Euro-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen [...] enerzijds, en het Koninkrijk Marokko, anderzijds, Brussel, 26-02-1996

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 03-10-2014 t/m heden

Euro-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten, enerzijds, en het Koninkrijk Marokko, anderzijds

Authentiek : NL

Euro-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten, enerzijds, en het Koninkrijk Marokko, anderzijds

Het Koninkrijk België,

het Koninkrijk Denemarken,

de Bondsrepubliek Duitsland,

de Helleense Republiek,

het Koninkrijk Spanje,

de Franse Republiek,

Ierland,

de Italiaanse Republiek,

het Groothertogdom Luxemburg,

het Koninkrijk der Nederlanden,

de Republiek Oostenrijk,

de Portugese Republiek,

de Republiek Finland,

het Koninkrijk Zweden,

het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,

Verdragsluitende partijen bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, hierna „Lid-Staten” te noemen, en

de Europese Gemeenschap,

de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal,

hierna „de Gemeenschap” te noemen, enerzijds, en

het Koninkrijk Marokko,

hierna „Marokko” te noemen, anderzijds,

Gelet op de nabijheid en de onderlinge afhankelijkheid van de Gemeenschap, haar Lid-Staten en het Koninkrijk Marokko, gebaseerd op de historische banden en hun gemeenschappelijke waarden;

Overwegende dat de Gemeenschap, de Lid-Staten en Marokko deze banden wensen te versterken en duurzame betrekkingen op basis van wederkerigheid, solidariteit, partnerschap en gezamenlijke ontwikkeling tot stand wensen te brengen;

Gelet op het belang dat de partijen hechten aan de eerbiediging van de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties, en in het bijzonder aan de eerbiediging van de mensenrechten en de politieke en economische vrijheden waarop de Associatie is gegrondvest;

Gelet op de politieke en economische ontwikkelingen van de laatste jaren op het Europese continent en in Marokko en de gezamenlijke verantwoordelijkheden die daaruit voortvloeien op het gebied van de stabiliteit, de veiligheid en de welvaart van het gehele Euro-mediterrane gebied;

Gelet op de belangrijke vorderingen van Marokko en het Marokkaanse volk bij de verwezenlijking van hun doelstellingen van volledige integratie van de Marokkaanse economie in de wereldeconomie en deelname aan de gemeenschap van democratische landen;

Zich bewust van het belang van de betrekkingen in de algemene Euro-mediterrane context, enerzijds, en van de doelstelling van integratie van de Maghreb-landen, anderzijds;

Verlangende de doelstellingen van deze associatie geheel te verwezenlijken door middel van de desbetreffende bepalingen van deze Overeenkomst, teneinde het niveau van economische en sociale ontwikkeling van de Gemeenschap en dat van Marokko dichter bij elkaar te brengen;

Zich bewust van het belang van deze overeenkomst, die berust op wederkerigheid van belangen, wederzijdse concessies, samenwerking en dialoog;

Verlangende een politiek overleg over bilaterale en internationale kwesties van wederzijds belang in te stellen en te verdiepen;

Rekening houdend met de bereidheid van de Gemeenschap Marokko aanzienlijke steun te verlenen in zijn streven naar hervorming en aanpassing op economisch vlak en naar sociale ontwikkeling;

Gelet op de keuze van zowel de Gemeenschap als Marokko voor vrijhandel in overeenstemming met de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (GATT), zoals deze in de Uruguay-Ronde tot stand is gebracht;

Verlangende een samenwerking in te stellen die steunt op een regelmatige dialoog op economisch, sociaal en cultureel gebied, met het oog op een beter wederzijds begrip;

Overtuigd dat deze Overeenkomst een geschikt kader vormt voor de ontplooiing van een partnerschap dat is gebaseerd op particulier initiatief, de historische keuze van zowel de Gemeenschap als het Koninkrijk Marokko, en een gunstig klimaat schept voor de ontwikkeling van hun economische en commerciële betrekkingen en voor investeringen, een onontbeerlijke factor voor de ondersteuning van economische herstructurering en technologische modernisering,

Zijn als volgt overeengekomen1:

Artikel 1

  • 1 Er wordt een associatie tot stand gebracht tussen de Gemeenschap en haar Lid-Staten, enerzijds, en Marokko anderzijds.

  • 2 Deze associatie heeft ten doel:

    • een passend kader tot stand te brengen voor de politieke dialoog tussen de partijen met het oog op het versterken van hun betrekkingen op alle terreinen die zij in het kader van een dergelijke dialoog van belang achten;

    • de voorwaarden vast te leggen voor de geleidelijke liberalisering van het goederen-, diensten- en kapitaalverkeer;

    • het bevorderen van de handel en van evenwichtige sociale en economische betrekkingen tussen de partijen, met name door middel van dialoog en samenwerking, teneinde de ontwikkeling en de welvaart van Marokko en de Marokkaanse bevolking te bevorderen;

    • het aanmoedigen van de Maghrebijnse integratie door bevordering van de handel en samenwerking tussen Marokko en de landen in de regio;

    • het bevorderen van de samenwerking op economisch, sociaal, cultureel en financieel gebied.

Artikel 2

De eerbiediging van de democratische beginselen en de fundamentele rechten van de mens, zoals neergelegd in de universele verklaring van de rechten van de mens, vormt de grondslag van het binnen- en buitenlands beleid van de Gemeenschap en Marokko en is een wezenlijk onderdeel van deze Overeenkomst.

TITEL I. POLITIEKE DIALOOG

Artikel 3

  • 1 Er wordt een regelmatige politieke dialoog tussen de partijen ingesteld. Via deze dialoog kunnen tussen de partners duurzame, op solidariteit gebaseerde betrekkingen worden ingesteld, die zullen bijdragen aan de welvaart, de stabiliteit en de veiligheid van het Middellandse-Zeegebied en een klimaat van begrip en tolerantie tussen culturen zullen scheppen.

  • 2 Doelstellingen van de dialoog en de politieke samenwerking zijn met name:

    • a. de partijen nader tot elkaar te brengen door het ontwikkelen van beter wederzijds begrip en door regelmatig overleg over internationale vraagstukken van wederzijds belang;

    • b. elke partij in staat te stellen het standpunt en de belangen van de andere partij in overweging te nemen;

    • c. te werken aan de handhaving van de veiligheid en de stabiliteit in het Middellandse-Zeegebied en in de Maghreb in het bijzonder;

    • d. het uitwerken van gemeenschappelijke initiatieven.

Artikel 4

De politieke dialoog heeft betrekking op alle onderwerpen van wederzijds belang en met name op de noodzakelijke voorwaarden voor het waarborgen van vrede, veiligheid en regionale ontwikkeling door het bevorderen van de samenwerking, met name binnen de Maghreb.

Artikel 5

De politieke dialoog wordt regelmatig en telkens wanneer nodig gehouden, en met name:

  • a. op ministerieel niveau, voornamelijk in het kader van de Associatieraad;

  • b. op het niveau van hoge functionarissen die Marokko vertegenwoordigen, enerzijds, en het Voorzitterschap van de Raad en de Commissie, anderzijds;

  • c. met optimale gebruikmaking van de diplomatieke kanalen, in het bijzonder door middel van regelmatige briefings, overleg ter gelegenheid van internationale vergaderingen en contacten tussen diplomatieke vertegenwoordigers in derde landen;

  • d. zo nodig met gebruikmaking van alle andere middelen die kunnen bijdragen tot de intensivering en doelmatigheid van deze dialoog.

TITEL II. VRIJ VERKEER VAN GOEDEREN

Artikel 6

De Gemeenschap en Marokko brengen in de loop van een overgangsperiode van ten hoogste 12 jaar, te beginnen bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst, geleidelijk een vrijhandelszone tot stand, overeenkomstig de hierna omschreven bepalingen en in overeenstemming met de bepalingen van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel van 1994 en andere multilaterale overeenkomsten inzake de handel in goederen die opgenomen zijn in bijlagen bij de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), hierna „GATT” te noemen.

HOOFDSTUK I. INDUSTRIEPRODUKTEN

Artikel 7

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op producten van oorsprong uit de Europese Unie en Marokko, met uitzondering van de producten die zijn genoemd in de hoofdstukken 1 tot en met 24 van de gecombineerde nomenclatuur (GN) en in bijlage 1, punt 1, onder ii), bij de WTO-overeenkomst inzake de landbouw.

Artikel 8

Er worden geen nieuwe invoerrechten of heffingen van gelijke werking ingesteld in het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Marokko.

Artikel 9

Produkten van oorsprong uit Marokko worden bij invoer in de Gemeenschap toegelaten met vrijstelling van douanerechten of heffingen van gelijke werking.

Artikel 11

  • 1 De douanerechten en heffingen van gelijke werking die bij invoer in Marokko van toepassing zijn op produkten van oorsprong uit de Gemeenschap, met uitzondering van de in bijlagen 3, 4, 5 en 6 vermelde produkten, worden afgeschaft bij de inwerkingtreding van deze Overeenkomst.

  • 2 De douanerechten en heffingen van gelijke werking die bij invoer in Marokko van toepassing zijn op produkten van oorsprong uit de Gemeenschap vermeld in bijlage 3, worden geleidelijk afgeschaft overeenkomstig het hierna volgende tijdschema:

    Bij de inwerkingtreding van deze Overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 75% van het basisrecht;

    Een jaar na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 50% van het basisrecht;

    Twee jaar na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 25% van het basisrecht;

    Drie jaar na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst worden alle rechten en heffingen afgeschaft.

  • 3 De douanerechten en heffingen van gelijke werking die bij invoer in Marokko van toepassing zijn op de in bijlage 4 vermelde produkten van oorsprong uit de Gemeenschap, worden geleidelijk afgeschaft volgens onderstaande tijdschema's:

    Voor de lijst in bijlage 4:

    Drie jaar na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 90% van het basisrecht;

    Vier jaar na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 80% van het basisrecht;

    Vijf jaar na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 70% van het basisrecht;

    Zes jaar na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 60% van het basisrecht;

    Zeven jaar na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 50% van het basisrecht;

    Acht jaar na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 40% van het basisrecht;

    Negen jaar na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 30% van het basisrecht;

    Tien jaar na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 20% van het basisrecht;

    Elf jaar na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst worden alle rechten en heffingen verlaagd tot 10% van het basisrecht;

    Twaalf jaar na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst worden alle rechten en heffingen afgeschaft.

  • 4 Indien zich met betrekking tot een bepaald produkt ernstige problemen voordoen, kan het op de lijst in bijlage 4 van toepassing zijnde tijdschema in overleg worden herzien door het Associatiecomité, met dien verstande dat het tijdschema waarvoor de herziening is aangevraagd voor het betrokken produkt niet verder verlengd kan worden dan de maximale overgangsperiode van twaalf jaar. Indien het Comité geen besluit heeft genomen binnen dertig dagen na de kennisgeving van het verzoek van Marokko om herziening van het tijdschema, kan Marokko het tijdschema voorlopig opschorten voor een periode van maximaal een jaar.

  • 5 Het basisrecht waarop de in de leden 2 en 3 vastgestelde achtereenvolgende verlagingen worden toegepast is voor elk produkt het op 1 januari 1995 daadwerkelijk ten opzichte van de Gemeenschap toegepaste recht.

  • 6 Indien na 1 januari 1995 enige tariefverlaging op erga omnes grondslag wordt toegepast, treden de verlaagde rechten in de plaats van de in lid 5 bedoelde basisrechten, met ingang van de datum waarop de verlagingen toepassing vinden.

  • 7 Marokko deelt de Gemeenschap zijn basisrechten mede.

Artikel 12

  • 1 Marokko verbindt zich ertoe uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst de op 1 juli 1995 op de in bijlage 5 opgenomen produkten toegepaste referentieprijzen af te schaffen.

    Deze referentieprijzen die van toepassing zijn op textielprodukten en kledingartikelen worden geleidelijk afgeschaft over een periode van drie jaar die ingaat op de datum van inwerkingtreding van deze Overeenkomst. Het tempo waarmee deze referentieprijzen worden afgeschaft garandeert een preferentieel voordeel voor produkten van oorsprong uit de Gemeenschap van ten minste 25% ten opzichte van de referentieprijzen die Marokko erga omnes toepast. In het geval dat deze preferentie niet kan worden gehandhaafd past Marokko een tariefverlaging toe op produkten van oorsprong uit de Gemeenschap. Deze tariefverlaging mag niet lager zijn dan 5% van de douanerechten en heffingen van gelijke werking die van toepassing zijn op de datum waarop zij van kracht wordt.

