Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Tunesië inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen, 's-Gravenhage, 11-05-1998

Geraadpleegd op 25-04-2024.
Geldend van 01-08-1999 t/m heden

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Tunesië inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen

Authentiek : NL

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Tunesië inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen

Het Koninkrijk der Nederlanden

en

de Republiek Tunesië,

hierna te noemen de Verdragsluitende Partijen,

Geleid door de wens hun van oudsher bestaande vriendschapsbanden te versterken en de economische betrekkingen tussen hen uit te breiden en te intensiveren, met name wat investeringen door de onderdanen van de ene Verdragsluitende Partij op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij betreft,

In het besef dat overeenstemming omtrent de aan dergelijke investeringen toe te kennen behandeling het kapitaalverkeer en de overdracht van technologie tussen, alsmede de economische ontwikkeling van de Verdragsluitende Partijen zal stimuleren, en dat een eerlijke en rechtvaardige behandeling van investeringen wenselijk is,

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1

Voor de toepassing van dit Verdrag:

  • a. wordt onder de term „investeringen" verstaan: alle soorten vermogensbestanddelen, in eigendom of onder al dan niet rechtstreeks toezicht, en in het bijzonder, doch niet uitsluitend:

    • i. roerende en onroerende zaken, alsmede alle andere zakelijke rechten met betrekking tot alle soorten vermogensbestanddelen;

    • ii. rechten ontleend aan aandelen, obligaties en andere soorten belangen in ondernemingen en gezamenlijke ondernemingen;

    • iii. aanspraken op geld, op andere vermogensbestanddelen of op iedere prestatie die economische waarde heeft;

    • iv. rechten op het gebied van de intellectuele eigendom, technische werkwijzen, goodwill en know-how;

    • v. rechten verleend krachtens het publiekrecht of bij overeenkomst, met inbegrip van rechten tot het opsporen, exploreren, ontginnen en winnen van natuurlijke rijkdommen;

  • b. omvat de term „onderdanen" met betrekking tot elk van beide Verdragsluitende Partijen:

    • i. natuurlijke personen die de nationaliteit van die Verdragsluitende Partij hebben;

    • ii. rechtspersonen die zijn opgericht krachtens het recht van die Verdragsluitende Partij.

  • c. omvat de term „grondgebied" mede de zeegebieden grenzend aan de kust van de betrokken Staat, voor zover die Staat overeenkomstig het internationale recht soevereine rechten of rechtsmacht in deze gebieden uitoefent.

Artikel 2

Elke Verdragsluitende Partij bevordert, binnen het kader van haar wetten en voorschriften, de economische samenwerking door middel van de bescherming op haar grondgebied van investeringen van onderdanen van de andere Verdragsluitende Partij. Met inachtneming van het recht van elke Verdragsluitende Partij de door haar wetten of voorschriften verleende bevoegdheden uit te oefenen, laat elke Verdragsluitende Partij dergelijke investeringen toe.

Artikel 3

  • 1 Elke Verdragsluitende Partij waarborgt een eerlijke en rechtvaardige behandeling van de investeringen van onderdanen van de andere Verdragsluitende Partij en belemmert niet, door onredelijke of discriminatoire maatregelen, de werking, het beheer, de instandhouding, het gebruik, het genot of de vervreemding daarvan door deze onderdanen. Elke Verdragsluitende Partij kent aan die investeringen volledige zekerheid en bescherming toe.

  • 2 In het bijzonder kent elke Verdragsluitende Partij aan dergelijke investeringen een behandeling toe die in elk geval niet minder gunstig is dan die welke wordt toegekend aan investeringen van haar eigen onderdanen of aan investeringen van onderdanen van een derde Staat, naar gelang van wat het gunstigst is voor de betrokken onderdaan.

  • 3 Indien een Verdragsluitende Partij onderdanen van een derde Staat bijzondere voordelen heeft toegekend

    • a. uit hoofde van overeenkomsten tot oprichting van douane-unies, economische unies, monetaire unies, regionale economische organisaties of soortgelijke instellingen;

    • b. op grond van interimovereenkomsten die tot zodanige unies of instellingen leiden;

    • c. krachtens een verdrag tot vermijding van dubbele belasting;

    • d. op basis van wederkerigheid met betrekking tot belastingheffing, is die Verdragsluitende Partij niet verplicht zodanige voordelen toe te kennen aan onderdanen van de andere Verdragsluitende Partij.

