke investeringen (met name in het midden- en kleinbedrijf) en de identificatie van de informatie over investeringsmogelijkheden;

  • b. het instellen van een juridisch kader ter bevordering van investeringen, indien nodig door sluiting tussen Algerije en de lidstaten van overeenkomsten ter bescherming van investeringen en overeenkomsten ter vermijding van dubbele belastingheffing;

  • c. technische bijstand voor activiteiten op het gebied van promotie en garantie van nationale binnenlandse en buitenlandse investeringen.

Artikel 55. Normalisatie en conformiteitsbeoordeling

De samenwerking heeft ten doel de verschillen op het gebied van normen en certificatie te verkleinen. De samenwerking wordt met name verwezenlijkt door middel van:

  • bevordering van de toepassing van Europese normen en procedures en technieken voor conformiteitsbeoordeling;

  • modernisering van de Algerijnse instanties voor conformiteitsbeoordeling en metrologie, alsmede verlening van bijstand om de noodzakelijke voorwaarden te scheppen om te zijner tijd overeenkomsten inzake wederzijdse erkenning te kunnen sluiten;

  • samenwerking op het gebied van kwaliteitszorg;

  • verlening van bijstand aan de Algerijnse structuren op het gebied van normalisatie en kwaliteit en intellectuele, industriële en commerciële eigendom.

Artikel 56. Aanpassing van wetgeving

De samenwerking is gericht op aanpassing van de wetgeving van Algerije aan de wetgeving van de Gemeenschap op de door deze overeenkomst bestreken terreinen.

Artikel 57. Financiële diensten

De samenwerking heeft ten doel de financiële dienstverlening te verbeteren en te ontwikkelen.

Zij krijgt met name gestalte door:

  • uitwisseling van informatie over financiële regelgeving en praktijk en door opleidingsactiviteiten, met name ten aanzien van de oprichting van kleine en middelgrote ondernemingen;

  • ondersteuning van de hervorming van het bankwezen en het financiële stelsel in Algerije en de ontwikkeling van de effectenmarkt.

Artikel 58. Landbouw en visserij

De samenwerking is gericht op modernisering en herstructurering, waar dat nodig is, van de landbouw, de bosbouw en de visserij. De samenwerking is met name gericht op:

  • ondersteuning van het beleid voor ontwikkeling en diversificatie van de productie;

  • voedselzekerheid;

  • geïntegreerde rurale ontwikkeling, met name verbetering van basisdiensten en ontwikkeling van ondersteunende economische activiteiten;

  • bevordering van milieuvriendelijke landbouw en visserij;

  • beoordeling en rationeel beheer van de natuurlijke hulpbronnen;

  • totstandbrenging van nauwere banden, op basis van vrijwilligheid, tussen ondernemingen, consortia, beroepsorganisaties en bedrijfsschappen die de landbouw, de visserij en de agro-industrie vertegenwoordigen;

  • technische bijstand en opleiding;

  • harmonisatie van fytosanitaire en veterinaire normen en controle;

  • samenwerking tussen plattelandsregio's en uitwisseling van ervaring en kennis op het gebied van rurale ontwikkeling;

  • ondersteuning van de privatisering;

  • beoordeling en rationeel beheer van de visbestanden;

  • ondersteuning van onderzoeksprogramma's.

Artikel 59. Vervoer

Deze samenwerking heeft als doel:

  • ondersteuning van de herstructurering en modernisering van het vervoer;

  • verbetering van het verkeer van personen en goederen;

  • definitie en toepassing van exploitatienormen die vergelijkbaar zijn met die welke in de Gemeenschap gangbaar zijn.

Bij de samenwerking genieten prioriteit:

  • het wegvervoer, mede inhoudende geleidelijke verbetering van het transitoverkeer;

  • het beheer van spoorwegen, havens en luchthavens, alsmede de samenwerking tussen de verantwoordelijke nationale instanties;

  • de modernisering van weg-, spoorweg-, haven- en luchthaveninfrastructuur die gekoppeld is aan de belangrijkste trans-Europese verbindingen van gemeenschappelijk belang en verkeersroutes van regionaal belang, alsmede van navigatiehulpmiddelen;

  • de vernieuwing van de technische installaties overeenkomstig de normen van de Gemeenschap voor wegvervoer en spoorwegvervoer, intermodaal vervoer, containerisatie en overslag;

  • technische bijstand en opleiding.

Artikel 60. Telecommunicatie en informatiemaatschappij

Specifiek richt de samenwerking in dit verband zich op de volgende terreinen:

  • een dialoog over vraagstukken die verband houden met de verschillende aspecten van de informatiemaatschappij, zoals het telecommunicatiebeleid;

  • uitwisseling van informatie en mogelijke technische bijstand op het gebied van regelgeving, normalisatie, conformiteitsbeoordeling en certificering in verband met informatietechnologieën en telecommunicatie;

  • verspreiding van geavanceerde informatie- en telecommunicatietechnologieën, onder meer satelliettechnologie en informatiediensten en -technologieën;

  • bevordering en uitvoering van gezamenlijke projecten voor onderzoek en technologische of industriële ontwikkeling op het gebied van informatietechnologieën, communicatie, telematica en de informatiemaatschappij;

  • de mogelijkheid van deelname van Algerijnse organisaties aan proefprojecten en Europese programma's op de betrokken gebieden, overeenkomstig hun specifieke procedures;

  • onderlinge koppeling en interoperabiliteit van netwerken en telematicadiensten in de Gemeenschap en in Algerije;

  • technische bijstand voor planning en beheer van het radiofrequentiespectrum met het oog op gecoördineerd en efficiënt gebruik van radiocommunicatie in de Europees-mediterrane regio.

Artikel 61. Energie en mijnbouw

De samenwerking op het gebied van energie en mijnbouw is gericht op:

  • a. institutionele modernisering en modernisering van wet- en regelgeving met het oog op het reglementeren van activiteiten en stimuleren van investeringen;

  • b. technische en technologische modernisering om energiebedrijven en mijnen voor te bereiden op de eisen van de markteconomie en hun concurrentievermogen te versterken;

  • c. ontwikkeling van partnerschap tussen Algerijnse en Europese ondernemingen met betrekking tot exploratie, productie, verwerking, distributie en diensten op het gebied van energie en mijnbouw.

Prioriteitsgebieden voor de samenwerking zijn daarom:

  • aanpassing van het institutionele kader en de wet- en regelgeving voor activiteiten in de sectoren energie en mijnbouw aan de regels van de markteconomie door middel van technische, administratieve en juridische bijstand;

  • ondersteuning van de herstructurering van overheidsbedrijven in de sectoren energie en mijnbouw;

  • ontwikkeling van partnerschap op het gebied van:

    de exploratie, productie en verwerking van olie en gas;

  • de productie van elektriciteit;

  • de distributie van olieproducten;

  • de productie van apparatuur en verlening van diensten ten behoeve van de productie van energieproducten

  • benutting en verwerking van mijnbouwproducten;

  • ontwikkeling van de distributie van gas, olie en elektriciteit;

  • ondersteuning van de inspanningen voor modernisering en ontwikkeling van energienetwerken en de koppeling ervan met de netwerken van de Europese Gemeenschap;

  • opzetten van gegevensbanken op het gebied van energie en mijnbouw;

  • ondersteuning en stimulering van particuliere investeringen in de sectoren energie en mijnbouw;

  • milieu, ontwikkeling van duurzame energiebronnen en efficiënt energiegebruik;

  • bevordering van de overdracht van technologie op het gebied van energie en mijnbouw.

Artikel 62. Toerisme en ambachtelijke productie

De samenwerking op dit gebied richt zich voornamelijk op:

  • intensivering van de uitwisseling van informatie over toeristisch verkeer en toerismebeleid, kuurtoerisme en ambachtelijke productie;

  • intensivering van opleidingsactiviteiten op het gebied van hoteladministratie en -management alsmede opleidingen voor andere toeristische beroepen en ambachten;

  • stimulering van de uitwisseling van ervaringen met het oog op de evenwichtige en duurzame ontwikkeling van het toerisme;

  • bevordering van het toerisme onder jongeren;

  • hulp aan Algerije om zijn potentieel op het gebied van toerisme, thermale baden en ambachten te ontwikkelen en het imago van zijn toeristische producten te verbeteren;

  • ondersteuning van de privatisering.

Artikel 63. Samenwerking op douanegebied

  • 1 De samenwerking is gericht op de naleving van de regeling voor vrijhandel. Zij beoogt met name:

    • a. vereenvoudiging van douanecontroles en -procedures;

    • b. toepassing van één administratief document dat vergelijkbaar is met het enig document van de Gemeenschap en mogelijke koppeling van de regelingen voor douanevervoer van de Gemeenschap en Algerije.

    Indien nodig kan technische bijstand worden verleend.

  • 2 Onverminderd de andere vormen van samenwerking waarin deze overeenkomst voorziet, in het bijzonder met betrekking tot de bestrijding van drugs en het witwassen van geld, verlenen de administratieve autoriteiten van de overeenkomstsluitende partijen elkaar wederzijdse bijstand overeenkomstig de bepalingen van protocol 7.

Artikel 64. Statistische samenwerking

De samenwerking op dit gebied dient zich met name te richten op de vergelijkbaarheid en het nuttig gebruik van statistieken over onder meer buitenlandse handel, overheidsfinanciën en betalingsbalans, bevolking, migratie, vervoer en communicatie, en in het algemeen alle terreinen waarop deze overeenkomst betrekking heeft. Daartoe dienen met name de door de partijen gebruikte methoden te worden geharmoniseerd. Indien nodig kan technische bijstand worden verleend.

Artikel 65. Samenwerking op het gebied van consumentenbescherming

  • 1 De samenwerking op dit gebied dient gericht te zijn op de verenigbaarheid van hun stelsels voor de bescherming van de consument.

  • 2 De samenwerking wordt in het bijzonder gericht op de volgende terreinen:

    • a. uitwisseling van informatie betreffende wetgeving en expertise, met name tussen behartigers van de belangen van consumenten;

    • b. organisatie van studiebijeenkomsten en opleidingsactiviteiten;

    • c. opzetten van permanente systemen voor wederzijdse informatie over gevaarlijke producten, dat wil zeggen producten die schadelijk voor de gezondheid of onveilig zijn;

    • d. betere voorlichting aan de consument over prijzen en kenmerken van aangeboden producten en diensten;

    • e. institutionele hervorming;

    • f. technische bijstand;

    • g. ontwikkeling van de Algerijnse laboratoria voor vergelijkende analyses en keuringen en bijstand ten behoeve van het opzetten van een gedecentraliseerd informatiesysteem voor de consument;

    • h. bijstand ten behoeve van het organiseren en opzetten van een waarschuwingsnetwerk, dat aan het Europese netwerk moet worden gekoppeld.

Artikel 66

Rekening houdend met de bijzondere kenmerken van de Algerijnse economie stellen de partijen de procedures en uitvoeringsmethoden vast voor de economische samenwerking die in het kader van deze titel wordt overeengekomen, teneinde het moderniseringsproces van de Algerijnse economie te ondersteunen en de instelling van de vrijhandelszone te begeleiden.

Voor de vaststelling en beoordeling van de behoeften en de vaststelling van de procedures voor de tenuitvoerlegging van de economische samenwerkingsactiviteiten wordt een kader ingesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 98 van deze overeenkomst.

In het hierboven bedoelde kader komen de partijen overeen welke maatregelen met voorrang dienen te worden genomen.

TITEL VI. SAMENWERKING OP SOCIAAL EN CULTUREEL GEBIED

Artikel 67

  • 1 Elke lidstaat past op werknemers van Algerijnse nationaliteit die werkzaam zijn op zijn grondgebied een regeling toe die wordt gekenmerkt door het ontbreken van elke vorm van discriminatie op grond van nationaliteit tussen deze werknemers en de eigen onderdanen met betrekking tot arbeidsvoorwaarden, loon en ontslag.

  • 2 De bepalingen van lid 1 zijn wat betreft arbeidsvoorwaarden en loon van toepassing op alle Algerijnse werknemers die gemachtigd zijn tijdelijk een beroepsactiviteit in loondienst uit te oefenen op het grondgebied van een lidstaat.

  • 3 Algerije past dezelfde regeling toe op de op zijn grondgebied werkzame werknemers die onderdaan zijn van de lidstaten.

Artikel 68

  • 1 Behoudens het bepaalde in de volgende leden geldt voor werknemers van Algerijnse nationaliteit en de met hen samenwonende gezinsleden op het gebied van de sociale zekerheid een regeling die wordt gekenmerkt door het ontbreken van elke vorm van discriminatie op grond van nationaliteit tussen deze werknemers en de eigen onderdanen van de lidstaten waar zij werkzaam zijn.

    Het begrip sociale zekerheid dekt alle takken van sociale zekerheid die betrekking hebben op uitkeringen bij ziekte en zwangerschap, pensioenen bij invaliditeit, ouderdomspensioenen, pensioenen voor nabestaanden, uitkeringen bij arbeidsongevallen en beroepsziekten, uitkeringen bij overlijden, werkloosheidsuitkeringen en kinderbijslag.

    Deze bepaling kan echter niet tot gevolg hebben dat de andere coördinatieregelingen waarin de op artikel 42 van het EG-verdrag gebaseerde communautaire regelgeving voorziet, worden toegepast in andere dan de in artikel 70 van deze overeenkomst vervatte voorwaarden.

  • 2 Voor deze werknemers worden de tijdvakken van verzekering, van arbeid of van woonplaats die zij in de verschillende lidstaten vervuld hebben samengeteld met betrekking tot ouderdoms-, invaliditeits- en overlevingspensioenen en -renten, kinderbijslag, uitkeringen bij ziekte en zwangerschap, alsmede gezondheidszorg voor de werknemer en zijn binnen de Gemeenschap woonachtige gezin.

  • 3 Deze werknemers komen in aanmerking voor gezinsbijslagen voor de leden van hun gezin die binnen de Gemeenschap woonachtig zijn.

  • 4 Deze werknemers mogen ouderdoms- en overlevingspensioenen en -renten, pensioenen en renten wegens arbeidsongevallen of beroepsziekten en invaliditeitspensioenen en -renten ingevolge arbeidsongevallen of beroepsziekten vrij overmaken naar Algerije, tegen de koers die geldt krachtens de wetgeving van de lidstaat of de lidstaten die de desbetreffende bedragen moeten betalen, met uitzondering van bijzondere uitkeringen waarvoor geen bijdrage is betaald.

  • 5 Algerije past een soortgelijke regeling als vermeld in de leden 1, 3 en 4 toe op de op zijn grondgebied werkzame werknemers die onderdaan zijn van een lidstaat en hun gezinsleden.

Artikel 69

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op onderdanen van een partij die legaal op het grondgebied van het gastland verblijven of werken.

Artikel 70

  • 1 Voor het einde van het eerste jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst stelt de Associatieraad de nodige bepalingen vast teneinde de toepassing van de in artikel 68 vervatte beginselen te verzekeren.

  • 2 De Associatieraad stelt de regels vast voor een administratieve samenwerking die de nodige waarborgen inzake beheer en controle biedt voor de toepassing van het bepaalde in lid 1.

Artikel 71

De door de Associatieraad overeenkomstig artikel 70 vastgestelde bepalingen doen geen afbreuk aan rechten en verplichtingen welke voortvloeien uit de bilaterale overeenkomsten tussen Algerije en de lidstaten, indien deze voor Algerijnse onderdanen of onderdanen van de lidstaten een gunstiger regeling inhouden.

HOOFDSTUK 2. DIALOOG OP SOCIAAL GEBIED

Artikel 72

  • 1 Tussen de partijen wordt een regelmatige dialoog ingesteld over elk onderwerp op sociaal gebied dat voor hen van belang is.

  • 2 In het kader van deze dialoog wordt onderzocht hoe vooruitgang kan worden bewerkstelligd wat betreft het verkeer van werknemers, gelijke behandeling en sociale integratie van onderdanen van Algerije en van de lidstaten van de Gemeenschap die legaal op het grondgebied van de andere partij verblijven.

  • 3 De dialoog heeft met name betrekking op alle problemen betreffende:

    • a. leef- en werkomstandigheden van werknemers en daarvan afhankelijke personen;

    • b. migratie;

    • c. clandestiene immigratie en de voorwaarden voor terugkeer van personen die niet voldoen aan de bepalingen van de wetgeving inzake verblijf en vestiging die in het gastland van toepassing is;

    • d. activiteiten en programma's ter bevordering van de gelijke behandeling van onderdanen van Algerije en van de lidstaten van de Gemeenschap, wederzijdse kennis van cultuur en beschaving, bevordering van tolerantie en afschaffing van discriminatie.

Artikel 73

De dialoog op sociaal gebied wordt gevoerd op dezelfde niveaus en volgens dezelfde procedures als die van titel I van deze overeenkomst, die tevens als kader ervoor kan dienen.

HOOFDSTUK 3. SAMENWERKING OP SOCIAAL GEBIED

Artikel 74

  • 1 De partijen erkennen het belang van sociale ontwikkeling, een essentiële component van alle economische ontwikkeling. Bijzondere prioriteit wordt toegekend aan de eerbiediging van fundamentele sociale rechten.

  • 2 Teneinde de samenwerking op sociaal gebied tussen de partijen te consolideren, worden activiteiten en programma's uitgevoerd op alle gebieden die voor hen van belang zijn.

    Hierbij hebben de volgende onderwerpen prioriteit:

    • a. verbetering van de levensomstandigheden en bevordering van de werkgelegenheid en de ontwikkeling van het onderwijs, met name in de emigratiegebieden;

    • b. reïntegratie van personen die gerepatrieerd zijn wegens illegaal verblijf volgens de wetgeving van de betrokken staat;

    • c. productieve investeringen en oprichting van bedrijven in Algerije door Algerijnse werknemers die legaal in de Gemeenschap zijn gevestigd;

    • d. bevordering van de rol van vrouwen in het sociale en economische ontwikkelingsproces, met name door middel van onderwijs en de media, zulks overeenkomstig het Algerijnse beleid op dit gebied;

    • e. steun voor Algerijnse programma's voor gezinsplanning en de bescherming van moeder en kind;

    • f. verbetering van het stelsel van sociale bescherming en de gezondheidszorg;

    • g. implementatie en financiering van uitwisselings- en vrijetijdsbestedingsprogramma's voor gemengde groepen van Europese en Algerijnse jongeren die in de lidstaten verblijven, met het oog op de bevordering van de kennis van elkaars cultuur en de stimulering van tolerantie;

    • h. verbetering van de levensomstandigheden in arme gebieden;

    • i. bevordering van de sociaal-professionele dialoog;

    • j. bevordering van de eerbiediging van de mensenrechten in sociaal-professioneel verband;

    • k. bevordering van de ontwikkeling van de huisvestingssector, met name wat betreft sociale huisvesting;

    • l. verzachting van de negatieve gevolgen van aanpassing van de economische en sociale structuren;

    • m. verbetering van het stelsel voor beroepsonderwijs.

Artikel 75

De samenwerkingsactiviteiten kunnen worden uitgevoerd in samenwerking met de lidstaten en bevoegde internationale organisaties.

Artikel 76

De Associatieraad richt vóór het einde van het eerste jaar na de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst een werkgroep op. Deze wordt belast met de permanente en regelmatige evaluatie van de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de hoofdstukken 1 tot en met 3.

HOOFDSTUK 4. SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN CULTUUR EN ONDERWIJS

Artikel 77

De overeenkomst is gericht op bevordering van de uitwisseling van informatie en samenwerking op het gebied van cultuur, rekening houdend met de bilaterale activiteiten van de lidstaten. Deze samenwerking beoogt ondermeer een beter begrip en respect voor elkaars cultuur. Bijzondere aandacht wordt geschonken aan bevordering van gezamenlijke activiteiten op allerlei gebieden, zoals de pers en de audiovisuele sector, en aan stimulering van de uitwisseling van jongeren. De samenwerking kan de volgende terreinen bestrijken:

  • vertalingen van literaire werken;

  • behoud en herstel van historische en culturele monumenten;

  • opleiding van personen die in de cultuursector werkzaam zijn;

  • uitwisseling van kunstenaars en kunstwerken;

  • organisatie van culturele evenementen;

  • voorlichting en informatie over belangrijke culturele evenementen;

  • bevordering van de samenwerking op audiovisueel gebied, met name wat betreft opleiding en coproductie;

  • verspreiding van literaire, technische en wetenschappelijke periodieken en werken.

Artikel 78

De samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding is gericht op:

  • a. het verbeteren van het onderwijs- en opleidingsstelsel, waaronder de beroepsopleiding;

  • b. het bevorderen van met name de toegang van vrouwen tot het onderwijs, met inbegrip van het technisch en hoger onderwijs en beroepsopleidingen;

  • c. het ontwikkelen van het deskundigheidsniveau van leidinggevend personeel in de openbare en de particuliere sector;

  • d. het bevorderen van duurzame banden tussen gespecialiseerde instellingen van de partijen met het oog op de uitwisseling van ervaring en methoden.