    In het geval dat de verbintenissen van Marokko uit hoofde van de GATT voorzien in een kortere termijn voor de afschaffing van referentieprijzen bij invoer, is deze van toepassing.

  • 2 De bepalingen van artikel 11 zijn niet van toepassing op de produkten vermeld in de lijsten 1 en 2 van bijlage 6, onverminderd de volgende bepalingen:

    • a. Voor de produkten van lijst 1 zijn de bepalingen van artikel 19, lid 2, slechts van toepassing na het verstrijken van de overgangsperiode. Zij kunnen echter voor deze datum van toepassing worden door een besluit van de Associatieraad.

    • b. De op de produkten van de lijsten 1 en 2 toegepaste regeling wordt drie jaar na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst door de Associatieraad herzien.

    Bij die herziening stelt de Associatieraad het tijdschema vast voor de tariefafbraak voor de produkten van lijst 6, met uitzondering van de produkten van postonderverdeling 630900.

Artikel 13

De bepalingen betreffende de afschaffing van de invoerrechten zijn eveneens van toepassing op de douanerechten van fiscale aard.

Artikel 14

  • 1 Marokko mag in de vorm van verhoogde of opnieuw ingestelde douanerechten buitengewone maatregelen van beperkte duur nemen die afwijken van het bepaalde in artikel 11.

    Dergelijke maatregelen mogen uitsluitend worden genomen ten behoeve van jonge industrieën of van bepaalde sectoren waarin herstructureringen plaatsvinden of die met grote moeilijkheden te kampen hebben, vooral wanneer deze moeilijkheden ernstige sociale gevolgen hebben.

    De invoerrechten die krachtens deze maatregelen door Marokko worden toegepast ten aanzien van produkten van oorsprong uit de Gemeenschap mogen niet meer dan 25% ad valorem bedragen en dienen een preferentie voor produkten van oorsprong uit de Gemeenschap in te houden. De totale waarde van de ingevoerde produkten waarop dergelijke maatregelen van toepassing zijn mag niet meer bedragen dan 15% van de totale invoer van industrieprodukten uit de Gemeenschap gedurende het laatste jaar waarvoor statistische gegevens beschikbaar zijn.

    Deze maatregelen gelden voor een periode van ten hoogste vijf jaar, tenzij het Associatiecomité de toepassing ervan over een langere periode toestaat. Zij treden uiterlijk bij het verstrijken van de maximale overgangsperiode van twaalf jaar buiten werking.

    Deze maatregelen kunnen voor een bepaald produkt niet worden getroffen, indien meer dan drie jaren zijn verstreken sedert de afschaffing van alle rechten en kwantitatieve beperkingen of heffingen en maatregelen van gelijke werking die op het betrokken produkt van toepassing waren.

    Marokko stelt de Associatieraad in kennis van alle buitengewone maatregelen die het voornemens is te treffen. Op verzoek van de Gemeenschap vindt vooraf overleg plaats over deze maatregelen en de sectoren waarop zij betrekking hebben. Indien het dergelijke maatregelen neemt, legt Marokko aan het Comité een tijdschema voor de afschaffing van de overeenkomstig dit artikel ingestelde douanerechten over. Dit tijdschema dient te voorzien in de geleidelijke afschaffing van deze rechten in gelijke jaarlijkse percentages, beginnende uiterlijk twee jaar nadat zij werden ingesteld. Het Associatiecomité kan een ander tijdschema vaststellen.

  • 2 In afwijking van de bepalingen van lid 1, vierde alinea, kan het Associatiecomité, teneinde rekening te houden met moeilijkheden in verband met het oprichten van een nieuwe industrie, Marokko bij uitzondering toestaan de krachtens lid 1 genomen maatregelen te handhaven voor een periode van maximaal drie jaar na de overgangsperiode van twaalf jaar.

HOOFDSTUK II. LANDBOUWPRODUCTEN, VERWERKTE LANDBOUWPRODUCTEN, VIS EN VISSERIJPRODUCTEN

Artikel 15

Met „landbouwproducten”, „verwerkte landbouwproducten” en „vis en visserijproducten” worden de producten bedoeld die zijn genoemd in de hoofdstukken 1 tot en met 24 van de gecombineerde nomenclatuur (GN) en in bijlage 1, punt 1, onder ii), bij de WTO-overeenkomst inzake de landbouw.

Artikel 16

De Gemeenschap en Marokko stellen geleidelijk een grotere liberalisering in van het onderling handelsverkeer in landbouw- en visserijprodukten.

Artikel 17

  • 1 Voor de invoer in de Gemeenschap van de in Protocol nr. 1 genoemde landbouwproducten, verwerkte landbouwproducten, vis en visserijproducten van oorsprong uit Marokko gelden de regelingen van dat protocol.

    De bepalingen van dit hoofdstuk vormen geen beletsel voor het door de Unie handhaven van een agrarisch element bij de invoer van fructose (GN-code 17025000) van oorsprong uit Marokko.

    Dit agrarisch element houdt verband met de verschillen in prijs op de markt van de Unie van de landbouwproducten die geacht worden bij de productie van fructose te zijn gebruikt, en de prijs van dergelijke uit derde landen ingevoerde producten.

  • 2 Voor de invoer in Marokko van de in Protocol nr. 2 genoemde landbouwproducten, verwerkte landbouwproducten, vis en visserijproducten van oorsprong uit de Europese Unie gelden de regelingen van dat protocol.

    De bepalingen van dit hoofdstuk vormen geen beletsel voor Marokko om een agrarisch element te onderscheiden in de rechten die van toepassing zijn bij invoer van producten van GS-code 1902 (deegwaren) die vermeld zijn in de aan Protocol nr. 2 gehechte lijst 3.

Artikel 18

  • 1 De partijen komen uiterlijk drie jaar na de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst bijeen om na te gaan of het mogelijk is om de preferentiële concessies wederzijds te verbeteren, zulks rekening houdend met het landbouwbeleid en met de gevoeligheid en de specifieke kenmerken van elk betrokken product.

  • 2 Onverminderd de in lid 1 opgenomen bepalingen en rekening houdend met de handelsstromen voor landbouwprodukten tussen de partijen, en de bijzondere gevoeligheid van deze produkten, onderzoeken de Gemeenschap en Marokko binnen de Associatieraad, produkt per produkt, en op basis van wederkerigheid, de mogelijkheid om elkaar op passende wijze concessies te doen.

HOOFDSTUK III. GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN

Artikel 19

  • 1 In het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Marokko worden geen nieuwe kwantitatieve invoerbeperkingen of maatregelen van gelijke werking ingesteld.

  • 2 In het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Marokko worden kwantitatieve invoerbeperkingen of maatregelen van gelijke werking bij de inwerkingtreding van deze Overeenkomst afgeschaft.

  • 3 De Gemeenschap en Marokko stellen onderling geen douanerechten bij uitvoer of heffingen van gelijke werking, noch kwantitatieve beperkingen of maatregelen van gelijke werking in.

Artikel 20

  • 1 Indien ten gevolge van de tenuitvoerlegging van hun landbouwbeleid een specifieke regeling wordt ingesteld of indien de bestaande regelingen worden gewijzigd of in geval van wijziging of uitbreiding van de bepalingen betreffende de tenuitvoerlegging van hun landbouwbeleid, kunnen de Gemeenschap en Marokko voor de betrokken produkten de in deze Overeenkomst vervatte regeling wijzigen.

    De Partij die tot een dergelijke wijziging overgaat, stelt daarvan het Associatiecomité in kennis. Op verzoek van de andere Partij komt het Associatiecomité bijeen om op passende wijze rekening te houden met de belangen van genoemde Partij.

  • 2 Ingeval de Gemeenschap of Marokko op grond van lid 1 de in deze Overeenkomst vervatte regeling voor landbouwprodukten wijzigen, verlenen zij voor de invoer van produkten van oorsprong uit de andere Partij, een voordeel dat vergelijkbaar is met het voordeel waarin deze Overeenkomst voorziet.

  • 3 Over de wijziging van de in deze Overeenkomst bepaalde regeling wordt op verzoek van de andere overeenkomstsluitende partij overleg gepleegd in de Associatieraad.

Artikel 21

Voor produkten van oorsprong uit Marokko geldt bij invoer in de Gemeenschap geen gunstiger regeling dan die welke tussen de Lid-Staten onderling geldt.

De bepalingen van deze overeenkomst zijn van toepassing onverminderd het bepaalde in Verordening (EEG) nr. 1911/91 van de Raad van 26 juni 1991 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Gemeenschapsrecht op de Canarische eilanden.

Artikel 22

  • 1 Beide partijen onthouden zich van alle binnenlandse maatregelen of praktijken van fiscale aard die, rechtstreeks of onrechtstreeks, discrimineren tussen de produkten van de ene partij en soortgelijke produkten van oorsprong uit de andere partij.

  • 2 Voor produkten die naar een der partijen worden uitgevoerd mogen de terugbetaalde bedragen aan binnenlandse belastingen niet hoger zijn dan de bedragen van de op deze produkten rustende directe of indirecte belastingen.

Artikel 23

  • 1 Deze Overeenkomst vormt geen beletsel voor de handhaving of de oprichting van douane-unies, vrijhandelszones of regelingen voor grensverkeer, mits de in deze Overeenkomst neergelegde handelsregelingen daardoor niet worden gewijzigd.

  • 2 De partijen plegen in het Associatiecomité overleg over de Overeenkomsten tot oprichting van douane-unies of vrijhandelszones en desgewenst over andere belangrijke onderwerpen in verband met hun handelsbeleid ten aanzien van derde landen. Dergelijk overleg vindt met name plaats bij de toetreding van een derde land tot de Gemeenschap, teneinde rekening te kunnen houden met de onderlinge belangen van de Gemeenschap en Marokko als omschreven in deze Overeenkomst.

Artikel 24

Indien een der partijen constateert dat in het handelsverkeer met de andere partij dumping in de zin van artikel VI van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel plaatsvindt, kan zij passende maatregelen nemen tegen deze praktijk overeenkomstig de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VI van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel en haar nationale wettelijke regeling ter zake, en volgens de voorwaarden en procedures van artikel 27 van deze Overeenkomst.

Artikel 25

Indien een produkt wordt ingevoerd in hoeveelheden en onder omstandigheden die:

  • ernstige moeilijkheden veroorzaken of dreigen te veroorzaken voor binnenlandse producenten van soortgelijke of rechtstreeks concurrerende produkten op het grondgebied van een der overeenkomstsluitende partijen, of

  • de enige sector van de economie aanleiding geven of kunnen geven tot moeilijkheden die ernstige gevolgen kunnen hebben voor de economische situatie in een bepaald gebied,

kan de Gemeenschap of Marokko naar gelang van het geval, passende maatregelen nemen overeenkomstig de bepalingen en procedures van artikel 27.

Artikel 26

Wanneer de naleving van artikel 19, lid 3:

  • i. ertoe leidt dat goederen wederuitgevoerd worden naar een derde land ten aanzien waarvan de exporterende partij voor het betrokken produkt kwantitatieve uitvoerbeperkingen, uitvoerrechten of maatregelen van gelijke werking toepast, of

  • ii. ernstige tekorten aan produkten die van wezenlijk belang zijn voor de exporterende partij doet ontstaan of dreigt te doen ontstaan,

    en de bovenbedoelde situaties aanleiding geven of vermoedelijk zullen geven tot ernstige moeilijkheden voor de exporterende partij, kan deze partij passende maatregelen nemen volgens de voorwaarden en procedures van artikel 27. Deze maatregelen mogen geen discriminerend karakter hebben en dienen te worden ingetrokken zodra zij niet langer gerechtvaardigd zijn.

Artikel 27

  • 1 Indien de Gemeenschap of Marokko de invoer van produkten die de in artikel 25 bedoelde moeilijkheden zouden kunnen geven, aan een administratieve procedure onderwerpen die ten doel heeft snel informatie te verschaffen over de ontwikkeling van de handelsstromen, stelt de betrokken partij de andere partij hiervan in kennis.

  • 2 In de in de artikelen 24, 25 en 26 bedoelde gevallen verstrekken de Gemeenschap of Marokko, naar gelang van het geval, vóór zij de in de genoemde artikelen bedoelde maatregelen nemen of in de gevallen waarop lid 3, onder d), van dit artikel, van toepassing is, zo spoedig mogelijk het Associatiecomité alle ter zake dienende informatie ten- einde een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te vinden.

