Verdrag inzake bevordering en wederzijdse bescherming van investeringen tussen het
Koninkrijk der Nederlanden en de Federale Republiek Brazilië
[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
Het Koninkrijk der Nederlanden
en
de Federale Republiek Brazilië (hierna te noemen de „Verdragsluitende Partijen”),
Geleid door de wens de van oudsher bestaande vriendschapsbanden tussen hun landen
te versterken en de economische betrekkingen tussen hen uit te breiden en te intensiveren,
met name wat betreft investeringen door de investeerders van de ene Verdragsluitende
Partij op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij,
In het besef dat overeenstemming over de aan dergelijke investeringen toe te kennen
behandeling het kapitaalverkeer en de overdracht van technologie, alsmede de economische
ontwikkeling van de Verdragsluitende Partijen zal stimuleren, en dat een eerlijke
en rechtvaardige behandeling van investeringen wenselijk is,
Zijn het volgende overeengekomen:
Artikel 1
[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
Voor de toepassing van dit Verdrag:
-
a. wordt onder de term „investeringen” verstaan alle soorten vermogensbestanddelen en
in het bijzonder, doch niet uitsluitend:
-
i. roerende en onroerende zaken, alsmede andere zakelijke rechten met betrekking tot
alle soorten vermogensbestanddelen;
-
ii. rechten ontleend aan aandelen, obligaties en andere soorten belangen in ondernemingen
en joint ventures;
-
iii. aanspraken op geld, op andere vermogensbestanddelen of op iedere prestatie die economische
waarde heeft;
-
iv. rechten op het gebied van de intellectuele eigendom, technische werkwijzen, goodwill
en knowhow;
-
v. rechten verleend krachtens het publiekrecht of bij overeenkomst, met inbegrip van
rechten tot het opsporen, exploreren, ontginnen en winnen van natuurlijke rijkdommen;
-
b. omvat de term „investeerders” met betrekking tot elk van de Verdragsluitende Partijen:
-
i. natuurlijke personen die de nationaliteit van die Verdragsluitende Partij hebben;
-
ii. rechtspersonen die zijn opgericht krachtens het recht van die Verdragsluitende Partij;
-
iii. rechtspersonen die niet zijn opgericht krachtens het recht van die Partij, maar die
onder al dan niet rechtstreeks toezicht staan van natuurlijke personen zoals omschreven
onder i) of van rechtspersonen zoals omschreven onder ii);
-
c. omvat de term „grondgebied” mede alle aan de territoriale zee grenzende gebieden die,
krachtens het recht van de betrokken Staat en overeenkomstig het internationale recht,
tot de exclusieve economische zone of het continentaal plat van de betrokken Staat
behoren, en waarin deze rechtsmacht of soevereine rechten uitoefent.
Artikel 2
[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
Elke Verdragsluitende Partij bevordert, binnen het kader van haar wetten en voorschriften,
de economische samenwerking door middel van de bescherming op haar grondgebied van
investeringen van investeerders van de andere Verdragsluitende Partij. Met inachtneming
van het recht van elke Verdragsluitende Partij de door haar wetten of voorschriften
verleende bevoegdheden uit te oefenen, staat elke Verdragsluitende Partij dergelijke
investeringen toe.
Artikel 3
[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
-
1 Elke Verdragsluitende Partij waarborgt een eerlijke en rechtvaardige behandeling
van de investeringen van investeerders van de andere Verdragsluitende Partij en belemmert
niet, door onredelijke of discriminatoire maatregelen, de werking, het beheer, de
instandhouding, het gebruik, het genot of de vervreemding daarvan door deze investeerders.
Elke Verdragsluitende Partij kent aan die investeringen volledige zekerheid en bescherming
toe.
-
2 In het bijzonder kent elke Verdragsluitende Partij aan die investeringen een behandeling
toe die in ieder geval niet minder gunstig is dan die welke wordt toegekend aan investeringen
van haar eigen investeerders of aan investeringen van investeerders van een derde
Staat, naar gelang van wat het gunstigst is voor de betrokken investeerder.
-
3 Indien een Verdragsluitende Partij investeerders van een derde Staat bijzondere voordelen
heeft toegekend uit hoofde van overeenkomsten tot oprichting van douane-unies, economische
unies, monetaire unies of soortgelijke instellingen, dan wel op grond van interim-overeenkomsten
die tot zodanige unies of instellingen leiden, is die Verdragsluitende Partij niet
verplicht zodanige voordelen toe te kennen aan investeerders van de andere Verdragsluitende
Partij.
-
5 Indien naast dit Verdrag de wettelijke bepalingen van één van beide Verdragsluitende
Partijen of verplichtingen krachtens internationaal recht die thans tussen de Verdragsluitende
Partijen bestaan of op een later tijdstip onderling worden aangegaan, een algemene
of bijzondere regeling bevatten op grond waarvan investeringen door investeerders
van de andere Verdragsluitende Partij aanspraak kunnen maken op een behandeling die
gunstiger is dan in dit Verdrag is voorzien, heeft een dergelijke regeling, in zoverre
zij gunstiger is, voorrang boven dit Verdrag.
