Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Cyprus, 's-Gravenhage, 09-07-2002

Geraadpleegd op 17-04-2024.
Geldend van 01-09-2004 t/m heden

Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Cyprus

Authentiek : NL

Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Cyprus

Het Koninkrijk der Nederlanden

en

de Republiek Cyprus,

hierna te noemen de Verdragsluitende Staten,

vastbesloten de wederzijdse betrekkingen tussen de twee Staten op het gebied van sociale zekerheid te regelen,

zijn het volgende overeengekomen:

DEEL I. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

  • 1 Voor de toepassing van dit Verdrag

    • a. wordt verstaan onder „grondgebied"

      , met betrekking tot de Republiek Cyprus: het eiland Cyprus,

      met betrekking tot het Koninkrijk der Nederlanden: het grondgebied van het Koninkrijk in Europa;

    • b. wordt verstaan onder „wetgeving": de wetgeving die betrekking heeft op de in artikel 2, eerste lid, bedoelde takken van sociale zekerheid;

    • c. wordt verstaan onder „onderdaan",

      met betrekking tot de Republiek Cyprus: een staatsburger van de Republiek Cyprus,

      met betrekking tot het Koninkrijk der Nederlanden: een persoon met de Nederlandse nationaliteit;

    • d. wordt verstaan onder „bevoegde autoriteit",

      met betrekking tot de Republiek Cyprus: de minister van Arbeid en Sociale Verzekering,

      met betrekking tot het Koninkrijk der Nederlanden: de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van Nederland;

    • e. wordt verstaan onder „bevoegd orgaan": het orgaan dat uit hoofde van de toepasselijke wetgeving bevoegd is;

    • f. wordt verstaan onder „verzekeringstijdvak": het tijdvak van betaling van premie of bijdrage of een vergelijkbaar tijdvak dat als zodanig is omschreven uit hoofde van de wetgeving van een Verdragsluitende Staat;

    • g. wordt verstaan onder „uitkering": een uitkering of pensioen krachtens de wetgeving, en waarin zijn begrepen alle aanvullingen op of verhogingen van die uitkering uit hoofde van de wetgeving;

    • h. wordt verstaan onder „rechthebbende": een persoon die recht heeft op een uitkering;

    • i. wordt verstaan onder „gezinslid": een persoon die als zodanig wordt omschreven of aangemerkt in de toepasselijke wetgeving;

    • j. wordt verstaan onder „woonplaats" of een vorm daarvan: gewoonlijke woonplaats;

    • k. wordt verstaan onder „verblijfplaats" of een vorm daarvan: tijdelijke verblijfplaats;

    • l. wordt verstaan onder „vluchteling": een persoon zoals omschreven in artikel 1 van het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen, ondertekend te Genève op 28 juli 1951 en in artikel 1, tweede lid, van het protocol betreffende de status van vluchtelingen, ondertekend te New York op 31 januari 1967;

    • m. wordt verstaan onder „staatloze": een persoon zoals omschreven in artikel 1 van het Verdrag inzake staatlozen, ondertekend te New York op 28 september 1954.

  • 2 Andere woorden en uitdrukkingen die in dit Verdrag worden gebruikt hebben de betekenis die daaraan krachtens de wetgeving wordt toegekend.

Artikel 2. Materiële werkingssfeer

  • 1 Dit Verdrag is van toepassing:

    • a. met betrekking tot de Republiek Cyprus, op de wetgeving inzake de sociale verzekeringswetten van 1980 tot 2001 betreffende

      • i. moederschapsuitkering, met inbegrip van moederschapstoelage;

      • ii. ziekte-uitkering;

      • iii. werkloosheidsuitkering;

      • iv. uitkeringen voor arbeidsongevallen;

      • v. ouderdomspensioen;

      • vi. invaliditeitspensioen;

      • vii. weduwenpensioen;

      • viii. wezenpensioen;

      • ix. uitvaarttoelage.

    • b. met betrekking tot het Koninkrijk der Nederlanden, op de wetgeving inzake de volgende takken van sociale verzekering:

      • i. ziekte-uitkering (uitkering bij ziekte en moederschap);

      • ii. arbeidsongeschiktheidsuitkering voor werknemers;

      • iii. arbeidsongeschiktheidsuitkering voor zelfstandigen;

      • iv. werkloosheidsuitkering;

      • v. ouderdomspensioen;

      • vi. nabestaandenpensioen;

      • vii. kinderbijslag.

  • 2 Dit Verdrag is ook van toepassing op alle wetgeving die de in het eerste lid van dit artikel bedoelde wetgeving vervangt, wijzigt, aanvult, consolideert of daarvoor in de plaats treedt.

Artikel 3. Personele werkingssfeer

Tenzij anders bepaald, is dit Verdrag ook van toepassing op:

  • a. personen op wie de wetgeving van een van beide of beide Verdragsluitende Staten van toepassing is of is geweest;

  • b. personen die rechten ontlenen aan personen vermeld onder letter a.

Artikel 4. Gelijke behandeling

Tenzij anders bepaald in dit Verdrag, hebben een onderdaan van een Verdragsluitende Staat, een vluchteling en een staatloze, wanneer zij wonen of verblijven op het grondgebied van een van de Verdragsluitende Staten, dezelfde rechten en verplichtingen als een onderdaan van die Verdragsluitende Staat inzake de toepassing van diens wetgeving.

Artikel 5. Uitvoer van uitkeringen

  • 1 Tenzij anders bepaald in dit Verdrag, zijn bepalingen van de wetgeving van een Verdragsluitende Staat die uitsluitend omdat een rechthebbende of een lid van zijn gezin buiten het grondgebied van die Verdragsluitende Staat woont of verblijft, betaling van een uitkering beperken, niet van toepassing op een rechthebbende die of een lid van zijn gezin dat op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Staat woont of verblijft.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op de wetgeving inzake werkloosheidsuitkeringen.

  • 3 Tenzij anders bepaald in dit Verdrag, worden uitkeringen die uit hoofde van de wetgeving van een van de Verdragsluitende Staten verschuldigd zijn, aan onderdanen van de andere Verdragsluitende Staat die op het grondgebied van een derde staat wonen of verblijven, betaald onder dezelfde voorwaarden en in dezelfde mate als aan onderdanen van de eerste Verdragsluitende Staat die op het grondgebied van een derde staat wonen of verblijven.