TITEL VII. FINANCIËLE SAMENWERKING

Artikel 79

Ter verwezenlijking van de doelstellingen van deze overeenkomst wordt Algerije financiële samenwerking geboden volgens de passende procedures en met de vereiste financiële middelen. De procedures worden vanaf de inwerkingtreding van de overeenkomst in overleg tussen de partijen vastgesteld met behulp van de meest geschikte instrumenten. Naast de in titel V en titel VI genoemde terreinen heeft deze samenwerking in het bijzonder betrekking op:

  • bevordering van hervormingen ter modernisering van de economie, mede inhoudende rurale ontwikkeling;

  • modernisering van de economische infrastructuur;

  • bevordering van particuliere investeringen en activiteiten die werkgelegenheid scheppen;

  • verwerking van de gevolgen voor de Algerijnse economie van de geleidelijke instelling van een vrijhandelszone, met name vanuit het oogpunt van de modernisering en omschakeling van de industrie;

  • begeleiding van het beleid in de sociale sectoren.

Artikel 80

In het kader van de communautaire instrumenten ter ondersteuning van de programma's voor structurele aanpassing in de landen van het Middellandse-Zeegebied streven de Gemeenschap en Algerije, met het oog op het herstellen van het algemene financiële evenwicht en het scheppen van een economisch klimaat dat gunstig is voor versnelling van de groei en verbetering van het welzijn van de Algerijnse bevolking, in nauwe samenwerking met de andere donoren, in het bijzonder de internationale financiële instellingen, naar aanpassing van de instrumenten ter begeleiding van het ontwikkelingsbeleid en het beleid om de Algerijnse economie te liberaliseren.

Artikel 81

Met het oog op een gecoördineerde benadering van uitzonderlijke macro-economische en financiële problemen die uit de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst zouden kunnen voortvloeien, schenken de partijen bijzondere aandacht aan de ontwikkelingen in het handelsverkeer en de financiële betrekkingen tussen de Gemeenschap en Algerije in het kader van de krachtens titel V ingestelde regelmatige economische dialoog.

TITEL VIII. SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN JUSTITIE EN BINNENLANDSE ZAKEN

Artikel 82. Institutionele opbouw en versterking van de rechtsstaat

In het kader van de samenwerking op het gebied van justitie en binnenlandse zaken schenken de partijen bijzondere aandacht aan institutionele versterking met betrekking tot de toepassing van het recht en het functioneren van de justitie. Dit omvat mede de consolidatie van de rechtsstaat.

In dit kader zien de partijen er tevens op toe dat de rechten van de onderdanen van de twee partijen zonder enige vorm van discriminatie op het gebied van de andere partij worden geëerbiedigd.

De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op verschillen in behandeling op grond van nationaliteit.

Artikel 83. Verkeer van personen

Teneinde het verkeer van personen tussen de partijen te vergemakkelijken, zien deze overeenkomstig de geldende communautaire en nationale wetgeving toe op welwillende toepassing en afhandeling van de formaliteiten voor de afgifte van visa, en komen zij overeen binnen het kader van hun bevoegdheden te onderzoeken of de procedures voor de afgifte van visa aan personen die aan de uitvoering van de overeenkomst deelnemen, kunnen worden vereenvoudigd en versneld. Het Associatiecomité onderzoekt periodiek de tenuitvoerlegging van dit artikel.

Artikel 84. Samenwerking op het gebied van de voorkoming en beheersing van illegale immigratie; overname

  • 1 De partijen bevestigen opnieuw het belang dat zij hechten aan de totstandkoming van samenwerking tot wederzijds voordeel met betrekking tot de uitwisseling van informatie over illegale migratiestromen en besluiten samen te werken teneinde illegale immigratie te voorkomen en controleren. Daartoe komen zij het volgende overeen:

    • Algerije enerzijds en alle lidstaten van de Europese Gemeenschap anderzijds verbinden zich ertoe hun onderdanen die illegaal op het grondgebied van de andere partij verblijven over te nemen nadat de noodzakelijke identificatieprocedures zijn afgehandeld;

    • voor dergelijke doeleinden verstrekken Algerije en de lidstaten hun onderdanen de noodzakelijke identiteitsdocumenten.

  • 2 De partijen streven naar vereenvoudiging van het legale verkeer en verblijf van hun onderdanen, en komen daartoe overeen op verzoek van een partij onderhandelingen te openen over overeenkomsten inzake bestrijding van illegale immigratie en overnameovereenkomsten. De laatstgenoemde overeenkomsten betreffen tevens, indien een der partijen dat nodig acht, de overname van onderdanen van derde landen die rechtstreeks van het grondgebied van een der partijen afkomstig zijn. De uitvoeringsmaatregelen voor de overeenkomsten worden in voorkomend geval door de partijen vastgesteld in de overeenkomsten zelf of in protocollen betreffende de tenuitvoerlegging van de overeenkomsten.

  • 3 De Associatieraad onderzoekt welke andere gezamenlijke inspanningen kunnen worden verricht voor de voorkoming van en de controle op illegale immigratie en de opsporing van valse documenten.

Artikel 85. Samenwerking op juridisch en justitieel gebied

  • 1 De partijen komen overeen dat samenwerking op juridisch en justitieel gebied van essentieel belang is en een noodzakelijke aanvulling vormt op de andere vormen van samenwerking waarin deze overeenkomst voorziet.

  • 2 De samenwerking kan in voorkomend geval de sluiting van overeenkomsten op deze gebieden inhouden.

  • 3 De samenwerking op civielrechtelijk gebied betreft in het bijzonder:

    • versterking van de wederzijdse bijstand ten behoeve van de samenwerking bij de beslechting van geschillen of zaken van civielrechtelijke, handelsrechtelijke of familierechtelijke aard;

    • uitwisseling van ervaringen met betrekking tot beheer en verbetering van de civiele rechtspraak.

  • 4 De samenwerking op strafrechtelijk gebied betreft:

    • versterking van de bestaande regelingen voor wederzijdse bijstand en uitlevering;

    • ontwikkeling van uitwisseling op het gebied van met name de samenwerking op strafrechtelijk gebied, de bescherming van individuele rechten en vrijheden, de bestrijding van georganiseerde criminaliteit en de verbetering van de efficiency van het strafrecht.

  • 5 De samenwerking omvat onder meer de instelling van gespecialiseerde opleidingsfaciliteiten.

Artikel 86. Voorkoming en bestrijding van georganiseerde criminaliteit

  • 1 De partijen werken samen bij de preventie en bestrijding van georganiseerde criminaliteit, met name op de volgende gebieden: mensenhandel, exploitatie voor seksuele doeleinden, illegale handel in verboden, vervalste of illegaal gekopieerde producten, illegale transacties van met name industrieel afval of radioactief materiaal, corruptie, handel in gestolen auto's, handel in vuurwapens en explosieven, computercriminaliteit en de smokkel van cultuurgoederen.

    De partijen werken nauw samen om passende mechanismen en normen tot stand te brengen.

  • 2 De technische en administratieve samenwerking op dit gebied omvat opleiding en de versterking van de doeltreffendheid van de autoriteiten en structuren die belast zijn met bestrijding en preventie van criminaliteit en vaststelling van maatregelen op het gebied van misdaadpreventie.

Artikel 87. Bestrijding van het witwassen van geld

  • 1 De partijen zijn het eens over de noodzaak van samenwerking om te voorkomen dat hun financiële systemen worden gebruikt voor het witwassen van de opbrengst van criminele activiteiten in het algemeen en drugsmisdrijven in het bijzonder.

  • 2 De samenwerking op dit gebied omvat administratieve en technische bijstand met het oog op de vaststelling en implementatie van geschikte normen ter bestrijding van het witwassen van geld, die gelijkwaardig zijn aan die van de Gemeenschap en internationale fora op dit gebied, met name de Financial Action Task Force (FATF).

  • 3 De samenwerking heeft als doel:

    • a. de opleiding van medewerkers van de diensten die belast zijn met voorkoming, opsporing en bestrijding van het witwassen van geld en medewerkers van het justitieel apparaat;

    • b. steunverlening voor de oprichting van gespecialiseerde instellingen op dit gebied en versterking van de bestaande instellingen.

Artikel 88. Bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat

De partijen komen overeen passende maatregelen te nemen ter voorkoming en bestrijding van alle vormen en verschijningen van discriminatie op grond van ras, etnische origine en godsdienst, met name op het gebied van onderwijs en opleiding, werkgelegenheid en huisvesting.

Met het oog hierop zullen maatregelen op het gebied van voorlichting en educatie worden opgezet.

De partijen zien er in dit verband met name op toe dat juridische en/of administratieve procedures toegankelijk zijn voor iedereen die het slachtoffer meent te zijn van de hierboven bedoelde discriminatie.

De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op verschillen in behandeling op grond van nationaliteit.

Artikel 89. Bestrijding van drugs en drugsverslaving

  • 1 De samenwerking is gericht op:

    • a. verbetering van de effectiviteit van beleid en maatregelen ter voorkoming en bestrijding van de teelt, de productie, het aanbod en de consumptie van en de illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen;

    • b. het terugdringen van het misbruik van die producten.

  • 2 De partijen bepalen gezamenlijk, in overeenstemming met hun respectieve wetgeving, welke strategieën en samenwerkingsmethoden geboden zijn om deze doelstellingen te bereiken. Hun optreden, voor zover niet gemeenschappelijk, wordt gebaseerd op overleg en nauwe coördinatie.

    Aan dit optreden kunnen bevoegde openbare en particuliere instellingen en internationale organisaties deelnemen in samenwerking met de regering van Algerije en de betrokken instellingen van de Gemeenschap en haar lidstaten.

  • 3 De samenwerking wordt met name verwezenlijkt door middel van:

    • a. oprichting of uitbreiding van instellingen voor sociale gezondheidszorg en informatiecentra voor de behandeling en sociale reïntegratie van drugsverslaafden;

    • b. uitvoering van projecten op het gebied van preventie, voorlichting, opleiding en epidemiologisch onderzoek;

    • c. het opstellen van normen voor de voorkoming van het onrechtmatig gebruik van precursoren en andere essentiële stoffen die worden gebruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen, gelijkwaardig met de normen van de Gemeenschap en van de betrokken internationale organen;

    • d. ondersteuning van de oprichting van gespecialiseerde diensten voor de bestrijding van de illegale handel in drugs.

  • 4 De partijen stimuleren regionale en subregionale samenwerking.

Artikel 90. Bestrijding van terrorisme

De partijen komen overeen, met inachtneming van de internationale overeenkomsten waarbij zij partij zijn en van hun respectieve wet- en regelgeving, met het oog op de voorkoming en bestraffing van terroristische daden samen te werken:

  • in het kader van de volledige tenuitvoerlegging van Resolutie 1373 van de Veiligheidsraad en andere relevante resoluties;

  • door uitwisseling van informatie over terroristische groeperingen en hen ondersteunende netwerken, in overeenstemming met het nationale en internationale recht;

  • door uitwisseling van ervaringen met middelen en methoden voor de bestrijding van het terrorisme en op het gebied van techniek en opleiding.

Artikel 91. Bestrijding van corruptie

  • 1 De partijen komen overeen te zullen samenwerken, op basis van de op dit gebied bestaande internationale instrumenten, bij het bestrijden van corruptie in internationale handelstransacties:

    • door effectieve, concrete maatregelen te nemen tegen alle vormen van corruptie, omkoping en andere illegale praktijken bij internationale handelstransacties, ongeacht of deze door natuurlijke personen of door rechtspersonen worden gepleegd;

    • door wederzijdse bijstand bij strafrechtelijke onderzoeken naar gevallen van corruptie.

  • 2 De samenwerking omvat tevens technische bijstand op het gebied van de opleiding van medewerkers en rechterlijke ambtenaren die belast zijn met bestrijding en preventie van corruptie, alsmede ondersteuning van initiatieven om de bestrijding van deze vorm van criminaliteit te organiseren.

TITEL IX. INSTITUTIONELE, ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 92

Er wordt een Associatieraad opgericht, die indien mogelijk éénmaal per jaar op ministerieel niveau bijeenkomt op initiatief van zijn voorzitter, overeenkomstig het reglement van orde.

De Associatieraad behandelt alle belangrijke vraagstukken die zich in het kader van de overeenkomst voordoen en alle andere bilaterale of internationale vraagstukken van gemeenschappelijk belang.

Artikel 93

  • 1 De Associatieraad bestaat uit enerzijds leden van de Raad van de Europese Unie en leden van de Commissie van de Europese Gemeenschappen en anderzijds leden van de regering van Algerije.

  • 2 De leden van de Associatieraad mogen regelingen treffen om zich te doen vertegenwoordigen, overeenkomstig de daartoe in het reglement van orde van deze Associatieraad vast te stellen voorwaarden.

  • 3 De Associatieraad stelt zijn reglement van orde vast.

  • 4 De Associatieraad wordt beurtelings voorgezeten door een lid van de Raad van de Europese Unie en een lid van de regering van Algerije, zulks overeenkomstig het bepaalde in het reglement van orde van de Associatieraad.

Artikel 94

De Associatieraad heeft, voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de overeenkomst, in de in deze overeenkomst genoemde gevallen beslissingsbevoegdheid.

Deze besluiten zijn bindend voor de partijen, die de nodige maatregelen treffen voor de uitvoering ervan. De Associatieraad kan ook alle nuttige aanbevelingen doen.

De besluiten en aanbevelingen van de Associatieraad worden vastgesteld in onderlinge overeenstemming tussen partijen.

Artikel 95

  • 1 Er wordt een Associatiecomité opgericht, dat toezicht houdt op het beheer van deze overeenkomst, onder voorbehoud van de aan de Associatieraad toegekende bevoegdheden.

  • 2 De Associatieraad kan zijn bevoegdheden geheel of gedeeltelijk aan het Associatiecomité delegeren.

Artikel 96

  • 1 Het Associatiecomité vergadert op het niveau van hoge ambtenaren en bestaat uit enerzijds vertegenwoordigers van de leden van de Raad van de Europese Unie en van leden van de Commissie van de Europese Gemeenschappen, en anderzijds vertegenwoordigers van de regering van Algerije.

  • 2 Het Associatiecomité stelt zijn reglement van orde vast.

  • 3 Het Associatiecomité vergadert in de Gemeenschap of in Algerije.

  • 4 Het Associatiecomité wordt beurtelings voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie en een vertegenwoordiger van de regering van de Democratische Volksrepubliek Algerije.

Artikel 97

Het Associatiecomité heeft beslissingsbevoegdheid inzake het beheer van deze overeenkomst en op de terreinen waarop de Associatieraad bevoegdheden aan het Associatiecomité heeft gedelegeerd.

Besluiten worden in overleg tussen de partijen genomen en zijn bindend voor de partijen, die gehouden zijn de maatregelen te nemen die voor de uitvoering ervan nodig zijn.

Artikel 98

De Associatieraad kan besluiten werkgroepen of lichamen in te stellen die voor de uitvoering van de overeenkomst nodig zijn.

Artikel 99

De Associatieraad kan alle nuttige maatregelen nemen ter bevordering van de samenwerking en de contacten tussen het Europees Parlement en de parlementaire instellingen van Algerije en tussen het Economisch en Sociaal Comité van de Gemeenschap en de gelijkwaardige instelling van Algerije.

Artikel 100

  • 1 Elke partij kan ieder geschil dat verband houdt met de toepassing of de interpretatie van deze overeenkomst aan de Associatieraad voorleggen.

  • 2 De Associatieraad kan het geschil bij besluit beslechten.

  • 3 Elke partij is verplicht de voor de uitvoering van het in lid 2 bedoelde besluit vereiste maatregelen te treffen.

  • 4 Indien het geschil niet overeenkomstig lid 2 kan worden beslecht, kan elk van beide partijen de andere ervan in kennis stellen dat zij een scheidsrechter heeft aangewezen, waarop de andere partij binnen twee maanden een tweede scheidsrechter moet aanwijzen. Voor de toepassing van deze procedure worden de Gemeenschap en de lidstaten geacht één partij bij het geschil te zijn.

    De Associatieraad wijst een derde scheidsrechter aan.

    De scheidsrechters beslissen bij meerderheid van stemmen.

    Elke partij bij het geschil is verplicht de voor de uitvoering van het besluit van de scheidsrechters vereiste maatregelen te treffen.

Artikel 101

Niets in de overeenkomst belet een overeenkomstsluitende partij maatregelen te nemen:

  • a. die zij nodig acht om de onthulling van informatie die tegen haar vitale veiligheidsbelangen indruist, te beletten;

  • b. die verband houden met de productie van of de handel in wapens, munitie of oorlogsmaterieel of met onderzoek, ontwikkeling of productie die vereist zijn voor defensiedoeleinden, mits deze maatregelen geen afbreuk doen aan de concurrentievoorwaarden voor producten die niet voor specifiek militaire doeleinden bestemd zijn;

  • c. die zij van vitaal belang acht voor haar veiligheid in geval van ernstige binnenlandse problemen die de openbare orde bedreigen, in tijden van oorlog of ernstige internationale spanningen die een oorlogsdreiging inhouden, of om verplichtingen na te komen die zij voor de bewaring van de vrede en de internationale veiligheid is aangegaan.

Artikel 102

Op de door deze overeenkomst bestreken terreinen en onverminderd eventueel daarin neergelegde bijzondere bepalingen, geldt het volgende:

  • de regelingen die Algerije ten opzichte van de Gemeenschap toepast, mogen geen aanleiding geven tot onderlinge discriminatie van de lidstaten, hun onderdanen of hun vennootschappen;

  • de regelingen die de Gemeenschap ten opzichte van Algerije toepast mogen geen aanleiding geven tot onderlinge discriminatie van Algerijnse onderdanen of vennootschappen.

Artikel 103

Geen van de bepalingen van de overeenkomst heeft tot gevolg dat:

  • de door een partij toegekende voordelen op fiscaal gebied in enige internationale overeenkomst of regeling waardoor deze partij gebonden is, worden uitgebreid;

  • de vaststelling of toepassing door een partij van maatregelen ter voorkoming van fraude of belastingontduiking wordt verhinderd;

  • afbreuk wordt gedaan aan het recht van een partij om de terzake doende bepalingen van haar fiscale wetgeving toe te passen op belastingplichtigen die zich niet in dezelfde situatie bevinden, onder andere ten aanzien van hun woonplaats.

Artikel 104

  • 1 De partijen treffen alle algemene en bijzondere maatregelen die vereist zijn om aan hun verplichtingen krachtens deze overeenkomst te voldoen. Zij zien erop toe dat de in de overeenkomst aangegeven doelstellingen worden bereikt.

  • 2 Indien een van de partijen van mening is dat de andere partij een verplichting van de overeenkomst niet is nagekomen, kan zij passende maatregelen treffen. Alvorens dit te doen, behalve in bijzonder dringende gevallen, verstrekt zij de Associatieraad alle terzake doende informatie die nodig is voor een grondig onderzoek van de situatie, om een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te vinden.

    Bij voorrang moeten die maatregelen worden gekozen die de goede werking van de overeenkomst het minst verstoren. Deze maatregelen worden onmiddellijk ter kennis van de Associatieraad gebracht, en op verzoek van de andere partij wordt in de Associatieraad overleg gepleegd.

Artikel 105

De protocollen 1 tot en met 7 en de bijlagen 1 tot en met 6 vormen een integrerend onderdeel van de overeenkomst.

Artikel 106

Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt onder „partijen" verstaan: enerzijds de Gemeenschap, dan wel de lidstaten, dan wel de Gemeenschap en de lidstaten, overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden, en anderzijds Algerije.

Artikel 107

De overeenkomst wordt voor onbepaalde tijd gesloten.

Elk der partijen kan de overeenkomst door kennisgeving aan de andere partij opzeggen. Zes maanden na de datum van die kennisgeving houdt de overeenkomst op van toepassing te zijn.

Artikel 108

Deze overeenkomst is van toepassing op enerzijds het grondgebied waar het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap van toepassing is, onder de voorwaarden waarin dat verdrag voorziet, en anderzijds het grondgebied van Algerije.

Artikel 109

Deze overeenkomst is opgesteld in tweevoud in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese, de Spaanse, de Zweedse en de Arabische taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

Artikel 110

  • 1 Deze overeenkomst wordt door de partijen volgens hun eigen procedures goedgekeurd.

    De overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand na de datum waarop de partijen elkaar kennisgeving doen van de voltooiing van de in de eerste alinea bedoelde procedures.

  • 2 Bij haar inwerkingtreding vervangt deze overeenkomst de samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Democratische Volksrepubliek Algerije en de overeenkomst tussen de lidstaten van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en de Democratische Volksrepubliek Algerije, die op 26 april 1976 te Algiers werden ondertekend.