Artikel 4
[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
Met betrekking tot belastingen, heffingen, lasten en verminderingen en vrijstellingen
van belasting kent iedere Verdragsluitende Partij aan investeerders van de andere
Verdragsluitende Partij die zich op haar grondgebied met economische activiteiten
bezighouden, een behandeling toe die niet minder gunstig is dan die welke wordt toegekend
aan haar eigen investeerders of aan die van een derde Staat die zich in dezelfde omstandigheden
bevinden, naar gelang van welke het gunstigst is voor de betrokken investeerders.
Hierbij wordt evenwel geen rekening gehouden met bijzondere belastingvoordelen door
die Partij toegekend:
-
a. krachtens een verdrag ter vermijding van dubbele belasting; of
-
b. uit hoofde van haar deelneming aan een douane-unie, economische unie of soortgelijke
instelling; of
-
c. op basis van wederkerigheid met een derde Staat.
Artikel 5
[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
-
1 De Verdragsluitende Partijen waarborgen dat betalingen die verband houden met een
investering kunnen worden overgemaakt. De overmakingen geschieden in vrij inwisselbare
valuta, zonder beperking of vertraging. Deze overmakingen omvatten in het bijzonder,
doch niet uitsluitend:
-
a. winsten, interesten, dividenden en andere lopende inkomsten;
-
b. gelden nodig
-
i. voor het verwerven van grondstoffen of hulpmaterialen, halffabrikaten of eindproducten,
of
-
ii. om kapitaalgoederen te vervangen teneinde de continuïteit van een investering te waarborgen;
-
c. bijkomende gelden nodig voor de ontwikkeling van een investering;
-
d. gelden voor de terugbetaling van leningen;
-
e. royalty's of honoraria;
-
f. inkomsten uit arbeid van natuurlijke personen;
-
g. de opbrengst van de verkoop of liquidatie van de investering;
-
h. betalingen uit hoofde van artikel 7.
Artikel 6
[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
Geen der Verdragsluitende Partijen neemt maatregelen waardoor direct of indirect aan
investeerders van de andere Verdragsluitende Partij hun investeringen worden ontnomen,
tenzij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
-
a. de maatregelen worden genomen in het algemeen belang en met inachtneming van een behoorlijke
rechtsgang;
-
b. de maatregelen zijn niet discriminatoir of in strijd met enige verbintenis die de
Verdragsluitende Partij die deze maatregelen neemt, is aangegaan;
-
c. de maatregelen gaan vergezeld van een billijke schadeloosstelling. Deze schadeloosstelling
dient overeen te komen met de werkelijke waarde van de desbetreffende investeringen,
dient rente te omvatten tegen een gewone commerciële rentevoet teneinde de waarde
van de schadeloosstelling tot de datum van betaling in stand te houden en dient, wil
zij doeltreffend zijn voor de gerechtigden, zonder vertraging te worden betaald en
te kunnen worden overgemaakt naar het door de betrokken gerechtigden aangewezen land
en in de valuta van het land waarvan de gerechtigden investeerder zijn of in een door
de gerechtigden aanvaarde vrij inwisselbare valuta.
Artikel 7
[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
Aan investeerders van de ene Verdragsluitende Partij die verliezen lijden met betrekking
tot hun investeringen op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij wegens
oorlog of een ander gewapend conflict, revolutie, een nationale noodtoestand, opstand,
oproer of ongeregeldheden, wordt door de laatstbedoelde Verdragsluitende Partij wat
restitutie, schadevergoeding, schadeloosstelling of een andere regeling betreft, geen
minder gunstige behandeling toegekend dan die welke die Verdragsluitende Partij toekent
aan haar eigen investeerders of aan investeerders van een derde Staat, naar gelang
van welke het gunstigst is voor de betrokken investeerders.
Artikel 8
[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
Indien de investeringen van een investeerder van de ene Verdragsluitende Partij verzekerd
zijn tegen niet-commerciële risico's of anderszins aanleiding geven tot de betaling
van schadevergoeding ter zake van die investeringen krachtens een bij wet, voorschrift
of overheidscontract ingesteld stelsel, wordt de subrogatie van de verzekeraar of
de herverzekeraar of de door de ene Verdragsluitende Partij aangewezen instantie in
de rechten van de bedoelde investeerder, ingevolge de voorwaarden van deze verzekering
of krachtens een andere gegeven schadeloosstelling, door de andere Verdragsluitende
Partij erkend.
