Het Koninkrijk der Nederlanden
en
Bosnië-Herzegowina
hierna te noemen de Verdragsluitende Partijen,
Geleid door de wens de van oudsher bestaande vriendschapsbanden tussen hun landen
te versterken en de economische betrekkingen tussen hen uit te breiden en te intensiveren,
met name wat betreft investeringen door de onderdanen van de ene Verdragsluitende
Partij op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij,
In het besef dat overeenstemming over de aan dergelijke investeringen toe te kennen
behandeling het kapitaalverkeer en de overdracht van technologie tussen, alsmede de
economische ontwikkeling van de Verdragsluitende Partijen zal stimuleren, en dat een
eerlijke en rechtvaardige behandeling van investeringen wenselijk is,
Zijn het volgende overeengekomen:
Voor de toepassing van dit Verdrag:
-
a. wordt onder de term „investeringen” verstaan: alle soorten vermogensbestanddelen en
in het bijzonder, doch niet uitsluitend:
-
i. roerende en onroerende zaken, alsmede andere zakelijke rechten met betrekking tot
alle soorten vermogensbestanddelen;
-
ii. rechten ontleend aan aandelen, obligaties en andere soorten belangen in ondernemingen
en joint ventures;
-
iii. aanspraken op geld, op andere vermogensbestanddelen of op iedere prestatie die economische
waarde heeft;
-
iv. rechten op het gebied van de intellectuele eigendom, technische werkwijzen, goodwill
en knowhow;
-
v. rechten verleend krachtens het publiekrecht of bij overeenkomst, met inbegrip van
rechten tot het opsporen, exploreren, ontginnen en winnen van natuurlijke rijkdommen.
-
b. omvat de term „onderdanen” met betrekking tot elk van de Verdragsluitende Partijen:
-
i. natuurlijke personen die de nationaliteit van die Verdragsluitende Partij hebben;
-
ii. rechtspersonen die zijn opgericht krachtens het recht van die Verdragsluitende Partij;
-
iii. rechtspersonen die niet zijn opgericht krachtens het recht van die Verdragsluitende
Partij, maar die onder al dan niet rechtstreeks toezicht staan van natuurlijke personen
zoals omschreven onder i of van rechtspersonen zoals omschreven onder ii.
-
c. omvat de term „grondgebied”
-
i. ten aanzien van Bosnië-Herzegowina, het gehele grondgebied te land van Bosnië-Herzegowina,
alsmede zijn territoriale zee, de bedding en zeebodem en het luchtruim daarboven;
-
ii. ten aanzien van het Koninkrijk der Nederlanden, mede alle aan de territoriale zee
grenzende gebieden die, krachtens het recht van het Koninkrijk der Nederlanden en
overeenkomstig het internationale recht, tot de exclusieve economische zone of het
continentaal plat van het Koninkrijk der Nederlanden behoren, en waarin het rechtsmacht
of soevereine rechten uitoefent.
Elke Verdragsluitende Partij bevordert, binnen het kader van haar wetten en voorschriften,
de economische samenwerking door middel van de bescherming op haar grondgebied van
investeringen van onderdanen van de andere Verdragsluitende Partij. Met inachtneming
van haar recht de door haar wetten of voorschriften verleende bevoegdheden uit te
oefenen, laat elke Verdragsluitende Partij dergelijke investeringen toe.
-
1 Elke Verdragsluitende Partij waarborgt een eerlijke en rechtvaardige behandeling
van de investeringen van onderdanen van de andere Verdragsluitende Partij en belemmert
niet, door onredelijke of discriminatoire maatregelen, de werking, het beheer, de
instandhouding, het gebruik, het genot of de vervreemding daarvan door deze onderdanen.
Elke Verdragsluitende Partij kent aan die investeringen volledige fysieke zekerheid
en bescherming toe.
-
2 In het bijzonder kent elke Verdragsluitende Partij aan die investeringen een behandeling
toe die in ieder geval niet minder gunstig is dan die welke wordt toegekend aan investeringen
van haar eigen onderdanen of aan investeringen van onderdanen van een derde staat,
naar gelang van welke het gunstigst is voor de betrokken onderdaan.
-
3 Indien een Verdragsluitende Partij onderdanen van een derde staat bijzondere voordelen
heeft toegekend uit hoofde van overeenkomsten tot oprichting van douane-unies, economische
unies, monetaire unies of soortgelijke instellingen, dan wel op grond van interim-overeenkomsten
die tot zodanige unies of instellingen leiden, is die Verdragsluitende Partij niet
verplicht zodanige voordelen toe te kennen aan onderdanen van de andere Verdragsluitende
Partij.
-
5 Indien naast dit Verdrag de wettelijke bepalingen van een van beide Verdragsluitende
Partijen of verplichtingen krachtens internationaal recht die thans tussen de Verdragsluitende
Partijen bestaan of op een later tijdstip onderling worden aangegaan, een algemene
of bijzondere regeling bevatten op grond waarvan investeringen door onderdanen van
de andere Verdragsluitende Partij aanspraak kunnen maken op een behandeling die gunstiger
is dan in dit Verdrag is voorzien, heeft een dergelijke regeling, in zoverre zij gunstiger
is, voorrang boven dit Verdrag.