Protocol 1. betreffende de regeling die van toepassing is bij de invoer in de Gemeenschap van landbouwproducten

Artikel 1

  • 1 De in de bijlage bij dit protocol genoemde producten van oorsprong uit Algerije mogen in de Gemeenschap worden ingevoerd onder de voorwaarden die hierna en in die bijlage zijn vermeld.

  • 2 De douanerechten bij invoer worden afgeschaft of verlaagd volgens de percentages die voor de betrokken producten in kolom a zijn vermeld. Voor bepaalde producten waarvoor het gemeenschappelijk douanetarief in een douanerecht ad valorem en in een specifiek douanerecht voorziet, zijn de in de kolommen a en c vermelde verlagingspercentages uitsluitend van toepassing op de douanerechten ad valorem.

  • 3 Voor bepaalde producten worden de douanerechten afgeschaft binnen de grenzen van de tariefcontingenten die voor elk van deze producten in kolom b zijn vermeld. Voor ingevoerde hoeveelheden die de contingenten overschrijden, worden de douanerechten volledig toegepast.

  • 4 Voor bepaalde andere van douanerechten vrijgestelde producten zijn referentiehoeveelheden vastgesteld, vermeld in kolom d. Indien de invoer van een bepaald product in een referentiejaar de referentiehoeveelheid overschrijdt, kan de Gemeenschap, op basis van een balans van het handelsverkeer die zij jaarlijks opstelt, voor het volgende referentiejaar voor het betrokken product een communautair tariefcontingent openen voor een hoeveelheid die gelijk is aan deze referentiehoeveelheid. In een dergelijk geval wordt het recht van het gemeenschappelijk douanetarief volledig toegepast voor ingevoerde hoeveelheden die het contingent overschrijden.

Artikel 2

Voor het eerste toepassingsjaar wordt de omvang van de tariefcontingenten berekend in verhouding tot het basisvolume, rekening houdend met het gedeelte van de periode dat op de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst reeds is verstreken.

Artikel 3

  • 1 Onder voorbehoud van het bepaalde in lid 2 wordt het preferentiële recht naar beneden afgerond op de eerste decimaal.

  • 2 Wanneer de berekening van het preferentiële recht volgens lid 1 tot een van de onderstaande percentages leidt, wordt het betrokken preferentiële recht gelijkgesteld met vrijstelling van rechten:

    • a. voor rechten ad valorem: 1% of minder;

    • b. voor specifieke rechten: 1 euro of minder per bedrag.

Artikel 4

  • 1 Wijn van verse druiven van oorsprong uit Algerije, die is aangeduid als wijn met gecontroleerde benaming van oorsprong, dient vergezeld te gaan van een certificaat van oorsprong volgens het model dat in bijlage 2 bij dit protocol is opgenomen, of van een document V I 1 of V I 2, ingevuld overeenkomstig het bepaalde in artikel 25 van Verordening (EG) nr. 883/2001 van de Commissie van 24 april 2001 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad met betrekking tot het handelsverkeer van producten van de wijnbouwsector met derde landen.

  • 2 Overeenkomstig de Algerijnse wetgeving dragen de in lid 1 bedoelde wijnen de volgende benamingen: Aïn Bessem-Bouira, Médéa, Coteaux du Zaccar, Dahra, Coteaux de Mascara, Monts du Tessalah, Coteaux de Tlemcen.

Protocol 2. betreffende de regeling die van toepassing is bij de invoer in Algerije van landbouwproducten uit de Gemeenschap

Enig . artikel

Voor de in de bijlage vermelde producten van oorsprong uit de Gemeenschap zijn de douanerechten bij invoer in Algerije niet hoger dan de rechten vermeld in kolom (a) verlaagd volgens het percentage in kolom (b) en in het kader van de tariefcontingenten vermeld in kolom (c).

GN-code

Omschrijving

Recht (%)

Verlaging recht (%)

Preferentiële tariefcontingenten (ton)

   

(a)

(b)

(c)

0102 10 00

Levende runderen, fokdieren van zuiver ras

5

100

50

0102 90

Levende runderen, andere dan fokdieren van zuiver ras

5

100

5 000

0105 11

Hanen en kippen (eendagskuikens)

5

100

20

0105 12

Kalkoenen (eendagskuikens)

5

100

100

0202 20 00

Vlees van runderen, bevroren, delen met been

30

20

200

0202 30 00

Vlees van runderen, bevroren, zonder been

30

20

11 000

0203

Vlees van varkens, vers, gekoeld of bevroren

30

100

200

0207 11 00 0207 12 00

Vlees van hanen en kippen, niet in stukken gesneden, vers of gekoeld of bevroren

30

50

2 500

0402 10

Melk en room, ingedikt of met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, in poeder, in korrels of in andere vaste vorm, met een vetgehalte van niet meer dan 1,5 gewichtspercent

5

100

30 000

0402 21

Melk en room, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, in poeder, in korrels of in andere vaste vorm, met een vetgehalte van meer dan 1,5 gewichtspercent

5

100

40 000

0406 90 20

Kaas voor verwerking tot smeltkaas

30

50

2 500

0406 90 10

Andere zachte kazen, niet gekookt, of geperst halfhard of hard

30

100

800

0406 90 90

Andere (van het type italico of Goudse kaas)

30

100

0407 00 30

Eieren van vederwild

30

100

100

0602 20 00

Bomen en heesters, voor de teelt van eetbare vruchten, ook indien geënt

5

100

onbeperkt

0602 90 10 0

Fruitgewassen, niet veredeld (wildelingen)

5

100

onbeperkt

0602 90 20

Jonge planten voor de bosbouw

5

100

onbeperkt

0602 90 90

Andere: levende kamerplanten, groentegewassen en aardbeiplanten

5

100

onbeperkt

0701 10 00

Pootaardappelen, vers of gekoeld

5

100

45 000

ex 0713

Gedroogde zaden van peulgroenten, ook indien gepeld, andere dan voor zaaidoeleinden

5

100

3 000

0802 12 00

Amandelen, zonder dop

30

20

100

0805

Citrusvruchten, vers of gedroogd

30

20

100

0810 90 00

Ander fruit, vers

30

100

500

0813 20 00

Pruimen

0813 50 00

Mengsels van noten of gedroogde vruchten, bedoeld bij dit hoofdstuk

30

20

50

0904

Peper van het geslacht Piper; vruchten van de geslachten Capsicum of Pimenta, gedroogd, fijngemaakt of gemalen

30

100

50

0909 30

Komijnzaad, niet fijngemaakt en niet gemalen

30

100

50

0910 91 00 0910 99 00

Andere specerijen

30

100

50

1001 10 90

Harde tarwe, niet bestemd voor zaaidoeleinden

5

100

100 000

1001 90 90

Andere granen dan harde tarwe, niet voor zaaidoeleinden

5

100

300 000

1003 00 90

Gerst, niet voor zaaidoeleinden

15

50

200 000

1004 00 90

Haver, niet voor zaaidoeleinden

15

100

1 500

1005 90 00

Maïs, niet voor zaaidoeleinden

15

100

500

1006

Rijst

5

100

2 000

1008 30 90

Kanariezaad, niet voor zaaidoeleinden

30

100

500

1103 13

Gries en griesmeel, van maïs

30

50

1 000

1105 20 00

Vlokken, korrels en pellets, van aardappelen

30

20

100

1107 10

Mout, niet gebrand

30

100

1 500

1108 12 00

Maïszetmeel

30

20

1 000

1207 99 00

Andere oliehoudende zaden en vruchten, ook indien gebroken

5

100

100

1209 21 00

Zaad van voedergewassen, van luzerne

5

100

onbeperkt

1209 91 00

Groentezaad voor zaaidoeleinden

5

100

onbeperkt

1209 99 00

Andere dan groentezaad

5

100

onbeperkt

1210 20 00

Hopbellen, fijngemaakt, gemalen of in pellets; lupuline

5

100

onbeperkt

1211 90 00

Andere planten, plantendelen, zaden en vruchten, van de soort hoofdzakelijk gebruikt in de reukwerkindustrie, in de geneeskunde of voor insecten- of parasietenbestrijding of voor dergelijke doeleinden, vers of gedroogd, ook indien gesneden, gebroken of in poedervorm

5

100

onbeperkt

1212 30 90

Vruchtenpitten, ook indien in de steen en andere plantaardige producten hoofdzakelijk gebruikt voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen

30

100

onbeperkt

1507 10 10

Sojaolie, ruw, ook indien ontgomd

15

50

1 000

1507 90 00

Sojaolie, andere dan ruwe olie

30

20

1 000

1511 90 00

Palmolie en fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd, andere dan ruwe olie

30

100

250

1512 11 10

Zonnebloemzaad- en saffloerolie, alsmede fracties daarvan, ruw

15

50

25 000

1514 11 10

Koolzaad- en raapzaadolie, alsmede fracties daarvan, ruw

15

100

20 000

1514 91 11

Mosterdzaadolie, alsmede fracties daarvan, ruw

1514 19 00

Koolzaad- en raapzaadolie, andere dan ruwe olie

30

100

2 500

1514 91 19

Mosterdzaadolie, andere dan ruwe olie

1516 20

Plantaardige vetten en oliën, alsmede fracties daarvan (met uitzondering van producten van post 1516 20 10)

30

100

2 000

1517 10 00 1517 90 00

Margarine, andere dan vloeibare margarine

30

100

2 000

Andere

30

1601 00 00

Worst van alle soorten, van vlees, van slachtafvallen of van bloed; bereidingen van deze producten, voor menselijke consumptie

30

20

20

1602 50

Andere bereidingen en conserven, van vlees, van slachtafvallen of van bloed, van runderen

30

20

20

1701 99 00

Rietsuiker en beetwortelsuiker, alsmede chemisch zuivere sacharose, andere dan ruwe suiker, gearomatiseerd of met toegevoegde kleurstoffen

30

100

150 000

1702 90

Andere suiker, invertsuiker daaronder begrepen en andere suiker en suikerstropen die in droge toestand 50 gewichtspercenten fructosebevatten

30

100

500

1703 90 00

Melasse verkregen bij de extractie of de raffinage van suiker, andere dan van rietsuiker

15

100

1 000

Andere groenten, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, niet bevroren, andere dan producten van post 20 06

2005 40 00

Erwten (Pisum sativum)

30

100

200

2005 59 00

Bonen, niet gedopt

30

20

250

2005 60 00

Asperges

30

100

500

2005 90 00

Andere groenten en mengsels van groenten

30

20

200

2007 99 00

Jam, vruchtengelei, marmelade, vruchtenmoes en vruchtenpasta, door koken of stoven verkregen, met of zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen

Niet gehomogeniseerde bereidingen, andere dan van citrusvruchten

30

20

100

2008 19 00

Vruchten en andere eetbare plantendelen, op andere wijze bereid of verduurzaamd, ook indien met toegevoegde suiker, andere zoetstoffen of alcohol, elders genoemd noch elders onder begrepen

Andere noten en zaden dan grondnoten, ook indien onderling vermengd

30

20

100

2008 20 00

Ananas, op andere wijze bereid of verduurzaamd, ook indien met toegevoegde suiker, andere zoetstoffen of alcohol, elders genoemd noch elders onder begrepen

30

100

100

2009 41 00

Ananassap

15

100

200

2009 80 10

Sap van andere vruchten of groenten

15

100

100

2204 10 00

Mousserende wijn

30

100

100 hl

Zemelen, slijpsel en andere resten van het zeven, van het malen of van andere bewerkingen van granen of van peulvruchten, ook indien in pellets:

2302 20 00

van rijst

30

100

1 000

2304 00 00

Perskoeken en andere vaste afvallen, verkregen bij de winning van sojaolie, ook indien fijngemaakt of in pellets

30

100

10 000

Perskoeken en andere vaste afvallen, verkregen bij de winning van plantaardige vetten of oliën, ook indien fijngemaakt of in pellets, andere dan die bedoeld bij post 2304 of 2305:

2306 30 00

van zonnebloempitten

30

100

1 000

2309 90 00

Bereidingen van de soort gebruikt voor het voederen van dieren, andere dan honden en katten

15

50

1 000

2401 10 00

Tabak, ongestript

15

100

8 500

2401 20 00

Geheel of gedeeltelijk gestripte tabak

15

100

1 000

5201 00

Katoen, ongekaard en ongekamd

5

100

onbeperkt

Protocol 3. betreffende de regeling die van toepassing is bij de invoer in de Gemeenschap van visserijproducten uit Algerije

Enig artikel

De hieronder vermelde producten van oorsprong uit Algerije kunnen vrij van douanerechten in de Gemeenschap worden ingevoerd.

GN-code 2002

Omschrijving

Hoofdstuk 3

Vis, schaaldieren, weekdieren en andere ongewervelde waterdieren

– – producten van vis, van schaaldieren, van weekdieren of van andere ongewervelde waterdieren; dode dieren van de soorten bedoeld bij hoofdstuk 3:

0511 91 10

– – – visafvallen

0511 91 90

– – – andere

Bereidingen en conserven van vis; kaviaar en kaviaarsurrogaten bereid uit kuit:

– vis, geheel of in stukken, doch niet fijngemaakt:

1604 11 00

– – zalm

1604 12

– – haring

– – sardines, sardinella's en sprot:

1604 13 90

– – – andere

1604 14

– – tonijn, boniet en bonito (Sarda spp.)

1604 15

– – makreel

1604 16 00

– – ansjovis

1604 19

– – andere

– andere bereidingen en conserven van vis:

1604 20 05

– – bereidingen van surimi

– – andere:

1604 20 10

– – – van zalm

1604 20 30

– – – van andere zalmvissen

1604 20 40

– – – van ansjovis

ex 1604 20 50

– – – van bonito (Sarda spp.), van makreel van de soorten Scomber scombrus en Scomber japonicus en van vis van de soort Orcynopsis unicolor

1604 20 70

– – – van tonijn, van boniet en van andere vis van het geslacht Euthynnus

1604 20 90

– – – van andere vissoorten

1604 30

– kaviaar en kaviaarsurrogaten:

1605

Bereidingen en conserven van schaaldieren, van weekdieren of van andere ongewervelde waterdieren:

Deegwaren, ook indien gekookt of gevuld (met vlees of andere zelfstandigheden) dan wel op andere wijze bereid, zoals spaghetti, macaroni, noedels, lasagne, gnocchi, ravioli en cannelloni; koeskoes, ook indien bereid:

– gevulde deegwaren (ook indien gekookt of op andere wijze bereid):

1902 20 10

– – bevattende meer dan 20 gewichtspercenten vis, schaal- of weekdieren of andere ongewervelde waterdieren

Meel, poeder en pellets van vlees, van slachtafvallen, van vis, van schaaldieren, van weekdieren of van andere ongewervelde waterdieren, ongeschikt voor menselijke consumptie; kanen:

2301 20 00

– meel, poeder en pellets, van vis, van schaaldieren, van weekdieren of van andere ongewervelde waterdieren

Protocol 4. betreffende de regeling die van toepassing is bij de invoer in Algerije van visserijproducten uit de Gemeenschap

Enig artikel

De hieronder vermelde producten van oorsprong uit de Gemeenschap kunnen in Algerije worden ingevoerd op de aangegeven voorwaarden.

Algerijnse code

Omschrijving

Recht (overeenkomstig art. 18)

Verlaagd recht

(1)

(2)

(3)

(4)

0301

Vis, levend

0301 99 10

– pootvis

5%

100%

0301 99 90

– andere

30%

100%

0302

Vis, vers of gekoeld, andere dan visfilets en ander visvlees bedoeld bij post 0304:

– zalmachtigen (Salmonidae), met uitzondering van levers, hom en kuit:

0302 11 00

– – forel (Salmo trutta, Oncorhynchus mykiss, Oncorhynchus clarki, Oncorhynchus aguabonita, Oncorhynchus gilae, Oncorhynchus apache en Oncorhynchus chrysogaster):

30%

100%

0302 12 00

– – Pacifische zalm (Oncorhynchus nerka, Oncorhynchus gorbuscha, Oncorhynchus keta, Oncorhynchus tschawytscha, Oncorhynchus kisutch, Oncorhynchus masou en Oncorhynchus rhodurus),Atlantische zalm (Salmo salar) en Donauzalm (Hucho hucho)

30%

100%

0302 19 00

– – andere

30%

100%

– platvis (Pleuronectidae, Bothidae, Cynoglossidae, Soleidae, Scophthalmidae en Citharidae), metuitzondering van levers, hom en kuit:

0302 21 00

– – heilbot (Reinhardtius hippoglossoides, Hippoglossus hippoglossus, Hippoglossus stenolepis):

30%

100%

0302 22 00

– – schol (Pleuronectes platessa)

30%

100%

0302 23 00

– – tong (Soleaspp.)

30%

25%

0302 29 00

– – andere

30%

100%

– tonijn (van het geslacht Thunnus) en boniet (Euthynnus (Katsuwonus) pelamis), met uitzondering van levers, hom en kuit:

0302 31 00

– – witte tonijn (Thunnus alalunga):

30%

25%

0302 32 00

– – geelvintonijn (Thunnus albacares):

30%

25%

0302 33 00

– – boniet:

30%

25%

0302 34 00

– – grootoogtonijn (Thunnus obesus)

30%

25%

0302 35 00

– – gewone of blauwvin tonijn (Thunnus thynnus)

30%

25%

0302 36 00

– – zuidelijke blauwvintonijn (Thunnus maccoyii)

30%

100%

0302 39 00

– – andere

30%

25%

0302 40 00

– haring (Clupea harengus, Clupea pallasii), met uitzondering van levers, hom en kuit

30%

100%

0302 50 00

– kabeljauw (Gadus morhua, Gadus ogac, Gadus macrocephalus),met uitzondering van levers, hom en kuit

30%

100%

– andere vis, met uitzondering van levers, hom en kuit

0302 61 00

– – sardines (Sardina pilchardus, Sardinops spp.), sardinella's (Sardinella spp.) en sprot (Sprattus sprattus)

30%

25%

0302 62 00

– – schelvis (Melanogrammus aeglefinus)

30%

100%

0302 63 00

– – koolvis (Pollachius virens)

30%

100%

0302 64 00

– – makreel (Scomber scombrus, Scomber australasicus, Scomber japonicus)

30%

25%

0302 65 00

– – haai

30%

25%

0302 69 00

– – andere

30%

25%

0302 70 00

– levers, hom en kuit

30%

25%

0303

Bevroren vis, andere dan visfilets en ander visvlees bedoeld bij post 0304:

– Pacifische zalm (Oncorhynchus nerka, Oncorhynchus gorbuscha, Oncorhynchus keta, Oncorhynchus tschawytscha, Oncorhynchus kisutch, Oncorhynchus masou en Oncorhynchus rhodurus), met uitzondering van levers, hom en kuit

0303 11 00

– – rode zalm (Oncorhynchus nerka)

30%

100%

0303 19 00

– – andere

30%

100%

– andere zalmachtigen (Salmonidae), met uitzondering van levers, hom en kuit:

0303 21 00

– – forel (Salmo trutta, Oncorhynchus mykiss, Oncorhynchus clarki, Oncorhynchus aguabonita, Oncorhynchus gilae, Oncorhynchus apache en Oncorhynchus chrysogaster)

30%

100%

0303 22 00

– – Atlantische zalm (Salmo salar) en Donauzalm (Hucho hucho)

30%

100%

0303 29 00

– – andere

30%

100%

– platvis (Pleuronectidae, Bothidae, Cynoglossidae, Soleidae, Scophthalmidae en Citharidae), met uitzondering van levers, hom en kuit:

0303 31 00

– – heilbot (Reinhardtius hippoglossoides, Hippoglossus hippoglossus, Hippoglossus stenolepis):

30%

100%

0303 32 00

– – schol (Pleuronectes platessa)

30%

100%

0303 33 00

– – tong (Solea spp.)

30%

25%

0303 39 00

– – andere

30%

100%

– tonijn (van het geslacht Thunnus) en boniet (Euthynnus (Katsuwonus) pelamis), met uitzondering van levers, hom en kuit:

0303 41 00

– – witte tonijn (Thunnus alalunga):

30%

25%

0303 42 00

– – geelvintonijn (Thunnus albacares):

30%

25%

0303 43 00

– – boniet:

30%

25%

0303 44 00

– – grootoogtonijn (Thunnus obesus)

30%

25%

0303 45 00

– – gewone of blauwvin tonijn (Thunnus thynnus)

30%

25%

0303 46 00

– – zuidelijke blauwvintonijn (Thunnus maccoyii)

30%

100%

0303 49 00

– – andere

30%

25%

0303 50 00

– haring (Clupea harengus, Clupea pallasii), met uitzondering van levers, hom en kuit

30%

100%

0303 60 00

– kabeljauw (Gadus morhua, Gadus ogac, Gadus macrocephalus), met uitzondering van levers, hom en kuit

30%

100%

– andere vis, met uitzondering van levers, hom en kuit

0303 71 00

– – sardines (Sardina pilchardus, Sardinops spp.), sardinella's (Sardinella spp.) en sprot (Sprattus sprattus)

30%

25%

0303 72 00

– – schelvis (Melanogrammus aeglefinus)

30%

100%

0303 73 00

– – koolvis (Pollachius virens)

30%

100%

0303 74 00

– – makreel (Scomber scombrus, Scomber australasicus, Scomber japonicus)

30%

25%

0303 75 00

– – haai

30%

25%

0303 77 00

– – zeebaars (Dicentrarchus labrax, Dicentrarchus punctatus)

30%

25%

0303 78 00

– – heek (Merluccius spp., Urophycis spp.)