Artikel 9
[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
-
2 Indien dit overleg niet binnen 3 maanden tot een oplossing leidt, kan de investeerder
het geschil, naar zijn keuze, ter beslechting door conciliatie of arbitrage voorleggen
aan:
-
a. het bevoegde rechtscollege van de Verdragsluitende Partij op het grondgebied waarvan
de investering is gedaan; of
-
b. het Internationale Centrum voor Beslechting van Investeringsgeschillen (ICSID), ingesteld
bij het Verdrag inzake de beslechting van geschillen met betrekking tot investeringen
tussen Staten en onderdanen van andere Staten, dat op 18 maart 1965 te Washington
werd opengesteld voor ondertekening, zodra de Federale Republiek Brazilië partij bij
dit verdrag wordt. Ondertussen kan het geschil worden voorgelegd aan de Aanvullende
Voorziening voor de toepassing van conciliatie-, arbitrage- en onderzoeksprocedures;
of
-
c. een ad hoc gerecht dat, tenzij door de partijen bij het geschil anders overeengekomen,
wordt ingesteld krachtens het arbitragereglement van de Commissie voor Internationaal
Handelsrecht van de Verenigde Naties (UNCITRAL).
-
5 Een rechtspersoon die investeerder is van de ene Verdragsluitende Partij en die,
voordat een dergelijk geschil ontstaat, onder toezicht staat van investeerders van
de andere Verdragsluitende Partij, wordt in overeenstemming met artikel 25, tweede
lid, letter b, van het ICSID-Verdrag voor de toepassing van het Verdrag behandeld
als een onderdaan van de andere Verdragsluitende Partij.
Artikel 10
[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
De bepalingen van dit Verdrag zijn, vanaf de datum waarop dit in werking treedt, ook
van toepassing op investeringen die vóór die datum zijn gedaan. Het Verdrag is echter
niet van toepassing op geschillen die vóór zijn inwerkingtreding zijn ontstaan.
Artikel 11
[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
Elk van beide Verdragsluitende Partijen kan aan de andere Partij voorstellen overleg
te plegen over een aangelegenheid betreffende de uitlegging of toepassing van dit
Verdrag. De andere Partij neemt dit voorstel in welwillende overweging en biedt passende
gelegenheid voor een dergelijk overleg.
Artikel 12
[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
-
1 Enig geschil tussen de Verdragsluitende Partijen betreffende de uitlegging of de
toepassing van dit Verdrag dat niet binnen een redelijke termijn langs diplomatieke
weg kan worden beslecht, wordt, tenzij de Partijen anders zijn overeengekomen, op
verzoek van één van beide Partijen voorgelegd aan een uit drie leden samengesteld
scheidsgerecht. Elke Partij benoemt één scheidsman en de twee aldus benoemde scheidslieden
benoemen tezamen een derde scheidsman, die geen onderdaan van een der Partijen is,
tot hun voorzitter.
-
2 Indien één van beide Partijen nalaat haar scheidsman te benoemen en indien zij binnen
twee maanden geen gevolg heeft gegeven aan het verzoek van de andere Partij tot deze
benoeming over te gaan, kan de laatstgenoemde Partij de President van het Internationale
Gerechtshof verzoeken de noodzakelijke benoeming te verrichten.
-
4 Indien in de in het tweede en derde lid van dit artikel bedoelde gevallen de President
van het Internationale Gerechtshof verhinderd is genoemde functie uit te oefenen,
of onderdaan is van één van beide Verdragsluitende Partijen, wordt de Vice-President
verzocht de noodzakelijke benoemingen te verrichten. Indien de Vice-President verhinderd
is de genoemde functie uit te oefenen, of onderdaan is van één van beide Partijen,
wordt het lid van het Gerechtshof dat de hoogste anciënniteit heeft, beschikbaar is
en geen onderdaan is van één der Partijen, verzocht de noodzakelijke benoemingen te
verrichten.
-
5 Het scheidsgerecht doet uitspraak op basis van eerbiediging van het recht. Alvorens
uitspraak te doen, kan het scheidsgerecht in elk stadium van het geding een minnelijke
schikking van het geschil aan de Partijen voorstellen. De voorgaande bepalingen doen
geen afbreuk aan regeling van het geschil ex aequo et bono, indien de Partijen dit
overeenkomen.
Artikel 13
[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft is dit Verdrag van toepassing op het deel
van het Koninkrijk in Europa, de Nederlandse Antillen en Aruba, tenzij anders is bepaald
in de in artikel 14, eerste lid, bedoelde mededeling.
Artikel 14
[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
-
2 Tenzij ten minste twaalf maanden voor het verstrijken van de geldigheidsduur door
een van beide Verdragsluitende Partijen mededeling van beëindiging is gedaan, wordt
dit Verdrag telkens stilzwijgend verlengd voor een tijdvak van vijf jaar, waarbij
elke Verdragsluitende Partij zich het recht voorbehoudt het Verdrag te beëindigen
met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste twaalf maanden vóór het verstrijken
van de lopende termijn van geldigheid.