  • 4 Elke Verdragsluitende Partij komt alle verplichtingen na die zij is aangegaan met betrekking tot de behandeling van investeringen van onderdanen van de andere Verdragsluitende Partij.

  • 5 Indien naast dit Verdrag de wettelijke bepalingen van één van beide Verdragsluitende Partijen of verplichtingen krachtens internationaal recht die thans tussen de Verdragsluitende Partijen bestaan of op een later tijdstip onderling worden aangegaan, een algemene of bijzondere regeling bevatten op grond waarvan investeringen door onderdanen van de andere Verdragsluitende Partij aanspraak kunnen maken op een behandeling die gunstiger is dan in dit Verdrag is voorzien, heeft een dergelijke regeling, in zoverre zij gunstiger is, voorrang boven dit Verdrag.

Artikel 4

De Verdragsluitende Partijen waarborgen dat betalingen die verband houden met een investering kunnen worden overgemaakt. De overmakingen geschieden in vrij inwisselbare valuta, zonder beperking of vertraging. Deze overmakingen omvatten in het bijzonder, doch niet uitsluitend:

  • a. winsten, interesten, dividenden en andere lopende inkomsten;

  • b. gelden nodig voor de werking, instandhouding en ontwikkeling van een investering;

  • c. gelden voor de terugbetaling van leningen;

  • d. royalty's of honoraria;

  • e. een redelijk deel van de inkomsten uit arbeid van natuurlijke personen;

  • f. de opbrengst van de verkoop of liquidatie van de investering;

  • g. betalingen uit hoofde van Artikel 6.

Artikel 5

Geen der Verdragsluitende Partijen neemt enige maatregel tot nationalisering of onteigening of enige maatregel van soortgelijke strekking, gericht tegen een investering van een onderdaan van de andere Verdragsluitende Partij, tenzij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de maatregelen worden genomen in het openbaar belang en met inachtneming van een behoorlijke rechtsgang;

  • b. de maatregelen zijn niet discriminatoir;

  • c. de maatregelen gaan vergezeld van een billijke schadeloosstelling.

    Deze schadeloosstelling

    • dient de werkelijke waarde te vertegenwoordigen van de desbetreffende investeringen, en dient, wil zij doeltreffend zijn voor de gerechtigden, zonder vertraging te worden betaald en te kunnen worden overgemaakt naar het grondgebied van de Verdragsluitende Partij van de gerechtigden of naar een ander land, overeengekomen door de gerechtigden en de onteigenende Verdragsluitende Partij; en

    • dient een bedrag te omvatten dat adequaat schadeloos stelt voor enige vertraging in de betaling die kan optreden tussen de datum van de onteigening en de dag van de werkelijke betaling, mits de onderdaan redelijkerwijs niet aansprakelijk kan worden gesteld voor de vertraging in de betaling.

  • d. de Verdragsluitende Partijen garanderen dat de in onder c bedoelde overmaking in de door de gerechtigden gekozen vrij inwisselbare valuta zal worden gedaan.

Artikel 6

Aan onderdanen van de ene Verdragsluitende Partij die verliezen lijden met betrekking tot hun investeringen op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij wegens oorlog of een ander gewapend conflict, revolutie, een nationale noodtoestand, opstand, oproer of ongeregeldheden, wordt door de laatstgenoemde Verdragsluitende Partij wat restitutie, schadevergoeding, schadeloosstelling of een andere regeling betreft, geen minder gunstige behandeling toegekend dan die welke die Verdragsluitende Partij toekent aan haar eigen onderdanen of aan onderdanen van een derde Staat, naar gelang van wat het gunstigst is voor de betrokken onderdanen.