DEEL II. TOEPASSELIJKE WETGEVING

Artikel 6. Algemene regels

  • 1 Personen op wie de bepalingen van dit deel van toepassing zijn, zijn onderworpen aan de wetgeving van slechts één Verdragsluitende Staat. Die wetgeving wordt vastgesteld in overeenstemming met de bepalingen van de artikelen 7 tot en met 13.

  • 2 Een persoon die in overeenstemming met de bepalingen van dit deel onderworpen is aan de wetgeving van één Verdragsluitende Staat wordt beschouwd als wonend op het grondgebied van die Verdragsluitende Staat.

Artikel 7. Werknemers en zelfstandigen

  • 1 Een persoon die als werknemer werkzaam is op het grondgebied van een Verdragsluitende Staat, is onderworpen aan de wetgeving van die Verdragsluitende Staat, zelfs indien hij op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Staat woont of indien zijn werkgever zijn zetel heeft op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Staat.

  • 2 Een zelfstandige die zijn beroep op het grondgebied van een Verdragsluitende Staat uitoefent, is onderworpen aan de wetgeving van die Verdragsluitende Staat, zelfs indien hij op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Staat woont.

Artikel 8. Gedetacheerde werknemers

Een persoon die als werknemer werkzaam is op het grondgebied van een Verdragsluitende Staat en die door zijn werkgever gedetacheerd wordt op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Staat om aldaar voor die werkgever bepaalde werkzaamheden te verrichten, terwijl de betaalde dienstbetrekking met dezelfde werkgever wordt gehandhaafd, blijft voor de duur van die werkzaamheden onderworpen aan de wetgeving van de eerste Verdragsluitende Staat alsof hij nog op het grondgebied van die Verdragsluitende Staat werkzaam was, mits deze werkzaamheden niet meer belopen dan een periode van 24 maanden en een verklaring van detachering is ingediend binnen de eerste drie maanden van die periode. Achtereenvolgende detacheringen van dezelfde werknemer door dezelfde werkgever gelden als één detachering, tenzij zij door perioden van ten minste drie maanden onderbroken zijn.

Artikel 9. Ambtenaren

Een persoon die in dienst is van de regering of van een overheidsinstelling van een Verdragsluitende Staat en die door die regering of overheidsinstelling wordt uitgezonden naar het grondgebied van de andere Verdragsluitende Staat, blijft onderworpen aan de wetgeving van de eerste Verdragsluitende Staat als ware die persoon als werknemer werkzaam in die Verdragsluitende Staat.

Artikel 10. Personeel van diplomatieke en consulaire zendingen

  • 1 Onderdanen van een Verdragsluitende Staat die door de regering van die Verdragsluitende Staat worden uitgezonden naar het grondgebied van de andere Verdragsluitende Staat als lid van een diplomatieke zending of consulaire post zijn onderworpen aan de wetgeving van de eerstgenoemde Verdragsluitende Staat.

  • 2 Indien een persoon ingevolge het eerste lid onderworpen blijft aan de wetgeving van een Verdragsluitende Staat vanuit het grondgebied waarvan hij is gezonden naar het grondgebied van de andere Verdragsluitende Staat, is dat lid van overeenkomstige toepassing op de gezinsleden van die persoon die hem vergezellen, tenzij zij zelf tewerk zijn gesteld of zelfstandige zijn op het grondgebied van de laatstgenoemde Verdragsluitende Staat.

  • 3 Personen die als werknemer werkzaam zijn bij een diplomatieke zending of consulaire post van een van de Verdragsluitende Staten op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Staat zijn onderworpen aan de wetgeving van de laatstgenoemde Verdragsluitende Staat.

  • 4 Indien de diplomatieke zending of consulaire post van een van de Verdragsluitende Staten personen in dienst heeft die overeenkomstig het derde lid van dit artikel onderworpen zijn aan de wetgeving van de andere Verdragsluitende Staat, neemt de zending of post de verplichtingen die de wetgeving van deze Verdragsluitende Staat aan werkgevers oplegt, in acht.

  • 5 Het bepaalde in het derde en vierde lid van dit artikel is ook van toepassing op personen die als werknemer werkzaam zijn als persoonlijk bediende of als lid van de persoonlijke staf van een in het eerste lid van dit artikel bedoelde persoon. In dat geval neemt de natuurlijke persoon die andere personen in dienst heeft, de verplichtingen in acht die de wetgeving van de Verdragsluitende Staat waar de dienstbetrekking wordt uitgeoefend aan werkgevers oplegt.

  • 6 Het bepaalde in het eerste tot en met het vijfde lid van dit artikel is niet van toepassing op honoraire leden van een consulaire post of op personen in persoonlijke dienst van dergelijke personen.

Artikel 11. Personeel van internationale vervoersondernemingen

Een persoon die deel uitmaakt van het reizend of vliegend personeel van een onderneming die tegen betaling of vergoeding of voor eigen rekening internationale vervoersdiensten exploiteert voor passagiers of goederen over de weg of door de lucht en haar zetel heeft op het grondgebied van een Verdragsluitende Staat, is onderworpen aan de wetgeving van die Verdragsluitende Staat.

Artikel 12. Bemanningsleden aan boord van schepen

Een onderdaan die als werknemer werkzaam is aan boord van een schip en op het grondgebied van een Verdragsluitende Staat woont, is onderworpen aan de wetgeving van de Verdragsluitende Staat op het grondgebied waarvan de werkgever zijn zetel heeft.

Artikel 13. Uitzonderingen

  • 1 De bevoegde autoriteiten van beide Verdragsluitende Staten of de door de bevoegde autoriteiten aangewezen lichamen kunnen uitzonderingen op het bepaalde van de artikelen 7 tot en met 12 overeenkomen ten behoeve van een persoon of categorie personen.

  • 2 De toepassing van het bepaalde in het eerste lid is onderworpen aan een verzoek door de betrokken werknemer en door zijn werkgever.