30%

25%

0303 79 00

– – andere

30%

25%

– levers, hom en kuit:

0303 80 10

– – van tonijn

30%

25%

0303 80 90

– – andere

30%

25%

0304

Visfilets en ander visvlees (ook indien fijngemaakt), vers, gekoeld of bevroren

– vers of gekoeld:

0304 10 10

– – van tonijn

30%

25%

0304 10 90

– – andere

30%

25%

– filets, bevroren:

0304 20 10

– – van tonijn

30%

25%

0304 20 90

– – andere

30%

25%

0304 90 00

– andere

30%

25%

0305

Vis, gedroogd, gezouten of gepekeld; gerookte vis, ook indien voor of tijdens het roken gekookt; meel, poeder en pellets, van vis, geschikt voor menselijke consumptie

0305 10 00

– meel, poeder en pellets, van vis, geschikt voor menselijke consumptie

30%

100%

0305 20 00

– vislevers, hom en kuit, gedroogd, gerookt, gezouten of gepekeld

30%

100%

0305 30 00

– visfilets, gedroogd, gezouten of gepekeld, doch ongerookt

30%

25%

– gerookte vis, filets daaronder begrepen:

0305 41 00

– – Pacifische zalm (Oncorhynchus nerka, Oncorhynchus gorbuscha, Oncorhynchus keta, Oncorhynchus tschawytscha, Oncorhynchus kisutch, Oncorhynchus masou en Oncorhynchus rhodurus), Atlantische zalm (Salmo salar) en Donauzalm (Hucho hucho)

30%

100%

0305 42 00

– – haring (Clupea harengus, Clupea pallasii)

30%

100%

0305 49 00

– – andere

30%

25%

– gedroogde vis, ook indien gezouten, doch niet gerookt:

0305 51 00

– – kabeljauw (Gadus morhua, Gadus ogac, Gadus macrocephalus)

30%

100%

0305 59 00

– – andere

30%

25%

– vis, gezouten, doch niet gedroogdof gerookt, alsmede gepekelde vis:

0305 61 00

– – haring (Clupea harengus, Clupea pallasii)

30%

100%

0305 62 00

– – kabeljauw (Gadus morhua, Gadus ogac, Gadus macrocephalus)

30%

100%

0305 69 00

– – andere

30%

25%

0306

Schaaldieren, ook indien ontdaan van de schaal, levend, vers, gekoeld, bevroren, gedroogd, gezouten of gepekeld; schaaldieren in de schaal, gestoomd of in water gekookt, ook indien gekoeld, bevroren, gedroogd, gezouten of gepekeld; meel, poeder en pellets, van schaaldieren, geschikt voor menselijke consumptie

– bevroren:

0306 11 00

– – langoesten (Palinurus spp., Panulirus spp., Jasus spp.)

30%

25%

0306 12 00

– – zeekreeften (Homarus spp.)

30%

25%

0306 13 00

– – garnalen

30%

25%

0306 14 00

– – krab

30%

25%

0306 19 00

– – andere, daaronder begrepen meel, poeder en pellets, van schaaldieren, geschikt voor menselijke consumptie

30%

100%

0307

Weekdieren, ook indien ontdaan van de schelp, levend, vers, gekoeld, bevroren, gedroogd, gezouten of gepekeld; ongewervelde waterdieren, andere dan schaal- en weekdieren, levend, vers, gekoeld, bevroren, gedroogd, gezouten of gepekeld; meel, poeder en pellets, van ongewervelde waterdieren, andere dan schaaldieren, geschikt voor menselijke consumptie

– oesters:

0307 10 10

– – oesterzaad

5%

100%

0307 10 90

– – andere

30%

100%

– mosselen (Mytilus spp., Perna spp.):

0307 31 10

– – mosselzaad

5%

100%

0307 31 90

– – andere

30%

100%

– inktvissen (Sepia officinalis, Rossia macrosoma, Sepiola spp.); pijlinktvissen (Ommastrephes spp., Loligo spp., Nototodarus spp., Sepioteuthis spp.):

0307 41 00

– – levend, vers of gekoeld

30%

25%

0307 49 00

– – andere

30%

25%

– achtarmige inktvissen (Octopus spp.):

0307 51 00

– – levend, vers of gekoeld

30%

25%

0307 59 00

– – andere

30%

25%

0307 60 00

– eetbare slakken, andere dan zeeslakken

30%

25%

– andere, daaronder begrepen meel, poeder en pellets, van ongewervelde waterdieren, andere dan schaaldieren, geschikt voor menselijke consumptie:

0307 91 00

– – levend, vers of gekoeld

30%

25%

0307 99 00

– – andere

30%

25%

0511

Producten van dierlijke oorsprong, elders genoemd noch elders onder begrepen; dode dieren van de soorten bedoeld bij hoofdstuk 1 of 3, niet geschikt voor menselijke consumptie:

0511 91 00

– – producten van vis, van schaaldieren, van weekdieren of van andere ongewervelde waterdieren; dode dieren van de soorten bedoeld bij hoofdstuk 3:

30%

25%

2301

Meel, poeder en pellets van vlees, van slachtafvallen, van vis, van schaaldieren, van weekdieren of van andere ongewervelde waterdieren, ongeschikt voor menselijke consumptie; kanen:

2301 10 00

– meel, poeder en pellets, van vlees of van slachtafvallen; kanen

30%

25%

Protocol 5. inzake de handel in bewerkte landbouwproducten tussen Algerije en de Europese Gemeenschap

Artikel 1

Bij de invoer in de Gemeenschap van bewerkte landbouwproducten van oorsprong uit Algerije worden de in bijlage 1 vermelde douanerechten en heffingen met gelijke werking geheven.

Artikel 2

Bij de invoer in Algerije van bewerkte landbouwproducten van oorsprong uit de Gemeenschap worden de in bijlage 2 vermelde douanerechten en heffingen met gelijke werking geheven.

Artikel 3

De in de bijlagen 1 en 2 vermelde rechtenverlagingen worden vanaf de inwerkingtreding van de overeenkomst toegepast op het basisrecht zoals dat is vastgesteld in artikel 18 van de overeenkomst.

Artikel 4

De overeenkomstig de leden 1 en 2 toegepaste douanerechten kunnen worden verlaagd wanneer in het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Algerije de heffingen op basislandbouwproducten verlaagd worden of wanneer deze verlagingen het gevolg zijn van wederzijdse concessies op het gebied van bewerkte landbouwproducten. De in lid 1 bedoelde verlaging, de lijst van betrokken producten en in voorkomend geval de tariefcontingenten waarvoor de verlagingen gelden, worden door de Associatieraad vastgesteld.

Artikel 5

De Europese Gemeenschap en Algerije stellen elkaar in kennis van de administratieve regelingen die zijn vastgesteld voor de onder dit protocol vallende producten.

Deze regelingen dienen een gelijke behandeling van alle betrokken partijen te waarborgen en dienen zo eenvoudig en flexibel mogelijk te zijn.

Protocol nr. 6. betreffende de definitie van het begrip ,,producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking

TITEL I. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Definities

Voor de toepassing van dit protocol wordt verstaan onder:

  • a. „vervaardiging”: elke soort be- of verwerking, met inbegrip van assemblage of speciale behandelingen;

  • b. „materiaal”: alle ingrediënten, grondstoffen, componenten, delen, enz., die bij de vervaardiging van het product worden gebruikt;

  • c. „product”: het verkregen product, zelfs indien het bestemd is om later bij de vervaardiging van een ander product te worden gebruikt;

  • d. „goederen”: zowel materialen als producten;

  • e. „douanewaarde”: de waarde zoals bepaald bij de overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel van 1994 (Overeenkomst inzake de douanewaarde van de WTO);

  • f. „prijs af fabriek”: de prijs die voor het product af fabriek is betaald aan de fabrikant in de Gemeenschap of in Algerije in wiens bedrijf de laatste be- of verwerking is verricht, voorzover in die prijs de waarde is begrepen van alle gebruikte materialen, verminderd met alle binnenlandse belastingen die worden of kunnen worden terugbetaald wanneer het verkregen product wordt uitgevoerd;

  • g. „waarde van de materialen”: de douanewaarde ten tijde van de invoer van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, of, indien deze niet bekend is en niet kan worden vastgesteld, de eerste controleerbare prijs die voor de materialen in de Gemeenschap of Algerije is betaald;

  • h. „waarde van de materialen van oorsprong”: de waarde van deze materialen als omschreven onder g, welke omschrijving van dienovereenkomstige toepassing is;

  • ij. „toegevoegde waarde”: de prijs af fabriek verminderd met de douanewaarde van alle gebruikte materialen die van oorsprong zijn uit de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen waar cumulatie van toepassing is of, indien de douanewaarde niet bekend is of niet kan worden vastgesteld, de eerste controleerbare prijs die in de Gemeenschap of in Algerije voor deze materialen is betaald;

  • k. „hoofdstukken” en „posten”: de hoofdstukken en posten (viercijfercodes) van de nomenclatuur die het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en codering van goederen vormt, in dit protocol „het geharmoniseerde systeem” of „GS” genoemd;

  • l. „ingedeeld”: de indeling van een product of materiaal onder een bepaalde post;

  • m. „zending”: producten die gelijktijdig van een exporteur naar een geadresseerde worden verzonden of vergezeld gaan van een enkel vervoersdocument dat de verzending van de exporteur naar de geadresseerde dekt, of bij gebreke daarvan, een enkele factuur;

  • n. „gebieden”: omvatten ook de territoriale wateren.

TITEL II. DEFINITIE VAN HET BEGRIP „PRODUCTEN VAN OORSPRONG”

Artikel 2. Algemene voorwaarden

  • 1 Voor de toepassing van de overeenkomst worden de volgende producten beschouwd van oorsprong te zijn uit de Gemeenschap:

    • a. geheel en al in de Gemeenschap verkregen producten in de zin van artikel 5;

    • b. in de Gemeenschap verkregen producten, waarin materialen zijn verwerkt die daar niet geheel en al zijn verkregen, mits deze materialen in de Gemeenschap een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 6;

    • c. goederen van oorsprong uit de Europese Economische Ruimte (EER), in de zin van Protocol nr. 4 bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

  • 2 Voor de toepassing van de overeenkomst worden de volgende producten beschouwd als van oorsprong zijnde uit Algerije:

    • a. geheel en al in Algerije verkregen producten, in de zin van artikel 5;

    • b. in Algerije verkregen producten, waarin materialen zijn verwerkt die daar niet geheel en al zijn verkregen, mits deze materialen in Algerije een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 6.

  • 3 De bepalingen van lid 1, onder c zijn alleen van toepassing indien er een vrijhandelsovereenkomst van toepassing is tussen enerzijds Algerije en anderzijds de EER/EVA-landen (IJsland, Liechtenstein en Noorwegen).

Artikel 3. Cumulatie in de Gemeenschap

  • 1 Onverminderd artikel 2, lid 1, worden producten als van oorsprong uit de Gemeenschap beschouwd indien zij daar zijn verkregen door be- of verwerking van materialen van oorsprong uit Bulgarije, Zwitserland (met inbegrip van Liechtenstein)2 , IJsland, Noorwegen, Roemenië, Turkije of de Gemeenschap, op voorwaarde dat deze materialen in de Gemeenschap be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer inhouden dan die welke in artikel 7 zijn genoemd. Het is niet noodzakelijk dat deze materialen toereikende be- of verwerkingen hebben ondergaan.

  • 2 Onverminderd artikel 2, lid 1, worden producten als van oorsprong uit de Gemeenschap beschouwd indien zij daar zijn verkregen door be- of verwerking van materialen van oorsprong uit de Faeröer of een land dat deelneemt aan het Euro-mediterrane partnerschap, dat is gebaseerd op de verklaring van Barcelona die werd vastgesteld tijdens de Euro-mediterrane Conferentie van 27 en 28 november 1995, met uitzondering van Turkije, op voorwaarde dat deze materialen in de Gemeenschap be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer inhouden dan die welke in artikel 7 zijn genoemd. Het is niet noodzakelijk dat deze materialen toereikende be- of verwerkingen hebben ondergaan.

  • 3 Indien de in de Gemeenschap verrichte be- of verwerkingen niet ingrijpender zijn dan de in artikel 7 bedoelde be- of verwerkingen, wordt het verkregen product enkel als van oorsprong uit de Gemeenschap beschouwd indien de aldaar toegevoegde waarde groter is dan die van de gebruikte materialen van oorsprong uit een van de andere dan in de leden 1 en 2 bedoelde landen. Is dit niet het geval, dan wordt het verkregen product beschouwd als van oorsprong uit het land dat de hoogste waarde vertegenwoordigt van de bij de vervaardiging in de Gemeenschap gebruikte materialen van oorsprong.

  • 4 De producten van oorsprong uit een van de in de leden 1 en 2 genoemde landen die in de Gemeenschap geen enkele be- of verwerking ondergaan, behouden hun oorsprong wanneer zij naar een van deze landen worden uitgevoerd.

  • 4a Voor de toepassing van artikel 2, lid 1, onder b, worden in Marokko, Algerije of Tunesië uitgevoerde be- en verwerkingen geacht in de Gemeenschap te hebben plaatsgevonden, wanneer de daarbij verkregen producten later in de Gemeenschap worden be- of verwerkt. Wanneer bij toepassing van deze bepaling producten van oorsprong in twee of meer van de in deze leden bedoelde landen zijn verkregen, worden ze geacht van oorsprong te zijn uit de Gemeenschap, voorzover dezelfde be- en verwerkingen meer inhouden dan de in artikel 7 genoemde be- of verwerkingen.

  • 5 De cumulatie waarin dit artikel voorziet kan uitsluitend worden toegepast op voorwaarde dat:

    • a. Een preferentiële handelsovereenkomst overeenkomstig artikel XXIV van de Algemene Overeenkomst inzake tarieven en handel (GATT) van toepassing is tussen de landen die betrokken zijn bij het verwerven van de oorsprong en het land van bestemming;

    • b. materialen en producten de oorsprong hebben verkregen door toepassing van oorsprongsregels die gelijk zijn aan die van dit protocol;

      en

    • c. kennisgevingen zijn gepubliceerd waaruit blijkt dat is voldaan aan de vereisten voor de toepassing van cumulatie in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie en in Algerije volgens zijn eigen procedures.

    De cumulatie waarin dit artikel voorziet, is van toepassing met ingang van de datum die is aangegeven in de kennisgeving in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie.

    De Gemeenschap zal Algerije door tussenkomst van de Commissie van de Europese Gemeenschappen nadere gegevens verstrekken over de overeenkomsten, met inbegrip van de datums van inwerkingtreding, en de daarin opgenomen oorsprongsregels, die met de andere in de leden 1 en 2 genoemde landen worden toegepast.

Artikel 4. Cumulatie in Algerije

  • 1 Onverminderd artikel 2, lid 2, worden producten als van oorsprong uit Algerije beschouwd indien zij daar zijn verkregen door be- of verwerking van materialen van oorsprong uit Bulgarije, Zwitserland (met inbegrip van Liechtenstein)3, IJsland, Noorwegen, Roemenië, Turkije of de Gemeenschap, op voorwaarde dat deze materialen in de Algerije be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer inhouden dan die welke in artikel 7 zijn genoemd. Het is niet noodzakelijk dat deze materialen toereikende be- of verwerkingen hebben ondergaan.

  • 2 Onverminderd artikel 2, lid 2, worden producten als van oorsprong uit Algerije beschouwd indien zij daar zijn verkregen door be- of verwerking van materialen van oorsprong uit de Faeröer of een land dat deelneemt aan het Euro-mediterrane partnerschap, dat gebaseerd is op de verklaring van Barcelona die werd vastgesteld tijdens de Euro-mediterrane Conferentie van 27 en 28 november 1995, met uitzondering van Turkije, op voorwaarde dat deze materialen in Algerije be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer inhouden dan die welke in artikel 7 zijn genoemd. Het is niet noodzakelijk dat deze materialen toereikende be- of verwerkingen hebben ondergaan.

  • 3 Indien de in Algerije verrichte be- of verwerkingen niet ingrijpender zijn dan de in artikel 7 bedoelde be- of verwerkingen, wordt het verkregen product enkel als van oorsprong uit Algerije beschouwd indien de aldaar toegevoegde waarde groter is dan die van de gebruikte materialen van oorsprong uit een van de andere in de leden 1 en 2 bedoelde landen. Is dit niet het geval, dan wordt het verkregen product beschouwd als van oorsprong uit het land dat de hoogste waarde vertegenwoordigt van de bij de vervaardiging in Algerije gebruikte materialen van oorsprong.

  • 4 De producten van oorsprong uit een van de in de leden 1 en 2 genoemde landen die in Algerije geen enkele be- of verwerking ondergaan, behouden hun oorsprong wanneer zij naar een van deze landen worden uitgevoerd.

  • 4a Voor de toepassing van artikel 2, lid 2, onder b, worden in de Gemeenschap, Marokko of Tunesië uitgevoerde be- en verwerkingen geacht in Algerije te hebben plaatsgevonden, wanneer de daarbij verkregen producten later in Algerije worden be- of verwerkt. Wanneer bij toepassing van deze bepaling producten van oorsprong in twee of meer van de in deze leden bedoelde landen zijn verkregen, worden ze geacht van oorsprong te zijn uit Algerije, voorzover dezelfde be- en verwerkingen meer inhouden dan de in artikel 7 genoemde be- of verwerkingen.

  • 5 De cumulatie waarin dit artikel voorziet kan uitsluitend worden toegepast op voorwaarde dat:

    • a. Een preferentiële handelsovereenkomst overeenkomstig artikel XXIV van de Algemene Overeenkomst inzake tarieven en handel (GATT) van toepassing is tussen de landen die betrokken zijn bij het verwerven van de oorsprong en het land van bestemming;

    • b. materialen en producten de oorsprong hebben verkregen door toepassing van oorsprongsregels die gelijk zijn aan die van dit protocol;

      en

    • c. kennisgevingen waaruit blijkt dat is voldaan aan de vereisten voor de toepassing van cumulatie zijn gepubliceerd in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen en in Algerije volgens zijn eigen procedures.

    De cumulatie waarin dit artikel voorziet, is van toepassing met ingang van de datum die is aangegeven in de kennisgeving in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Algerije zal de Gemeenschap door tussenkomst van de Commissie van de Europese Gemeenschappen nadere gegevens verstrekken over de overeenkomsten, met inbegrip van de datums van inwerkingtreding, en de daarin opgenomen oorsprongsregels, die met de andere in de leden 1 en 2 genoemde landen worden toegepast.

Artikel 5. Geheel en al verkregen producten

  • 1 Als geheel en al in de Gemeenschap of in Algerije verkregen worden beschouwd:

    • a. aldaar uit de bodem of zeebodem gewonnen minerale producten;

    • b. aldaar geoogste producten van het plantenrijk;

    • c. aldaar geboren en gefokte levende dieren;

    • d. producten afkomstig van aldaar gefokte levende dieren;

    • e. voortbrengselen van de aldaar bedreven jacht en visserij;

    • f. producten van de zeevisserij en andere buiten de territoriale wateren van de Gemeenschap of van Algerije door hun schepen uit de zee gewonnen producten;

    • g. producten uitsluitend uit de onder f bedoelde producten aan boord van hun fabrieksschepen vervaardigd;

    • h. aldaar verzamelde gebruikte artikelen die slechts voor de terugwinning van grondstoffen kunnen dienen, met inbegrip van gebruikte banden die uitsluitend geschikt zijn om van een nieuw loopvlak te worden voorzien of slechts als afval kunnen worden gebruikt;

    • ij. afval en schroot afkomstig van aldaar verrichte fabrieksbewerkingen;

    • k. producten, gewonnen uit de zeebodem of -ondergrond buiten de territoriale wateren, mits zij alleen het recht hebben op ontginning van deze bodem of ondergrond;

    • l. goederen die aldaar uitsluitend uit de onder a tot en met j bedoelde producten zijn vervaardigd.

