Verdrag inzake de bevordering en de bescherming van investeringen tussen de Regering [...] der Nederlanden en de Regering van de Republiek Korea, Seoul, 12-07-2003

Geraadpleegd op 18-04-2024.
Geldend van 01-03-2005 t/m heden

Verdrag inzake de bevordering en de bescherming van investeringen tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Korea

Authentiek : NL

Verdrag inzake de bevordering en de bescherming van investeringen tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Korea

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

en

de Regering van de Republiek Korea

(hierna te noemen de Verdragsluitende Partijen),

Geleid door de wens de van oudsher bestaande vriendschapsbanden tussen hun landen te versterken en de economische betrekkingen tussen hen uit te breiden en te intensiveren, met name wat betreft investeringen door de investeerders van de ene Verdragsluitende Partij op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij,

In het besef dat overeenstemming over de aan dergelijke investeringen toe te kennen behandeling het kapitaalverkeer en de overdracht van technologie tussen, alsmede de economische ontwikkeling van de Verdragsluitende Partijen zal stimuleren, en dat een eerlijke en rechtvaardige behandeling van investeringen wenselijk is,

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van dit Verdrag:

  • 1. wordt onder de term „investeringen" verstaan alle soorten vermogensbestanddelen in het bezit van of onder al dan niet rechtstreeks toezicht van een investeerder van de ene Verdragsluitende Partij op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij en omvat deze term in het bijzonder, doch niet uitsluitend:

    • a. roerende en onroerende zaken en andere eigendomsrechten zoals hypotheken, pandrechten, huurcontracten of onderpanden;

    • b. aandelen en effecten in, schuldbewijzen van en andere vormen van deelneming in een lichaam of een zakelijke onderneming en in verband daarmee verworven rechten of belangen;

    • c. aanspraken op geld of op iedere prestatie uit hoofde van een overeenkomst die economische waarde heeft;

    • d. intellectuele eigendomsrechten met inbegrip van rechten met betrekking tot auteursrechten, octrooien, handelsmerken, handelsnamen, industriële ontwerpen, technische werkwijzen, knowhow en goodwill;

    • e. concessies met een economische waarde verleend krachtens het recht of een overeenkomst, met inbegrip van concessies voor het opsporen, ontginnen, winnen of exploiteren van natuurlijke rijkdommen.

    Veranderingen in de vorm waarin vermogensbestanddelen worden geïnvesteerd of opnieuw worden geïnvesteerd doen geen afbreuk aan het feit dat zij investeringen zijn.

  • 2. Wordt onder de term „opbrengsten" verstaan de bedragen die investeringen hebben opgebracht en in het bijzonder, doch niet uitsluitend, winsten, interesten, vermogenswinsten, dividenden, royalty's en alle soorten vergoedingen.

  • 3. Wordt onder de term „investeerders" verstaan met betrekking tot elk van de Verdragsluitende Partijen:

    • a. natuurlijke personen die de nationaliteit van die Verdragsluitende Partij hebben;

    • b. rechtspersonen die zijn opgericht krachtens het recht van die Verdragsluitende Partij, die een investering hebben gedaan op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij.

  • 4. Wordt onder de term „grondgebied" verstaan:

    het grondgebied van de betrokken Verdragsluitende Partij en alle aan de territoriale zee grenzende gebieden die, krachtens het toepasselijke recht van de betrokken Verdragsluitende Partij en overeenkomstig het internationale recht, tot de exclusieve economische zone of het continentaal plat van de betrokken Verdragsluitende Partij behoren, en waarin deze Verdragsluitende Partij rechtsmacht of soevereine rechten ter zake uitoefent.

  • 5. Wordt onder de term „vrij inwisselbare valuta" verstaan een munteenheid die op grote schaal wordt verhandeld op de internationale wisselmarkten en frequent wordt gebruikt bij internationale transacties.

Artikel 2. Investeringsbevordering

Elke Verdragsluitende Partij bevordert, binnen het kader van haar wetten en voorschriften, de economische samenwerking door middel van de bescherming op haar grondgebied van investeringen van investeerders van de andere Verdragsluitende Partij. Met inachtneming van haar recht de uit haar wetten of voorschriften voortvloeiende bevoegdheden uit te oefenen, staat elke Verdragsluitende Partij dergelijke investeringen toe.