DEEL III. BIJZONDERE BEPALINGEN INZAKE UITKERINGEN

AFDELING I. BEPALINGEN VOOR DE TOEPASSING VAN DE WETGEVING VAN DE REPUBLIEK CYPRUS

Artikel 14. Berekening van verzekeringstijdvakken

  • 1 Voor de berekening van een verzekeringstijdvak voor aanspraak op een uitkering waarin de wetgeving van de Republiek Cyprus voorziet, wordt een persoon voor elke door hem krachtens de wetgeving van het Koninkrijk der Nederlanden vervulde verzekeringsdag, behandeld alsof hij verzekerbare inkomsten had krachtens de wetgeving van de Republiek Cyprus gelijk aan een zevende van het weekbedrag van de verzekerbare basisinkomsten en daartoe is een verzekeringsjaar krachtens de wetgeving van het Koninkrijk der Nederlanden gelijk aan 364 dagen.

  • 2 Voor de berekening van een verzekeringstijdvak voor aanspraak op een uitkering waarin de wetgeving bedoeld in het eerste lid onder (a) van artikel 2 voorziet:

    • a. wordt elke vóór 6 oktober 1980 krachtens de wetgeving van de Republiek Cyprus vervulde verzekeringsweek gelijkgesteld aan een verzekeringstijdvak van 7 dagen krachtens de wetgeving van het Koninkrijk der Nederlanden;

    • b. worden de verzekerbare inkomsten voor een na 5 oktober 1980 krachtens de wetgeving van de Republiek Cyprus vervuld verzekeringstijdvak, gedeeld door het weekbedrag van de verzekerbare basisinkomsten in het desbetreffende jaar van betaling van premie of bijdrage. Het aldus berekende bedrag dat afhankelijk is van het maximale aantal weken gedurende welke de persoon onderworpen was aan die wetgeving in dat jaar, wordt gelijkgesteld aan het aantal weken in het verzekeringstijdvak. Elk van dergelijke weken wordt gelijkgesteld aan zeven verzekeringsdagen krachtens de wetgeving van het Koninkrijk der Nederlanden;

    • c. wordt elk verzekeringstijdvak van 364 dagen krachtens de wetgeving van de Republiek Cyprus gelijkgesteld aan een verzekeringsjaar krachtens de wetgeving van het Koninkrijk der Nederlanden.

  • 3 Wanneer het niet mogelijk is de tijdvakken nauwkeurig vast te stellen waarin bepaalde verzekeringstijdvakken krachtens de wetgeving van het Koninkrijk der Nederlanden zijn vervuld, worden dergelijke tijdvakken geacht niet samen te vallen met verzekeringstijdvakken die krachtens de wetgeving van de Republiek Cyprus zijn vervuld.

Artikel 15. Ziekte en moederschap

  • 1 Wanneer een persoon sinds zijn laatste aankomst op het grondgebied van de Republiek Cyprus een verzekeringstijdvak heeft vervuld krachtens de wetgeving van de Republiek Cyprus, wordt, in verband met de aanspraak op een ziekte- of moederschapsuitkering krachtens de wetgeving van de Republiek Cyprus, een verzekeringstijdvak vervuld krachtens de wetgeving van het Koninkrijk der Nederlanden gelijkgesteld aan een verzekeringstijdvak vervuld krachtens de wetgeving van de Republiek Cyprus.

  • 2 Wanneer een persoon recht zou hebben op een ziekte-uitkering krachtens de wetgeving van beide Verdragsluitende Staten voor hetzelfde tijdvak van arbeidsongeschiktheid, hetzij op grond van het bepaalde in dit Verdrag of anderszins, heeft hij recht op een ziekte-uitkering krachtens de wetgeving waaronder hij laatstelijk was verzekerd.

  • 3 Wanneer een vrouw recht zou hebben op een moederschapsuitkering krachtens de wetgeving van beide Verdragsluitende Staten voor dezelfde bevalling en voor hetzelfde tijdvak, hetzij op grond van het bepaalde in dit Verdrag of anderszins, heeft zij recht op de uitkering krachtens de wetgeving waaronder zij laatstelijk was verzekerd.

Artikel 16. Werkloosheid

  • 1 Indien een persoon sinds zijn laatste aankomst op het grondgebied van een Verdragsluitende Staat werkzaam is geweest in een dienstverband waarvoor een werkloosheidsverzekering geldt, wordt in verband met de aanspraak op een werkloosheidsuitkering krachtens de wetgeving van deze Verdragsluitende Staat een krachtens de wetgeving van de andere Verdragsluitende Staat vervuld tijdvak van betaling van premie of bijdrage behandeld als een krachtens de wetgeving van de eerste Verdragsluitende Staat vervuld tijdvak van betaling van premie of bijdrage.

  • 2 Wanneer een persoon ingevolge het eerste lid van dit artikel een werkloosheidsuitkering krachtens de wetgeving van de Republiek Cyprus aanvraagt, worden alle tijdvakken waarvoor hij een dergelijke uitkering ontving krachtens de wetgeving van het Koninkrijk der Nederlanden in aanmerking genomen, als ware het een tijdvak gedurende welke hij een werkloosheidsuitkering ontving krachtens de wetgeving van de Republiek Cyprus, mits dat tijdvak valt binnen de laatste 12 maanden vóór de eerste dag waarvoor een werkloosheidsuitkering krachtens de wetgeving van de Republiek Cyprus verschuldigd is.

Artikel 17. Arbeidsongevallen en beroepsziekten

  • 1 Wanneer een persoon als werknemer werkzaam is op het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden en de wetgeving van de Republiek Cyprus op hem van toepassing is overeenkomstig een bepaling in de artikelen 7 tot en met 13, wordt hij krachtens die wetgeving in verband met een aanvraag om een uitkering ter zake van een arbeidsongeval dat zich heeft voorgedaan of een beroepsziekte die hij heeft opgelopen gedurende dit dienstverband behandeld als had het ongeval zich voorgedaan dan wel had hij de ziekte opgelopen op het grondgebied van de Republiek Cyprus.

  • 2 Wanneer een persoon op wie de wetgeving van de Republiek Cyprus van toepassing is, slachtoffer wordt van een arbeidsongeval nadat hij het grondgebied van de Republiek Cyprus heeft verlaten om zich gedurende zijn dienstverband naar het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden te begeven, maar voordat hij op het laatstgenoemde grondgebied aankomt, wordt in verband met een aanvraag om een uitkering ter zake van dat arbeidsongeval:

    • a. het ongeval behandeld als had het zich voorgedaan op het grondgebied van de Republiek Cyprus; en

    • b. wordt zijn afwezigheid van het grondgebied van de Republiek Cyprus niet in aanmerking genomen bij het vaststellen of hij krachtens die wetgeving als werknemer tewerk was gesteld.