  • 2 De termen „hun schepen” en „hun fabrieksschepen” in lid 1, onder f en g, zijn slechts van toepassing op schepen en fabrieksschepen:

    • a. die in een lidstaat van de Gemeenschap of Algerije zijn ingeschreven of geregistreerd;

    • b. die de vlag van een lidstaat van de Gemeenschap of van Algerije voeren;

    • c. die voor ten minste 50 procent toebehoren aan onderdanen van lidstaten van de Gemeenschap of van Algerije of aan een onderneming die haar hoofdkantoor in een van deze staten heeft en waarvan de bedrijfsvoerder(s), de voorzitter van de raad van bestuur of van toezicht en de meerderheid van de leden van deze raden onderdanen zijn van een lidstaat van de Gemeenschap of van Algerije, en waarvan bovendien, in het geval van personenvennootschappen of vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, ten minste de helft van het kapitaal toebehoort aan deze staten of aan openbare lichamen of onderdanen daarvan;

    • d. waarvan de kapitein en de officieren onderdanen zijn van lidstaten van de Gemeenschap of van Algerije;

      en

    • e. waarvan de bemanning voor ten minste 75% bestaat uit onderdanen van lidstaten of van Algerije.

Artikel 6. Toereikende bewerking of verwerking

  • 1 Niet geheel en al verkregen producten worden geacht een toereikende bewerking of verwerking te hebben ondergaan in de zin van artikel 2, indien aan de voorwaarden van de lijst in bijlage II is voldaan.

    In deze lijst is voor alle onder deze overeenkomst vallende producten aangegeven welke be- of verwerkingen niet van oorsprong zijnde materialen moeten ondergaan om de oorsprong te verkrijgen en zijn slechts op deze materialen van toepassing. Dit betekent dat indien een product dat de oorsprong heeft verkregen doordat het aan de voorwaarden in die lijst voor dat product heeft voldaan, als materiaal gebruikt wordt bij de vervaardiging van een ander product, de voorwaarden die van toepassing zijn op het product waarin het wordt verwerkt daarvoor niet gelden. Er wordt dan geen rekening gehouden met niet van oorsprong zijnde materialen die bij de vervaardiging ervan zijn gebruikt.

  • 2 In afwijking van lid 1 kunnen niet van oorsprong zijnde materialen die volgens de voorwaarden in de lijst in bijlage II bij de vervaardiging van een bepaald product niet mogen worden gebruikt, in de volgende gevallen toch worden gebruikt:

    • a. wanneer de totale waarde ervan niet meer dan 10% bedraagt van de prijs af fabriek van het product;

    • b. wanneer een in de lijst vermelde maximumwaarde voor niet van oorsprong zijnde materialen door de toepassing van dit lid niet wordt overschreden.

    Dit lid is niet van toepassing op producten die onder de Hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerd systeem zijn ingedeeld.

  • 3 De leden 1 en 2 zijn van toepassing onder voorbehoud van artikel 7.

Artikel 7. Ontoereikende be- of verwerking

  • 1 Behoudens lid 2 worden de volgende be- of verwerkingen beschouwd als ontoereikend om de oorsprong te verlenen, ongeacht of aan de voorwaarden van artikel 6 is voldaan:

    • a. behandelingen om de producten tijdens vervoer en opslag in goede staat te bewaren;

    • b. het splitsen en samenvoegen van colli;

    • c. het wassen, schoonmaken; het stofvrij maken, verwijderen van roest, olie, verf of dergelijke;

    • d. het strijken of persen van textiel;

    • e. het eenvoudig schilderen of polijsten;

    • f. het doppen, het geheel of gedeeltelijk bleken, het polijsten of glanzen van granen en rijst;

    • g. het kleuren van suiker of het vormen van suikerklonten;

    • h. het pellen, ontpitten of schillen van noten, vruchten of groenten;

    • ij. het aanscherpen, eenvoudig vermalen of eenvoudig versnijden;

    • k. het zeven, sorteren, classificeren, assorteren (daaronder begrepen het samenstellen van sets van artikelen);

    • l. het eenvoudig plaatsen in flessen, flacons, blikken, zakken, kratten of dozen, het bevestigen op kaarten of platen en alle andere eenvoudige handelingen in verband met de opmaak;

    • m. het aanbrengen of opdrukken van merken, etiketten, beeldmerken of andere soortgelijke onderscheidingstekens op de producten zelf of op de verpakking;

    • n. het eenvoudig mengen van producten, ook van verschillende soorten;

    • o. het eenvoudig samenvoegen van delen van artikelen tot een volledig artikel dan wel het uit elkaar nemen van artikelen in onderdelen;

    • p. twee of meer van de onder a tot en met n vermelde behandelingen tezamen;

    • q. het slachten van dieren.

  • 2 Om te bepalen of de be- of verwerkingen die een bepaald product heeft ondergaan ontoereikend zijn in de zin van lid 1 worden alle be- of verwerkingen die dit product in de Gemeenschap of in Algerije heeft ondergaan tezamen genomen.

Artikel 8. Determinerende eenheid

  • 1 De determinerende eenheid voor de toepassing van de bepalingen van dit protocol is het product dat bij de bepaling van de indeling volgens het geharmoniseerd systeem als de basiseenheid wordt beschouwd.

    Hieruit volgt:

    • a. wanneer een product, bestaande uit een groep of verzameling van artikelen, onder één enkele post van het geharmoniseerd systeem wordt ingedeeld, het geheel de in aanmerking te nemen eenheid vormt;

    • b. wanneer een zending bestaat uit een aantal identieke producten die onder dezelfde post van het geharmoniseerd systeem worden ingedeeld, elk product voor de toepassing van de bepalingen van dit protocol afzonderlijk moet worden genomen.

  • 2 Wanneer volgens algemene regel 5 voor de interpretatie van het geharmoniseerd systeem de verpakking meetelt voor het vaststellen van de indeling, telt deze ook mee voor het vaststellen van de oorsprong.

Artikel 9. Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen

Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen die samen met materieel, machines, apparaten of voertuigen worden geleverd en deel uitmaken van de normale uitrusting daarvan en in de prijs daarvan zijn inbegrepen of niet afzonderlijk in rekening worden gebracht, worden geacht één geheel te vormen met het materieel en de machines, apparaten of voertuigen in kwestie.

Artikel 10. Stellen of assortimenten

Stellen of assortimenten in de zin van algemene regel 3 voor de interpretatie van het geharmoniseerd systeem, worden als van oorsprong beschouwd indien alle samenstellende delen van oorsprong zijn. Een stel of assortiment bestaande uit producten van oorsprong en producten die niet van oorsprong zijn, wordt evenwel als van oorsprong beschouwd indien de waarde van de producten die niet van oorsprong zijn niet meer dan 15% van de prijs af fabriek van het stel of assortiment bedraagt.

Artikel 11. Neutrale elementen

Om te bepalen of een product een product van oorsprong is, behoeft niet te worden nagegaan wat de oorsprong is van bij de vervaardiging van dat product gebruikte:

  • a. energie en brandstof;

  • b. fabrieksuitrusting;

  • c. machines en werktuigen;

  • d. goederen die in de uiteindelijke samenstelling van het product niet voorkomen en ook niet bedoeld waren daarin voor te komen.

TITEL III. TERRITORIALE VOORWAARDEN

Artikel 12. Territorialiteitsbeginsel

  • 1 Behoudens artikel 2, lid 1, onder c, de artikelen 3 en 4, en lid 3 van dit artikel moet aan de voorwaarden in titel II voor het verkrijgen van de oorsprong zonder onderbreking in de Gemeenschap of in Algerije zijn voldaan.

  • 2 Behoudens de artikelen 3 en 4 worden producten van oorsprong uit de Gemeenschap of Algerije die naar een ander land worden uitgevoerd en teruggezonden, niet als van oorsprong beschouwd tenzij ten genoegen van de douaneautoriteiten kan worden aangetoond dat:

    • a. de terugkerende goederen dezelfde zijn als de eerder uitgevoerde goederen;

      en

    • b. de goederen tijdens de periode dat ze waren uitgevoerd geen andere be- of verwerkingen hebben ondergaan dan die welke noodzakelijk waren om ze in goede staat te bewaren.

  • 3 Het verkrijgen van de oorsprong overeenkomstig de voorwaarden van titel II wordt niet beïnvloed door be- of verwerkingen buiten de Gemeenschap of Algerije van uit de Gemeenschap of Algerije uitgevoerde en later wederingevoerde materialen, indien:

    • a. deze materialen geheel en al in de Gemeenschap of Algerije zijn verkregen dan wel, voorafgaand aan de uitvoer, aldaar be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer inhouden dan die welke in artikel 7 zijn genoemd.

      en

    • b. ten genoegen van de douaneautoriteiten kan worden aangetoond dat:

      • i. de wederingevoerde goederen het resultaat zijn van de be- of verwerking van de uitgevoerde materialen;

        en

      • ii. de totale buiten de Gemeenschap of Algerije toegevoegde waarde niet meer dan 10% bedraagt van de prijs af fabriek van het als product van oorsprong aangemerkte eindproduct.

  • 4 Voor de toepassing van lid 3 is titel II betreffende het verlenen van de oorsprong niet van toepassing op buiten de Gemeenschap of Algerije verrichte be- of verwerkingen. Wanneer evenwel, in de lijst van bijlage II, voor de vaststelling van het karakter van product van oorsprong van het betrokken eindproduct een regel is opgenomen die de maximumwaarde van alle gebruikte niet van oorsprong zijnde materialen vaststelt, mogen de totale waarde van de niet van oorsprong zijnde materialen die in de betrokken partij worden verwerkt en de totale buiten de Gemeenschap of Algerije overeenkomstig dit artikel toegevoegde waarde het vermelde percentage niet overschrijden.

  • 5 Voor de toepassing van het bepaalde in de leden 3 en 4 wordt onder „totale toegevoegde waarde” verstaan alle buiten de Gemeenschap of Algerije gemaakte kosten, met inbegrip van de waarde van de toegevoegde materialen.

  • 6 De leden 3 en 4 zijn niet van toepassing op producten die niet aan de voorwaarden van de lijst in bijlage II voldoen of die slechts kunnen worden aangemerkt als toereikend te zijn be- of verwerkt door toepassing van de algemene tolerantieregel van artikel 6, lid 2.

  • 7 De leden 3 en 4 zijn niet van toepassing op producten van de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerd systeem.

  • 8 De buiten de Gemeenschap of Algerije verrichte be- of verwerkingen als bedoeld in dit artikel vinden plaats in het kader van de regeling passieve veredeling of een soortgelijke regeling.

Artikel 13. Rechtstreeks vervoer

  • 1 De bij deze overeenkomst vastgestelde preferentiële regeling is uitsluitend van toepassing op producten die aan de voorwaarden van dit protocol voldoen en die rechtstreeks tussen de Gemeenschap en Algerije of over het grondgebied van een ander in de artikelen 3 en 4 genoemd land waarmee cumulatie van toepassing is, zijn vervoerd. Goederen die één enkele zending vormen, kunnen via een ander grondgebied worden vervoerd, eventueel met overslag of tijdelijke opslag op dit grondgebied, voorzover ze in het land van doorvoer of opslag onder toezicht van de douane blijven en aldaar geen andere behandelingen ondergaan dan lossen en opnieuw laden of behandelingen om ze in goede staat te bewaren.

    Producten van oorsprong mogen via een pijpleiding door een ander grondgebied dan dat van de Gemeenschap of van Algerije worden vervoerd.

  • 2 Het bewijs dat aan de in lid 1 bedoelde voorwaarden is voldaan, wordt geleverd door overlegging van de volgende stukken aan de douaneautoriteiten van het land van invoer:

    • a. een enkel vervoerdocument dat het vervoer dekt van het land van uitvoer door het land van doorvoer,

    • b. een door de douaneautoriteiten van het land van doorvoer afgegeven certificaat:

      • i. een nauwkeurige omschrijving van de goederen;

      • ii. de data waarop de producten gelost en opnieuw geladen zijn, in voorkomend geval onder vermelding van de gebruikte schepen of andere vervoermiddelen;

        en

      • iii. een verklaring betreffende de voorwaarden waarop de producten in het land van doorvoer verbleven,

    • c. hetzij, bij gebreke van bovengenoemde stukken, enig ander bewijsstuk.

Artikel 14. Tentoonstellingen

  • 1 De overeenkomst is van toepassing op producten van oorsprong die naar een tentoonstelling in een ander dan de in de artikelen 3 en 4 genoemde landen waarmee cumulatie van toepassing is, zijn verzonden en die na de tentoonstelling zijn verkocht en in de Gemeenschap of in Algerije worden ingevoerd, mits ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat:

    • a. een exporteur deze producten vanuit de Gemeenschap of Algerije naar het land van de tentoonstelling heeft verzonden en ze daar heeft tentoongesteld;

    • b. deze exporteur de producten heeft verkocht of overgedragen aan een geadresseerde in de Gemeenschap of in Algerije;

    • c. de producten tijdens of onmiddellijk na de tentoonstelling in dezelfde staat als waarin zij naar de tentoonstelling zijn gegaan zijn verzonden;

      en

    • d. dat de goederen vanaf het moment dat zij naar de tentoonstelling werden verzonden, niet voor andere doeleinden zijn gebruikt dan om op die tentoonstelling te worden vertoond.

  • 2 Een bewijs van de oorsprong wordt overeenkomstig de bepalingen van titel V afgegeven of opgesteld en op de normale wijze bij de douaneautoriteiten van het land van invoer ingediend. Op dit bewijs zijn de naam en het adres van de tentoonstelling vermeld. Zo nodig kunnen aanvullende bewijsstukken worden gevraagd betreffende de aard van de goederen en de omstandigheden waaronder zij zijn tentoongesteld.

  • 3 Lid 1 is van toepassing op alle tentoonstellingen, beurzen of soortgelijke openbare evenementen met een commercieel, industrieel, agrarisch of ambachtelijk karakter die niet voor particuliere doeleinden in winkels of bedrijfsruimten met het oog op de verkoop van buitenlandse producten worden gehouden, en gedurende welke de producten onder douanetoezicht zijn gebleven.

TITEL IV. TERUGGAVE EN VRIJSTELLING VAN RECHTEN

Artikel 15. Verbod op teruggave of vrijstelling van douanerechten

  • 1

    • a. Niet van oorsprong zijnde materialen die gebruikt zijn bij de vervaardiging van producten van oorsprong uit de Gemeenschap, Algerije of een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen waarvoor overeenkomstig titel V een bewijs van oorsprong is afgegeven of opgesteld, komen in de Gemeenschap of in Algerije niet in aanmerking voor teruggave of vrijstelling van douanerechten in welke vorm dan ook.

    • b. De onder hoofdstuk 3 en de posten 1604 en 1605 van het geharmoniseerd systeem ingedeelde producten van oorsprong uit de Gemeenschap in de zin van artikel 2, lid 1, onder c, waarvoor overeenkomstig titel V een bewijs van de oorsprong is afgegeven of opgesteld, komen in de Gemeenschap niet in aanmerking voor teruggave of vrijstelling van douanerechten in welke vorm dan ook.

  • 2 Het verbod in lid 1 is van toepassing op elke regeling voor terugbetaling of algehele of gedeeltelijke vrijstelling van douanerechten of heffingen van gelijke werking die in de Gemeenschap of in Algerije van toepassing is op materialen die bij de vervaardiging worden gebruikt en op de in lid 1, onder b, bedoelde producten, indien een dergelijke terugbetaling of vrijstelling uitdrukkelijk of feitelijk wordt toegekend indien de producten die uit genoemde materialen zijn verkregen worden uitgevoerd, doch niet van toepassing is indien deze producten voor binnenlands gebruik zijn bestemd.

  • 3 De exporteur van producten die door een bewijs van oorsprong zijn gedekt, dient steeds bereid te zijn op verzoek van de douaneautoriteiten alle stukken over te leggen waaruit blijkt dat geen teruggave of vrijstelling van rechten is verkregen ten aanzien van de bij de vervaardiging van de betrokken producten gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn en dat alle douanerechten en heffingen van gelijke werking die op deze materialen van toepassing zijn, daadwerkelijk zijn betaald.

  • 4 De leden 1, 2 en 3 zijn ook van toepassing op de verpakking in de zin van artikel 8, lid 2, op accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen in de zin van artikel 9 en op artikelen die deel uitmaken van een stel of assortiment in de zin van artikel 10, wanneer dergelijke producten niet van oorsprong zijn.

  • 5 De leden 1 tot en met 4 zijn uitsluitend van toepassing op materialen van de soort waarop de overeenkomst van toepassing is. Voorts doen zij geen afbreuk aan het systeem van restituties bij de uitvoer van landbouwproducten overeenkomstig de bepalingen van de overeenkomst.

  • 6 Het verbod in lid 1 is niet van toepassing indien de producten worden beschouwd als van oorsprong uit de Gemeenschap of Algerije zonder toepassing van cumulatie met materialen van oorsprong uit een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen.

  • 7 Niettegenstaande lid 1 mag Algerije, behalve voor producten die zijn ingedeeld onder de hoofdstukken 1 tot en met 24 van het geharmoniseerd systeem, regelingen toepassen voor de teruggave of vrijstelling van douanerechten of heffingen van gelijke werking die van toepassing zijn op niet van oorsprong zijnde materialen die gebruikt zijn bij de vervaardiging van producten van oorsprong, op voorwaarde dat:

    • a) een douanerecht van 4%, of een lager recht indien dit in Algerije van toepassing is, wordt geheven op producten die onder de hoofdstukken 25 tot en met 49 en 64 tot en met 97 van het geharmoniseerd systeem zijn ingedeeld;

    • b) een douanerecht van 8%, of een lager recht indien dit in Algerije van toepassing is, wordt geheven op producten die onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerd systeem zijn ingedeeld.

    Dit lid is tot en met 31 december 2012 van toepassing en kan in onderling overleg worden herzien.

TITEL V. BEWIJS VAN OORSPRONG

Artikel 16. Algemene voorwaarden

  • 1 De bepalingen van deze overeenkomst zijn van toepassing op producten van oorsprong uit de Gemeenschap die in Algerije worden ingevoerd en op producten van oorsprong uit Algerije die in de Gemeenschap worden ingevoerd, op vertoon van een van de volgende bewijzen van oorsprong:

    • a. een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, waarvan het model in bijlage IIIa is opgenomen;

    • b. een certificaat inzake goederenverkeer EUR-MED, waarvan het model in bijlage IIIb is opgenomen;

    • c. in de in artikel 22, lid 1, bedoelde gevallen, een verklaring van de exporteur (hierna „factuurverklaring” genoemd, of „factuurverklaring EUR-MED”) op een factuur, pakbon of een ander handelsdocument, waarin de producten duidelijk genoeg zijn omschreven om geïdentificeerd te kunnen worden; de teksten van de factuurverklaringen zijn opgenomen in bijlagen IV a en b.

  • 2 In afwijking van lid 1 vallen producten van oorsprong in de zin van dit protocol in de in artikel 27 bedoelde gevallen onder de toepassing van de bepalingen van deze overeenkomst zonder dat een van de in lid 1 bedoelde bewijzen van oorsprong behoeft te worden overgelegd.

Artikel 17. Procedure voor de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED

  • 1 Certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED worden afgegeven door de douaneautoriteiten van het land of gebied overzee van uitvoer op schriftelijke aanvraag van de exporteur of, onder diens verantwoordelijkheid, van zijn gemachtigde vertegenwoordiger.

  • 2 Hiervoor vult de exporteur of diens gemachtigde vertegenwoordiger zowel het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED als het aanvraagformulier in. Modellen van beide formulieren zijn in bijlagen III a en b opgenomen. De formulieren worden ingevuld in een van de talen waarin de overeenkomst is opgesteld, overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht van het land van uitvoer. Indien zij met de hand worden ingevuld, dient dit met inkt en in blokletters te gebeuren. De goederen moeten worden omschreven in het daartoe bestemde vak en er mogen geen regels worden opengelaten. Indien dit vak niet geheel is ingevuld, wordt onder de laatste regel een horizontale lijn getrokken en wordt het niet ingevulde gedeelte doorgekruist.

  • 3 De exporteur die om de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED verzoekt, dient steeds in staat te zijn op verzoek van de douaneautoriteiten van het land van uitvoer waar het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED wordt afgegeven, de nodige documenten te overleggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.

  • 4 Behoudens lid 5 wordt een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 afgegeven door de douaneautoriteiten van een lidstaat van de Gemeenschap of Algerije in de volgende gevallen:

    • indien de betrokken producten kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit de Gemeenschap of Algerije, zonder toepassing van cumulatie met materialen van oorsprong uit een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen, en voldoen aan de andere eisen van dit protocol;

    • indien de betrokken producten kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen waarmee cumulatie van toepassing is, zonder toepassing van cumulatie met materialen van oorsprong uit een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen, en voldoen aan de andere eisen van dit protocol, op voorwaarde dat een EUR-MED-certificaat of een factuurverklaring EUR-MED is afgegeven in het land van oorsprong.

    • indien de betrokken producten kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit de Gemeenschap of Algerije, met toepassing van de in de artikelen 3(4a) en 4(4a) genoemde cumulatie, en voldoen aan de andere eisen van dit protocol.