Artikel 7

Indien de investeringen van een onderdaan van de ene Verdragsluitende Partij verzekerd zijn tegen niet-commerciële risico's of anderszins aanleiding geven tot de betaling van schadevergoeding ter zake van die investeringen krachtens een bij wet, voorschrift of overheidscontract ingesteld stelsel, wordt de subrogatie van de verzekeraar of de herverzekeraar of de door de ene Verdragsluitende Partij aangewezen instantie in de rechten van de bedoelde onderdaan, ingevolge de voorwaarden van deze verzekering of krachtens een andere gegeven schadeloosstelling, door de andere Verdragsluitende Partij erkend.

Artikel 8

Elke Verdragsluitende Partij stemt ermee in juridische geschillen die ontstaan tussen die Verdragsluitende Partij en een onderdaan van de andere Verdragsluitende Partij betreffende een investering van die onderdaan op het grondgebied van de eerstbedoelde Verdragsluitende Partij voor te leggen aan het Internationale Centrum voor de Beslechting van Investeringsgeschillen ter beslechting door bemiddeling of arbitrage krachtens het Verdrag inzake de beslechting van investeringsgeschillen tussen Staten en onderdanen van andere Staten, dat op 18 maart 1965 te Washington werd opengesteld voor ondertekening.

Een rechtspersoon die onderdaan is van de ene Verdragsluitende Partij en die, voordat een dergelijk geschil ontstaat, onder toezicht staat van onderdanen van de andere Verdragsluitende Partij, wordt in overeenstemming met artikel 25, tweede lid, onder b, van het Verdrag voor de toepassing van het Verdrag behandeld als onderdaan van de andere Verdragsluitende Partij.

Artikel 9

De bepalingen van dit Verdrag zijn van toepassing op alle investeringen die na 1 januari 1957 zijn gedaan in overeenstemming met de wetten en voorschriften van de Verdragsluitende Partij op het grondgebied waarvan de investeringen worden gedaan.

Artikel 10

  • 1 Enig geschil tussen de Verdragsluitende Partijen betreffende de uitlegging of de toepassing van dit Verdrag dat niet binnen een redelijke termijn langs diplomatieke weg kan worden beslecht, wordt, tenzij de Partijen anders zijn overeengekomen, op verzoek van één van beide Verdragsluitende Partijen voorgelegd aan een uit drie leden samengesteld scheidsgerecht. Elke Verdragsluitende Partij benoemt één scheidsman en de twee aldus benoemde scheidsmannen benoemen te zamen een derde scheidsman, die geen onderdaan van een der Verdragsluitende Partijen is, tot hun voorzitter.

  • 2 Indien één van beide Verdragsluitende Partijen nalaat haar scheidsman te benoemen en indien zij geen gevolg heeft gegeven aan het verzoek van de andere Verdragsluitende Partij binnen twee maanden tot deze benoeming over te gaan, kan de laatstgenoemde Partij de president van het Internationale Gerechtshof verzoeken de noodzakelijke benoeming te verrichten.

  • 3 Indien de beide scheidsmannen niet binnen twee maanden na hun benoeming tot overeenstemming kunnen komen over de keuze van de derde scheidsman, kan elk der Verdragsluitende Partijen de President van het Internationale Gerechtshof verzoeken de noodzakelijke benoeming te verrichten.

  • 4 Indien in de in het tweede en derde lid van dit artikel bedoelde gevallen de President van het Internationale Gerechtshof verhinderd is genoemde functie uit te oefenen, of onderdaan is van één van beide Verdragsluitende Partijen, wordt de Vice-President verzocht de noodzakelijke benoemingen te verrichten. Indien de Vice-President verhinderd is genoemde functie uit te oefenen, of onderdaan is van één van beide Verdragsluitende Partijen, wordt het lid van het Gerechtshof dat het hoogst in anciënniteit is, beschikbaar is en geen onderdaan is van één der Verdragsluitende Partijen, verzocht de noodzakelijke benoemingen te verrichten.

  • 5 Het scheidsgerecht doet uitspraak op basis van eerbiediging van het recht. Alvorens uitspraak te doen, kan het scheidsgerecht in elke stand van het geding een minnelijke schikking van het geschil aan de Verdragsluitende Partijen voorstellen. De voorgaande bepalingen doen geen afbreuk aan regeling van het geschil ex aequo et bono, indien de Partijen daarmee instemmen.

