Het Koninkrijk der Nederlanden
en
de Republiek Tunesië,
hierna te noemen de Verdragsluitende Partijen,
Geleid door de wens hun van oudsher bestaande vriendschapsbanden te versterken en
de economische betrekkingen tussen hen uit te breiden en te intensiveren, met name
wat investeringen door de onderdanen van de ene Verdragsluitende Partij op het grondgebied
van de andere Verdragsluitende Partij betreft,
In het besef dat overeenstemming omtrent de aan dergelijke investeringen toe te kennen
behandeling het kapitaalverkeer en de overdracht van technologie tussen, alsmede de
economische ontwikkeling van de Verdragsluitende Partijen zal stimuleren, en dat een
eerlijke en rechtvaardige behandeling van investeringen wenselijk is,
Zijn het volgende overeengekomen:
Voor de toepassing van dit Verdrag:
-
a. wordt onder de term „investeringen" verstaan: alle soorten vermogensbestanddelen,
in eigendom of onder al dan niet rechtstreeks toezicht, en in het bijzonder, doch
niet uitsluitend:
-
i. roerende en onroerende zaken, alsmede alle andere zakelijke rechten met betrekking
tot alle soorten vermogensbestanddelen;
-
ii. rechten ontleend aan aandelen, obligaties en andere soorten belangen in ondernemingen
en gezamenlijke ondernemingen;
-
iii. aanspraken op geld, op andere vermogensbestanddelen of op iedere prestatie die economische
waarde heeft;
-
iv. rechten op het gebied van de intellectuele eigendom, technische werkwijzen, goodwill
en know-how;
-
v. rechten verleend krachtens het publiekrecht of bij overeenkomst, met inbegrip van
rechten tot het opsporen, exploreren, ontginnen en winnen van natuurlijke rijkdommen;
-
b. omvat de term „onderdanen" met betrekking tot elk van beide Verdragsluitende Partijen:
-
c. omvat de term „grondgebied" mede de zeegebieden grenzend aan de kust van de betrokken
Staat, voor zover die Staat overeenkomstig het internationale recht soevereine rechten
of rechtsmacht in deze gebieden uitoefent.
Elke Verdragsluitende Partij bevordert, binnen het kader van haar wetten en voorschriften,
de economische samenwerking door middel van de bescherming op haar grondgebied van
investeringen van onderdanen van de andere Verdragsluitende Partij. Met inachtneming
van het recht van elke Verdragsluitende Partij de door haar wetten of voorschriften
verleende bevoegdheden uit te oefenen, laat elke Verdragsluitende Partij dergelijke
investeringen toe.
-
1 Elke Verdragsluitende Partij waarborgt een eerlijke en rechtvaardige behandeling
van de investeringen van onderdanen van de andere Verdragsluitende Partij en belemmert
niet, door onredelijke of discriminatoire maatregelen, de werking, het beheer, de
instandhouding, het gebruik, het genot of de vervreemding daarvan door deze onderdanen.
Elke Verdragsluitende Partij kent aan die investeringen volledige zekerheid en bescherming
toe.
-
2 In het bijzonder kent elke Verdragsluitende Partij aan dergelijke investeringen een
behandeling toe die in elk geval niet minder gunstig is dan die welke wordt toegekend
aan investeringen van haar eigen onderdanen of aan investeringen van onderdanen van
een derde Staat, naar gelang van wat het gunstigst is voor de betrokken onderdaan.
-
5 Indien naast dit Verdrag de wettelijke bepalingen van één van beide Verdragsluitende
Partijen of verplichtingen krachtens internationaal recht die thans tussen de Verdragsluitende
Partijen bestaan of op een later tijdstip onderling worden aangegaan, een algemene
of bijzondere regeling bevatten op grond waarvan investeringen door onderdanen van
de andere Verdragsluitende Partij aanspraak kunnen maken op een behandeling die gunstiger
is dan in dit Verdrag is voorzien, heeft een dergelijke regeling, in zoverre zij gunstiger
is, voorrang boven dit Verdrag.