  • 5 Het certificaat inzake goederenverkeer EUR-MED wordt afgegeven door de douaneautoriteiten van een lidstaat van de Gemeenschap of van Algerije indien de betrokken producten kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit de Gemeenschap, uit Algerije of uit een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen waarmee cumulatie van toepassing is en indien aan de voorwaarden van dit protocol is voldaan, en:

    • cumulatie werd toegepast met materialen van oorsprong uit een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen,

      of

    • de producten kunnen worden gebruikt als materialen in het kader van cumulatie voor de vervaardiging van producten voor uitvoer naar een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen, of

    • de producten opnieuw kunnen worden uitgevoerd uit het land van bestemming naar een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen.

  • 6 Een certificaat inzake het goederenverkeer EUR-MED bevat een van de volgende verklaringen in het Engels in vak 7:

    • indien de oorsprong is verkregen door toepassing van cumulatie met materialen van oorsprong uit een of meer van de in de artikelen 3 en 4 genoemde landen:

      „CUMULATIE TOEGEPAST MET …” (naam land(en))

    • indien de oorsprong is verkregen zonder toepassing van cumulatie met materialen van oorsprong uit een of meer van de in de artikelen 3 en 4 genoemde landen:

      „GEEN CUMULATIE TOEGEPAST”.

  • 7 De met de afgifte van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED belaste douaneautoriteiten nemen alle nodige maatregelen om te controleren of de producten daadwerkelijk van oorsprong zijn, en gaan na of aan alle andere voorwaarden van dit protocol is voldaan. Met het oog hierop zijn zij gerechtigd bewijsstukken op te vragen, de administratie van de exporteur in te zien en alle andere controles te verrichten die zij dienstig achten. Zij zien er ook op toe dat de in lid 2 bedoelde formulieren correct zijn ingevuld. Met name wordt nagegaan of het voor de omschrijving van de goederen bestemde vak zodanig is ingevuld dat frauduleuze toevoegingen niet mogelijk zijn.

  • 8 De datum van afgifte van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED wordt vermeld in vak 11 van het certificaat.

  • 9 Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED wordt door de douaneautoriteiten afgegeven en ter beschikking van de exporteur gesteld zodra de goederen daadwerkelijk worden uitgevoerd of wanneer het zeker is dat ze zullen worden uitgevoerd.

Artikel 18. Afgifte achteraf van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED

  • 1 In afwijking van artikel 17, lid 9, kan een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED bij wijze van uitzondering worden afgegeven na de uitvoer van de goederen waarop het betrekking heeft, indien

    • a. dit door een vergissing, onopzettelijk verzuim of bijzondere omstandigheden niet bij de uitvoer is gebeurd;

      of

    • b. ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EURMED wel was afgegeven, maar bij invoer om technische redenen niet is aanvaard.

  • 2 In afwijking van artikel 17, lid 9, kan een certificaat inzake goederenverkeer EUR-MED worden afgegeven na de uitvoer van de goederen waarop het betrekking heeft en waarvoor ten tijde van de uitvoer een certificaat inzake goederenverkeer EUR-1 was afgegeven, indien ten genoegen van de douaneautoriteiten kan worden aangetoond dat aan de in artikel 17, lid 5, genoemde voorwaarden is voldaan.

  • 3 Met het oog op de toepassing van de leden 1 en 2 dient de exporteur in zijn aanvraag de plaats en de datum van uitvoer te vermelden van de producten waarop het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED betrekking heeft, onder opgave van de redenen van zijn aanvraag.

  • 4 Vóór de douaneautoriteiten tot afgifte achteraf van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED overgaan, dienen zij te hebben vastgesteld dat de gegevens in de aanvraag van de exporteur overeenstemmen met die in het desbetreffende dossier.

  • 5 Op achteraf afgegeven certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED wordt de volgende Engelse zin aangebracht:

    „ISSUED RETROSPECTIVELY”.

    Op achteraf krachtens lid 2 afgegeven certificaten inzake goederenverkeer EUR-MED wordt de volgende Engelse zin aangebracht:

    „ISSUED RETROSPECTIVELY (Original EUR.1 no … [datum en plaats van afgifte]”.

  • 6 De in lid 5 bedoelde aantekening wordt aangebracht in vak 7 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED.

Artikel 19. Afgifte van een duplicaat van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED

  • 1 In geval van diefstal, verlies of vernietiging van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED, kan de exporteur de douaneautoriteiten die dit certificaat hadden afgegeven, verzoeken een duplicaat op te maken aan de hand van de uitvoerdocumenten die in hun bezit zijn.

  • 2 Op het aldus afgegeven duplicaat wordt het volgende Engelse woord aangebracht:

    „DUPLICATE”

  • 3 De in lid 2 bedoelde aantekening wordt aangebracht in vak 7 van het duplicaat-certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED.

  • 4 Het duplicaat, dat dezelfde datum van afgifte draagt als het oorspronkelijke certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED, is vanaf die datum geldig.

Artikel 20. Afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED aan de hand van een eerder opgesteld of afgegeven bewijs van oorsprong

Voor producten van oorsprong die in de Gemeenschap of in Algerije onder toezicht van een douanekantoor zijn geplaatst, kan het oorspronkelijke bewijs van oorsprong door een of meer certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED worden vervangen bij verzending van deze producten of een gedeelte daarvan naar een andere plaats in de Gemeenschap of in Algerije. Dit certificaat of deze certificaten EUR.1 of EUR-MED worden afgegeven door het douanekantoor dat op de producten toezicht houdt.

Artikel 21. Gescheiden boekhouding

  • 1 Wanneer het aanzienlijke kosten of materiële moeilijkheden met zich brengt om afzonderlijke voorraden aan te houden van identieke en onderling verwisselbare materialen die van oorsprong en die niet van oorsprong zijn, kunnen de douaneautoriteiten op schriftelijk verzoek van de betrokkene toestaan dat voor het beheer van deze voorraden de methode van gescheiden boekhouding (hierna „de methode” genoemd) wordt gebruikt.

  • 2 Met behulp van de methode moet het mogelijk zijn dat in een bepaalde referentieperiode hetzelfde aantal producten „van oorsprong” wordt verkregen als verkregen zou zijn indien de voorraden fysiek waren gescheiden.

  • 3 De douaneautoriteiten kunnen aan de verlening van de in lid 1 bedoelde vergunning voor het gebruik van deze methode de door hen passend geachte voorwaarden verbinden.

  • 4 De methode wordt toepgepast, en de toepassing ervan wordt vastgelegd overeenkomstig de algemeen aanvaarde boekhoudbeginselen die van toepassing zijn in het land waar het product is vervaardigd.

  • 5 Het bedrijf dat de methode toepast, kan bewijzen van de oorsprong afgeven of aanvragen, al naar gelang van het geval, voor de hoeveelheid producten die als van oorsprong kunnen worden beschouwd. De vergunninghouder verstrekt op verzoek van de douaneautoriteiten een verklaring over de wijze waarop de hoeveelheden zijn beheerd.

  • 6 De douaneautoriteiten houden toezicht op het gebruik van de vergunning en kunnen deze intrekken wanneer de vergunninghouder deze niet correct gebruikt of niet aan een van de andere in dit protocol omschreven voorwaarden voldoet.

Artikel 22. Voorwaarden voor het opstellen van een factuurverklaring of een factuurverklaring EUR-MED

  • 1 Een factuurverklaring of een factuurverklaring EUR-MED als bedoeld in artikel 16, lid 1, onder c, kan worden opgesteld door:

    • a. een toegelaten exporteur in de zin van artikel 23;

      of

    • b. alle exporteurs, voor zendingen bestaande uit een of meer colli die producten van oorsprong bevatten waarvan de totale waarde niet meer dan 6 000 EUR bedraagt.

  • 2 Behoudens lid 3 kan een factuurverklaring worden opgesteld in de volgende gevallen:

    • indien de betrokken producten kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit de Gemeenschap of Algerije, zonder toepassing van cumulatie met materialen van oorsprong uit een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen, en voldoen aan de andere eisen van dit protocol;

    • indien de betrokken producten kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen waarmee cumulatie van toepassing is, zonder toepassing van cumulatie met materialen van oorsprong uit een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen, en voldoen aan de andere eisen van dit protocol, op voorwaarde dat een EUR-MED-certificaat of een factuurverklaring EUR-MED is afgegeven in het land van oorsprong;

    • indien de betrokken producten kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit de Gemeenschap of Algerije, met toepassing van de in de artikelen 3(4a) en 4(4a) genoemde cumulatie, en voldoen aan de andere eisen van dit protocol.

  • 3 Een factuurverklaring EUR-MED kan worden opgesteld indien de producten kunnen worden beschouwd als van oorsprong uit de Gemeenschap, uit Algerije of uit een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen waarmee cumulatie van toepassing is, en aan de voorwaarden van dit protocol voldoen,

    en:

    • cumulatie werd toegepast met materialen van oorsprong uit een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen,

      of

    • de producten kunnen worden gebruikt als materialen in het kader van cumulatie voor de vervaardiging van producten voor uitvoer naar een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen, of

    • de producten opnieuw kunnen worden uitgevoerd uit het land van bestemming naar een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen.

  • 4 Een factuurverklaring EUR-MED bevat een van de volgende verklaringen in het Engels:

    • indien de oorsprong is verkregen door toepassing van cumulatie met materialen van oorsprong uit een of meer van de in de artikelen 3 en 4 genoemde landen:

      „CUMULATIE TOEGEPAST MET …” (naam land(en))

    • indien de oorsprong is verkregen zonder toepassing van cumulatie met materialen van oorsprong uit een of meer van de in de artikelen 3 en 4 genoemde landen:

      „GEEN CUMULATIE TOEGEPAST”.

  • 5 De exporteur die een factuurverklaring of een factuurverklaring EUR-MED opstelt moet op verzoek van de douaneautoriteiten van het land van uitvoer steeds de nodige documenten kunnen overleggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan de anderevoorwaarden van dit protocol is voldaan.

  • 6 Een factuurverklaring of een factuurverklaring EUR-MED, waarvan de tekst in bijlagen IV a en b is opgenomen, wordt door de exporteur op de factuur, de pakbon of een ander handelsdocument getypt, gestempeld of gedrukt in een van de in die bijlagen opgenomen talenversies, overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht van het land van uitvoer. Indien de factuurverklaring met de hand wordt opgesteld, moet dit met inkt en in blokletters geschieden.

  • 7 De factuurverklaring en factuurverklaringen EUR-MED worden door de exporteur eigenhandig ondertekend. Een toegelaten exporteur in de zin van artikel 23 behoeft deze verklaring echter niet te ondertekenen, mits hij de douaneautoriteiten een schriftelijke verklaring doet toekomen waarin hij de volle verantwoordelijkheid op zich neemt voor alle factuurverklaringen waaruit zijn identiteit blijkt alsof hij deze eigenhandig had ondertekend.

  • 8 Een factuurverklaring of een factuurverklaring EUR-MED kan door de exporteur worden opgesteld bij of na de uitvoer van de goederen waarop zij betrekking heeft, doch dient binnen twee jaar na de invoer van deze producten in het land van invoer te worden aangeboden.

Artikel 23. Toegelaten exporteurs

  • 1 De douaneautoriteiten van het land van uitvoer kunnen een exporteur (hierna „toegelaten exporteur” genoemd) die veelvuldig producten verzendt waarop de overeenkomst van toepassing is vergunning verlenen factuurverklaringen of factuurverklaringen EUR-MED op te stellen ongeacht de waarde van de betrokken producten. Om voor een dergelijke vergunning in aanmerking te komen, moet de exporteur naar het oordeel van de douaneautoriteiten de nodige waarborgen bieden met betrekking tot de controle op de oorsprong van de producten en de naleving van alle andere voorwaarden van dit protocol.

  • 2 De douaneautoriteiten kunnen het verlenen van de status van toegelaten exporteur afhankelijk stellen van door hen noodzakelijk geachte voorwaarden.

  • 3 De douaneautoriteiten kennen de toegelaten exporteur een nummer toe, dat in de factuurverklaring of de factuurverklaring EUR-MED wordt vermeld.

  • 4 De douaneautoriteiten houden toezicht op het gebruik van de vergunning door de toegelaten exporteur.

  • 5 De douaneautoriteiten kunnen de vergunning te allen tijde intrekken. Zij zijn verplicht dit te doen wanneer de toegelaten exporteur niet meer de in lid 1 bedoelde garanties biedt, niet meer aan de in lid 2 bedoelde voorwaarden voldoet, of de vergunning oneigenlijk gebruikt.

Artikel 24. Geldigheid van bewijzen van oorsprong

  • 1 Bewijzen van oorsprong zijn vier maanden geldig vanaf de datum van afgifte in het land van uitvoer en moeten binnen deze periode worden ingediend bij de douaneautoriteiten van het land van invoer.

  • 2 Bewijzen van oorsprong die na het verstrijken van de in lid 1 genoemde termijn bij de douaneautoriteiten van het land van invoer worden ingediend, kunnen met het oog op de toepassing van de preferentiële behandeling worden aanvaard wanneer de verlate indiening het gevolg is van overmacht of buitengewone omstandigheden.

  • 3 In andere gevallen van verlate indiening kunnen de douaneautoriteiten van het land van invoer de bewijzen van oorsprong aanvaarden indien de producten vóór het verstrijken van genoemde termijn bij hen zijn aangebracht.

Artikel 25. Overlegging van bewijzen van oorsprong

Bewijzen van oorsprong worden bij de douaneautoriteiten van het land van invoer ingediend overeenkomstig de aldaar geldende procedures. Deze autoriteiten kunnen om een vertaling van dit bewijs vragen. Zij kunnen voorts eisen dat de aangifte ten invoer vergezeld gaat van een verklaring van de importeur dat de producten aan de voorwaarden voor de toepassing van de overeenkomst voldoen.

Artikel 26. Invoer in deelzendingen

Wanneer, op verzoek van de importeur en op de door de douaneautoriteiten van het land van invoer vastgestelde voorwaarden, gedemonteerde of niet-gemonteerde producten in de zin van algemene regel 2 a voor de interpretatie van het geharmoniseerd systeem, vallende onder de Afdelingen XVI en XVII of de posten 7308 en 9406 van het geharmoniseerd systeem, in deelzendingen worden ingevoerd, wordt één enkel bewijs van oorsprong bij de douaneautoriteiten ingediend bij de invoer van de eerste deelzending.

Artikel 27. Vrijstelling van het bewijs van oorsprong

  • 1 Goederen die in kleine zendingen door particulieren aan particulieren worden verzonden of die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers worden als producten van oorsprong toegelaten zonder dat een bewijs van oorsprong behoeft te worden overgelegd, voorzover aan zulke goederen ieder handelskarakter vreemd is en verklaard wordt dat zij aan de voorwaarden voor de toepassing van dit protocol voldoen en er over de juistheid van deze verklaring geen twijfel bestaat. Voor postzendingen kan deze verklaring op het douaneaangifteformulier CN22/CN23 of op een daaraan gehecht blad worden gesteld.

  • 2 Als invoer waaraan ieder handelskarakter vreemd is wordt beschouwd de invoer van incidentele aard van goederen die uitsluitend bestemd zijn voor persoonlijk gebruik door de geadresseerde, de reiziger of de leden van hun gezin, mits noch de aard, noch de hoeveelheid van de goederen op commerciële doeleinden wijzen.

  • 3 Voorts mag de totale waarde van deze producten niet hoger zijn dan 500 EUR voor kleine zendingen of 1 200 EUR voor producten die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers.

Artikel 27 bis. Verklaring van de leverancier

  • 1 Indien een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt afgegeven of een factuurverklaring wordt opgesteld, in de Gemeenschap of Algerije, voor producten van oorsprong, bij de vervaardiging waarvan goederen zijn gebruikt die in Algerije, Marokko, Tunesië of de Gemeenschap een be- of verwerking hebben ondergaan zonder het karakter van product van oorsprong te hebben verkregen, dient rekening te worden gehouden met de leveranciersverklaring betreffende deze goederen, overeenkomstig het bepaalde in dit artikel.

  • 2 De in lid 1 genoemde verklaring van de leverancier dienst als bewijs voor de door de betrokken goederen in Algerije, Marokko, Tunesië of de Gemeenschap ondergane be- of verwerking teneinde te bepalen of de producten bij de vervaardiging waarvan deze goederen gebruikt worden, kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit de Gemeenschap of Algerije, en voldoen aan de andere eisen van dit protocol.

  • 3 Een afzonderlijke leveranciersverklaring wordt, behalve in de in lid 4 bedoelde gevallen, door de leverancier voor iedere zending goederen in de in bijlage V omschreven vorm opgesteld op een blad papier dat aan de factuur, de pakbon of een ander handelsdocument wordt gehecht. De goederen moeten in deze verklaring voldoende nauwkeurig zijn omschreven om geïdentificeerd te kunnen worden.

  • 4 Indien een leverancier een bepaalde afnemer regelmatig goederen toezendt waarvan de be- of verwerking in Algerije, Marokko, Tunesië, of de Gemeenschap naar verwachting voor langere tijd constant zal blijven, mag hij een enkele leveranciersverklaring, hierna „langlopende leveranciersverklaring” genoemd (ook wel „leveranciersverklaring voor herhaald gebruik” genoemd), opstellen ter dekking van opeenvolgende zendingen van deze goederen.

    Een langlopende leveranciersverklaring is gewoonlijk een jaar geldig vanaf de datum van opstelling. De douaneautoriteiten van het land waarin de verklaring wordt opgesteld, kunnen toestaan dat op door hen te stellen voorwaarden verklaringen met een langere geldigheidsduur worden opgesteld.

    De langlopende leveranciersverklaring wordt door de leverancier in de in bijlage VI omschreven vorm opgesteld. De goederen dienen daarin voldoende nauwkeurig te zijn omschreven om geïdentificeerd te kunnen worden. De leverancier doet de afnemer deze verklaring toekomen voordat de eerste partij goederen waarop ze betrekking heeft, wordt verzonden of tegelijk met deze eerste zending.

    Indien de langlopende leveranciersverklaring niet langer betrekking heeft op de geleverde goederen, stelt de leverancier zijn afnemer hiervan onmiddellijk in kennis.

  • 5 De in de leden 3 en 4 bedoelde leveranciersverklaring wordt getypt of gedrukt in een van de talen waarin de overeenkomst is opgesteld, overeenkomstig het nationale recht van het land waar de verklaring wordt opgesteld en wordt door de leverancier met de hand ondertekend. De factuurverklaring mag ook met de hand, met inkt en in blokletters, worden geschreven.

  • 6 De leverancier die een verklaring opstelt dient op verzoek van de douaneautoriteiten van het land waar de verklaring is opgesteld, steeds bereid te zijn alle documenten voor te leggen waaruit blijkt dat de gegevens in zijn verklaring juist zijn.

Artikel 28. Bewijsstukken

De in artikel 17, lid 3, artikel 22, lid 5, en artikel 27 bis, lid 6, bedoelde documenten aan de hand waarvan wordt aangetoond dat producten die door een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED of een factuurverklaring of een factuurverklaring EUR-MED worden gedekt producten van oorsprong zijn uit de Gemeenschap, Algerije of een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen en aan de andere voorwaarden van dit protocol voldoen, en dat de in de leveranciersverklaring verstrekte informatie juist is, kunnen onder meer de volgende zijn:

  • a. een rechtstreeks bewijs, bijvoorbeeld aan de hand van de boekhouding of de interne administratie van de exporteur of leverancier, van de door deze uitgevoerde be- of verwerkingen om de producten te verkrijgen;

  • b. in de Gemeenschap of in Algerije afgegeven of opgestelde en volgens het nationale recht gebruikte documenten waaruit de oorsprong van de gebruikte materialen blijkt;

  • c. in de Gemeenschap of in Algerije afgegeven of opgestelde en volgens het nationale recht gebruikte documenten waaruit be- of verwerking in de Gemeenschap of in Algerije blijkt;

  • d. certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED of factuurverklaringen of factuurverklaringen EUR-MED waaruit de oorsprong van de gebruikte materialen blijkt, die overeenkomstig dit protocol in de Gemeenschap of in Algerije zijn afgegeven of opgesteld, of die in een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen zijn opgesteld overeenkomstig oorsprongsregels die gelijk zijn aan de oorsprongsregels in dit protocol;

  • e. passende bewijsstukken betreffende be- of verwerking buiten de Gemeenschap of Algerije in toepassing van artikel 12 waaruit blijkt dat aan de voorwaarden van dat artikel is voldaan;

  • f. leveranciersverklaring waaruit de in de Gemeenschap, Algerije, Marokko of Tunesië verrichte be- of verwerking van de gebruikte materialen blijkt, opgesteld in een van deze landen.