    Bij voorrang moeten die maatregelen worden gekozen die de werking van deze Overeenkomst het minst verstoren.

    De vrijwaringsmaatregelen worden onmiddellijk ter kennis gebracht van het Associatiecomité, die hierover periodiek overleg pleegt, meer bepaald met het oog op de vaststelling van een tijdschema voor de afschaffing van deze maatregelen zodra de omstandigheden dit toelaten.

  • 3 Voor de toepassing van lid 2 geldt het hierna volgende:

    • a. de exporterende Partij wordt van de in artikel 24 bedoelde dumping in kennis gesteld zodra de autoriteiten van de importerende partij een onderzoek hebben geopend. Indien geen einde is gemaakt aan de dumping in de zin van artikel VI van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel of geen andere bevredigende oplossing is gevonden binnen dertig dagen na de kennisgeving van deze zaak, kan de importerende partij passende maatregelen nemen;

    • b. de moeilijkheden welke voortvloeien uit de omstandigheden bedoeld in artikel 25 worden voorgelegd aan het Associatiecomité dat alle noodzakelijke beslissingen kan nemen om een einde te maken aan deze moeilijkheden.

      Indien het Associatiecomité of de exporterende partij geen beslissing heeft genomen die een einde maakt aan de moeilijkheden of geen andere bevredigende oplossing wordt gevonden binnen dertig dagen na kennisgeving van de zaak, kan de invoerende partij passende maatregelen nemen om het probleem op te lossen. Deze maatregelen mogen niet verder strekken dan hetgeen noodzakelijk is om een oplossing te vinden voor de gerezen moeilijkheden;

    • c. de moeilijkheden die voortvloeien uit de in artikel 26 bedoelde omstandigheden worden aan het Associatiecomité voorgelegd.

      Het Associatiecomité kan elke beslissing nemen die nodig is om een einde te maken aan de moeilijkheden. Indien het geen beslissing heeft genomen binnen dertig dagen nadat de zaak hem is voorgelegd, kan de exporterende partij passende maatregelen nemen ten aanzien van de uitvoer van het betrokken produkt;

    • d. wanneer uitzonderlijke omstandigheden die tot onmiddellijk optreden nopen voorafgaande kennisgeving of onderzoek, al naar gelang van het geval, onmogelijk maken kan de Gemeenschap of Marokko, al naar gelang van het geval, in de in de artikelen 24, 25 en 26 bedoelde omstandigheden onverwijld de vrijwaringsmaatregelen toepassen die strikt noodzakelijk zijn om het probleem op te lossen. De andere Partij wordt hiervan onmiddellijk in kennis gesteld.

Artikel 28

Deze Overeenkomst vormt geen beletsel voor verboden of beperkingen op de invoer, uitvoer of doorvoer die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van de bescherming van de openbare zedelijkheid, de openbare orde, de openbare veiligheid, de gezondheid en het leven van personen, dieren of planten, en de bescherming van het nationaal artistiek, historisch en archeologisch erfgoed, of uit hoofde van de bescherming van de intellectuele, industriële en commerciële eigendom, noch voor voorschriften betreffende goud en zilver. Deze verboden of beperkingen mogen echter geen middel tot willekeurige discriminatie of een verkapte beperking van de handel tussen de partijen vormen.

Artikel 29

Het begrip „produkten van oorsprong” voor de toepassing van deze titel en de desbetreffende methoden van administratieve samenwerking zijn gedefinieerd in Protocol nr. 4.

Artikel 30

In het handelsverkeer tussen de twee partijen worden de goederen ingedeeld overeenkomstig de gecombineerde nomenclatuur.

TITEL III. RECHT VAN VESTIGING EN DIENSTEN

Artikel 31

  • 1 De partijen komen overeen de toepassingssfeer van deze Overeenkomst uit te breiden tot het recht van vestiging van vennootschappen van een Partij op het grondgebied van de andere Partij en de liberalisering van de dienstverlening door vennootschappen van een Partij aan ontvangers van diensten in een andere Partij.

  • 2 De Associatieraad doet de nodige aanbevelingen voor de uitvoering van de in lid 1 vermelde doelstelling.

    Bij het opstellen van deze aanbevelingen houdt de Associatieraad rekening met de opgedane ervaring bij de wederzijdse toekenning van de meestbegunstigingsbehandeling en met de respectieve verplichtingen van de partijen overeenkomstig de aan de Overeenkomst tot oprichting van de WTO gehechte Algemene Overeenkomst inzake de Handel in Diensten, hierna „GATS” te noemen, met name artikel V.

  • 3 De Associatieraad verricht op zijn laatst vijf jaar na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst een eerste onderzoek naar de verwezenlijking van deze doelstelling.

  • 4 Onverminderd lid 3 verricht de Associatieraad bij de inwerkingtreding van deze Overeenkomst een onderzoek naar de sector internationaal zeevervoer teneinde aanbevelingen te doen voor de meest passende liberaliseringsmaatregelen. De Associatieraad houdt rekening met de resultaten van de onderhandelingen die op dit gebied zijn gevoerd in het kader van de GATS na de afsluiting van de Uruguay-Ronde.

Artikel 32

  • 1 In een eerste fase bevestigen de partijen opnieuw hun respectieve verplichtingen krachtens de GATS, met name de wederzijdse toekenning van de meestbegunstigingsbehandeling voor de dienstensector waarvoor deze verplichting geldt.

  • 2 Overeenkomstig de GATS is deze behandeling niet van toepassing op:

    • a. door een Partij toegekende voordelen overeenkomstig de bepalingen van een overeenkomst zoals gedefinieerd in artikel V van de GATS of maatregelen die genomen zijn op grond van een dergelijke overeenkomst;

    • b. andere voordelen toegekend overeenkomstig de lijst van uitzonderingen op de meestbegunstigingsclausule door een Partij aan de GATS zijn gehecht.

TITEL IV. BETALINGEN, KAPITAAL, CONCURRENTIE EN ANDERE ECONOMISCHE BEPALINGEN

HOOFDSTUK I. BETALINGS- EN KAPITAALVERKEER

Artikel 33

Onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 35 verbinden de partijen zich ertoe machtiging te verlenen, in vrije convertibele valuta, tot alle betaalverrichtingen die verband houden met lopende transacties.

Artikel 34

  • 1 Met betrekking tot de verrichtingen op de kapitaalrekening van de betalingsbalans garanderen vanaf de inwerkingtreding van deze Overeenkomst de Gemeenschap en Marokko het vrije verkeer van kapitaal met betrekking tot directe investeringen in Marokko in vennootschappen die in overeenstemming met de van kracht zijnde wetten zijn opgericht, alsook de liquidatie of de repatriëring van die investeringen en van alle opbrengsten daarvan.

  • 2 De partijen raadplegen elkaar met het oog op de vergemakkelijking van het kapitaalverkeer tussen de Gemeenschap en Marokko en de volledige liberalisering ervan wanneer aan de voorwaarden is voldaan.

Artikel 35

Indien zich met betrekking tot de betalingsbalans van één of meer Lid-Staten van de Gemeenschap of van Marokko ernstige moeilijkheden voordoen of hiervoor onmiddellijk gevaar bestaat, kan de Gemeenschap of Marokko, al naar gelang van het geval, in overeenstemming met de in de GATT en met de artikelen VIII en XIV van de Statuten van het Internationaal Monetair Fonds bepaalde voorwaarden beperkende maatregelen treffen met betrekking tot lopende transacties. Deze maatregelen zijn van beperkte duur en mogen niet verder reiken dan wat noodzakelijk is om de situatie van de betalingsbalans recht te trekken. De Gemeenschap of Marokko, al naar gelang van het geval, brengen deze onverwijld ter kennis van de andere partij, en doet deze partij zo spoedig mogelijk een tijdschema toekomen voor de opheffing van deze maatregelen.

HOOFDSTUK II. BEPALINGEN INZAKE DE MEDEDINGING EN ANDERE ECONOMISCHE BEPALINGEN

Artikel 36

  • 1 Onverenigbaar met de goede werking van deze Overeenkomst voor zover de handel tussen de Gemeenschap en Marokko daardoor ongunstig kan worden beïnvloed zijn:

    • a. alle overeenkomsten tussen ondernemingen, alle besluiten van ondernemersverenigingen en alle onderling afgestemde feitelijke gedragingen van ondernemingen welke ertoe strekken of die ten gevolge hebben dat de mededinging wordt verhinderd, beperkt of vervalst;

    • b. het misbruik maken van een machtspositie door een of meer ondernemingen op het gehele grondgebied van de Gemeenschap of van Marokko, of op een wezenlijk deel daarvan;

    • c. alle steunmaatregelen van de Staten die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde produkties vervalsen of dreigen te vervalsen, met uitzondering van afwijkingen die zijn toegestaan krachtens het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal.

  • 2 Alle handelwijzen welke met dit artikel in strijd zijn, worden beoordeeld op grond van de criteria welke voortvloeien uit de toepassing van de regels van de artikelen 85, 86 en 92 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, en voor onder het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal vallende produkten, die van de artikelen 65 en 66 van dit Verdrag, en de regels betreffende overheidssteun, met inbegrip van het afgeleide recht.

  • 3 De Associatieraad stelt bij besluit genomen binnen een termijn van vijf jaar na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst de nodige voorschriften vast voor de uitvoering van de leden 1 en 2.

In afwachting van de vaststelling van deze voorschriften worden de bepalingen van deze Overeenkomst inzake de interpretatie en toepassing van de artikelen VI, XVI en XXIII van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel toegepast als regels voor de tenuitvoerlegging van lid 1, onder c), en het ermee verband houdende gedeelte van lid 2.

  • 4

    • a. Voor de toepassing van het bepaalde in lid 1, onder c), komen de partijen overeen dat tijdens de eerste vijf jaren na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst alle door Marokko toegekende overheidssteun wordt beoordeeld met inachtneming van het feit dat Marokko wordt beschouwd als een regio gelijk aan de in artikel 92, lid 3, onder a), van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap bedoelde streken van de Gemeenschap.

      Tijdens deze zelfde periode mag Marokko bij wijze van uitzondering met betrekking tot onder het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal vallende ijzer- en staalprodukten, overheidssteun voor herstructurering verlenen, mits:

      • deze steun ertoe leidt dat de begunstigde ondernemingen aan het einde van de herstructureringsperiode onder normale marktvoorwaarden levensvatbaar zijn;

      • het bedrag en de intensiteit van de steun strikt beperkt blijven tot hetgeen voor dit herstel van de levensvatbaarheid absoluut noodzakelijk is, en ze geleidelijk worden verminderd; en

      • het herstructureringsprogramma aansluit bij een algemene rationalisatie van de capaciteit in Marokko.

        De Associatieraad besluit met inachtneming van de economische situatie in Marokko, of die periode met verdere termijnen van vijf jaar dient te worden verlengd.

    • b. Elke partij garandeert doorzichtigheid ten aanzien van de overheidssteun, met name door ieder jaar aan de andere partij mededeling te doen van het totale bedrag en de verdeling van de verstrekte steun en door op verzoek informatie over steunprogramma's te verstrekken. Op verzoek van de ene partij verstrekt de andere partij informatie over bepaalde afzonderlijke steunmaatregelen van de overheid.

  • 6 Indien de Gemeenschap of Marokko van mening is dat een bepaalde praktijk onverenigbaar is met lid 1 van dit artikel en:

    • deze met de in lid 3 bedoelde uitvoeringsmaatregelen niet afdoende kan worden tegengegaan, of dat

    • bij ontstentenis van dergelijke voorschriften, de praktijk de belangen van de andere partij ernstig schaadt of dreigt te schaden of aan haar nationale industrie, met inbegrip van de dienstverlenende sector, aanmerkelijke schade toebrengt of dreigt toe te brengen,

    kunnen zij passende maatregelen nemen na overleg in het kader van het Associatiecomité of na een termijn van dertig werkdagen volgende op het verzoek om dergelijk overleg.

    Met betrekking tot praktijken die onverenigbaar zijn met lid 1, onder c, van dit artikel kunnen indien de GATT erop van toepassing is, deze passende maatregelen alleen worden vastgesteld in overeenstemming met de procedures en voorwaarden bepaald in de Algemene Overeenkomst inzake tarieven en handel of in een andere in het kader daarvan tot stand gekomen handeling die op beide partijen van toepassing is.