Met betrekking tot belastingen, heffingen, lasten en verminderingen en vrijstellingen
van belasting kent iedere Verdragsluitende Partij aan onderdanen van de andere Verdragsluitende
Partij die zich op haar grondgebied met economische activiteiten bezighouden, een
behandeling toe die niet minder gunstig is dan die welke wordt toegekend aan haar
eigen onderdanen of aan die van een derde staat die zich in dezelfde omstandigheden
bevinden, naar gelang van welke het gunstigst is voor de betrokken onderdanen. Hierbij
wordt evenwel geen rekening gehouden met bijzondere belastingvoordelen door die Partij
toegekend:
-
a. krachtens een verdrag ter vermijding van dubbele belasting; of
-
b. uit hoofde van haar deelneming aan een douane-unie, economische unie of soortgelijke
instelling; of
-
c. op basis van wederkerigheid met een derde staat.
De Verdragsluitende Partijen waarborgen dat betalingen die verband houden met een
investering kunnen worden overgemaakt. De overmakingen geschieden in vrij inwisselbare
valuta, zonder beperking of vertraging. Deze overmakingen omvatten in het bijzonder,
doch niet uitsluitend:
-
a. winsten, interesten, dividenden en andere lopende inkomsten;
-
b. gelden nodig
-
i. voor het verwerven van grondstoffen of hulpmaterialen, halffabrikaten of eindproducten,
of
-
ii. om kapitaalgoederen te vervangen teneinde de continuïteit van een investering te waarborgen;
-
c. bijkomende gelden nodig voor de ontwikkeling van een investering;
-
d. gelden voor de terugbetaling van leningen;
-
e. royalty's of honoraria;
-
f. inkomsten uit arbeid van natuurlijke personen;
-
g. de opbrengst van de verkoop of liquidatie van de investering;
-
h. betalingen uit hoofde van artikel 7.
Geen der Verdragsluitende Partijen neemt maatregelen waardoor aan onderdanen van de
andere Verdragsluitende Partij hun investeringen worden ontnomen, of maatregelen die
een soortgelijk gevolg hebben als nationalisering of onteigening, tenzij aan de volgende
voorwaarden wordt voldaan:
-
a. de maatregelen worden genomen in het algemeen belang en met inachtneming van een behoorlijke
rechtsgang;
-
b. de maatregelen zijn niet discriminatoir of in strijd met enige verbintenis die de
Verdragsluitende Partij die deze maatregelen neemt, is aangegaan;
-
c. de maatregelen gaan vergezeld van een billijke schadeloosstelling. Deze schadeloosstelling
dient overeen te komen met de marktwaarde van de desbetreffende investeringen, onmiddellijk
voordat de maatregelen zijn genomen of de op handen zijnde maatregelen openbaar zijn
geworden, naar gelang wat het eerst is, dient rente te omvatten tegen een gewone commerciële
rentevoet tot de datum van betaling en dient, wil zij doeltreffend zijn voor de gerechtigden,
zonder vertraging te worden betaald en te kunnen worden overgemaakt naar het door
de betrokken gerechtigden aangewezen land en in de valuta van het land waarvan de
gerechtigden onderdaan zijn of in een door de gerechtigden aanvaarde vrij inwisselbare
valuta.
Aan onderdanen van de ene Verdragsluitende Partij die verliezen lijden, waaronder
schade met betrekking tot hun investeringen op het grondgebied van de andere Verdragsluitende
Partij wegens oorlog of een ander gewapend conflict, revolutie, een nationale noodtoestand,
opstand, oproer of ongeregeldheden, wordt door de laatstbedoelde Verdragsluitende
Partij wat restitutie, schadevergoeding, schadeloosstelling of een andere regeling
betreft, geen minder gunstige behandeling toegekend dan die welke die Verdragsluitende
Partij toekent aan haar eigen onderdanen of aan onderdanen van een derde staat, naar
gelang van welke het gunstigst is voor de betrokken onderdanen.
Indien de investeringen van een onderdaan van de ene Verdragsluitende Partij verzekerd
zijn tegen niet-commerciële risico's of anderszins aanleiding geven tot de betaling
van schadevergoeding ter zake van die investeringen krachtens een bij wet, voorschrift
of overheidscontract ingesteld stelsel, wordt de subrogatie van de verzekeraar of
de herverzekeraar of de door de ene Verdragsluitende Partij aangewezen instantie in
de rechten van de bedoelde onderdaan, ingevolge de voorwaarden van deze verzekering
of krachtens een andere gegeven schadeloosstelling, door de andere Verdragsluitende
Partij erkend.