De Verdragsluitende Partijen waarborgen dat betalingen die verband houden met een
investering kunnen worden overgemaakt. De overmakingen geschieden in vrij inwisselbare
valuta, zonder beperking of vertraging. Deze overmakingen omvatten in het bijzonder,
doch niet uitsluitend:
-
a. winsten, interesten, dividenden en andere lopende inkomsten;
-
b. gelden nodig voor de werking, instandhouding en ontwikkeling van een investering;
-
c. gelden voor de terugbetaling van leningen;
-
d. royalty's of honoraria;
-
e. een redelijk deel van de inkomsten uit arbeid van natuurlijke personen;
-
f. de opbrengst van de verkoop of liquidatie van de investering;
-
g. betalingen uit hoofde van Artikel 6.
Geen der Verdragsluitende Partijen neemt enige maatregel tot nationalisering of onteigening
of enige maatregel van soortgelijke strekking, gericht tegen een investering van een
onderdaan van de andere Verdragsluitende Partij, tenzij aan de volgende voorwaarden
wordt voldaan:
-
a. de maatregelen worden genomen in het openbaar belang en met inachtneming van een behoorlijke
rechtsgang;
-
b. de maatregelen zijn niet discriminatoir;
-
c. de maatregelen gaan vergezeld van een billijke schadeloosstelling.
Deze schadeloosstelling
-
– dient de werkelijke waarde te vertegenwoordigen van de desbetreffende investeringen,
en dient, wil zij doeltreffend zijn voor de gerechtigden, zonder vertraging te worden
betaald en te kunnen worden overgemaakt naar het grondgebied van de Verdragsluitende
Partij van de gerechtigden of naar een ander land, overeengekomen door de gerechtigden
en de onteigenende Verdragsluitende Partij; en
-
– dient een bedrag te omvatten dat adequaat schadeloos stelt voor enige vertraging
in de betaling die kan optreden tussen de datum van de onteigening en de dag van de
werkelijke betaling, mits de onderdaan redelijkerwijs niet aansprakelijk kan worden
gesteld voor de vertraging in de betaling.
-
d. de Verdragsluitende Partijen garanderen dat de in onder c bedoelde overmaking in de
door de gerechtigden gekozen vrij inwisselbare valuta zal worden gedaan.
Aan onderdanen van de ene Verdragsluitende Partij die verliezen lijden met betrekking
tot hun investeringen op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij wegens
oorlog of een ander gewapend conflict, revolutie, een nationale noodtoestand, opstand,
oproer of ongeregeldheden, wordt door de laatstgenoemde Verdragsluitende Partij wat
restitutie, schadevergoeding, schadeloosstelling of een andere regeling betreft, geen
minder gunstige behandeling toegekend dan die welke die Verdragsluitende Partij toekent
aan haar eigen onderdanen of aan onderdanen van een derde Staat, naar gelang van wat
het gunstigst is voor de betrokken onderdanen.
Indien de investeringen van een onderdaan van de ene Verdragsluitende Partij verzekerd
zijn tegen niet-commerciële risico's of anderszins aanleiding geven tot de betaling
van schadevergoeding ter zake van die investeringen krachtens een bij wet, voorschrift
of overheidscontract ingesteld stelsel, wordt de subrogatie van de verzekeraar of
de herverzekeraar of de door de ene Verdragsluitende Partij aangewezen instantie in
de rechten van de bedoelde onderdaan, ingevolge de voorwaarden van deze verzekering
of krachtens een andere gegeven schadeloosstelling, door de andere Verdragsluitende
Partij erkend.
Elke Verdragsluitende Partij stemt ermee in juridische geschillen die ontstaan tussen
die Verdragsluitende Partij en een onderdaan van de andere Verdragsluitende Partij
betreffende een investering van die onderdaan op het grondgebied van de eerstbedoelde
Verdragsluitende Partij voor te leggen aan het Internationale Centrum voor de Beslechting
van Investeringsgeschillen ter beslechting door bemiddeling of arbitrage krachtens
het Verdrag inzake de beslechting van investeringsgeschillen tussen Staten en onderdanen
van andere Staten, dat op 18 maart 1965 te Washington werd opengesteld voor ondertekening.