  • 7 Niettegenstaande eventueel daarmee strijdige bepalingen die overeenkomstig lid 3 zijn vastgesteld, wisselen de partijen informatie uit met inachtneming van de beperkingen welke voortvloeien uit het beroeps- of zakengeheim.

Artikel 37

De Lid-Staten en Marokko passen, onverminderd de in het kader van de GATT aangegane verplichtingen, alle staatsmonopolies van commerciële aard geleidelijk aan, in dier voege dat tegen het einde van het vijfde jaar volgende op de inwerkingtreding van deze Overeenkomst tussen onderdanen van de Lid-Staten en van Marokko geen discriminatie meer bestaan wat de voorwaarden van de herziening en de afzet van goederen betreft. Het Associatiecomité wordt in kennis gesteld van de maatregelen welke te dien einde worden genomen.

Artikel 38

Met betrekking tot overheidsondernemingen en ondernemingen waaraan speciale of exclusieve rechten zijn toegekend, ziet de Associatieraad erop toe dat vanaf het vijfde jaar na de datum van inwerkingtreding van deze Overeenkomst geen maatregelen die het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Marokko verstoren of strijdig zijn met de belangen van de partijen worden vastgesteld of gehandhaafd. Deze bepaling vormt geen beletsel voor de uitvoering, de jure of de facto, van bijzondere taken die aan deze ondernemingen zijn opgedragen.

Artikel 39

  • 1 De partijen waarborgen een adequate en effectieve bescherming van intellectuele, industriële en commerciële eigendomsrechten, overeenkomstig de hoogste internationale normen, met inbegrip van effectieve middelen om deze rechten te doen gelden.

  • 2 De tenuitvoerlegging van dit artikel en van bijlage 7 wordt regelmatig door de partijen onderzocht. In geval van problemen op het gebied van intellectuele, industriële en commerciële eigendomsrechten die het handelsverkeer beïnvloeden wordt op verzoek van een partij dringend overleg gevoerd, ten einde tot wederzijds bevredigende oplossingen te komen.

Artikel 40

  • 1 De partijen wenden passende middelen aan ter bevordering van het gebruik door Marokko van communautaire technische voorschriften en Europese normen betreffende de kwaliteit van industriële produkten en produkten uit de agro-levensmiddelensector, en de certificatieprocedures.

  • 2 Op grond van de in lid 1 bedoelde beginselen sluiten de partijen overeenkomsten van wederzijdse erkenning van certificatie wanneer aan de voorwaarden is voldaan.

Artikel 41

  • 1 De partijen stellen zich een wederzijdse en geleidelijke liberalisering van de overheidsopdrachten ten doel.

  • 2 De Associatieraad neemt de nodige maatregelen voor de uitvoering van lid 1.

TITEL V. ECONOMISCHE SAMENWERKING

Artikel 42. Doelstellingen

  • 1 De partijen verbinden zich ertoe hun economische samenwerking te versterken, in hun wederzijds belang, en in de geest van partnerschap waarop deze Overeenkomst is gebaseerd.

  • 2 De economische samenwerking heeft als doel Marokko te steunen in zijn activiteiten ter bevordering van duurzame economische en sociale ontwikkeling.

Artikel 43. Toepassingssfeer

  • 1 De samenwerking is in de eerste plaats gericht op terreinen waar zich interne beperkingen en problemen voordoen of die de gevolgen ondergaan van het liberaliseringsproces van de gehele Marokkaanse economie, met name de liberalisering van het handelsverkeer tussen Marokko en de Gemeenschap.

  • 2 Voorts wordt bij de samenwerking prioriteit gegeven aan de sectoren die de economieën van Marokko en de Gemeenschap dichter bij elkaar brengen, met name sectoren die groei en werkgelegenheid scheppen.

  • 3 De samenwerking zal de intra-Maghrebijnse economische integratie bevorderen door de uitvoering van maatregelen die bijdragen tot de ontwikkeling van deze intra-Maghrebijnse betrekkingen.

  • 4 In het kader van de uitvoering van de verschillende terreinen van de economische samenwerking is de bescherming van milieu en ecologisch evenwicht een essentieel onderdeel van deze Overeenkomst.

  • 5 Eventueel stellen de partijen in overleg andere terreinen voor economische samenwerking vast.

Artikel 44. Middelen en modaliteiten

De economische samenwerking wordt met name verwezenlijkt door middel van:

  • a. een regelmatige economische dialoog tussen de twee partijen die alle terreinen van het macro-economisch beleid bestrijkt;

  • b. uitwisseling van informatie en bevordering van de communicatie;

  • c. activiteiten op het gebied van raadgeving, expertise, opleiding;

  • d. gezamenlijke activiteiten;

  • e. technische en administratieve bijstand, en bijstand op het gebied van de regelgeving.

Artikel 45. Regionale samenwerking

Met het oog op een goede werking van deze Overeenkomst bevorderen de partijen alle activiteiten met een regionaal effect of waarbij andere derde landen betrokken zijn, met name op de volgende terreinen:

  • a. de intra-regionale handel op Maghreb-niveau;

  • b. milieu;

  • c. ontwikkeling van de economische infrastructuren;

  • d. wetenschappelijk en technologisch onderzoek;

  • e. cultuur;

  • f. douanezaken;

  • g. regionale instellingen en de uitvoering van gemeenschappelijke of geharmoniseerde programma's en beleid.

Artikel 46. Onderwijs en opleiding

De samenwerking is gericht op:

  • a. het omschrijven van de middelen om de situatie in de sector onderwijs en opleiding, waaronder beroepsopleidingen, aanzienlijk te verbeteren;

  • b. het bevorderen van met name de toegang van vrouwen tot het onderwijs, met inbegrip van technisch en hoger onderwijs en beroepsopleidingen;

  • c. het bevorderen van duurzame banden tussen gespecialiseerde instellingen van de partijen met het oog op het uitwisselen van ervaring en middelen.

Artikel 47. Wetenschappelijke, technische en technologische samenwerking

De samenwerking is gericht op:

  • a. het bevorderen van permanente banden tussen de wetenschappelijke gemeenschappen van de twee partijen, met name door middel van:

    • de toegang van Marokko tot communautaire programma's voor onderzoek en technologische ontwikkeling overeenkomstig de communautaire bepalingen inzake de deelname van derde landen aan deze programma's;

    • de deelname van Marokko aan gedecentraliseerde samenwerkingsnetwerken;

    • bevordering van synergie tussen opleiding en onderzoek;

  • b. het versterken van de onderzoekscapaciteit van Marokko;

  • c. het stimuleren van technologische innovatie, de uitwisseling van nieuwe technologieën en know-how;

  • d. het bevorderen van activiteiten die gericht zijn op het creëren van synergie met regionaal effect.

Artikel 48. Milieu

De samenwerking is gericht op het voorkomen van de achteruitgang van het milieu en de verbetering van de kwaliteit ervan, de bescherming van de volksgezondheid en een rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen met het oog op een duurzame ontwikkeling.

De partijen komen overeen met name op de volgende terreinen samen te werken:

  • a. de kwaliteit van bodem en water;

  • b. de gevolgen van ontwikkeling, met name industriële ontwikkeling (veiligheid van installaties, met name afvalstoffen);

  • c. controle op en preventie van verontreiniging van de zee.

Artikel 49. Industriële samenwerking

De samenwerking is gericht op:

  • a. het bevorderen van samenwerking tussen het bedrijfsleven van de partijen, ook in het kader van de toegang van Marokko tot de communautaire netwerken voor samenwerking tussen bedrijven of tot gedecentraliseerde samenwerkingsnetwerken;

  • b. het steunen van de inspanningen van de Marokkaanse openbare en particuliere sectoren om de industrie te moderniseren en te herstructureren, met inbegrip van de agro-levensmiddelenindustrie;

  • c. het bevorderen van de ontwikkeling van een gunstig klimaat voor particulier initiatief teneinde de voor lokale en exportmarkten bestemde produktie te stimuleren en te diversifiëren;

  • d. het optimaal gebruiken van de Marokkaanse menselijke en industriële hulpbronnen door een betere toepassing van beleid op het gebied van innovatie, onderzoek en technologische ontwikkeling;

  • e. het vergemakkelijken van de kredietverstrekking voor de financiering van investeringen.

Artikel 50. Bevordering en bescherming van investeringen

De samenwerking is gericht op het scheppen van gunstige omstandigheden voor investeringsstromen, en wordt met name verwezenlijkt door middel van:

  • a. het instellen van geharmoniseerde en vereenvoudigde procedures, regelingen voor gezamenlijke investeringen (met name in het midden- en kleinbedrijf), en de identificatie van en informatie over investeringsmogelijkheden;

  • b. waar nodig het instellen van een juridisch kader ter bevordering van investeringen, door de sluiting tussen Marokko en de Lid-Staten van overeenkomsten ter bescherming van investeringen en overeenkomsten ter vermijding van dubbele belasting.

Artikel 51. Samenwerking op het gebied van de normalisatie en de conformiteitsbeoordeling

De partijen werken samen aan:

  • a. het bevorderen van het gebruik van communautaire voorschriften op het gebied van de normalisatie, de metrologie, kwaliteitszorg en -borging, en de conformiteitsbeoordeling;

  • b. het op niveau brengen van de Marokkaanse laboratoria om op termijn overeenkomsten inzake wederzijdse erkenning op het gebied van de conformiteitsbeoordeling te sluiten;

  • c. het ontwikkelen van de Marokkaanse structuren op het gebied van de intellectuele, industriële en commerciële eigendom, normalisatie en kwaliteit.

Artikel 52. Harmonisatie van de wetgevingen

De samenwerking is erop gericht Marokko te helpen bij het aanpassen van zijn wetgeving aan die van de Gemeenschap op de door deze Overeenkomst bestreken terreinen.

Artikel 53. Financiële diensten

De samenwerking is gericht op de harmonisatie van gemeenschappelijke regels en normen, onder andere met het oog op:

  • a. de versterking en herstructurering van de financiële sectoren in Marokko;

  • b. de verbetering van de boekhoudings- en boekhoudcontrolesystemen, het toezicht, de reglementering van financiële diensten en de financiële controle in Marokko.

Artikel 54. Landbouw en visserij

De samenwerking is gericht op:

  • a. modernisering en herstructurering van de landbouw- en visserijsectoren, ook door middel van de modernisering van infrastructuren en uitrusting en de ontwikkeling van technieken voor verpakking en opslag, en de verbetering van particuliere distributie en afzetmogelijkheden;

  • b. diversificatie van de produktie en de externe afzetmarkten;

  • c. samenwerking op sanitair en fytosanitair gebied en op het gebied van teeltmethoden.

Artikel 55. Vervoer

De samenwerking is gericht op:

  • a. de herstructurering en modernisering van weg-, spoorweg-, haven- en luchthaveninfrastructuur van gemeenschappelijk belang in samenhang met de belangrijkste transeuropese verbindingen;

  • b. de definitie en toepassing van normen voor het functioneren die vergelijkbaar zijn met die welke in de Gemeenschap gangbaar zijn;

  • c. de vernieuwing van de technische installaties volgens communautaire normen, vooral wat betreft het multimodale vervoer, de containerisering, en de overslag;

  • d. de geleidelijke verbetering van de omstandigheden voor het transitovervoer over de weg en over zee en multimodaal transitovervoer, en van het beheer van havens en vliegvelden, het zee- en luchtverkeer en de spoorwegen.

Artikel 56. Telecommunicatie en informatietechnologie

De samenwerkingsactiviteiten zijn met name gericht op:

  • a. het algemene kader van de telecommunicatie;

  • b. normalisatie, conformiteitsproeven en certificatie op het gebied van de informatietechnologie en telecommunicatie;

  • c. verbreiding van nieuwe informatietechnologieën, met name op het gebied van netwerken en hun onderlinge verbindingen (digitaal netwerk voor geïntegreerde diensten (ISDN) en elektronische gegevensuitwisseling (EDI));

  • d. stimulering van onderzoek naar en ontwikkeling van nieuwe faciliteiten voor communicatie en informatietechnologieën, gericht op het ontwikkelen van de markt voor uitrusting, diensten en toepassingen in verband met informatietechnologieën en communicatie, diensten en installaties.