Artikel 29. Bewaring van bewijzen van oorsprong, leveranciersverklaringen en andere bewijsstukken

  • 1 De exporteur die om de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED verzoekt, bewaart de in artikel 17, lid 3, bedoelde bewijsstukken gedurende een periode van ten minste drie jaar.

  • 2 Exporteurs die een factuurverklaring of een factuurverklaring EUR-MED opstellen, dienen een kopie van deze factuurverklaring en van de in artikel 22, lid 5, bedoelde documenten gedurende ten minste drie jaar te bewaren.

  • 2a De leverancier die een leveranciersverklaring heeft opgesteld, bewaart kopieën van de verklaring en van de factuur, de pakbon of het andere handelsdocument waaraan zijn verklaring werd gehecht alsmede de in artikel 27 bis, lid 6, bedoelde bewijsstukken gedurende een periode van ten minste drie jaar.

    De leverancier die een langlopende leveranciersverklaring heeft opgesteld, bewaart kopieën van de verklaring en van de facturen, pakbonnen of andere handelsdocumenten betreffende de goederen waarop zijn aan de afnemer gezonden verklaring betrekking had, alsmede de in artikel 27 bis, lid 6, bedoelde bewijsstukken gedurende een periode van ten minste drie jaar. Deze periode begint op de dag waarop deze langlopende leveranciersverklaring vervalt.

  • 3 De douaneautoriteiten van het land van uitvoer die een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED afgeven bewaren het in artikel 17, lid 2, bedoelde aanvraagformulier gedurende een periode van ten minste drie jaar.

  • 4 De douaneautoriteiten van het land van invoer bewaren de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED en de factuurverklaringen en factuurverklaringen EUR-MED die bij hen werden ingediend gedurende een periode van ten minste drie jaar.

Artikel 30. Verschillen en vormfouten

  • 1 Geringe verschillen tussen de gegevens op het bewijs van oorsprong en de gegevens op de documenten die voor het vervullen van de invoerformaliteiten bij het douanekantoor worden ingediend, maken het EUR.1-certificaat of de factuurverklaring niet automatisch ongeldig, indien blijkt dat het document wel degelijk met de aangebrachte goederen overeenstemt.

  • 2 Kennelijke vormfouten, zoals typefouten op het bewijs van oorsprong, maken dit document niet ongeldig, indien deze fouten niet van dien aard zijn dat zij twijfel doen rijzen over de juistheid van de in daarin vermelde gegevens.

Artikel 31. In euro uitgedrukte bedragen

  • 1 Voor de toepassing van artikel 22, lid 1, onder b, en artikel 27, lid 3, worden, wanneer de producten gefactureerd zijn in een andere valuta dan de euro, de tegenwaarde van de in euro uitgedrukte bedragen in de nationale valuta van lidstaten van de Gemeenschap, van Algerije of een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen, jaarlijks door elk van de betrokken landen vastgesteld.

  • 2 Artikel 22, lid 1, onder b, en artikel 27, lid 3, zijn van toepassing op zendingen op basis van de valuta waarin de factuur is opgesteld, overeenkomstig het bedrag dat door het betrokken land is vastgesteld.

  • 3 De in een bepaalde nationale valuta te gebruiken bedragen zijn gelijk aan de tegenwaarde in die valuta van de in euro uitgedrukte bedragen op de eerste werkdag van de maand oktober van elk jaar. De tegenwaarde wordt de Commissie van de Europese Gemeenschappen voor 15 oktober medegedeeld en is van toepassing vanaf 1 januari van het daaropvolgende jaar. De Commissie van de Europese Gemeenschappen stelt alle betrokken landen in kennis van de desbetreffende tegenwaarden.

  • 4 Een land mag het bedrag dat het resultaat is van de omrekening in zijn nationale valuta van een in euro uitgedrukt bedrag naar boven of beneden afronden. Het afgeronde bedrag mag niet meer dan 5 procent afwijken van het bedrag dat het resultaat is van de omrekening. Een land kan de tegenwaarde in nationale valuta van een in euro uitgedrukt bedrag handhaven, indien de omrekening van dat bedrag, bij de in lid 3 bedoelde jaarlijkse aanpassing, vóór het afronden, leidt tot een stijging van minder dan 15 procent van de tegenwaarde in nationale valuta. De tegenwaarde in nationale valuta kan ongewijzigd blijven, indien de omrekening tot een daling van de tegenwaarde leidt.

  • 5 De in euro uitgedrukte bedragen kunnen door het Associatiecomité op verzoek van de Gemeenschap of Algerije worden herzien. Bij deze herziening onderzoekt het Associatiecomité of het wenselijk is de betreffende limieten in reële termen te handhaven. Het kan te dien einde besluiten de in euro uitgedrukte bedragen te wijzigen.

TITEL VI. REGELINGEN VOOR ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING

Artikel 32. Wederzijdse bijstand

  • 1 De douaneautoriteiten van de lidstaten van de Gemeenschap en van Algerije doen elkaar via de Europese Commissie afdrukken toekomen van de stempels die in hun douanekantoren worden gebruikt bij de afgifte van certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED, alsmede de adressen van de douaneautoriteiten die belast zijn met de controle van deze certificaten en de factuurverklaringen en factuurverklaringen EUR-MED of leveranciersverklaringen.

  • 2 Met het oog op de correcte toepassing van dit protocol verlenen de Gemeenschap en Algerije elkaar, via de bevoegde douane-instanties, bijstand bij de controle op de echtheid van de EUR.1- en EUR-MED-certificaten en de factuurverklaringen en factuurverklaringen EUR-MED of leveranciersverklaringen en de juistheid van de daarin vermelde gegevens.

Artikel 33. Controle van de bewijzen van oorsprong

  • 1 Bewijzen van oorsprong worden achteraf steekproefsgewijs gecontroleerd, alsmede wanneer de douaneautoriteiten van het land van invoer redenen hebben om te twijfelen aan de echtheid van deze documenten, de oorsprong van de betrokken producten of de naleving van de andere voorwaarden van dit protocol.

  • 2 Met het oog op de toepassing van lid 1 zenden de douaneautoriteiten van het land van invoer het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED, de factuur, indien deze werd voorgelegd, de factuurverklaring of de factuurverklaring EURMED of een kopie van deze documenten, terug aan de douaneautoriteiten van het land van uitvoer, in voorkomend geval onder vermelding van de redenen waarom een controle wordt aangevraagd. Zij verstrekken bij deze aanvraag om controle alle documenten en gegevens die het vermoeden hebben doen rijzen dat de gegevens op het bewijs van oorsprong onjuist zijn.

  • 3 De controle wordt verricht door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer. Met het oog hierop zijn zij gerechtigd bewijsstukken op te vragen, de administratie van de exporteur in te zien en alle andere controles te verrichten die zij dienstig achten.

  • 4 Indien de douaneautoriteiten van het land van invoer besluiten de preferentiële behandeling niet toe te kennen zolang de uitslag van de controle niet bekend is, stellen zij de importeur voor de producten vrij te geven onder voorbehoud van de noodzakelijk geachte conservatoire maatregelen.

  • 5 De resultaten van de controle worden zo spoedig mogelijk medegedeeld aan de douaneautoriteiten die de controle hebben aangevraagd. In deze mededeling moet duidelijk worden aangegeven of de documenten echt zijn, of de betrokken producten als producten van oorsprong uit de Gemeenschap, Algerije of een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen beschouwd kunnen worden en of aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.

  • 6 Indien bij gegronde twijfel binnen tien maanden na het verzoek om controle geen antwoord is ontvangen, of indien het antwoord niet voldoende gegevens bevat om de echtheid van het betrokken document of de werkelijke oorsprong van de producten vast te stellen, kennen de aanvragende douaneautoriteiten de preferentiële behandeling niet toe, behoudens buitengewone omstandigheden.

Artikel 33 bis. Controle van de leveranciersverklaring

  • 1 Leveranciersverklaringen en langlopende leveranciersverklaringen worden achteraf door middel van steekproeven gecontroleerd en wanneer de douaneautoriteiten van het land waar zulke verklaringen zijn gebruikt om EUR.1-certificaten of factuurverklaringen op te stellen, redenen hebben om te twijfelen aan de echtheid van de verklaring of de juistheid van de daarin vermelde gegevens.

  • 2 Met het oog op de toepassing van lid 1 zenden de douaneautoriteiten van het in lid 1 bedoelde land de leveranciersverklaring, de factuur, de pakbon of andere handelsdocumenten die betrekking hebben op de goederen die door de leveranciersverklaring werden gedekt terug aan de douaneautoriteiten van het land waar de verklaring werd opgesteld, onder vermelding van de materiële of formele redenen waarom een controle wordt aangevraagd.

    Zij verstrekken bij deze aanvraag om controle alle documenten en gegevens die het vermoeden hebben doen rijzen dat de gegevens in de leveranciersverklaring onjuist zijn.

  • 3 De controle wordt verricht door de douaneautoriteiten van het land waar de leveranciersverklaring werd opgesteld. Deze zijn in dit verband gerechtigd bewijsmateriaal op te vragen, de administratie van de exporteur in te zien en elke andere controle te verrichten die zij dienstig achten.

  • 4 De resultaten van de controle worden zo spoedig mogelijk medegedeeld aan de douaneautoriteiten die de controle hebben aangevraagd. In deze mededeling moet duidelijk worden aangegeven of de gegevens in de leveranciersverklaring juist zijn en in hoeverre de verklaring in aanmerking kan worden genomen voor het opstellen van een EUR.1-certificaat of eenfactuurverklaring.

Artikel 34. Regeling van geschillen

Geschillen ten aanzien van de in de artikelen 33 en 33 bis bedoelde controles die niet onderling geregeld kunnen worden door de douaneautoriteiten die de controle hebben aangevraagd en de douaneautoriteiten die deze hebben moeten uitvoeren, en problemen in verband met de interpretatie van dit protocol worden aan het Associatiecomité voorgelegd.

Op de regeling van geschillen tussen de importeur en de douaneautoriteiten van de staat van invoer is in alle gevallen de wetgeving van de staat van invoer van toepassing.

Artikel 35. Sancties

Sancties worden getroffen tegen ieder die een document met onjuiste gegevens opstelt of laat opstellen met het doel goederen onder de preferentiële regeling te doen vallen.

Artikel 36. Vrije zones

  • 1 De Gemeenschap en Algerije nemen alle nodige maatregelen om te voorkomen dat producten die onder geleide van een bewijs van oorsprong worden verhandeld en die tijdens het vervoer in een op hun grondgebied gelegen vrije zone verblijven, door andere goederen worden vervangen of andere behandelingen ondergaan dan die welke gebruikelijk zijn om ze in goede staat te bevaren.

  • 2 In afwijking van lid 1 geven de bevoegde douaneautoriteiten, wanneer producten van oorsprong uit de Gemeenschap of uit Algerije die onder dekking van een bewijs van oorsprong in een vrije zone zijn ingevoerd, een be- of verwerking ondergaan, op verzoek van de exporteur een nieuw certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED af, mits deze be- of verwerking in overeenstemming is met de bepalingen van dit protocol.

TITEL VII. CEUTA EN MELILLA

Artikel 37. Toepassing van het protocol

  • 1 De in artikel 2 gebruikte term „Gemeenschap” heeft geen betrekking op Ceuta en Melilla.

  • 2 Producten van oorsprong uit Algerije die in Ceuta of Melilla worden ingevoerd, vallen in elk opzicht onder dezelfde douaneregeling als de regeling die op grond van Protocol nr. 2 bij de Akte van Toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Republiek Portugal tot de Europese Gemeenschappen van toepassing is op producten van oorsprong uit het douanegebied van de Gemeenschap. Algerije past op onder de overeenkomst vallende producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla dezelfde regeling toe als op producten van oorsprong uit de Gemeenschap die uit de Gemeenschap worden ingevoerd.

  • 3 Bij toepassing van lid 2 op producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla, is dit protocol van overeenkomstige toepassing met inachtneming van de bijzondere voorwaarden van artikel 38.

Artikel 38. Bijzondere voorwaarden

  • 1 Mits zij rechtstreeks zijn vervoerd overeenkomstig artikel 13, worden beschouwd als:

    • 1) producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla:

      • a. geheel en al in Ceuta en Melilla verkregen producten;

      • b. in Ceuta en Melilla verkregen producten bij de vervaardiging waarvan andere dan de onder a bedoelde producten zijn gebruikt, mits:

        • i. deze producten be- of verwerkingen hebben ondergaan die toereikend zijn in de zin van artikel 6;

          of

        • ii. deze producten van oorsprong zijn uit Algerije of uit de Gemeenschap en be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer omvatten dan de in artikel 7, lid 1, bedoelde ontoereikende be- of verwerkingen;

    • 2) producten van oorsprong uit Algerije:

      • a. geheel en al in Algerije verkregen producten;

      • b. in Algerije verkregen producten bij de vervaardiging waarvan andere dan de onder a bedoelde producten zijn gebruikt, mits:

        • i. deze producten be- of verwerkingen hebben ondergaan die toereikend zijn in de zin van artikel 6;

          of

        • ii. deze producten van oorsprong zijn uit Ceuta en Melilla of de Gemeenschap en zij be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer inhouden dan de in artikel 7 genoemde be- of verwerkingen.

  • 2 Ceuta en Melilla worden als één grondgebied beschouwd.

  • 3 De exporteur of zijn gemachtigde vertegenwoordiger vermeldt „Algerije” en „Ceuta en Melilla” in vak 2 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED of op de factuurverklaring of de factuurverklaring EUR-MED. Voor producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla wordt de oorsprong bovendien vermeld in vak 4 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED of op de factuurverklaring of de factuurverklaring EUR-MED.

  • 4 De Spaanse douaneautoriteiten zijn belast met de toepassing van dit protocol in Ceuta en Melilla.

TITEL VIII. SLOTBEPALINGEN

Artikel 39. Wijzigingen op het Protocol

De Associatieraad kan besluiten bepalingen van dit protocol te wijzigen.

Artikel 40. Overgangsbepaling voor goederen in doorvoer of in opslag

Deze overeenkomst kan worden toegepast op goederen die aan de bepalingen van dit protocol voldoen en die op de datum van inwerkingtreding van dit protocol onderweg zijn of die in de Gemeenschap of in Algerije tijdelijk zijn opgeslagen of zich daar in een douane-entrepot of vrije zone bevinden, mits binnen vier maanden na genoemde datum een EUR.1- of EUR-MED-certificaat bij de douaneautoriteiten van het land van invoer wordt ingediend dat achteraf door de douane autoriteiten van het land van uitvoer is opgesteld, tezamen met de documenten waaruit blijkt dat de goederen rechtstreeks zijn vervoerd overeenkomstig artikel 13.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende het Prinsdom Andorra

  • 1. Producten van de hoofdstukken 25 tot en met 97 van het Geharmoniseerd Systeem van oorsprong uit het Prinsdom Andorra worden door Algerije behandeld als producten van oorsprong uit de Gemeenschap in de zin van deze overeenkomst.

  • 2. Protocol nr. 6 is van overeenkomstige toepassing voor het bepalen van de oorsprong van de bovenvermelde producten.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende de Republiek San Marino

  • 1. Producten van oorsprong uit de Republiek San Marino worden door Algerije behandeld als producten van oorsprong uit de Gemeenschap in de zin van deze overeenkomst.

  • 2. Protocol nr. 6 is van overeenkomstige toepassing voor het bepalen van de oorsprong van de vorengenoemde producten.

Protocol 7. Wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken

Artikel 1. Definities

Voor de toepassing van dit protocol wordt verstaan onder:

  • a. „douanewetgeving": de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die op het grondgebied van de partijen van toepassing zijn op de invoer, de uitvoer en de doorvoer van goederen en de plaatsing daarvan onder andere douaneregelingen of -procedures, met inbegrip van verbods-, beperkings- en controlemaatregelen;

  • b. „verzoekende autoriteit": een bevoegde administratieve autoriteit die door een der partijen is aangewezen en die een verzoek om bijstand op grond van dit protocol indient;

  • c. „aangezochte autoriteit": een bevoegde administratieve autoriteit die door een der partijen is aangewezen en die een verzoek om bijstand op grond van dit protocol ontvangt;

  • d. „persoonsgegevens": alle gegevens betreffende een natuurlijke persoon van wie de identiteit bekend is of kan worden vastgesteld;

  • e. „met de douanewetgeving strijdige handeling": elke overtreding of poging tot overtreding van de douanewetgeving.

Artikel 2. Toepassingsgebied

  • 1 De partijen verlenen elkaar op de onder hun bevoegdheid vallende gebieden bijstand, op de wijze en op de voorwaarden als bij dit protocol vastgesteld, met het oog op correcte toepassing van de douanewetgeving, in het bijzonder bij het voorkomen, onderzoeken en bestrijden van handelingen in strijd met deze wetgeving.

  • 2 De bijstand in douanezaken waarin dit protocol voorziet, geldt voor alle administratieve autoriteiten van de partijen die voor de toepassing van dit protocol bevoegd zijn. Deze bijstand doet geen afbreuk aan de regels betreffende de wederzijdse bijstand in strafzaken en geldt niet voor gegevens die zijn verkregen krachtens bevoegdheden die op verzoek van gerechtelijke autoriteiten worden uitgeoefend, tenzij deze autoriteiten hiermee instemmen.

  • 3 Dit protocol heeft geen betrekking op bijstand bij de invordering van rechten, heffingen en boetes.

Artikel 3. Bijstand op verzoek

  • 1 Op aanvraag van de verzoekende autoriteit verschaft de aangezochte autoriteit eerstgenoemde alle ter zake dienende informatie die deze nodig heeft om erop toe te zien dat de douanewetgeving correct wordt toegepast, met inbegrip van informatie betreffende voorgenomen of vastgestelde handelingen die met deze wetgeving in strijd zijn of zouden kunnen zijn.

  • 2 Op aanvraag van de verzoekende autoriteit deelt de aangezochte autoriteit haar mede:

    • a. of goederen die uit het grondgebied van een der partijen zijn uitgevoerd op correcte wijze op het grondgebied van een andere partij zijn ingevoerd, in voorkomend geval met vermelding van de douaneregeling waaronder deze goederen zijn geplaatst;

    • b. of goederen die op het grondgebied van een der partijen zijn ingevoerd op correcte wijze uit het grondgebied van de andere partij zijn uitgevoerd, in voorkomend geval met vermelding van de douaneregeling waaronder deze goederen zijn geplaatst.

  • 3 Op aanvraag van de verzoekende autoriteit neemt de aangezochte autoriteit, overeenkomstig haar wet- en regelgeving, de nodige maatregelen met het oog op toezicht op:

    • a. natuurlijke personen of rechtspersonen van wie redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij de douanewetgeving overtreden of overtreden hebben;

    • b. plaatsen waar goederen op zodanige wijze zijn of zouden kunnen zijn opgeslagen dat redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij bedoeld zijn om te worden gebruikt bij handelingen die in strijd zijn met de douanewetgeving;

    • c. goederen die op zodanige wijze worden of zouden kunnen worden vervoerd dat redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij bestemd zijn om in strijd met de douanewetgeving te worden gebruikt;

    • d. vervoermiddelen die op zodanige wijze worden of zouden kunnen worden gebruikt dat redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij bestemd zijn om in strijd met de douanewetgeving te worden gebruikt.

Artikel 4. Bijstand op eigen initiatief

De partijen verlenen elkaar, in overeenstemming met hun wet- en regelgeving, op eigen initiatief bijstand indien zij dit noodzakelijk achten voor de juiste toepassing van de douanewetgeving, in het bijzonder indien zij informatie hebben verkregen over:

  • activiteiten die met deze wetgeving in strijd zijn of lijken te zijn en die voor een andere partij van belang zouden kunnen zijn;

  • nieuwe middelen of methoden die worden gebruikt bij overtredingen van de douanewetgeving;

  • goederen die het voorwerp vormen van handelingen in strijd met de douanewetgeving;

  • natuurlijke personen of rechtspersonen ten aanzien van wie redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij handelingen verrichten of hebben verricht die met de douanewetgeving in strijd zijn;

  • middelen van vervoer waarvan redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij gebruikt zijn of kunnen worden om handelingen te verrichten die met de douanewetgeving in strijd zijn.

Artikel 5. Toezending van documenten en kennisgeving van besluiten

Op aanvraag van de verzoekende autoriteit neemt de aangezochte autoriteit overeenkomstig haar wet- en regelgeving alle maatregelen die nodig zijn voor:

  • verstrekking van documenten of

  • kennisgeving van besluiten

die van de verzoekende autoriteit uitgaan en onder het toepassingsgebied van dit protocol vallen, aan een geadresseerde die op het grondgebied van de aangezochte autoriteit verblijft of gevestigd is.

Verzoeken om verstrekking van documenten of kennisgeving van besluiten worden schriftelijk aan de aangezochte autoriteit gericht in een officiële taal van die autoriteit of in een voor die autoriteit aanvaardbare taal.