Artikel 3. Behandeling

  • 1 Elke Verdragsluitende Partij waarborgt een eerlijke en rechtvaardige behandeling van de investeringen van investeerders van de andere Verdragsluitende Partij en belemmert niet, door onredelijke of discriminatoire maatregelen, de werking, het beheer, de instandhouding, het gebruik, het genot of de vervreemding daarvan door deze investeerders. Elke Verdragsluitende Partij kent aan die investeringen volledige zekerheid en bescherming toe.

  • 2 Meer in het bijzonder kent elke Verdragsluitende Partij aan investeerders van de andere Verdragsluitende Partij en aan hun investeringen onder andere ten aanzien van de werking, het beheer, de instandhouding, het gebruik, het genot of de vervreemding van investeringen, een behandeling toe die niet minder gunstig is dan die welke wordt toegekend aan investeringen van haar eigen investeerders of aan investeringen van investeerders van een derde staat, naar gelang van welke het gunstigst is voor de betrokken investeerder.

  • 3 Indien een Verdragsluitende Partij investeerders van een derde staat bijzondere voordelen heeft toegekend uit hoofde van overeenkomsten tot oprichting van douane-unies, economische unies, monetaire unies of soortgelijke instellingen, dan wel op grond van interim-overeenkomsten die tot zodanige unies of instellingen leiden, is die Verdragsluitende Partij niet verplicht zodanige voordelen toe te kennen aan investeerders van de andere Verdragsluitende Partij.

  • 4 Elke Verdragsluitende Partij komt alle verplichtingen na die zij mogelijk is aangegaan met betrekking tot investeringen van investeerders van de andere Verdragsluitende Partij.

  • 5 Indien naast dit Verdrag de wettelijke bepalingen van een van beide Verdragsluitende Partijen of verplichtingen krachtens internationaal recht die thans tussen de Verdragsluitende Partijen bestaan of op een later tijdstip onderling worden aangegaan, een algemene of bijzondere regeling bevatten op grond waarvan voor investeringen door investeerders van de andere Verdragsluitende Partij aanspraak kan worden gemaakt op een behandeling die gunstiger is dan in dit Verdrag is voorzien, heeft een dergelijke regeling, in zoverre zij gunstiger is, voorrang boven dit Verdrag.

  • 6 De bepalingen van het eerste en tweede lid van dit artikel dienen niet zodanig te worden uitgelegd dat een Verdragsluitende Partij verplicht is investeerders van de andere Verdragsluitende Partij het voordeel te doen genieten van een behandeling, voorkeur of voorrecht uit hoofde van een internationale overeenkomst of regeling die geheel of voornamelijk betrekking heeft op belastingen, met inbegrip van verdragen ter vermijding van dubbele belasting.

Artikel 4. Overmakingen

  • 1 Elke Verdragsluitende Partij garandeert investeerders van de andere Verdragsluitende Partij de vrije overmaking van hun investeringen en opbrengsten. Deze overmakingen omvatten in het bijzonder, doch niet uitsluitend:

    • a. nettowinsten, vermogenswinsten, dividenden, interest, royalty's, vergoedingen en andere lopende inkomsten die voortvloeien uit investeringen;

    • b. opbrengsten verkregen uit de verkoop of de gehele of gedeeltelijke liquidatie van investeringen;

    • c. gelden voor de terugbetaling van leningen die verband houden met investeringen;

    • d. inkomsten van investeerders van de andere Verdragsluitende Partij die het toegestaan is werkzaam te zijn in verband met investeringen op haar grondgebied;

    • e. bijkomende gelden nodig voor de instandhouding of ontwikkeling van bestaande investeringen; en

    • f. schadeloosstelling uit hoofde van artikel 6.

  • 2 Alle overmakingen uit hoofde van dit Verdrag geschieden in vrij inwisselbare valuta, zonder beperking en vertraging, tegen de marktwisselkoers die geldt op de datum van de overmaking.

Artikel 5. Onteigening

  • 1 Investeringen van investeerders van de ene Verdragsluitende Partij worden niet genationaliseerd, onteigend of op andere wijze onderworpen aan maatregelen die met nationalisatie of onteigening vergelijkbare gevolgen hebben (hierna te noemen „onteigening") op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij, behalve in het algemeen belang en tegen een onmiddellijke, adequate en doelmatige schadeloosstelling. Onteigening geschiedt op basis van non-discriminatie en met inachtneming van een behoorlijke rechtsgang.