Artikel 57. Energie

De samenwerkingsactiviteiten zijn met name gericht op:

  • a. duurzame energie;

  • b. bevordering van energiebesparing;

  • c. toegepast onderzoek naar de netwerken van databanken op economisch en sociaal gebied van de twee partijen;

  • d. ondersteuning van de inspanningen voor modernisering en de ontwikkeling van energienetwerken en hun verbindingen met de netwerken van de Gemeenschap.

Artikel 58. Toerisme

De samenwerking is gericht op de ontwikkeling van het toerisme, met name op de volgende gebieden:

  • a. hotelmanagement en de kwaliteit van de dienstverlening in de verschillende met het hotelwezen verband houdende beroepen;

  • b. ontwikkeling van de marketing;

  • c. de ontwikkeling van het toerisme onder jongeren.

Artikel 59. Samenwerking op douanegebied

  • 1 De samenwerking is erop gericht de eerbiediging van de handelsbepalingen en een eerlijk handelsverkeer te waarborgen, met prioriteit voor:

    • a. de vereenvoudiging van de controles en de douaneprocedures;

    • b. de toepassing van het enig administratief document en de aansluiting van de transitoregelingen van de Gemeenschap en Marokko.

  • 2 Onverminderd de verdere bepalingen inzake samenwerking van deze Overeenkomst en in het bijzonder de artikelen 61 en 62 vindt de wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de overeenkomstsluitende partijen plaats overeenkomstig de bepalingen van Protocol nr. 5.

Artikel 60. Statistische samenwerking

De samenwerking is gericht op het beter op elkaar afstemmen van de door de partijen gebruikte methoden en de toepassing van statistische gegevens betreffende alle door deze Overeenkomst bestreken terreinen zodra deze zich lenen voor het opstellen van statistieken.

Artikel 61. Witwassen van geld

  • 1 De partijen zijn het eens over de noodzaak van samenwerking om te voorkomen dat hun financiële systemen worden gebruikt voor het witwassen van de opbrengst van criminele activiteiten in het algemeen en drugsmisdrijven in het bijzonder.

  • 2 De samenwerking op dit gebied omvat administratieve en technische bijstand met het oog op de vaststelling van passende normen ter voorkoming van het witwassen van geld, die gelijkwaardig zijn aan die welke zijn aangenomen door de Gemeenschap en internationale fora op dit gebied, met inbegrip van de Financial Action Task Force (FATF).

Artikel 62. Drugsbestrijding

  • 1 De samenwerking is gericht op:

    • a. het verbeteren van de doeltreffendheid van het beleid en de maatregelen ter voorkoming en bestrijding van de produktie, het aanbod van en de illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen;

    • b. op het terugdringen van het illegale gebruik van die produkten.

  • 2 De partijen bepalen samen, in overeenstemming met hun respectieve wetgevingen, welke samenwerkingsmethoden er nodig zijn om deze doelstellingen te bereiken. Hun optreden, voor zover niet gemeenschappelijk, wordt gebaseerd op overleg en nauwe coördinatie.

    Aan dit optreden kunnen bevoegde openbare en particuliere instellingen en internationale organisaties deelnemen in samenwerking met de regering van het Koninkrijk Marokko en de betrokken instellingen van de Gemeenschap en haar Lid-Staten.

  • 3 De samenwerking wordt met name verwezenlijkt door middel van:

    • a. de oprichting of uitbreiding van informatiecentra en centra voor sociale dienstverlening en gezondheidszorg met het oog op de behandeling en wederopname in de maatschappij van drugverslaafden;

    • b. de uitvoering van projecten op het gebied van preventie, voorlichting, opleiding, en epidemiologisch onderzoek;

    • c. het opstellen van normen voor de preventie van het onrechtmatig gebruik van precursoren en andere essentiële stoffen die worden gebruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen overeenkomend met de normen van de Gemeenschap en van de betrokken internationale organen, inzonderheid de Chemical Action Task Force (CATF);

    • d. het opstellen en uitvoeren van programma's voor de alternatieve ontwikkeling van de gebieden waar illegaal narcotische planten worden verbouwd.

Artikel 63

De twee partijen bepalen samen de nodige modaliteiten voor de verwezenlijking van de samenwerking op de terreinen van deze titel.

TITEL VI. SOCIALE EN CULTURELE SAMENWERKING

HOOFDSTUK I. BEPALINGEN INZAKE WERKNEMERS

Artikel 64

  • 1 Elke Lid-Staat past op de werknemers van Marokkaanse nationaliteit die werkzaam zijn op zijn grondgebied een regeling toe die wordt gekenmerkt door het ontbreken van elke discriminatie op grond van nationaliteit tussen deze werknemers en zijn eigen onderdanen voor wat betreft de arbeidsvoorwaarden, de lonen en het ontslag.

  • 2 Op elke Marokkaanse werknemer die gemachtigd is tijdelijk een beroepsactiviteit in loondienst uit te oefenen op het grondgebied van een Lid-Staat zijn de bepalingen van lid 1 van toepassing voor wat betreft de arbeidsvoorwaarden en de lonen.

  • 3 Marokko past dezelfde regeling toe op de op zijn grondgebied werkzame werknemers die onderdaan zijn van de Lid-Staten.

Artikel 65

  • 1 Behoudens het bepaalde in de onderstaande leden vallen de werknemers van Marokkaanse nationaliteit en de bij hen woonachtige gezinsleden op het gebied van de sociale zekerheid onder een regeling die wordt gekenmerkt door het ontbreken van elke discriminatie op grond van nationaliteit tussen deze werknemers en de eigen onderdanen van de Lid-Staten waar zij werkzaam zijn.

    Het begrip sociale zekerheid dekt alle takken van sociale zekerheid die betrekking hebben op uitkeringen bij ziekte en zwangerschap, pensioenen bij invaliditeit, ouderdomspensioenen, pensioenen voor nabestaanden, uitkeringen bij arbeidsongevallen en beroepsziekten, uitkeringen bij overlijden, werkloosheidsuitkeringen en kinderbijslag.

    Deze bepaling kan echter niet tot gevolg hebben dat de andere coördinatieregelingen waarin de op artikel 51 van het EG-Verdrag gebaseerde communautaire regelgeving voorziet worden toegepast in andere dan de in artikel 67 van deze Overeenkomst vervatte voorwaarden.

  • 2 Deze werknemers komen in aanmerking voor samentelling van de tijdvakken van verzekering, van arbeid of van woonplaats die zij in de verschillende Lid-Staten vervuld hebben, voor wat betreft de ouderdoms-, invaliditeits- en overlevingspensioenen en -renten, kinderbijslag, uitkeringen bij ziekte en zwangerschap, alsmede de gezondheidszorg voor de werknemer en zijn binnen de Gemeenschap woonachtig gezin.

  • 3 Deze werknemers komen in aanmerking voor gezinsbijslagen voor de leden van hun gezin die binnen de Gemeenschap woonachtig zijn.

  • 4 Deze werknemers mogen ouderdoms- en overlevingspensioenen en -renten, pensioenen en renten wegens arbeidsongevallen of beroepsziekten en invaliditeitspensioenen en -renten ingevolge arbeidsongevallen of beroepsziekten, vrij overmaken naar Marokko tegen die koers die geldt krachtens de wetgeving van de Lid-Staat of de Lid-Staten die de desbetreffende bedragen moeten betalen, met uitzondering van bijzondere uitkeringen waarvoor geen contributie is betaald.

  • 5 Marokko past een soortgelijke regeling als vermeld in de leden 1, 3 en 4 toe op de op zijn grondgebied werkzame werknemers die onderdaan zijn van de Lid-Staten en op hun gezinsleden.

Artikel 66

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op onderdanen van een van de partijen die illegaal op het grondgebied van het gastland verblijven of werken.

Artikel 67

  • 1 Voor het einde van het eerste jaar na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst stelt de Associatieraad de nodige bepalingen vast ten- einde de toepassing van de in artikel 65 vervatte beginselen te verzekeren.

  • 2 De Associatieraad stelt de regels vast voor een administratieve samenwerking die de nodige waarborgen inzake beheer en controle biedt voor de toepassing van het bepaalde in lid 1.

Artikel 68

De door de Associatieraad overeenkomstig artikel 67 vastgestelde bepalingen doen geen afbreuk aan de rechten en verplichtingen welke voortvloeien uit de bilaterale overeenkomsten tussen Marokko en de Lid-Staten, voor zover deze voor de Marokkaanse onderdanen of de onderdanen van de Lid-Staten een gunstiger regeling inhouden.

HOOFDSTUK II. DIALOOG OP SOCIAAL GEBIED

Artikel 69

  • 1 Tussen de partijen wordt een regelmatige dialoog ingesteld over elk onderwerp op sociaal gebied dat voor hen van belang is.

  • 2 De dialoog is het instrument voor onderzoek naar de manieren en voorwaarden om vooruitgang te bewerkstelligen wat betreft het verkeer van werknemers, de gelijke behandeling en de sociale integratie van ingezetenen van Marokko en van de Gemeenschap die legaal op het grondgebied van gastlanden verblijven.

  • 3 De dialoog heeft met name betrekking op alle problemen betreffende:

    • a. leef- en werkomstandigheden van de migrantengemeenschappen,

    • b. migraties,

    • c. clandestiene immigratie en de voorwaarden voor terugkeer van personen die niet voldoen aan de bepalingen van de wetgeving inzake verblijf en vestiging die in het gastland van toepassing is,

    • d. activiteiten en programma's ter bevordering van de gelijke behandeling van ingezetenen van Marokko en van de Gemeenschap, wederzijdse kennis van cultuur en beschaving, de ontwikkeling van tolerantie en de afschaffing van discriminatie.

Artikel 70

De dialoog op sociaal gebied wordt gehouden op dezelfde niveaus en volgens dezelfde modaliteiten als die van titel I, die tevens als kader ervoor kan dienen.

HOOFDSTUK III. SAMENWERKING OP SOCIAAL GEBIED

Artikel 71

  • 1 Teneinde de samenwerking op sociaal gebied tussen de partijen te consolideren worden activiteiten en programma's op elk gebied dat voor hen van belang is uitgevoerd.

    Hierbij hebben de volgende onderwerpen prioriteit:

    • a. vermindering van de migratiedruk, met name door de verbetering van de levensomstandigheden en het scheppen van werkgelegenheid en de ontwikkeling van het onderwijs in de emigratiegebieden;

    • b. reïntegratie van personen die gerepatrieerd zijn wegens het illegale karakter van hun situatie op grond van de wetgeving van de betrokken Lid-Staat;

    • c. bevordering van de rol van de vrouw in het sociale en economische ontwikkelingsproces, met name door middel van onderwijs en de media, en dit in het kader van het Marokkaanse beleid op dit gebied;

    • d. ontwikkeling en versterking van Marokkaanse programma's voor geboorteregeling en de bescherming van moeder en kind;

    • e. verbetering van het stelsel van sociale zekerheid;

    • f. verbetering van de ziektekostenverzekering;

    • g. de uitvoering en financiering van uitwisselings- en vrijetijdsprogramma's voor gemengde groepen Europese en Marokkaanse jongeren die in de Lid-Staten verblijven ter bevordering van de kennis van elkaars cultuur en van de tolerantie.

Artikel 72

De samenwerkingsactiviteiten kunnen worden verwezenlijkt in samenwerking met de Lid-Staten en de bevoegde internationale organisaties.

Artikel 73

De Associatieraad richt voor het einde van het eerste jaar na de datum van inwerkingtreding van deze Overeenkomst een werkgroep op. Deze is belast met de permanente en regelmatige evaluatie van de tenuitvoerlegging van de bepalingen van hoofdstukken 1 tot en met 3.

HOOFDSTUK IV. Culturele samenwerking

Artikel 74

  • 1 Met het oog op de vergroting van wederzijdse kennis en begrip en rekening houdend met reeds ondernomen activiteiten verbinden de partijen zich ertoe, met respect voor elkaars cultuur, de voorwaarden voor een duurzame culturele dialoog beter vast te leggen en een permanente culturele samenwerking te bevorderen, waarbij geen enkel terrein a priori wordt uitgesloten.

  • 2 Bij de vaststelling van de samenwerkingsactiviteiten en -programma's en de gemeenschappelijke activiteiten besteden de partijen bijzondere aandacht aan jongeren en aan geschreven en audiovisuele communicatie- en uitdrukkingsmiddelen, aan kwesties betreffende de bescherming van het erfgoed en de verbreiding van de cultuur.