  • 3 Wanneer een persoon een beroepsziekte oploopt na als werknemer op het grondgebied van beide Verdragsluitende Staten werkzaamheden te hebben verricht waaraan, krachtens de wetgeving van de Republiek Cyprus, de ziekte kan worden toegeschreven, en wanneer hij laatstelijk als werknemer dergelijke werkzaamheden heeft verricht voordat de diagnose van de ziekte op het grondgebied van de Republiek Cyprus werd gesteld, is in zijn geval alleen de wetgeving van de Republiek Cyprus van toepassing.

Artikel 18. Ouderdom, invaliditeit en overlijden

Indien een persoon alleen op grond van krachtens de wetgeving van de Republiek Cyprus vervulde verzekeringstijdvakken recht heeft op een uitkering, is die uitkering verschuldigd en is het bepaalde in artikel 19 niet van toepassing.

Artikel 19. Berekening

  • 1 Indien een persoon geen recht heeft op een uitkering uit hoofde van verzekeringstijdvakken die alleen zijn vervuld krachtens de wetgeving van de Republiek Cyprus, wordt het recht op die uitkering vastgesteld door deze tijdvakken en de krachtens de wetgeving van het Koninkrijk der Nederlanden vervulde tijdvakken, voor zover deze nodig zijn voor een recht op uitkering, samen te tellen, mits zij niet samenvallen.

  • 2 Wanneer voor de toepassing van dit artikel overeenkomstig de wetgeving van de Republiek Cyprus een vrouw een ouderdomspensioen aanvraagt, neemt het bevoegde orgaan van de Republiek Cyprus, indien van toepassing, verzekeringstijdvakken in aanmerking die door haar echtgenoot zijn vervuld krachtens de wetgeving van een Verdragsluitende Staat.

  • 3 Bij de toepassing van het bepaalde in het eerste en tweede lid neemt het bevoegde orgaan van de Republiek Cyprus de verzekeringstijdvakken in aanmerking die na 6 januari 1957 krachtens de wetgeving van het Koninkrijk der Nederlanden zijn vervuld.

  • 4 Het bedrag van de krachtens het bepaalde in dit artikel verschuldigde uitkering wordt als volgt vastgesteld:

    • a. het bevoegde orgaan berekent de theoretische uitkering die verschuldigd zou zijn indien de verzekeringstijdvakken vervuld krachtens de wetgeving van beide Verdragsluitende Staten, samengeteld zoals voorzien in het eerste lid, alleen krachtens de wetgeving van de Republiek Cyprus zijn vervuld;

    • b. het bepaalt vervolgens de aldus berekende theoretische uitkering naar evenredigheid van de verhouding van de duur van de verzekeringstijdvakken vervuld krachtens zijn wetgeving in verhouding tot het totaal van de verzekeringstijdvakken vervuld krachtens de wetgeving van beide Verdragsluitende Staten.

  • 5 Het bepaalde in het vierde lid is niet van toepassing op een aanvullende uitkering die krachtens de wetgeving van de Republiek Cyprus verschuldigd is. Deze uitkering wordt krachtens het bepaalde in de wetgeving van de Republiek Cyprus uitsluitend berekend op basis van ingevolge die wetgeving vervulde verzekeringstijdvakken.

  • 6 Wanneer het totaal van de door betrokkene krachtens de wetgeving van de Republiek Cyprus vervulde verzekeringstijdvakken minder dan een jaar bedraagt, betaalt het bevoegde orgaan geen uitkering ingevolge deze tijdvakken, tenzij de rechthebbende uitsluitend op grond van deze betaling van premie of bijdrage krachtens de wetgeving van de Republiek Cyprus recht heeft op een uitkering.

Artikel 20. Uitvaarttoelage

Indien een persoon uitsluitend op basis van de krachtens de wetgeving van de Republiek Cyprus vervulde verzekeringstijdvakken geen recht heeft op een uitvaarttoelage, wordt het recht van die persoon op een uitvaarttoelage vastgesteld door middel van het samentellen van verzekeringstijdvakken zoals voorzien in dit Verdrag.

AFDELING II. BEPALINGEN INZAKE DE UITVOERING VAN DE WETGEVING VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN

Artikel 21. Invaliditeitsuitkering

Wanneer een persoon op wie dit Verdrag van toepassing is, op het tijdstip waarop de arbeidsongeschiktheid gevolgd door invaliditeit is ontstaan, onderworpen was aan de wetgeving van de Republiek Cyprus en hij recht had op een Cypriotisch invaliditeitspensioen, en wanneer de betrokkene daarvoor een verzekeringstijdvak van in totaal ten minste twaalf maanden heeft vervuld krachtens de Nederlandse wetgeving inzake invaliditeitverzekering, heeft deze persoon recht op een uitkering uit hoofde van de laatstbedoelde wetgeving, berekend volgens de regels van artikel 22.

Artikel 22. Berekening

  • 1 Het bedrag van de in artikel 21 bedoelde uitkering wordt berekend naar verhouding van de totale duur van de door de betrokkene na het bereiken van de leeftijd van 15 jaar krachtens de Nederlandse wetgeving vervulde verzekeringstijdvakken tot het tijdvak gelegen tussen de datum waarop hij de leeftijd van 15 jaar bereikte en de datum waarop zijn arbeidsongeschiktheid met daarop volgende invaliditeit is ontstaan.

  • 2 Indien de betrokkene, op het tijdstip waarop de arbeidsongeschiktheid met daarop volgende invaliditeit is ontstaan, als werknemer werkzaam was of met een werknemer was gelijkgesteld, wordt de verschuldigde uitkering vastgesteld overeenkomstig de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering van 18 februari 1966 (WAO). Indien dit niet het geval is, wordt de verschuldigde uitkering vastgesteld overeenkomstig de Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen van 24 april 1997 (WAZ).