Elke Verdragsluitende Partij stemt ermee in juridische geschillen die ontstaan tussen
die Verdragsluitende Partij en een onderdaan van de andere Verdragsluitende Partij
betreffende een investering van die onderdaan op het grondgebied van de eerstbedoelde
Verdragsluitende Partij voor te leggen aan het Internationale Centrum voor de Beslechting
van Investeringsgeschillen ter beslechting door conciliatie of arbitrage krachtens
het Verdrag inzake de beslechting van geschillen met betrekking tot investeringen
tussen Staten en onderdanen van andere Staten, dat op 18 maart 1965 te Washington
werd opengesteld voor ondertekening. Een rechtspersoon die onderdaan is van de ene
Verdragsluitende Partij en die, voordat een dergelijk geschil ontstaat, onder toezicht
staat van onderdanen van de andere Verdragsluitende Partij, wordt in overeenstemming
met artikel 25, tweede lid, letter b, van het Verdrag voor de toepassing van het Verdrag
behandeld als onderdaan van de andere Verdragsluitende Partij.
Elk van de Verdragsluitende Partijen kan aan de andere Partij voorstellen overleg
te plegen over een aangelegenheid betreffende de uitlegging of de toepassing van het
Verdrag. De andere Partij neemt dit voorstel in welwillende overweging en biedt passende
gelegenheid voor dergelijk overleg.
-
1 Enig geschil tussen de Verdragsluitende Partijen betreffende de uitlegging of toepassing
van dit Verdrag dat niet binnen drie maanden langs diplomatieke weg kan worden beslecht,
wordt, tenzij de Partijen anders zijn overeengekomen, op verzoek van een van beide
Partijen voorgelegd aan een uit drie leden samengesteld scheidsgerecht. Elke Partij
benoemt een scheidsman en de twee aldus benoemde scheidslieden benoemen tezamen een
derde scheidsman, die geen onderdaan van een der Partijen is, tot hun voorzitter.
-
2 Indien een van beide Partijen verzuimt haar scheidsman te benoemen en indien zij
binnen twee maanden geen gevolg heeft gegeven aan het verzoek van de andere Partij
tot deze benoeming over te gaan, kan de laatstgenoemde Partij de President van het
Internationale Gerechtshof verzoeken de noodzakelijke benoeming te verrichten.
-
4 Indien in de in het tweede en derde lid van dit artikel bedoelde gevallen de President
van het Internationale Gerechtshof verhinderd is de genoemde functie uit te oefenen,
of onderdaan is van een van beide Verdragsluitende Partijen, wordt de Vice-President
verzocht de noodzakelijke benoemingen te verrichten. Indien de Vice-President verhinderd
is de genoemde functie uit te oefenen, of onderdaan is van een van beide Partijen,
wordt het lid van het Gerechtshof dat de hoogste anciënniteit heeft, beschikbaar is
en geen onderdaan is van een der Partijen, verzocht de noodzakelijke benoemingen te
verrichten.
-
5 Het scheidsgerecht doet uitspraak op basis van eerbiediging van het recht. Alvorens
uitspraak te doen, kan het scheidsgerecht in elk stadium van het geding een minnelijke
schikking van het geschil aan de Partijen voorstellen. De voorgaande bepalingen doen
geen afbreuk aan regeling van het geschil ex aequo et bono, indien de Partijen dit
overeenkomen.
In overeenstemming met het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden is dit Verdrag
van toepassing op het deel van het Rijk in Europa, de Nederlandse Antillen en Aruba,
tenzij anders is bepaald in de in artikel 13, eerste lid, bedoelde mededeling.
In overeenstemming met de Constitutie van Bosnië-Herzegowina is dit Verdrag van toepassing
op het grondgebied van Bosnië-Herzegowina.
-
2 Tenzij ten minste zes maanden voor het verstrijken van de geldigheidsduur door een
van beide Verdragsluitende Partijen mededeling van beëindiging is gedaan, wordt dit
Verdrag telkens stilzwijgend verlengd voor een tijdvak van tien jaar, waarbij elke
Verdragsluitende Partij zich het recht voorbehoudt dit Verdrag te beëindigen met inachtneming
van een opzegtermijn van ten minste zes maanden vóór het verstrijken van de lopende
termijn van geldigheid.
-
4 Met inachtneming van het tweede lid van dit artikel is het Koninkrijk der Nederlanden,
in overeenstemming met het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, gerechtigd
de toepassing van dit Verdrag ten aanzien van een deel van het Koninkrijk afzonderlijk
te beëindigen.
-
5 Bij de inwerkingtreding van dit Verdrag wordt de Overeenkomst tussen het Koninkrijk
der Nederlanden en de Socialistische Federatieve Republiek Joegoslavië inzake de bescherming
van investeringen, ondertekend op 16 februari 1976, beëindigd voor zover deze het
Koninkrijk der Nederlanden en Bosnië-Herzegowina betreft, en vervangen door dit Verdrag.
Dit Verdrag beëindigt slechts de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden
en de Socialistische Federatieve Republiek Joegoslavië inzake de bescherming van investeringen,
ondertekend op 16 februari 1976, voor zover deze Bosnië-Herzegowina en die delen van
het Koninkrijk der Nederlanden betreft, voor welke dit Verdrag van toepassing is overeenkomstig
de mededeling genoemd in artikel 13, eerste lid, van dit Verdrag.