  • 3 De partijen komen overeen dat de bestaande programma's voor culturele samenwerking in de Gemeenschap of in een of meer Lid-Staten tot Marokko kunnen worden uitgebreid.

TITEL VII. FINANCIËLE SAMENWERKING

Artikel 75

Teneinde zoveel mogelijk bij te dragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van deze Overeenkomst wordt een financiële samenwerking ten gunste van Marokko ingesteld volgens de passende modaliteiten en met de passende financiële middelen.

Deze modaliteiten worden met ingang van de inwerkingtreding van deze Overeenkomst in overleg tussen de partijen vastgesteld met behulp van de meest geschikte instrumenten.

Naast de in titel V en titel VI van deze Overeenkomst genoemde terreinen heeft deze samenwerking vooral betrekking op:

  • het bevorderen van hervormingen die gericht zijn op de modernisering van de economie;

  • het op peil brengen van de economische infrastructuur;

  • het bevorderen van particuliere investeringen en activiteiten die werkgelegenheid scheppen;

  • het rekening houden met de gevolgen voor de Marokkaanse economie van de geleidelijke instelling van een vrijhandelszone, met name vanuit het oogpunt van het op peil brengen en de omschakeling van de industrie;

  • het begeleiden van het beleid in de sociale sectoren.

Artikel 76

In het kader van de communautaire instrumenten ter ondersteuning van de programma's voor structurele aanpassing in de landen van het Middellandse-Zeegebied en in nauwe samenwerking met de Marokkaanse autoriteiten en andere partijen, in het bijzonder de internationale financiële instellingen, onderzoekt de Gemeenschap de middelen die geschikt zijn ter ondersteuning van de structuurmaatregelen van Marokko die gericht zijn op het herstel van een algemeen financieel evenwicht en het scheppen van een economisch klimaat dat een versnelde groei bevordert, waarbij echter de verbetering van het sociale welzijn van de bevolking niet uit het oog wordt verloren.

Artikel 77

Met het oog op een gecoördineerde benadering van de bijzondere macro-economische en financiële problemen die zouden kunnen voortvloeien uit de geleidelijke uitvoering van de bepalingen van deze Overeenkomst besteden de partijen bijzondere aandacht aan de ontwikkelingen in het handelsverkeer en de financiële betrekkingen tussen de Gemeenschap en Marokko in het kader van de krachtens titel V ingestelde regelmatige economische dialoog.

TITEL VIII. INSTITUTIONELE, ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 78

Hierbij wordt een Associatieraad opgericht die eens per jaar of telkens wanneer de omstandigheden zulks vereisen op ministerniveau bijeenkomt op initiatief van zijn voorzitter overeenkomstig zijn reglement van orde.

Hij behandelt alle belangrijke vraagstukken die zich in het kader van deze Overeenkomst voordoen en alle andere bilaterale of internationale vraagstukken van gemeenschappelijk belang.

Artikel 79

  • 1 De Associatieraad bestaat uit leden van de Raad van de Europese Unie en leden van de Commissie van de Europese Gemeenschappen, enerzijds, en uit leden van de Regering van het Koninkrijk Marokko, anderzijds.

  • 2 De leden van de Associatieraad mogen regelingen treffen om zich te doen vertegenwoordigen, overeenkomstig de daartoe in het reglement van orde van deze Associatieraad vast te stellen voorwaarden.

  • 3 De Associatieraad stelt zijn eigen reglement van orde vast.

  • 4 De Associatieraad wordt beurtelings voorgezeten door een lid van de Raad van de Europese Unie en door een lid van de regering van het Koninkrijk Marokko zulks overeenkomstig de in het reglement van orde van deze Associatieraad neer te leggen bepalingen.

Artikel 80

De Associatieraad heeft, voor de verwezenlijking van de doelstellingen van deze Overeenkomst, in de in deze Overeenkomst genoemde gevallen beslissingsbevoegdheid.

Zijn besluiten zijn bindend voor de partijen, die de nodige maatregelen treffen voor de uitvoering ervan. De Associatieraad kan ook alle nuttige aanbevelingen doen.

De besluiten en aanbevelingen van de Associatieraad worden vastgesteld in onderlinge overeenstemming tussen de twee partijen.

Artikel 81

  • 1 Hierbij wordt een Associatiecomité opgericht, dat toezicht houdt op het beheer van deze Overeenkomst, onder voorbehoud van de aan de Raad toegekende bevoegdheden.

  • 2 De Associatieraad kan alle of een deel van zijn bevoegdheden aan het Associatiecomité delegeren.

Artikel 82

[Wordt voorlopig toegepast per 01-05-2004]

  • 1 Het Associatiecomité vergadert op het niveau van hoge ambtenaren en bestaat uit vertegenwoordigers van de leden van de Raad van de Europese Unie en van leden van de Commissie van de Europese Gemeenschappen, enerzijds, en uit vertegenwoordigers van de regering van het Koninkrijk Marokko anderzijds.

  • 2 Het Associatiecomité stelt zijn reglement van orde vast.

  • 3 Het associatiecomité wordt beurtelings voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie van de Europese Gemeenschappen en een vertegenwoordiger van de regering van Marokko. In beginsel vergadert het Associatiecomité beurtelings in de Gemeenschap en in Marokko.

Artikel 83

Het Associatiecomité heeft een beslissingsbevoegdheid inzake het beheer van deze Overeenkomst, en op de terreinen waarop de Raad het comité bevoegdheden heeft toegekend.

Besluiten worden in overleg tussen de partijen genomen en zijn bindend voor de partijen die gehouden zijn de maatregelen te nemen die voor de uitvoering ervan nodig zijn.

Artikel 84

De Associatieraad kan besluiten werkgroepen of lichamen in te stellen die voor de uitvoering van deze Overeenkomst nodig zijn.

Artikel 85

De Associatieraad kan alle nuttige maatregelen nemen ter bevordering van de samenwerking en de contacten tussen het Europees Parlement en de parlementaire instellingen van het Koninkrijk Marokko, en tussen het Economisch en Sociaal Comité van de Gemeenschap en de overeenkomstige instelling in het Koninkrijk Marokko.

Artikel 86

  • 1 Elk van beide partijen mag ieder geschil dat verband houdt met de toepassing of de interpretatie van deze Overeenkomst aan de Associatieraad voorleggen.

  • 2 De Associatieraad kan het geschil bij besluit beslechten.

  • 3 Elk van beide partijen is verplicht de voor de uitvoering van het in lid 2 bedoelde besluit vereiste maatregelen te treffen.

  • 4 Indien het geschil niet overeenkomstig lid 2 kan worden beslecht, kan elk van beide partijen de andere ervan in kennis stellen dat zij een scheidsrechter heeft aangewezen, waarop de andere partij binnen twee maanden een tweede scheidsrechter moet aanwijzen. Voor de toepassing van deze procedure worden de Gemeenschap en de Lid-Staten geacht één der beide partijen bij het geschil te zijn.

    De Associatieraad wijst een derde scheidsrechter aan.

    De scheidsrechters beslissen bij meerderheid van stemmen.

    Elke partij bij het geschil moet het nodige doen om de beslissing van de scheidsrechters ten uitvoer te leggen.

Artikel 87

Niets in deze Overeenkomst zal een overeenkomstsluitende partij beletten maatregelen te nemen:

  • a. die zij nodig acht om de onthulling van informatie die tegen haar vitale veiligheidsbelangen indruist, te beletten;

  • b. die verband houden met de produktie van of de handel in wapens, munitie of oorlogsmateriaal of met onderzoek, ontwikkeling of produktie die absoluut vereist zijn voor defensiedoeleinden, mits deze maatregelen geen afbreuk doen aan de concurrentievoorwaarden voor produkten die niet voor specifiek militaire doeleinden bestemd zijn;

  • c. die zij van vitaal belang voor haar eigen veiligheid acht, in geval van ernstige binnenlandse problemen die de openbare orde bedreigen, in tijden van oorlog of ernstige internationale spanningen die een oorlogsdreiging inhouden, of om verplichtingen na te komen die zij voor de bewaring van de vrede en de internationale veiligheid heeft aangegaan.

Artikel 88

Op de door deze Overeenkomst bestreken terreinen en onverminderd eventueel daarin neergelegde bijzondere bepalingen, geldt het volgende:

  • de regelingen die het Koninkrijk Marokko ten opzichte van de Gemeenschap toepast zullen geen aanleiding geven tot discriminatie tussen de Lid-Staten, hun onderdanen dan wel hun vennootschappen;

  • de regelingen die de Gemeenschap ten opzichte van het Koninkrijk Marokko toepast zullen geen aanleiding geven tot discriminatie tussen Marokkaanse onderdanen of vennootschappen.

Artikel 89

Geen enkele bepaling van deze Overeenkomst heeft tot gevolg:

  • de uitbreiding van de door een partij toegekende voordelen op fiscaal gebied in enige internationale overeenkomst of regeling waardoor deze partij gebonden is;

  • het verhinderen van de vaststelling of toepassing door een partij van enige maatregel die gericht is op het voorkomen van fraude of belastingontduiking;

  • er afbreuk wordt gedaan aan het recht van een partij de ter zake doende bepalingen van haar fiscale wetgeving toe te passen op belastingplichtigen die zich niet in dezelfde situatie bevinden ten aanzien van hun woonplaats.

Artikel 90

  • 1 De partijen treffen alle algemene en bijzondere maatregelen die vereist zijn om aan hun verplichtingen krachtens deze Overeenkomst te voldoen. Zij zien erop toe dat de in deze Overeenkomst aangegeven doelstellingen worden bereikt.

  • 2 Indien een van de partijen van mening is dat de andere partij een verplichting van deze Overeenkomst niet is nagekomen, kan zij passende maatregelen treffen. Alvorens dit te doen, behalve in bijzonder dringende gevallen, verstrekt zij de Associatieraad alle ter zake doende informatie die nodig is voor een grondig onderzoek van de situatie, om een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te vinden.

    Bij voorrang moeten die maatregelen worden gekozen die de goede werking van deze Overeenkomst het minst verstoren. Deze maatregelen worden onmiddellijk ter kennis van de Associatieraad gebracht; op verzoek van de andere partij wordt daaromtrent in de Associatieraad overleg gepleegd.

Artikel 91

De protocollen 1 tot en met 5 en de bijlagen 1 tot en met 7 en de verklaringen vormen een integrerend onderdeel van deze Overeenkomst. De verklaringen en de briefwisselingen zijn opgenomen in de Slotakte die een integrerend onderdeel vormt van deze Overeenkomst.

Artikel 92

Voor de toepassing van deze Overeenkomst wordt met de term „partijen" bedoeld de Gemeenschap, of de Lid-Staten, of de Gemeenschap en haar Lid-Staten, overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden, enerzijds, en Marokko, anderzijds.

Artikel 93

Deze Overeenkomst wordt voor onbepaalde tijd gesloten.

Elk van beide partijen kan deze Overeenkomst door kennisgeving aan de andere partij opzeggen. Deze Overeenkomst houdt op van toepassing te zijn zes maanden na de datum van die kennisgeving.

Artikel 94

Deze Overeenkomst is van toepassing op het grondgebied waar het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal van toepassing zijn, overeenkomstig de bepalingen van genoemde verdragen, enerzijds, en op het grondgebied van het Koninkrijk Marokko, anderzijds.

Artikel 95

Deze Overeenkomst is opgesteld in tweevoud in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese, de Spaanse, de Zweedse, en de Arabische taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

Artikel 96

  • 1 Deze Overeenkomst wordt door de partijen volgens hun eigen procedures goedgekeurd.

    Deze Overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand na de datum waarop de partijen elkaar kennisgeving doen van het feit dat de in de eerste alinea bedoelde procedures zijn voltooid.

  • 2 Bij haar inwerkingtreding vervangt deze Overeenkomst de Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Marokko, en de Overeenkomst tussen de Lid-Staten van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en het Koninkrijk Marokko, die op 25 april 1976 te Rabat werden getekend.

GEDAAN te Brussel, de zesentwintigste februari negentienhonderdzesennegentig.

Protocol Nr. 1. betreffende de regeling die bij de invoer in de Europese Unie van landbouwproducten, verwerkte landbouwproducten, vis en visserijproducten van oorsprong uit het Koninkrijk Marokko van toepassing is

Voor de invoer in de Europese Unie van landbouwproducten, verwerkte landbouwproducten, vis en visserijproducten van oorsprong uit Marokko gelden de hieronder vastgestelde voorwaarden.