  • 3 Als vervulde verzekeringstijdvakken krachtens de Nederlandse wetgeving worden aangemerkt:

    • a. verzekeringstijdvakken vervuld krachtens de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering van 18 februari 1966 (WAO);

    • b. verzekeringstijdvakken vervuld krachtens de Algemene Arbeidsongeschiktheidsverzekeringswet van 11 december 1975 (AAW), voor zover deze niet samenvallen met verzekeringstijdvakken vervuld krachtens de voornoemde Wet van 18 februari 1966 (WAO);

    • c. verzekeringstijdvakken vervuld krachtens de Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekeringswet Zelfstandigen van 24 april 1997 (WAZ), voor zover deze niet samenvallen met verzekeringstijdvakken vervuld krachtens de voornoemde Wet van 18 februari 1966 (WAO);

    • d. tijdvakken van arbeid en daarmee gelijkgestelde tijdvakken die vóór 1 juli 1967 in Nederland zijn vervuld.

Artikel 23. Werkloosheidsuitkering

Indien de wetgeving van beide Verdragsluitende Staten van toepassing is geweest op een persoon, worden de verzekeringstijdvakken of de hiermee gelijkgestelde verzekeringstijdvakken die in aanmerking dienen te worden genomen overeenkomstig de wetgeving van beide Verdragsluitende Staten, bij elkaar opgeteld voor het verkrijgen, behouden of herstellen van het recht op een werkloosheidsuitkering, voor zover deze tijdvakken niet samenvallen.

Artikel 24. Berekening

Het bevoegde lichaam van een Verdragsluitende Staat waarvan de wetgeving voorziet dat de berekening van uitkeringen gebaseerd dient te zijn op het bedrag van het eerdere loon of salaris neemt uitsluitend het loon of salaris van de betrokkene in aanmerking dat deze ontvangen heeft ter zake van diens laatste dienstverband op het grondgebied van die Verdragsluitende Staat. Als de betrokkene op dat grondgebied evenwel minder dan vier weken in zijn laatste dienstverband werkzaam is geweest, worden de uitkeringen berekend op basis van het gewone loon of salaris dat, op de plaats waar de werkloze verblijft of woont, overeenkomt met een dienstverband dat gelijk is aan of vergelijkbaar met zijn laatste dienstverband op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Staat.

Artikel 25. Ouderdomspensioen

  • 1 Het Nederlandse bevoegde orgaan stelt het ouderdomspensioen rechtstreeks en uitsluitend vast op basis van de krachtens de Nederlandse algemene ouderdomswet (AOW) vervulde verzekeringstijdvakken.

  • 2 Onverminderd het derde lid worden tijdvakken vóór 1 januari 1957 gedurende welke een onderdaan van een Verdragsluitende Staat na het bereiken van de 15-jarige leeftijd in Nederland heeft gewoond of gedurende welke hij, in een ander land wonende, in Nederland arbeid in loondienst heeft verricht, mede aangemerkt als verzekeringstijdvakken indien hij niet voldoet aan de voorwaarden van de Nederlandse wetgeving op grond waarvan zulke tijdvakken voor hem met verzekeringstijdvakken mogen worden gelijkgesteld.

  • 3 De in het tweede lid van dit artikel bedoelde tijdvakken worden bij de berekening van het ouderdomspensioen alleen in aanmerking genomen, indien de betrokkene verzekerd is geweest in de zin van artikel 6 van de Nederlandse Algemene Ouderdomswet en na het bereiken van de leeftijd van negenenvijftig jaar ten minste zes jaar op het grondgebied van een van beide of beide Verdragsluitende Staten heeft gewoond en alleen zolang hij op het grondgebied van een Verdragsluitende Staat woont. Deze tijdvakken worden echter niet in aanmerking genomen wanneer zij samenvallen met verzekeringstijdvakken die gebaseerd zijn op de wetgeving inzake ouderdomspensioenen van een ander land dan Nederland.

Artikel 26. Nabestaandenpensioen

  • 1 Wanneer een onderdaan van een Verdragsluitende Staat bij overlijden onderworpen was aan de wetgeving van de Republiek Cyprus en daaraan voorafgaand een verzekeringstijdvak van in totaal ten minste 12 maanden ingevolge de Nederlandse wetgeving inzake nabestaandenpensioenen had vervuld, heeft de nabestaande recht op een pensioen vastgesteld in overeenstemming met de laatstbedoelde wetgeving en berekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 27.

  • 2 Het eerste lid is alleen van toepassing in het geval waarin de nabestaande recht heeft op een Cypriotisch nabestaandenpensioen gebaseerd op de verzekering van de overledene.

Artikel 27. Berekening

Het bedrag van de in artikel 26 bedoelde uitkering wordt berekend naar evenredigheid van de verhouding tussen de duur van de door de overledene na het bereiken van de 15-jarige leeftijd en voor het bereiken van de 65-jarige leeftijd krachtens de Nederlandse wetgeving vervulde verzekeringstijdvakken en het tijdvak gelegen tussen de datum waarop de overledene de 15-jarige leeftijd bereikte en de datum van zijn overlijden, maar uiterlijk de datum waarop de overledene de 65-jarige leeftijd bereikte.

DEEL IV. HANDHAVING

Artikel 28. Identificatie

  • 1 Teneinde het recht op een uitkering en de rechtmatigheid van betalingen ingevolge een van beide wetgevingen of ingevolge dit Verdrag vast te stellen, identificeert een aanvrager, een rechthebbende of een gezinslid zich bij het bevoegde orgaan op het grondgebied waarvan deze persoon woont of verblijft door overlegging van een officieel identiteitsbewijs. Onder officieel identiteitsbewijs wordt verstaan een paspoort of ieder ander geldig identiteitsbewijs afgegeven op het grondgebied waar betrokkene woont of verblijft.

  • 2 Het bevoegde orgaan identificeert de aanvrager, de rechthebbende of het gezinslid op basis van het officiële identiteitsbewijs. Het bevoegde orgaan stelt het bevoegde orgaan van de andere Verdragsluitende Staat ervan in kennis dat de identiteit van de aanvrager, de rechthebbende of zijn gezinslid is geverifieerd door een gewaarmerkte kopie van het officiële identiteitsbewijs toe te zenden.