Artikel 6. Vorm en inhoud van verzoeken om bijstand

  • 1 Verzoeken in het kader van dit protocol worden schriftelijk gedaan en gaan vergezeld van de bescheiden die voor de behandeling ervan noodzakelijk zijn. In spoedeisende gevallen kunnen verzoeken mondeling worden gedaan, mits zij onmiddellijk schriftelijk worden bevestigd.

  • 2 De overeenkomstig lid 1 ingediende verzoeken bevatten de hiernavolgende gegevens:

    • a. de naam van de verzoekende autoriteit;

    • b. de gevraagde maatregel;

    • c. het voorwerp en de reden van het verzoek;

    • d. de toepasselijke wet- en regelgeving en andere rechtselementen;

    • e. zo nauwkeurige en volledig mogelijke gegevens betreffende de natuurlijke personen of rechtspersonen waarop het onderzoek betrekking heeft;

    • f. een overzicht van de relevante feiten en van het onderzoek dat reeds is uitgevoerd.

  • 3 De verzoeken worden ingediend in een officiële taal van de aangezochte autoriteit of in een voor deze aanvaardbare taal. Deze eis is niet van toepassing op documenten die bij het in lid 1 bedoelde verzoek zijn gevoegd.

  • 4 Indien een verzoek niet in de juiste vorm wordt gedaan, kan om correctie of aanvulling worden verzocht. Er kunnen echter reeds voorzorgsmaatregelen worden genomen.

Artikel 7. Behandeling van verzoeken

  • 1 De aangezochte autoriteit behandelt verzoeken om bijstand, binnen de grenzen van haar bevoegdheden en met de middelen waarover zij beschikt, alsof zij voor eigen rekening of in opdracht van een andere autoriteit van dezelfde partij handelde, door reeds beschikbare informatie te verstrekken en het nodige onderzoek te verrichten of te doen verrichten. Deze bepaling is tevens van toepassing op instanties aan welke de aangezochte autoriteit het verzoek op grond van dit protocol doorzendt, indien deze autoriteit niet zelfstandig kan handelen.

  • 2 Verzoeken om bijstand worden behandeld overeenkomstig de wet- en regelgeving van de aangezochte partij.

  • 3 Daartoe gemachtigde ambtenaren van een der partijen kunnen met instemming van de andere partij en op de door deze gestelde voorwaarden, in de kantoren van de aangezochte autoriteit of van een andere betrokken instantie als bedoeld in lid 1, gegevens verzamelen over handelingen die met de douanewetgeving in strijd zijn of kunnen zijn, en die de verzoekende autoriteit voor de toepassing van dit protocol nodig heeft.

  • 4 Daartoe gemachtigde ambtenaren van een partij kunnen met de toestemming van de andere betrokken partij en op de door deze gestelde voorwaarden, aanwezig zijn bij onderzoek dat op het grondgebied van de laatstgenoemde wordt verricht.

Artikel 8. Vorm waarin de informatie dient te worden verstrekt

  • 1 De aangezochte autoriteit deelt de uitslag van het ingestelde onderzoek aan de verzoekende autoriteit schriftelijk mede en legt alle relevante documenten, gewaarmerkte kopieën van documenten of andere stukken over.

  • 2 Deze informatie kan met behulp van systemen voor automatische gegevensverwerking worden verstrekt.

  • 3 Originelen van documenten worden uitsluitend op verzoek verstrekt, wanneer gewaarmerkte afschriften niet toereikend zijn. Deze originelen worden ten spoedigste geretourneerd.

Artikel 9. Gevallen waarin geen bijstand behoeft te worden verleend

  • 1 Bijstand kan worden geweigerd of er kunnen voorwaarden of eisen aan worden verbonden, wanneer een partij van oordeel is dat bijstand op grond van deze overeenkomst:

    • a. de soevereiniteit van Algerije of van een lidstaat van de Gemeenschap waaraan op grond van dit protocol om bijstand wordt gevraagd zou kunnen schenden; of

    • b. de openbare orde, de veiligheid of andere wezenlijke belangen in gevaar zou kunnen brengen, in het bijzonder in de in artikel 10, lid 2, bedoelde gevallen; of

    • c. tot schending van een industrieel geheim, een handelsgeheim of een beroepsgeheim zou leiden.

  • 2 De aangezochte autoriteit kan de bijstand uitstellen indien deze een lopend onderzoek, een lopende strafvervolging of procedure zou verstoren. In dat geval pleegt de aangezochte autoriteit overleg met de verzoekende autoriteit om na te gaan of de bijstand kan worden verleend op door de aangezochte autoriteit te stellen voorwaarden.

  • 3 Wanneer de verzoekende autoriteit om een vorm van bijstand verzoekt die zij desgevraagd zelf niet zou kunnen verlenen, vermeldt zij dit in haar verzoek. De aangezochte autoriteit is vrij te bepalen hoe zij op een dergelijk verzoek reageert.

  • 4 Indien bijstand wordt geweigerd, dient het besluit daartoe en de redenen daarvoor terstond aan de verzoekende autoriteit te worden medegedeeld.

Artikel 10. Uitwisseling van informatie en geheimhouding

  • 1 Alle informatie die ter uitvoering van dit protocol in welke vorm dan ook wordt verstrekt, heeft een vertrouwelijk karakter of mag niet dan met beperking worden verspreid, overeenkomstig de regelgeving van elk van de partijen. De verstrekte gegevens vallen onder de geheimhoudingsplicht en genieten de bescherming die de desbetreffende wetgeving van de partij die ze heeft ontvangen aan dergelijke gegevens biedt, dan wel de desbetreffende bepalingen die op de instellingen van de Gemeenschap van toepassing zijn.

  • 2 Persoonsgegevens mogen uitsluitend worden doorgegeven indien de partij die deze ontvangt zich ertoe verbindt deze gegevens op een wijze te beschermen die ten minste gelijkwaardig is aan de wijze waarop de partij die de gegevens verstrekt deze in het betrokken geval beschermt. Te dien einde stellen de partijen elkaar in kennis van hun terzake geldende voorschriften, met inbegrip van, in voorkomend geval, de rechtsvoorschriften van de lidstaten van de Gemeenschap.

  • 3 De verkregen informatie wordt uitsluitend voor de toepassing van dit protocol gebruikt. Indien een partij dergelijke informatie voor andere doeleinden wenst te gebruiken, dient zij vooraf om de schriftelijke toestemming te verzoeken van de autoriteit die de informatie heeft verstrekt. Dergelijke informatie mag uitsluitend op de door deze autoriteit vastgestelde voorwaarden worden gebruikt.

  • 4 Het gebruik van op grond van dit protocol verkregen informatie in gerechtelijke en administratieve procedures in verband met overtredingen van de douanewetgeving wordt geacht voor de doeleinden van dit protocol te geschieden. De partijen kunnen dan bij de bewijsvoering, in verslagen en getuigenissen en bij procedures die bij rechtbanken aanhangig worden gemaakt, gebruik maken van informatie die op grond van dit protocol is verkregen en documenten waarin op grond van dit protocol inzage is gegeven. De bevoegde autoriteit die de informatie heeft verstrekt of inzage heeft gegeven tot deze documenten wordt van dergelijk gebruik in kennis gesteld.

Artikel 11. Deskundigen en getuigen

Een onder een aangezochte autoriteit ressorterende ambtenaar kan worden gemachtigd om binnen de grenzen van de hem verleende machtiging als getuige of deskundige op te treden in gerechtelijke of administratieve procedures die betrekking hebben op aangelegenheden waarop dit protocol van toepassing is, en daarbij de voor deze procedures noodzakelijke voorwerpen, bescheiden of gewaarmerkte kopieën over te leggen. In de convocatie dient uitdrukkelijk te worden vermeld over welke aangelegenheid en in welke functie of hoedanigheid de betrokken ambtenaar zal worden ondervraagd.

Artikel 12. Kosten van de bijstand

De partijen brengen elkaar geen kosten in rekening voor uitgaven die ter uitvoering van dit protocol zijn gemaakt, met uitzondering, in voorkomend geval, van de uitgaven voor deskundigen, getuigen, tolken en vertalers die niet in overheidsdienst zijn.

Artikel 13. Tenuitvoerlegging

  • 1 Met de tenuitvoerlegging van dit protocol zijn enerzijds de douaneautoriteiten van Algerije en anderzijds de bevoegde diensten van de Commissie van de Europese Gemeenschappen en, in voorkomend geval, de douaneautoriteiten van de lidstaten belast. Deze instanties stellen alle praktische maatregelen en bepalingen voor de toepassing van dit protocol vast, rekening houdend met de voorschriften op het gebied van de gegevensbescherming. Zij kunnen de bevoegde autoriteiten aanbevelingen doen over wijzigingen die naar hun oordeel in dit protocol moeten worden aangebracht.

  • 2 De partijen plegen overleg over en stellen elkaar in kennis van alle uitvoeringsbepalingen die op grond van dit protocol worden vastgesteld.

Artikel 14. Andere overeenkomsten

  • 1 Rekening houdend met de respectieve bevoegdheden van de Europese Gemeenschap en van haar lidstaten, geldt voor de bepalingen van dit protocol het volgende:

    • zij hebben geen gevolgen voor de verplichtingen van de partijen op grond van andere internationale overeenkomsten of verdragen;

    • zij worden geacht een aanvulling te vormen op overeenkomsten betreffende wederzijdse bijstand die tussen afzonderlijke lidstaten en Algerije zijn gesloten of kunnen worden gesloten;

    • zij hebben geen gevolgen voor de communautaire bepalingen betreffende de uitwisseling tussen de bevoegde diensten van de Commissie van de Europese Gemeenschappen en de douaneautoriteiten van de lidstaten van gegevens die in het kader van dit protocol zijn verkregen en die van belang kunnen zijn voor de Gemeenschap.

  • 2 Onverminderd het bepaalde in lid 1 hebben de bepalingen van dit protocol voorrang op de bepalingen van bilaterale overeenkomsten betreffende wederzijdse bijstand die tussen afzonderlijke lidstaten en Algerije zijn gesloten of kunnen worden gesloten, indien de bepalingen van laatstgenoemde overeenkomsten met die van dit protocol strijdig zijn.

  • 3 In geval van problemen in verband met de toepassing van dit protocol plegen de partijen overleg om de gerezen moeilijkheden op te lossen in het bij artikel 41 van Protocol 6 bij de associatieovereenkomst ingestelde Comité Douanesamenwerking.

Protocol

[Red: De Nederlandse tekst van het Protocol ligt ter inzage bij de Afdeling Verdragen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en is gepubliceerd in PbEU 2015, L 148, blz. 3-6.]

Slotakte

De gevolmachtigden van:

het Koninkrijk België,

het Koninkrijk Denemarken,

de Bondsrepubliek Duitsland,

de Helleense Republiek,

het Koninkrijk Spanje,

de Franse Republiek,

Ierland,

de Italiaanse Republiek,

het Groothertogdom Luxemburg,

het Koninkrijk der Nederlanden,

de Republiek Oostenrijk,

de Portugese Republiek,

de Republiek Finland,

het Koninkrijk Zweden,

het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,

partijen bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en het Verdrag betreffende de Europese Unie,

hierna „lidstaten" genoemd, en van

De Europese Gemeenschap,

hierna „de Gemeenschap" genoemd,

enerzijds, en

de gevolmachtigden van de Democratische Volksrepubliek Algerije,

anderzijds,

bijeengekomen te Valencia op 22 april 2002, voor de ondertekening van de Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Democratische Volksrepubliek Algerije, anderzijds, hierna „de overeenkomst" genoemd,

hebben bij de ondertekening de volgende teksten aangenomen:

de overeenkomst,

de hierna genoemde bijlagen 1 tot en met 6:

Bijlage 1 Landbouwproducten en verwerkte landbouwproducten van de hoofdstukken 25 tot en met 97 van het geharmoniseerd systeem, bedoeld in de artikelen 7 en 14

Bijlage 2 Producten bedoeld in artikel 9, lid 1

Bijlage 3 Producten bedoeld in artikel 9, lid 2

Bijlage 4 Producten waarvoor een voorlopig aanvullend recht geldt, bedoeld in artikel 17, lid 4

Bijlage 5 Uitvoeringsbepalingen voor artikel 41

Bijlage 6 Intellectuele, industriële en commerciële eigendom: overeenkomsten bedoeld in artikel 44

en de hierna genoemde protocollen 1 tot en met 7:

Protocol 1 Landbouwproducten van oorsprong uit Algerije (artikel 14, lid 1)

Protocol 2 Landbouwproducten van oorsprong uit de Gemeenschap (artikel 14, lid 2)

Protocol 3 Visserijproducten van oorsprong uit Algerije (artikel 14, lid 3)

Protocol 4 Visserijproducten van oorsprong uit de Gemeenschap (artikel 14, lid 4)

Protocol 5 Bewerkte landbouwproducten (artikel 14, lid 5)

Protocol 6 Oorsprongsregels (artikel 28)

Protocol 7 Wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken (artikel 63)

De gevolmachtigden van de lidstaten en van de Gemeenschap en de gevolmachtigden van Algerije hebben de volgende gemeenschappelijke verklaringen aangenomen, die aan deze slotakte zijn gehecht:

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARINGEN

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 44 van de overeenkomst

Gemeenschappelijke verklaring betreffende het verkeer van personen

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 104 van de overeenkomst

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 110 van de overeenkomst

VERKLARINGEN VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAP

Verklaring van de Europese Gemeenschap betreffende Turkije

Verklaring van de Europese Gemeenschap betreffende de toetreding van Algerije tot de WTO

Verklaring van de Europese Gemeenschap betreffende artikel 41

Verklaring van de Europese Gemeenschap betreffende het begrip „onderdanen" in verband met de toepassing van het Gemeenschapsrecht (artikel 84)

Verklaring van de Europese Gemeenschap betreffende artikel 88 (racisme en vreemdelingenhaat)

VERKLARING VAN ALGERIJE

Verklaring van Algerije betreffende artikel 9

Verklaring van Algerije betreffende de douane-unie tussen de Europese Gemeenschap en Turkije

Verklaring van Algerije betreffende artikel 41

Verklaring van Algerije betreffende artikel 84 (overname)

Gedaan te Brussel,

Voor de Raad De voorzitter

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARINGEN

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 44 van de overeenkomst

De partijen komen overeen dat in het kader van de overeenkomst intellectuele, industriële en commerciële eigendom inzonderheid het volgende omvat: auteursrechten, met inbegrip van de auteursrechten op computerprogramma's, en naburige rechten, rechten met betrekking tot gegevensbanken, fabrieks- en handelsmerken, geografische aanduidingen, met inbegrip van benamingen van oorsprong, industriële tekeningen en modellen, octrooien, schema's (topografieën) van geïntegreerde schakelingen, alsmede bescherming van niet-openbaargemaakte informatie en bescherming tegen oneerlijke mededinging als bedoeld in artikel 10 bis van het Verdrag van Parijs voor de bescherming van industriële eigendom (Akte van Stockholm 1967), alsmede de bescherming van vertrouwelijke gegevens inzake knowhow.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende het verkeer van personen

De partijen onderzoeken de opportuniteit van de totstandkoming van overeenkomsten inzake het uitzenden van Algerijnse werknemers om een tijdelijke arbeidsplaats te vervullen.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 84 van de overeenkomst

De partijen verklaren dat het begrip „onderdanen van derde landen die rechtstreeks van het grondgebied van een der partijen afkomstig zijn" nader zal worden uitgewerkt in het kader van de overeenkomsten bedoeld in artikel 84, lid 2.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 104 van de overeenkomst

1. Voor de interpretatie en de praktische tenuitvoerlegging van de overeenkomst komen de partijen overeen dat „bijzonder dringende gevallen", als bedoeld in artikel 104 van de overeenkomst, gevallen zijn van wezenlijke inbreuk op de overeenkomst door een van de partijen. Wezenlijke inbreuk op de overeenkomst houdt in:

  • - verbreking van de overeenkomst in strijd met de algemene regels van het internationale recht;

  • - schending van de essentiële elementen van de overeenkomst bedoeld in artikel 2.

2. De partijen komen overeen dat de maatregelen bedoeld in artikel 104 van de overeenkomst maatregelen zijn die in overeenstemming zijn met het internationale recht. Indien een partij een maatregel neemt in een bijzonder dringend geval als bedoeld in artikel 104, kan de andere partij een beroep doen op de procedure voor geschillenbeslechting.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 110 van de overeenkomst

In deze overeenkomst is rekening gehouden met de voordelen die voor Algerije voortvloeien uit de regelingen die Frankrijk toekent op grond van het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte protocol betreffende goederen van oorsprong en van herkomst uit bepaalde landen, waarop bij invoer in de lidstaten een bijzondere regeling van toepassing is. Deze bijzondere regeling dient derhalve bij de inwerkingtreding van de overeenkomst als ingetrokken te worden beschouwd.

VERKLARINGEN VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAP

Verklaring van de Europese Gemeenschap betreffende Turkije

De Gemeenschap wijst erop dat Turkije, overeenkomstig de douane-unie die tussen de Gemeenschap en Turkije is ingesteld, verplicht is zich ten aanzien van landen die geen lid zijn van de Gemeenschap aan te passen aan het gemeenschappelijk douanetarief, en geleidelijk ook aan het stelsel van douanepreferenties van de Gemeenschap, door de noodzakelijke maatregelen te nemen en met de betrokken landen overeenkomsten te sluiten op basis van wederzijds voordeel. De Gemeenschap verzoekt Algerije daarom zo snel mogelijk onderhandelingen met Turkije te openen.

Verklaring van de Europese Gemeenschap betreffende de toetreding van Algerije tot de WTO

De Europese Gemeenschap en haar lidstaten uiten hun steun voor de snelle toetreding van Algerije tot de WTO en komen overeen daartoe alle nodige bijstand te verlenen.

Verklaring van de Europese Gemeenschap betreffende artikel 41 van de overeenkomst

De Gemeenschap verklaart dat zij in het kader van de interpretatie van artikel 41, lid 1, alle met dat artikel strijdige praktijken zal beoordelen aan de hand van de criteria die voortvloeien uit de regels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en de afgeleide wetgeving.

Verklaring van de Europese Gemeenschap betreffende artikel 84, lid 1, eerste streepje, van de overeenkomst

Wat de lidstaten van de Europese Unie betreft zijn de verplichtingen van artikel 84, lid 1, eerste streepje, uitsluitend van toepassing op personen die voor de toepassing van het Gemeenschapsrecht geacht worden hun onderdanen te zijn.

Verklaring van de Europese Gemeenschap betreffende artikel 88 van de overeenkomst (racisme en vreemdelingenhaat)

De bepalingen van artikel 88 zijn van toepassing zonder afbreuk te doen aan de bepalingen en voorwaarden betreffende de toelating tot het grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie en het verblijf op dat grondgebied van onderdanen van derde landen en stateloze personen, of aan de behandeling die verbonden is aan de juridische status van de betrokken onderdanen van derde landen en stateloze personen.

VERKLARINGEN VAN ALGERIJE

Verklaring van Algerije betreffende artikel 9 van de overeenkomst

Algerije is van oordeel dat toename van de Europese rechtstreekse investeringen in Algerije een van de wezenlijke doelstellingen van de associatieovereenkomst is. Algerije verzoekt de Gemeenschap en haar lidstaten steun te verlenen aan de concrete verwezenlijking van deze doelstelling, met name in het kader van de liberalisering van het handelsverkeer en de afschaffing van de douanerechten. De Associatieraad onderzoekt dit vraagstuk indien daaraan behoefte is.

Verklaring van Algerije betreffende de douane-unie tussen de Europese Gemeenschap en Turkije

Algerije neemt nota van de Verklaring van de Europese Gemeenschap betreffende Turkije. Algerije merkt op dat deze verklaring voortvloeit uit het bestaan van een douane-unie tussen die twee partijen en zal dit vraagstuk te zijner tijd in overweging nemen.

Verklaring van Algerije betreffende artikel 41 van de overeenkomst

Bij de toepassing van zijn concurrentiewetgeving zal Algerije zich inspireren op de richtsnoeren van het concurrentiebeleid zoals die door de Europese Unie zijn ontwikkeld.

Verklaring van Algerije betreffende artikel 91 van de overeenkomst

Algerije is van oordeel dat opheffing van het bankgeheim een wezenlijk onderdeel is van de bestrijding van corruptie.

  1. [Red: De oorspronkelijke Bijlagen bij de Overeenkomst en de Protocollen liggen ter inzage bij de Afdeling Verdragen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en zijn gepubliceerd in PbEU 2005, L 265.] ^ [1]
  2. Het vorstendom Liechtenstein heeft een douane-unie met Zwitserland en is partij bij de overeenkomst betreffende de Europese economische ruimte. ^ [2]
  3. Het vorstendom Liechtenstein heeft een douane-unie met Zwitserland en is partij bij de overeenkomst betreffende de Europese economische ruimte. ^ [3]
Naar boven