TITEL I. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

  • 1 In verband met de versnelde liberalisering van de bilaterale handel in landbouwproducten, verwerkte landbouwproducten, vis en visserijproducten tussen het Koninkrijk Marokko en de Europese Unie hebben beide partijen, overeenkomstig de Euro-mediterrane routekaart van Rabat 2005 voor de liberalisering van de handel in landbouwproducten, verwerkte landbouwproducten, vis en visserijproducten, nieuwe bepalingen en concessies vastgesteld.

  • 2 Deze nieuwe bepalingen en concessies, zoals neergelegd in de hierna volgende specifieke bepalingen, gelden voor de bilaterale handel van beide partijen in landbouwproducten, verwerkte landbouwproducten, vis en visserijproducten.

TITEL II. SPECIFIEKE BEPALINGEN

Artikel 2. Tariefbepalingen

  • 1 Op de datum van inwerkingtreding van het onderhavige protocol worden de douanerechten (ad valorem en specifiek) bij invoer in de Europese Unie van landbouwproducten, verwerkte landbouwproducten, vis en visserijproducten van oorsprong uit Marokko afgeschaft, tenzij anders is bepaald in de leden 2 en 3 voor landbouwproducten en in artikel 5 voor verwerkte landbouwproducten.

  • 2 Voor de in de bijlage bij het onderhavige protocol genoemde producten van oorsprong uit Marokko worden de douanerechten binnen de grenzen van de tariefcontingenten die voor elk van die producten in kolom b zijn vermeld, verlaagd met het in kolom a vermelde percentage.

    Voor de hoeveelheden die de tariefcontingenten overschrijden, worden de douanerechten verlaagd met het voor elk van die producten in kolom c vermelde percentage.

  • 3 In afwijking van de leden 1 en 2 geldt het volgende:

    • a) voor de producten waarop, enerzijds, invoerprijzen overeenkomstig artikel 140 bis van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad2 en, anderzijds, ad-valoremdouanerechten en specifieke douanerechten overeenkomstig het gemeenschappelijk douanetarief van toepassing zijn, is de afschaffing alleen van toepassing op het ad-valoremgedeelte;

    • b) voor de producten in onderstaande tabel zijn de conventionele invoerprijzen op basis waarvan de specifieke rechten in de aangegeven perioden tot nul worden verlaagd, gelijk aan de hieronder aangegeven prijzen en wordt het ad-valoremrecht afgeschaft binnen de grenzen van de in de bijlage bij het onderhavige protocol vastgestelde tariefcontingenten en voor onbeperkte hoeveelheden bij de producten van de GN-codes 07099080, 08051020, 08061010, 08091000 en 30.

      GN-code

      Product

      Periode

      Conventionele invoerprijs (EUR/100 kg)

      0702 00 00

      Tomaten, vers of gekoeld

      1.10-31.5

      46,1

      0707 00 05

      Komkommers, vers of gekoeld

      1.11-31.5

      44,9

      0709 90 70

      Kleine pompoenen (zogenaamde courgettes), vers of gekoeld

      1.10-31.1

      1.2-31.3

      1.4-20.4

      42,4

      41,3

      42,4

      0709 90 80

      Artisjokken, vers of gekoeld

      1.11-31.12

      57,1

      0805 10 20

      Sinaasappelen, andere dan pomeransen (bittere oranjeappelen), vers

      1.12-31.5

      26,4

      0805 20 10

      Clementines, vers

      1.11-eind februari

      48,4

      0806 10 10

      Druiven voor tafelgebruik

      21.7-20.11

      35,8

      0809 10 00

      Abrikozen, vers

      1.6-31.7

      64,5

      0809 30

      Perziken (nectarines daaronder begrepen), vers

      11.6-30.9

      49,1

      Voor de producten in bovenstaande tabel geldt hetgeen hieronder volgt:

      Indien de invoerprijs van een zending 2, 4, 6 of 8 % lager is dan de conventionele invoerprijs, bedraagt het specifieke preferentiële douanerecht respectievelijk 2, 4, 6 of 8 % van die conventionele invoerprijs;

      Indien de invoerprijs van een zending minder dan 92 % van de conventionele invoerprijs bedraagt, dan is het in de WTO geconsolideerde specifieke douanerecht van toepassing;

      De conventionele invoerprijzen worden in dezelfde verhouding en hetzelfde tempo verlaagd als de in het kader van de WTO geconsolideerde invoerprijzen;

    • c) voor de producten van de GN-codes 1701 en 1702, behalve de GN-codes 17021100, ex17023050, ex17023090 (lactose en chemisch zuivere, al van douanerechten vrijgestelde glucose) en behalve het in de bijlage bij het onderhavige protocol genoemde product van GN-code 17025000, geldt geen enkele preferentiële tariefconcessie.

  • 4 Voor de producten van de GN-codes 07070005 en 07099070 wordt de omvang van de tariefcontingenten verhoogd in vier gelijke tranches van elk 3 % van de hoeveelheden die zijn vermeld in kolom b in de bijlage bij het onderhavige protocol. De eerste verhoging vindt plaats op de datum van de tweede opening van elk tariefcontingent na de inwerkingtreding van het onderhavige protocol.

  • 5 Voor het eerste toepassingsjaar van het onderhavige protocol wordt de omvang van de tariefcontingenten waarvan de toepassingsperiode is begonnen vóór de datum van inwerkingtreding van het onderhavige protocol, berekend in verhouding tot het basisvolume, rekening houdend met het gedeelte van de periode dat op de datum van inwerkingtreding van het onderhavige protocol reeds is verstreken.

Artikel 3. Tomaten

  • 1 Tomaten, vers of gekoeld, van GN-code 07020000 valt voor elke periode van 1 oktober tot en met 31 mei, hierna „verkoopseizoen” genoemd, de in de bijlage bij het onderhavige protocol vermelde preferentiële behandeling ten deel overeenkomstig de maandelijkse tariefcontingenten en het aanvullende tariefcontinent zoals hieronder aangegeven:

    Maandelijks basistariefcontingent

    Verkoopsei-zoen 2011/2012

    Verkoopsei-zoen 2012/2013

    Verkoopsei-zoen 2013/2014

    Verkoopsei-zoen 2014/2015

    Verkoopseizoen 2015/2016 en volgende

    Oktober

    12 900

    13 350

    13 800

    14 250

    14 700

    November

    33 700

    34 900

    36 100

    37 300

    38 500

    December

    38 100

    39 450

    40 800

    42 150

    43 500

    Januari

    38 100

    39 450

    40 800

    42 150

    43 500

    Februari

    38 100

    39 450

    40 800

    42 150

    43 500

    Maart

    38 100

    39 450

    40 800

    42 150

    43 500

    April

    20 000

    20 700

    21 400

    22 100

    22 800

    Mei

    6 000

    6 250

    6 500

    6 750

    7 000

    Totaal

    225 000

    233 000

    241 000

    249 000

    257 000

    Aanvullend tariefcontingent (van 1 november tot en met 31 mei)

    28 000

    28 000

    28 000

    28 000

    28 000

  • 2 Marokko verbindt zich ertoe in een bepaalde maand niet meer dan 30 % van het aanvullende tariefcontingent te benutten.

  • 3 In elk verkoopseizoen worden op 15 januari en op de tweede werkdag na 1 april de afboekingen op de van oktober tot en met december, respectievelijk van januari tot en maart geldende maandelijkse basistariefcontingenten beëindigd. Op de daaropvolgende werkdag bepalen de diensten van de Commissie het ongebruikte saldo van deze maandelijkse basiscontingenten en boeken deze over naar het aanvullende contingent voor dat verkoopseizoen. Vanaf deze data worden aanvragen om met terugwerkende kracht gebruik te maken van een van de stopgezette maandelijkse basistariefcontingenten die in de maanden november, december en januari tot en met maart gelden, en eventuele terugboekingen van ongebruikte hoeveelheden van deze stopgezette maandelijkse basiscontingenten toegerekend aan het voor dat verkoopseizoen geldende aanvullende tariefcontingent.

  • 4 Marokko deelt de diensten van de Commissie binnen een termijn die een nauwkeurige en betrouwbare kennisgeving mogelijk maakt, de hoeveelheden mee die wekelijks naar de Europese Unie worden uitgevoerd. Deze termijn mag in geen geval meer dan 15 dagen bedragen.

Artikel 4. Samenwerking

  • 1 De in artikel 2, leden 2 en 3, en artikel 3 overeengekomen specifieke regeling heeft tot doel de traditionele uitvoer uit Marokko naar de Europese Unie in stand te houden en verstoring van de communautaire markten te voorkomen.

  • 2 Om dit doel volledig te kunnen bereiken en de marktstabiliteit en de continue voorziening in de sector groenten en fruit te verbeteren, raadplegen beide partijen elkaar ten minste eenmaal per jaar, dan wel op enig ander tijdstip binnen ten hoogste vijf werkdagen nadat een van de partijen een daartoe strekkend verzoek heeft gedaan.

  • 3 Het overleg heeft betrekking op de handel in het vorige verkoopseizoen en op de vooruitzichten voor het volgende verkoopseizoen, met name wat betreft de marktsituatie, de productievooruitzichten, de verwachte producenten- en uitvoerprijzen, de mogelijke ontwikkeling van de markten en de uitvoeringsbepalingen voor de specifieke regelingen krachtens artikel 2, lid 3, en artikel 3. Bij dit overleg kunnen de partijen zo nodig door deskundigen of vertegenwoordigers uit de sector worden bijgestaan.

Artikel 5. Verwerkte landbouwproducten

  • 1 Voor de hierna volgende producten met een gehalte aan sacharose of isoglucose van 70 % of meer geldt een bijzonder toezichtmechanisme:

    GN-code1)

    Omschrijving2)

    ex 17049099

    Ander suikerwerk zonder cacao, met een sacharosegehalte (het gehalte aan invertsuiker, berekend als sacharose, daaronder begrepen) of met een isoglucosegehalte van 70 of meer gewichtspercenten

    ex 18061030

    Cacaopoeder, waaraan suiker of andere zoetstoffen zijn toegevoegd, met een sacharosegehalte (het gehalte aan invertsuiker, berekend als sacharose, daaronder begrepen) of met een isoglucosegehalte, berekend als sacharose, van 70 of meer doch minder dan 80 gewichtspercenten

    18061090

    Cacaopoeder, waaraan suiker of andere zoetstoffen zijn toegevoegd, met een sacharosegehalte (het gehalte aan invertsuiker, berekend als sacharose, daaronder begrepen) of met een isoglucosegehalte, berekend als sacharose, van 80 of meer gewichtspercenten

    ex 18062095

    Andere bereidingen voor menselijke consumptie die cacao bevatten, hetzij in blokken of in staven, met een gewicht van meer dan 2 kg, hetzij in vloeibare toestand of in de vorm van pasta, poeder, korrels of dergelijke, in recipiënten of in andere verpakkingen, met een inhoud per onmiddellijke verpakking van meer dan 2 kg, met een sacharosegehalte (het gehalte aan invertsuiker, berekend als sacharose, daaronder begrepen) of met een isoglucosegehalte van 70 of meer gewichtspercenten

    ex 19019099

    Andere bereidingen voor menselijke consumptie van meel, gries, griesmeel, zetmeel of moutextract, met een sacharosegehalte (het gehalte aan invertsuiker, berekend als sacharose, daaronder begrepen) of met een isoglucosegehalte van 70 of meer gewichtspercenten

    ex 21011298

    Preparaten op basis van koffie, met een sacharosegehalte (het gehalte aan invertsuiker, berekend als sacharose, daaronder begrepen) of met een isoglucosegehalte van 70 of meer gewichtspercenten

    ex 21012098

    Preparaten op basis van thee of van maté, met een sacharosegehalte (het gehalte aan invertsuiker, berekend als sacharose, daaronder begrepen) of met een isoglucosegehalte van 70 of meer gewichtspercenten

    ex 21069059

    Andere suikerstroop, gearomatiseerd of met toegevoegde kleurstoffen, met een sacharosegehalte (het gehalte aan invertsuiker, berekend als sacharose, daaronder begrepen) of met een isoglucosegehalte van 70 of meer gewichtspercenten

    ex21069098

    Andere producten voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen, met een sacharosegehalte (het gehalte aan invertsuiker, berekend als sacharose, daaronder begrepen) of met een isoglucosegehalte van 70 of meer gewichtspercenten

    ex 33021029

    Andere mengsels en bereidingen op basis van reukstoffen, van de soort gebruikt in de drankenindustrie, met een sacharosegehalte (het gehalte aan invertsuiker, berekend als sacharose, daaronder begrepen) of met een isoglucosegehalte van 70 of meer gewichtspercenten

    1) GN-codes overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1031/2008 (PB L 291 van 31.10.2008, blz. 1).