  • 2 Deze schadeloosstelling dient overeen te komen met de billijke marktwaarde van de onteigende investeringen onmiddellijk voordat de onteigening plaatsvindt of voordat de ophanden zijnde onteigening openbaar wordt, naar gelang van wat het eerst plaatsvindt, dient rente te omvatten tegen de geldende commerciële rentevoet vanaf de datum van onteigening tot de datum van betaling en dient zonder vertraging te worden betaald en te gelde te kunnen worden gemaakt en vrij te kunnen worden ingewisseld en overgemaakt.

    Bij zowel onteigening als schadeloosstelling wordt een behandeling toegekend die niet minder gunstig is dan die welke de Verdragsluitende Partij toekent aan haar eigen investeerders of aan investeerders van een derde staat.

  • 3 Investeerders van een Verdragsluitende Partij die getroffen worden door een onteigening hebben recht op onverwijlde behandeling van hun zaak en van de waardering van hun investeringen in overeenstemming met de in dit artikel genoemde beginselen door een rechterlijke of een andere onafhankelijke autoriteit van de andere Verdragsluitende Partij.

  • 4 Wanneer een Verdragsluitende Partij de vermogens-bestanddelen van een lichaam dat is opgericht onteigent krachtens haar wetten en voorschriften en waarin investeerders van de andere Verdragsluitende Partij deelnemen of er aandelen of schuldbewijzen van bezitten, worden de bepalingen van dit artikel toegepast.

Artikel 6. Schadeloosstelling voor verliezen

Aan investeerders van de ene Verdragsluitende Partij die verliezen lijden met betrekking tot hun investeringen op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij wegens oorlog of een ander gewapend conflict, revolutie, een nationale noodtoestand, opstand, oproer of ongeregeldheden, wordt door de laatstbedoelde Verdragsluitende Partij wat restitutie, schadevergoeding, schadeloosstelling of een andere regeling betreft, geen minder gunstige behandeling toegekend dan die welke die Verdragsluitende Partij toekent aan haar eigen investeerders of aan investeerders van een derde staat, naar gelang van welke het gunstigst is voor de betrokken investeerders.

Artikel 7. Subrogatie

Indien de investeringen van een investeerder van de ene Verdragsluitende Partij verzekerd zijn tegen niet-commerciële risico's of anderszins aanleiding geven tot de betaling van schadevergoeding terzake van die investeringen krachtens een bij wet, voorschrift of overheidscontract ingesteld stelsel, wordt de subrogatie van de verzekeraar of de herverzekeraar of de door de ene Verdragsluitende Partij aangewezen instantie in de rechten van de bedoelde investeerder, ingevolge de voorwaarden van deze verzekering of krachtens een andere gegeven schadevergoeding, door de andere Verdragsluitende Partij erkend.

Artikel 8. Beslechting van investeringsgeschillen tussen een Verdragsluitende Partij en een investeerder van de andere Verdragsluitende Partij

  • 1 Een geschil tussen een Verdragsluitende Partij en een investeerder van de andere Verdragsluitende Partij betreffende onteigening of nationalisatie van investeringen wordt, voor zover mogelijk, op minnelijke wijze beslecht door de partijen bij het geschil.

  • 2 De lokale rechtsmiddelen krachtens de wetten en voorschriften van de Verdragsluitende Partij op het grondgebied waarvan de investering is gedaan staan open voor investeerders van de andere Verdragsluitende Partij op basis van een behandeling die niet minder gunstig is dan die welke door de eerstbedoelde Verdragsluitende Partij wordt toegekend aan investeringen van haar eigen investeerders of aan investeerders van een derde staat, naar gelang van wat het gunstigst is voor de betrokken investeerder.

  • 3 Indien het geschil niet binnen zes (6) maanden vanaf de datum waarop een van de partijen bij het geschil heeft verzocht om een minnelijke schikking kan worden beslecht, stemmen beide Verdragsluitende Partijen er bij dezen mee in het geschil voor te leggen aan het Internationale Centrum voor de Beslechting van Investeringsgeschillen (ICSID) ter beslechting door conciliatie of arbitrage krachtens het Verdrag inzake de beslechting van investeringsgeschillen tussen staten en onderdanen van andere staten, dat op 18 maart 1965 te Washington werd opengesteld voor ondertekening.