  • 6 Tenzij de Verdragsluitende Partijen anders beslissen, stelt het scheidsgerecht zijn eigen procedureregels vast.

  • 7 Het scheidsgerecht neemt zijn beslissing bij meerderheid van stemmen. Deze beslissing is onherroepelijk en bindend voor de Verdragsluitende Partijen.

Artikel 11

Wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden is dit Verdrag van toepassing op het deel van het Rijk in Europa, de Nederlandse Antillen en Aruba, tenzij anders is bepaald in de in artikel 12, eerste lid, bedoelde mededeling.

Artikel 12

  • 1 Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand die volgt op de datum waarop de Verdragsluitende Partijen elkaar schriftelijk hebben medegedeeld dat aan hun grondwettelijk vereiste procedures is voldaan, en blijft van kracht voor een tijdvak van vijftien jaar.

  • 2 Tenzij ten minste zes maanden voor de datum van het verstrijken van de geldigheidsduur door een van beide Verdragsluitende Partijen mededeling van beëindiging is gedaan, wordt dit Verdrag telkens stilzwijgend verlengd voor een tijdvak van vijftien jaar, waarbij elke Verdragsluitende Partij zich het recht voorbehoudt dit Verdrag te beëindigen met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste zes maanden vóór de datum van het verstrijken van de lopende termijn van geldigheid.

  • 3 Ten aanzien van investeringen die zijn gedaan vóór de datum van beëindiging van dit Verdrag, blijven de voorgaande artikelen van kracht gedurende een tijdvak van vijftien jaar vanaf die datum.

  • 4 Met inachtneming van de in het tweede lid van dit artikel genoemde termijn is het Koninkrijk der Nederlanden gerechtigd de toepassing van dit Verdrag ten aanzien van een deel van het Koninkrijk afzonderlijk te beëindigen.

  • 5 Bij de inwerkingtreding van dit Verdrag wordt de tussen de Verdragsluitende Partijen gesloten Overeenkomst inzake de bevordering van kapitaalinvesteringen en de bescherming van de eigendom, met briefwisseling, ondertekend te Tunis op 23 mei 1963, zoals gewijzigd in 1971, beëindigd en vervangen door het onderhavige Verdrag.

    Op geschillen die zijn ontstaan vóór de inwerkingtreding van dit Verdrag blijft de Overeenkomst van 23 mei 1963 van toepassing.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondertekenende vertegenwoordigers, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend.

GEDAAN in tweevoud te 's-Gravenhage op 11 mei 1998 in de Nederlandse, de Arabische en de Engelse taal, zijnde de drie teksten gelijkelijk authentiek. In geval van verschil in uitlegging is de Engelse tekst doorslaggevend.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden,

(w.g.) A. VAN DOK-VAN WEELE

Voor de Republiek Tunesië,

(w.g.) MOHAMED BACHROUCH

Protocol bij het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Tunesië inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen

Bij de ondertekening van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Tunesië inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen hebben de ondertekenende vertegenwoordigers overeenstemming bereikt over de volgende bepalingen, die een integrerend deel van het Verdrag vormen:

Ad artikel 4:

Elk van beide Verdragsluitende Partijen mag wetten en voorschriften handhaven:

  • a. die meldingen van overmakingen van deviezen vereisen, en,

  • b. die inkomstenbelastingen opleggen.

Bovendien kan elk van beide Partijen de rechten van schuldeisers beschermen of zorgdragen voor de naleving van uitspraken in scheidsrechterlijke procedures, door middel van de billijke en niet-discriminerende toepassing van haar recht.

Deze wetten en voorschriften mogen wat de eisen of de toepassing daarvan betreft, geen inbreuk maken op of afbreuk doen aan de in dit Verdrag gegarandeerde vrije overmaking zonder beperking of vertraging.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden,

(w.g.) A. VAN DOK-VAN WEELE

Voor de Republiek Tunesië,

(w.g.) MOHAMED BACHROUCH

Naar boven