Artikel 29. Verificatie van aanvragen en betalingen

  • 1 Voor de toepassing van dit artikel:

    • a. omvatten „inlichtingen" ten minste inlichtingen met betrekking tot identiteit, adres, gezinssituatie, werk, opleiding, inkomen, gezondheidstoestand, overlijden en detentie;

    • b. wordt verstaan onder „agentschap": een ter zake van de onder letter a bedoelde inlichtingen bevoegd lichaam, en omvat onder andere de bevolkingsregisters, belastingautoriteiten, huwelijksregisters, arbeidsbureaus, scholen en andere opleidingsinstituten, handelsautoriteiten, politie, gevangeniswezen en immigratiebureaus.

  • 2 Met betrekking tot de aanvraag om of rechtmatigheid van betaling van een uitkering, verifieert het bevoegde orgaan van een Verdragsluitende Staat op verzoek van het bevoegde orgaan van de andere Verdragsluitende Staat, de inlichtingen met betrekking tot een aanvrager, een rechthebbende of een gezinslid. Indien nodig wordt deze verificatie tezamen met de agentschappen uitgevoerd. Het bevoegde orgaan zendt een verklaring van verificatie, tezamen met gewaarmerkte kopieën van de desbetreffende documenten, aan het bevoegde orgaan van de andere Verdragsluitende Staat.

  • 3 Onverminderd het tweede lid stelt het bevoegde orgaan van een Verdragsluitende Staat zonder voorafgaand verzoek en voor zover mogelijk, het bevoegde orgaan van de andere Verdragsluitende Staat in kennis van veranderingen in de inlichtingen met betrekking tot een aanvrager, een rechthebbende of een gezinslid.

  • 4 De bevoegde organen en de bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Staten kunnen zich rechtstreeks met elkaar en met de aanvragers, de rechthebbenden of hun vertegenwoordigers in verbinding stellen.

  • 5 Onverminderd het tweede lid is het diplomatieke of consulaire vertegenwoordigers en de bevoegde organen van een Verdragsluitende Staat toegestaan zich rechtstreeks in verbinding te stellen met de agentschappen van de andere Verdragsluitende Staat teneinde het recht op uitkering en de rechtmatigheid van betalingen aan de rechthebbenden te verifiëren.

  • 6 Voor de uitvoering van dit Verdrag zijn de agentschappen behulpzaam en handelen als voerden zij hun eigen wetgeving uit. De door de agentschappen verleende administratieve bijstand is kosteloos.

Artikel 30. Medisch onderzoek

  • 1 Op verzoek van het bevoegde orgaan van een Verdragsluitende Staat wordt het medisch onderzoek van een aanvrager of een rechthebbende die of een lid van zijn gezin dat woont of verblijft op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Staat, uitgevoerd door het bevoegde orgaan van de laatstgenoemde Verdragsluitende Staat.

  • 2 Teneinde de arbeidsongeschiktheid van een aanvrager, een rechthebbende of een lid van zijn gezin vast te stellen, maakt het bevoegde orgaan van een Verdragsluitende Staat gebruik van de medische rapporten en administratieve gegevens die door het bevoegde orgaan van de andere Verdragsluitende Staat aan hem zijn verstrekt. Het bevoegde orgaan van de eerste Verdragsluitende Staat kan echter de aanvrager, de rechthebbende of een lid van zijn gezin verzoeken zich te laten onderzoeken door een arts naar keuze van of op het grondgebied van dit orgaan.

  • 3 De aanvrager, de rechthebbende of zijn gezinslid geeft gehoor aan een verzoek zich te melden voor medisch onderzoek. Indien de aanvrager, de rechthebbende of zijn gezinslid zich om medische redenen niet in staat acht te reizen naar het grondgebied van de andere Verdragsluitende Staat, stelt hij het bevoegde orgaan van die Verdragsluitende Staat daarvan onverwijld in kennis. De betrokkene is alsdan verplicht een medische verklaring afgegeven door een daartoe door het bevoegde orgaan op wiens grondgebied hij woont of verblijft aangewezen arts over te leggen. Deze verklaring moet de medische redenen bevatten van de onmogelijkheid te reizen, alsmede de verwachte duur daarvan.

  • 4 De kosten van het onderzoek worden betaald door het bevoegde orgaan op wiens verzoek het onderzoek wordt uitgevoerd.

Artikel 31. Weigering te betalen, opschorting, intrekking

Het bevoegde orgaan van een Verdragsluitende Staat kan weigeren een uitkering toe te kennen, of kan de betaling van een uitkering opschorten of intrekken indien:

  • a. de aanvrager, de rechthebbende of het gezinslid verzuimd heeft inlichtingen te verstrekken of een onderzoek te ondergaan zoals vereist ingevolge artikel 28, eerste lid, en artikel 30, derde lid, van dit Verdrag; of

  • b. het bevoegde orgaan van de andere Verdragsluitende Staat verzuimd heeft inlichtingen te verstrekken of een onderzoek uit te voeren zoals vereist ingevolge artikel 28, tweede lid, artikel 29, tweede lid, en artikel 30, eerste lid, van dit Verdrag binnen een termijn van drie maanden.

Artikel 32. Verhaal van onverschuldigde betalingen

  • 1 Wanneer bij de beoordeling of herziening van een invaliditeits-, ouderdoms- of nabestaandenuitkering ingevolge de bepalingen van dit Verdrag het bevoegde orgaan van een Verdragsluitende Staat aan een rechthebbende een bedrag heeft betaald dat hoger is dan waarop hij recht heeft, kan het het bevoegde orgaan van de andere Verdragsluitende Staat dat verantwoordelijk is voor de betaling van de desbetreffende uitkering aan die persoon verzoeken het teveel betaalde bedrag in mindering te brengen op achterstallige bedragen die aan hem verschuldigd zijn. Het laatstgenoemde bevoegde orgaan maakt het aldus in mindering gebrachte bedrag over aan het andere bevoegde orgaan. Indien het verhaal niet op deze wijze kan plaatsvinden, zijn de bepalingen van het volgende lid van toepassing.