    Indien de partijen bij het geschil van mening verschillen of conciliatie of arbitrage de meest geschikte methode van beslechting is, heeft de investeerder het recht te kiezen. Wanneer een juridisch geschil betreffende een investering op het territorium van de Republiek Korea is voorgelegd aan een bevoegde nationale rechter, dan zal dit geschil niet meer worden voorgelegd aan het ICSID als een uitspraak van een nationale rechter in kracht van gewijsde is gegaan. Als er een geschil is betreffende een investering op het territorium van het Koninkrijk der Nederlanden, dan kan een investeerder te allen tijde kiezen om een geschil voor te leggen aan het ICSID.

Artikel 9. Toepassing van het Verdrag

De bepalingen van dit Verdrag zijn, vanaf de datum waarop het in werking treedt, ook van toepassing op investeringen die voor die datum zijn gedaan. Dit Verdrag is evenwel niet van toepassing op geschillen betreffende investeringen die onderworpen zijn aan een procedure ter regeling van geschillen uit hoofde van het Verdrag inzake de bevordering en wederzijdse bescherming van investeringen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Korea, ondertekend te Den Haag op 16 oktober 1974. Het laatstgenoemde verdrag blijft van toepassing op deze investeringen voor zover het de bedoelde geschillen betreft.

Artikel 10. Overleg

Elk van de Verdragsluitende Partijen kan aan de andere Partij voorstellen overleg te plegen over een aangelegenheid betreffende de interpretatie of toepassing van het Verdrag. De andere Partij neemt dit voorstel in welwillende overweging en biedt passende gelegenheid voor dergelijk overleg.

Artikel 11. Beslechting van geschillen tussen de Verdragsluitende Partijen

  • 1 Enig geschil tussen de Verdragsluitende Partijen inzake de interpretatie of toepassing van het Verdrag wordt, voor zover mogelijk, door middel van overleg langs diplomatieke weg beslecht.

  • 2 Indien een geschil niet binnen zes (6) maanden kan worden beslecht, wordt het in overeenstemming met de bepalingen van dit artikel op verzoek van een van de Verdragsluitende Partijen voorgelegd aan een ad hoc-scheidsgerecht.

  • 3 Een dergelijk scheidsgerecht wordt per geval als volgt samengesteld: binnen twee (2) maanden na de datum van ontvangst van een verzoek om arbitrage benoemt elke Verdragsluitende Partij een lid van het scheidsgerecht. Deze twee leden kiezen vervolgens een onderdaan van een derde staat die wordt benoemd tot voorzitter van het scheidsgerecht. De voorzitter wordt binnen twee (2) maanden na de datum van de benoeming van de twee overige leden benoemd.

  • 4 Indien de nodige benoemingen niet geschieden binnen de tijdvakken bedoeld in het derde lid van dit artikel, kan elk van de Verdragsluitende Partijen de President van het Internationale Gerechtshof verzoeken deze benoemingen te verrichten. Indien de President onderdaan is van een van de Verdragsluitende Partijen of anderszins verhinderd is deze functie uit te oefenen, wordt de Vice-President verzocht de benoemingen te verrichten. Indien ook de Vice-President onderdaan is van een van de Verdragsluitende Partijen of verhinderd is genoemde functie uit te oefenen, wordt het lid van het Internationale Gerechtshof dat de hoogste anciënniteit heeft en geen onderdaan is van een van de Verdragsluitende Partijen, verzocht de benoemingen te verrichten.

  • 5 Het scheidsgerecht neemt zijn beslissing bij meerderheid van stemmen. Deze beslissing is bindend voor beide Verdragsluitende Partijen.

  • 6 Elke Verdragsluitende Partij draagt de kosten van haar eigen scheidsman en die van haar vertegenwoordiging in de arbitrageprocedure. De kosten van de voorzitter en de overige kosten worden door de Verdragsluitende Partijen in gelijke delen gedragen. Het scheidsgerecht kan bij zijn beslissing evenwel bepalen dat een van de twee Verdragsluitende Partijen een groter deel van de kosten draagt.

  • 7 Het scheidsgerecht stelt zijn eigen procedureregels vast.

Artikel 12. Toepassing met betrekking tot delen van het Koninkrijk der Nederlanden

Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft is dit Verdrag van toepassing op het deel van het Koninkrijk in Europa, op de Nederlandse Antillen en op Aruba, tenzij anders is bepaald in de in artikel 13, eerste lid, bedoelde mededeling.