Een rechtspersoon die onderdaan is van de ene Verdragsluitende Partij en die, voordat
een dergelijk geschil ontstaat, onder toezicht staat van onderdanen van de andere
Verdragsluitende Partij, wordt in overeenstemming met artikel 25, tweede lid, onder
b, van het Verdrag voor de toepassing van het Verdrag behandeld als onderdaan van
de andere Verdragsluitende Partij.
De bepalingen van dit Verdrag zijn van toepassing op alle investeringen die na 1 januari
1957 zijn gedaan in overeenstemming met de wetten en voorschriften van de Verdragsluitende
Partij op het grondgebied waarvan de investeringen worden gedaan.
-
1 Enig geschil tussen de Verdragsluitende Partijen betreffende de uitlegging of de
toepassing van dit Verdrag dat niet binnen een redelijke termijn langs diplomatieke
weg kan worden beslecht, wordt, tenzij de Partijen anders zijn overeengekomen, op
verzoek van één van beide Verdragsluitende Partijen voorgelegd aan een uit drie leden
samengesteld scheidsgerecht. Elke Verdragsluitende Partij benoemt één scheidsman en
de twee aldus benoemde scheidsmannen benoemen te zamen een derde scheidsman, die geen
onderdaan van een der Verdragsluitende Partijen is, tot hun voorzitter.
-
2 Indien één van beide Verdragsluitende Partijen nalaat haar scheidsman te benoemen
en indien zij geen gevolg heeft gegeven aan het verzoek van de andere Verdragsluitende
Partij binnen twee maanden tot deze benoeming over te gaan, kan de laatstgenoemde
Partij de president van het Internationale Gerechtshof verzoeken de noodzakelijke
benoeming te verrichten.
-
4 Indien in de in het tweede en derde lid van dit artikel bedoelde gevallen de President
van het Internationale Gerechtshof verhinderd is genoemde functie uit te oefenen,
of onderdaan is van één van beide Verdragsluitende Partijen, wordt de Vice-President
verzocht de noodzakelijke benoemingen te verrichten. Indien de Vice-President verhinderd
is genoemde functie uit te oefenen, of onderdaan is van één van beide Verdragsluitende
Partijen, wordt het lid van het Gerechtshof dat het hoogst in anciënniteit is, beschikbaar
is en geen onderdaan is van één der Verdragsluitende Partijen, verzocht de noodzakelijke
benoemingen te verrichten.
-
5 Het scheidsgerecht doet uitspraak op basis van eerbiediging van het recht. Alvorens
uitspraak te doen, kan het scheidsgerecht in elke stand van het geding een minnelijke
schikking van het geschil aan de Verdragsluitende Partijen voorstellen. De voorgaande
bepalingen doen geen afbreuk aan regeling van het geschil ex aequo et bono, indien
de Partijen daarmee instemmen.
Wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden is dit Verdrag van toepassing op het deel
van het Rijk in Europa, de Nederlandse Antillen en Aruba, tenzij anders is bepaald
in de in artikel 12, eerste lid, bedoelde mededeling.
-
2 Tenzij ten minste zes maanden voor de datum van het verstrijken van de geldigheidsduur
door een van beide Verdragsluitende Partijen mededeling van beëindiging is gedaan,
wordt dit Verdrag telkens stilzwijgend verlengd voor een tijdvak van vijftien jaar,
waarbij elke Verdragsluitende Partij zich het recht voorbehoudt dit Verdrag te beëindigen
met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste zes maanden vóór de datum van
het verstrijken van de lopende termijn van geldigheid.
-
5 Bij de inwerkingtreding van dit Verdrag wordt de tussen de Verdragsluitende Partijen
gesloten Overeenkomst inzake de bevordering van kapitaalinvesteringen en de bescherming
van de eigendom, met briefwisseling, ondertekend te Tunis op 23 mei 1963, zoals gewijzigd
in 1971, beëindigd en vervangen door het onderhavige Verdrag.
Op geschillen die zijn ontstaan vóór de inwerkingtreding van dit Verdrag blijft de
Overeenkomst van 23 mei 1963 van toepassing.