  • 2 Wanneer het bevoegde orgaan van een Verdragsluitende Staat aan een rechthebbende een bedrag heeft betaald dat hoger is dan waarop hij recht heeft, zoals bedoeld in het eerste lid, kan dat orgaan, onder de voorwaarden en voorzover toegestaan volgens de wetgeving die het uitvoert, het bevoegde orgaan van de andere Verdragsluitende Staat dat verantwoordelijk is voor de betaling van een uitkering aan die persoon verzoeken het te veel betaalde bedrag in mindering te brengen op de betalingen die het aan hem doet. Het laatstbedoelde bevoegde orgaan brengt dat bedrag in mindering voorzover zulks is toegelaten volgens de wetgeving die het uitvoert alsof het zelf te veel had betaald en maakt het aldus in mindering gebrachte bedrag over aan het andere bevoegde orgaan.

  • 3 Wanneer het bevoegde orgaan van een Verdragsluitende Staat een voorschot heeft betaald op een uitkering aan een persoon voor een tijdvak en achterstallige bedragen van een overeenkomstige uitkering verschuldigd zijn voor hetzelfde tijdvak ingevolge de wetgeving van de andere Verdragsluitende Staat, brengt het bevoegde orgaan van de laatstgenoemde Verdragsluitende Staat het bedrag van de bij wijze van voorschot gedane betalingen in mindering op de achterstallige betalingen en maakt het aldus in mindering gebrachte bedrag over aan het bevoegde orgaan van de eerste Verdragsluitende Staat.

Artikel 33. Erkenning van beslissingen en vonnissen

  • 1 Een beslissing ten aanzien van verhaal van onverschuldigde betalingen of de invordering van premies of bijdragen genomen door een bevoegd orgaan in een Verdragsluitende Staat waartegen geen verder rechtsmiddel voorhanden is, en een rechterlijk vonnis gewezen in verband met een dergelijke beslissing waartegen geen verder rechtsmiddel voorhanden is, wordt erkend door de andere Verdragsluitende Staat.

  • 2 Een in het eerste lid bedoelde beslissing of bedoeld rechterlijk vonnis wordt niet erkend:

    • a. indien deze erkenning in strijd is met de openbare orde in de Verdragsluitende Staat waarin erkenning wordt beoogd;

    • b. wanneer de beslissing bij verstek heeft plaatsgevonden of het vonnis bij verstek is gewezen, indien de verweerder niet naar behoren inzake de ingestelde rechtsvordering was gedagvaard binnen een termijn die hem voldoende tijd liet om zijn verweer te organiseren.

  • 3 Voor tenuitvoerlegging vatbare beslissingen en vonnissen die ingevolge het eerste en tweede lid zijn erkend, worden uitgevoerd door de andere Verdragsluitende Staat overeenkomstig de op het grondgebied van die Verdragsluitende Staat van kracht zijnde wettelijke bepalingen die van toepassing zijn op de tenuitvoerlegging van soortgelijke beslissingen en vonnissen.

DEEL V. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 34. Akkoorden voor administratie en samenwerking

  • 1 De bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Staten stellen door middel van een administratief akkoord de administratieve maatregelen vast welke nodig zijn voor de uitvoering van dit Verdrag.

  • 2 De bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Staten verstrekken elkaar inlichtingen omtrent

    • a. alle maatregelen die genomen zijn voor de toepassing van dit Verdrag; en

    • b. alle wijzigingen in de wetgeving die van invloed zijn op de toepassing van dit Verdrag.

  • 3 De bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Staten richten verbindingsorganen op teneinde de toepassing van dit Verdrag te vergemakkelijken.

  • 4 De bevoegde autoriteiten en bevoegde organen van de Verdragsluitende Staten verlenen elkaar bijstand in alle aangelegenheden met betrekking tot de toepassing van dit Verdrag als betrof de aangelegenheid de toepassing van hun eigen wetgeving. Deze bijstand is kosteloos.

Artikel 35. Taal

  • 1 Voor de toepassing van dit Verdrag kunnen de bevoegde autoriteiten en de bevoegde organen zich rechtstreeks in het Engels met elkaar in verbinding stellen.

  • 2 Een document dat is opgesteld in de officiële taal van een Verdragsluitende Staat kan niet uitsluitend op deze grond worden geweigerd.

Artikel 36. Gegevensbescherming

  • 1 Wanneer uit hoofde van dit Verdrag de bevoegde autoriteiten of de bevoegde organen van een Verdragsluitende Staat persoonsgegevens verstrekken aan de bevoegde autoriteiten of bevoegde organen van de andere Verdragsluitende Staat, gelden hiervoor de op de bescherming van gegevens van toepassing zijnde wettelijke bepalingen, vastgesteld door de Verdragsluitende Staat die de gegevens verstrekt. Op latere verstrekkingen alsmede op de opslag, wijziging en vernietiging van de gegevens zijn de bepalingen van de wetgeving inzake de bescherming van gegevens van de ontvangende Verdragsluitende Staat van toepassing.

  • 2 Het gebruik van persoonsgegevens voor andere doeleinden dan voor sociale zekerheid is onderworpen aan de goedkeuring door de betrokkene of overeenkomstig andere waarborgen waarin door de nationale wetgeving wordt voorzien.

Artikel 37. Vrijstelling van heffingen en legalisering

  • 1 Vrijstelling of korting zoals voorzien in de wetgeving van een Verdragsluitende Staat voor belastingen, zegelrechten, leges of inschrijvingsrechten voor verklaringen of documenten die ingediend dienen te worden ingevolge deze wetgeving, strekt zich tevens uit tot de respectieve verklaringen of documenten die ingediend dienen te worden voor de toepassing van dit Verdrag of de wetgeving van de andere Verdragsluitende Staat.

  • 2 Documenten en verklaringen van ongeacht welke aard die ingediend dienen te worden voor de toepassing van dit Verdrag behoeven geen legalisering door diplomatieke of consulaire autoriteiten.

Artikel 38. Indiening van een aanvraag of beroepschrift

  • 1 Aanvragen, mededelingen of beroepschriften die voor de toepassing van dit Verdrag of van de wetgeving van een Verdragsluitende Staat, zijn ingediend bij een autoriteit, orgaan of ander bevoegd lichaam van een Verdragsluitende Staat, worden aangemerkt als aanvragen, mededelingen of beroepschriften ingediend bij een autoriteit, orgaan of ander bevoegd lichaam van de andere Verdragsluitende Staat. De datum waarop een dergelijke aanvraag, mededeling of een dergelijk beroepschrift wordt ingediend bij een autoriteit, orgaan of ander bevoegd lichaam van een Verdragsluitende Staat wordt aangemerkt als de datum van indiening bij een autoriteit, orgaan of ander bevoegd lichaam van de andere Verdragsluitende Staat.