Artikel 13. Inwerkingtreding, werkingsduur en beëindiging

  • 1 Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand die volgt op de datum waarop beide Verdragsluitende Partijen elkaar schriftelijk hebben medegedeeld dat aan hun grondwettelijk vereiste procedures is voldaan, en blijft van kracht gedurende een tijdvak van vijftien jaar.

  • 2 Tenzij ten minste zes maanden voor het verstrijken van de geldigheidsduur door een van beide Verdragsluitende Partijen mededeling van beëindiging is gedaan, wordt dit Verdrag telkens stilzwijgend verlengd voor een tijdvak van vijftien jaar, waarbij elke Verdragsluitende Partij zich het recht voorbehoudt het Verdrag te beëindigen met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste zes maanden voor de datum van het verstrijken van de lopende termijn van geldigheid.

  • 3 Ten aanzien van investeringen die zijn gedaan voor de datum van beëindiging van dit Verdrag, blijven de voorgaande artikelen van kracht gedurende een tijdvak van vijftien jaar vanaf die datum.

  • 4 Met inachtneming van de in het tweede lid van dit artikel genoemde termijn is het Koninkrijk der Nederlanden gerechtigd de toepassing van dit Verdrag ten aanzien van een deel van het Koninkrijk afzonderlijk te beëindigen.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende vertegenwoordigers, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend.

GEDAAN in twee originele exemplaren te Seoul, op 12 juli 2003, in de Nederlandse, de Koreaanse en de Engelse taal, zijnde de drie teksten authentiek. In geval van verschil in interpretatie is de Engelse tekst doorslaggevend.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

(w.g.) C. E. G. VAN GENNIP

Voor de Regering van de Republiek Korea

(w.g.) HWANG DOO-YUN

Protocol

Protocol bij het Verdrag inzake de bevordering en de bescherming van investeringen tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Korea.

Bij de ondertekening van het Verdrag inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Korea, hebben de ondertekenende vertegenwoordigers overeenstemming bereikt over de volgende bepalingen, die een integrerend deel uitmaken van het Verdrag:

Ad artikel 4

  • 1 Onverminderd de overige bepalingen van dit Verdrag, kan de Regering van de Republiek Korea, in overeenstemming met haar wetten en voorschriften, maatregelen treffen of handhaven die onverenigbaar zijn met haar verplichtingen uit hoofde van artikel 4:

    • a. in geval van ernstige problemen met de betalingsbalans en externe financiële problemen of de dreiging daarvan; of

    • b. indien in uitzonderlijke omstandigheden kapitaalstromen leiden of dreigen te leiden tot ernstige problemen voor het macro-economisch beheer, in het bijzonder op het gebied van monetair en wisselkoersbeleid.

  • 2 Maatregelen bedoeld in het eerste lid hierboven:

    • a. dienen verenigbaar te zijn met de bepalingen van de Overeenkomst betreffende het Internationaal Monetair Fonds;

    • b. dienen niet verder te reiken dan de maatregelen die nodig zijn ten behoeve van de omstandigheden bedoeld in het eerste lid;

    • c. dienen tijdelijk te zijn en te worden opgeheven zodra de omstandigheden dit toelaten;

    • d. dienen onverwijld te worden gemeld aan de andere Verdragsluitende Partij.

Ad artikel 8, derde lid

Om twijfel te vermijden wordt bevestigd dat een uitspraak of beslissing onherroepelijk is indien:

  • a. er geen beroep tegen mogelijk is bij een hoger binnenlands rechtscollege; of

  • b. een investeerder die partij is bij het geschil heeft afgezien van zijn recht in beroep te gaan bij een hoger binnenlands rechtscollege.

Ad artikel 13

Bij de inwerkingtreding van dit Verdrag, wordt het Verdrag inzake de bevordering en wederzijdse bescherming van investeringen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Korea, te Den Haag ondertekend op 16 oktober 1974, beëindigd en vervangen door dit Verdrag.

GEDAAN in twee originele exemplaren te Seoul, op 12 juli 2003, in de Nederlandse, de Koreaanse en de Engelse taal, zijnde de drie teksten authentiek. In geval van verschil in interpretatie is de Engelse tekst doorslaggevend.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

(w.g.) C. E. G. VAN GENNIP

Voor de Regering van de Republiek Korea

(w.g.) HWANG DOO-YUN

Naar boven