  • 2 Aanvragen voor een uitkering ingediend uit hoofde van de wetgeving van een Verdragsluitende Staat worden aangemerkt als aanvragen voor de overeenkomstige uitkering uit hoofde van de andere Verdragsluitende Staat voor zover deze overeenkomstige uitkering verschuldigd is ingevolge de bepalingen van dit Verdrag, mits de aanvrager ten tijde van de aanvraag inlichtingen verschaft waaruit blijkt dat verzekeringstijdvakken zijn vervuld krachtens de wetgeving van de andere Verdragsluitende Staat; dit is echter niet van toepassing wanneer de aanvrager uitdrukkelijk verzoekt om opschorting van de vaststelling van een ouderdomspensioen ingevolge de wetgeving van de andere Verdragsluitende Staat.

  • 3 Aanvragen, mededelingen of beroepschriften die ingevolge de wetgeving van een Verdragsluitende Staat binnen een bepaalde termijn moeten worden ingediend bij een autoriteit, orgaan of ander bevoegd lichaam van die Verdragsluitende Staat kunnen binnen dezelfde termijn worden ingediend bij het overeenkomstige lichaam van de andere Verdragsluitende Staat.

  • 4 In gevallen waarin het eerste tot en met het derde lid van toepassing zijn, doet het lichaam waarbij de indiening is gedaan, de aanvraag, de mededeling of het beroepschrift onverwijld toekomen aan het overeenkomstige bevoegde lichaam van de andere Verdragsluitende Staat.

Artikel 39. Valuta

  • 1 Het bevoegde orgaan van een Verdragsluitende Staat komt zijn verplichtingen uit hoofde van dit Verdrag na in de nationale valuta van die Verdragsluitende Staat indien deze valuta vrij inwisselbaar is of in een andere vrij inwisselbare valuta.

  • 2 Vergoedingen voorzien in dit Verdrag worden betaald in de valuta van de Verdragsluitende Staat waar het bevoegde orgaan dat de uitkering heeft verstrekt, zich bevindt.

  • 3 Overmakingen die overeenkomstig dit Verdrag gedaan dienen te worden, worden gedaan in overeenstemming met de akkoorden die ten tijde van deze overmakingen op dit gebied in beide Verdragsluitende Staten van kracht zijn.

Artikel 40. Beslechting van geschillen

  • 1 De bevoegde autoriteiten van beide Verdragsluitende Staten doen alle redelijke pogingen om geschillen die voortvloeien uit de uitlegging of toepassing van dit Verdrag in onderling overleg te beslechten.

  • 2 Indien het geschil niet binnen zes maanden na aanvang van dergelijke onderhandelingen op deze wijze kan worden beslecht, wordt het op verzoek van een van beide of beide Verdragsluitende Staten voorgelegd aan een arbitragecommissie, waarvan de samenstelling en procedureregels worden vastgesteld in overleg tussen de Verdragsluitende Staten.

  • 3 De arbitragecommissie beslecht het geschil in overeenstemming met de geest en grondbeginselen van dit Verdrag. Beslissingen van deze commissie zijn bindend en onherroepelijk.

DEEL VI. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 41. Overgangsbepalingen

  • 1 Aan dit Verdrag kunnen geen rechten worden ontleend voor aanspraak op betaling van een uitkering voor een tijdvak voorafgaand aan de inwerkingtreding ervan.

  • 2 Bij het vaststellen van een aanspraak op een uitkering krachtens dit Verdrag worden vóór de inwerkingtreding van dit Verdrag ingevolge de wetgeving van een Verdragsluitende Staat vervulde verzekeringstijdvakken in aanmerking genomen.

  • 3 Onverminderd het eerste lid kan dit Verdrag ook van toepassing zijn op gebeurtenissen die zich hebben voorgedaan voorafgaand aan de inwerkingtreding ervan, voor zover aan de eerder vastgestelde rechten niet is voldaan door betaling van een bedrag ineens. In die gevallen wordt een uitkering die alleen ingevolge dit Verdrag verschuldigd is, op verzoek van de rechthebbende vastgesteld overeenkomstig de bepalingen in dit Verdrag. Wanneer de aanvraag om vaststelling van een uitkering binnen twee jaar na de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag wordt ingediend, wordt de uitkering vanaf die datum betaald; anders wordt de uitkering betaald vanaf de datum zoals vastgesteld krachtens de wetgeving van elke Verdragsluitende Staat.

Artikel 42. Inwerkingtreding

  • 1 De Verdragsluitende Staten stellen elkaar schriftelijk in kennis van de voltooiing van hun respectieve wettelijke of constitutionele procedures vereist voor de inwerkingtreding van dit Verdrag.

  • 2 Het Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand na de datum van de laatste kennisgeving, met dien verstande dat artikel 5 voorlopig van toepassing is vanaf de eerste dag van de tweede maand volgend op de datum van ondertekening.

Artikel 43. Territoriale toepassing

Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, is dit Verdrag slechts van toepassing op het grondgebied van het Koninkrijk in Europa.

Artikel 44. Duur en beëindiging van het Verdrag

  • 1 Dit Verdrag blijft voor onbepaalde tijd van kracht.

  • 2 Dit Verdrag kan te allen tijde worden beëindigd door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de andere Verdragsluitende Staat. In het geval van beëindiging blijft dit Verdrag van kracht tot aan het einde van het kalenderjaar dat volgt op het jaar waarin de andere Verdragsluitende Staat de kennisgeving van beëindiging heeft ontvangen.

  • 3 In het geval van beëindiging van dit Verdrag, blijven alle rechten die krachtens de bepalingen hiervan zijn verworven, gehandhaafd. Alle rechten waarvan de toekenning in behandeling is, worden in overleg vastgesteld.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend.

GEDAAN te Den Haag, op 9 juli 2002, in tweevoud, in de Nederlandse, de Griekse en de Engelse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek. In geval van verschil in interpretatie is de tekst in de Engelse taal doorslaggevend.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden

(w.g.) R. IJ. M. KUIPERS

Voor de Republiek Cyprus

(w.g.) EURIPIDES L. EVRIVIADES

Naar boven