    2) Onverminderd de regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur dient de tekst van de productomschrijving als louter indicatief te worden beschouwd, aangezien het preferentiestelsel in het kader van deze bijlage door de draagwijdte van de GN-codes wordt bepaald. Voor ex GN-codes is de draagwijdte van zowel de GN-code als de omschrijving bepalend.

  • 2 Wanneer de ingevoerde hoeveelheid van de in lid 1 genoemde producten van oorsprong uit Marokko in het lopende kalenderjaar cumulatief met meer dan 20 % is gestegen ten opzichte van de gemiddelde jaarlijkse invoer over de drie voorgaande kalenderjaren, schorst de Europese Unie de preferentiële behandeling in het lopende kalenderjaar.

  • 3 Lid 2 is niet van toepassing indien de totale ingevoerde hoeveelheid vanaf het begin van het lopende kalenderjaar voor alle in lid 1 genoemde producten minder dan 5000 ton bedraagt.

  • 4 Binnen vijf werkdagen nadat de schorsing van de preferentiële behandeling van kracht is geworden, plegen de partijen overleg om samen de marktsituatie te beoordelen, zowel in kwantitatief opzicht als wat betreft de indeling van de betrokken producten in het douanetarief, teneinde tot een akkoord over de voorwaarden voor de herinvoering van de preferentiële behandeling te komen.

  • 5 Zodra aan de in lid 4 bedoelde voorwaarden is voldaan, stelt de Europese Unie binnen ten hoogste 15 werkdagen de maatregelen vast om de schorsing met onmiddellijke ingang op te heffen.

    De preferentiële behandeling wordt evenwel in elk geval weer ingesteld:

    • uiterlijk aan het begin van het volgende jaar indien de schorsing vóór 30 juni ingaat;

    • binnen ten hoogste zes maanden na de vankrachtwording van de schorsing, indien deze na 30 juni ingaat.

  • 6 Uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van het onderhavige protocol komen de partijen bijeen om de werking van dit toezichtsmechanisme gezamenlijk te toetsen.

Artikel 6. Rendez-vousclausule

De partijen komen uiterlijk drie jaar na de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst bijeen om na te gaan of het mogelijk is om de preferentiële concessies wederzijds te verbeteren, zulks rekening houdend met het landbouwbeleid en met de gevoeligheid en de specifieke kenmerken van elk betrokken product.

Artikel 7. Vrijwaringsmaatregel

Onverminderd de artikelen 25, 26 en 27 van de overeenkomst openen de partijen, indien de bijzondere gevoeligheid van de landbouwmarkten tot gevolg heeft dat een verhoogde invoer van producten van oorsprong uit Marokko waarop de krachtens dit protocol verleende concessies van toepassing zijn, ernstige problemen veroorzaakt op de markt en/of de productiesector ernstig schaadt, onverwijld overleg om een passende oplossing voor de problemen te vinden. In afwachting van deze oplossing mag de importerende partij de maatregelen nemen die zij noodzakelijk acht.

De vrijwaringsmaatregel uit hoofde van de vorige alinea mag voor ten hoogste één jaar worden toegepast en mag slechts eenmaal worden verlengd nadat het associatiecomité een daartoe strekkend besluit heeft genomen.

Artikel 8. Sanitaire en fytosanitaire bepalingen, technische voorschriften, normen

Om de belemmeringen voor de handel in landbouwproducten, verwerkte landbouwproducten, vis en visserijproducten weg te nemen, passen de partijen in het kader van hun bilaterale handel de hierna volgende sanitaire en fytosanitaire bepalingen, technische voorschriften en normen toe:

  • 1. De rechten en plichten van de partijen op het gebied van de sanitaire en fytosanitaire maatregelen vloeien voort uit de WTO-overeenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen (de SPS-overeenkomst).

  • 2. Bij de toepassing van de sanitaire en fytosanitaire maatregelen wordt rekening gehouden met de normen, procedures en aanbevelingen van de internationale normalisatieorganisaties (de Commissie van de Codex Alimentarius, de Wereldorganisatie voor diergezondheid, het Internationaal Bureau voor besmettelijke veeziekten, het Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten en de Plantenbeschermingsorganisatie voor Europa en het gebied van de Middellandse Zee).

  • 3. Ten aanzien van de rechten en plichten van de partijen op het gebied van de technische voorschriften, de normen en de conformiteitsbeoordeling gelden de bepalingen van de WTO-overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen (TBT-overeenkomst).

  • 4. De partijen stellen elkaar in kennis van de namen en contactgegevens van de contactpunten om de behandeling en oplossing van problemen in verband met de toepassing van de leden 1, 2 en 3 te vergemakkelijken.

Artikel 9. Geografische aanduidingen

De partijen hebben overeenkomstig de Euro-mediterrane routekaart voor de landbouw 2005 besprekingen gevoerd over de afzetbevordering, de valorisatie van kwaliteitsproducten en de bescherming van kwaliteitsmerken.

Deze besprekingen hebben ertoe geleid dat de partijen, gezien hun gemeenschappelijke belang om een akkoord te sluiten over de bescherming van geografische aanduidingen voor landbouwproducten, verwerkte landbouwproducten, vis en visserijproducten, zijn overeengekomen om binnen drie maanden na de inwerkingtreding van het onderhavige protocol onderhandelingen daarover te starten.

Artikel 10. Wijnen met oorsprongsbenaming

Wijn met een geografische aanduiding van oorsprong uit Marokko met de vermelding „gecontroleerde oorsprongsbenaming” overeenkomstig het Marokkaanse recht moet vergezeld gaan van een document V I 1 of V I 2 zoals voorgeschreven in Verordening (EG) nr. 555/20083 , en met name artikel 50, lid 2, betreffende het bij invoer van wijn, druivensap en druivenmost voorgeschreven attest en analyseverslag.

Protocol nr. 2. betreffende de regeling die bij de invoer in het Koninkrijk Marokko van landbouwproducten, verwerkte landbouwproducten, vis en visserijproducten van oorsprong uit de Europese Unie van toepassing is

Voor de invoer in het Koninkrijk Marokko van landbouwproducten, verwerkte landbouwproducten, vis en visserijproducten van oorsprong uit de Europese Unie gelden de hieronder vastgestelde voorwaarden.

TITEL I. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

  • 1 In verband met de versnelde liberalisering van de bilaterale handel in landbouwproducten, verwerkte landbouwproducten, vis en visserijproducten tussen het Koninkrijk Marokko en de Europese Unie hebben beide partijen, overeenkomstig de Euro-mediterrane routekaart van Rabat 2005 voor de liberalisering van de handel in landbouwproducten, verwerkte landbouwproducten, vis en visserijproducten, nieuwe bepalingen en concessies vastgesteld.

  • 2 Deze nieuwe bepalingen en concessies, zoals neergelegd in de hierna volgende specifieke bepalingen, gelden voor de bilaterale handel van beide partijen in landbouwproducten, verwerkte landbouwproducten, vis en visserijproducten.

TITEL II. SPECIFIEKE BEPALINGEN

Artikel 2. Tariefbepalingen

  • 1 Vanaf de datum van inwerkingtreding van het onderhavige protocol gelden voor de invoer in het Koninkrijk Marokko van landbouwproducten, verwerkte landbouwproducten, vis en visserijproducten van oorsprong uit de Europese Unie de voorwaarden zoals vastgesteld in de lijsten 1, 2 en 3 bij het onderhavige protocol.

  • 2 De in lijst 1 bij het onderhavige protocol genoemde producten worden aan een liberaliseringsproces onderworpen waarbij de douanerechten vanaf de inwerkingtreding van de overeenkomst jaarlijks lineair (in gelijke tranches) worden afgebouwd overeenkomstig de volgende gegevens in kolom (a):

    • G1: de douanerechten worden vanaf de inwerkingtreding van het onderhavige protocol afgeschaft;

    • G2: de douanerechten worden vanaf de inwerkingtreding van het onderhavige protocol in vijf jaar lineair afgebouwd tot 0 %; voor de producten van deze groep die in kolom (a) met een asterix zijn gemarkeerd, bedraagt de periode van afbouw twee jaar, te rekenen vanaf 1 maart 2010;

    • G3: de douanerechten worden vanaf de inwerkingtreding van het onderhavige protocol in tien jaar lineair afgebouwd tot 0 %.

  • 3 Onverminderd lid 2 worden voor de in lijst 2 bij het onderhavige protocol genoemde producten van oorsprong uit de Europese Unie de douanerechten binnen de grenzen van de tariefcontingenten die voor elk van die producten in kolom b zijn vermeld, verlaagd met het in kolom a vermelde percentage.

    Voor de hoeveelheden die de tariefcontingenten overschrijden, worden de douanerechten vanaf de inwerkingtreding van de overeenkomst lineair afgebouwd volgens het schema dat is vastgesteld voor groep G2 of G3, als genoemd in lid 2.

  • 4 Voor de producten van oorsprong uit de Europese Unie die niet worden geliberaliseerd en in lijst 3 bij het onderhavige protocol zijn vermeld, worden de douanerechten binnen de grenzen van de tariefcontingenten die voor elk van die producten in kolom b zijn vermeld, verlaagd met het in kolom a vermelde percentage. Op invoer buiten het quotum is het geldende MFN-recht van toepassing.

  • 5 Voor de producten van GS-code 1701 geldt geen enkele preferentiële tariefconcessie, behalve voor de in lijst 1 bij het onderhavige protocol opgenomen producten van de GS-codes 1701 99 10 11, 1701 99 10 19, 1701 99 20 00 en 1701 99 99 00.

Artikel 3. Granen

  • 1 Voor granen van Marokkaanse code 1001 90 90 10 wordt het tariefcontingent overeenkomstig voetnoot 2 bij lijst 3 van het onderhavige protocol vastgesteld op basis van de Marokkaanse productie van het lopende jaar, zoals die in mei door de Marokkaanse autoriteiten geraamd en bekendgemaakt wordt. In voorkomend geval wordt dit contingent einde juli aangepast ingevolge een mededeling van de Marokkaanse autoriteiten waarin de definitieve omvang van de Marokkaanse productie wordt vastgesteld. Met wederzijds goedvinden van beide partijen kan het resultaat van deze aanpassing evenwel, naargelang van de uitkomsten van het in artikel 4 bedoelde overleg, met 5 % naar boven of naar beneden worden bijgesteld.

  • 2 Het bovenbedoelde tariefcontingent geldt niet voor juni en juli. De partijen spreken bij het in het voorgaande lid bedoelde overleg af dat zij zullen nagaan of het wenselijk is deze periode te verlengen in het licht van de vooruitzichten voor de Marokkaanse markt. Deze periode kan evenwel niet langer dan tot en met 31 augustus worden verlengd.

  • 3 Voor de in lijst 3 van het onderhavige protocol vermelde producten van code 1001 90 90 10 is het in kolom a aangegeven douanerecht het op 1 oktober 2003 toegepaste douanerecht, dat als maximum blijft gelden voor de berekening van de tariefverlaging.

    Wanneer het douanerecht na die datum erga omnes wordt verlaagd, wordt het in kolom „a” vermelde percentage als volgt gewijzigd:

    • bij een verlaging erga omnes wordt het percentage met 0,275 % verhoogd voor elk procentpunt waarmee het douanerecht verlaagd wordt;

    • bij een daaropvolgende verhoging erga omnes wordt het percentage met 0,275 % verlaagd voor elk procentpunt waarmee het douanerecht verhoogd wordt;

    • bij nieuwe aanpassingen naar beneden of naar boven wordt het uit de toepassing van de voorgaande streepjes resulterende percentage volgens de desbetreffende formule gewijzigd.

  • 4 Wanneer Marokko na de inwerkingtreding van het onderhavige protocol [op grond van een internationale overeenkomst] een grotere tariefverlaging voor granen van Marokkaanse code 1001 90 90 10 aan een derde land toekent, verbindt het zich ertoe op autonome wijze dezelfde tariefverlaging aan de Europese Unie toe te kennen.

Artikel 4. Samenwerking

  • 1 Om het beheer in het kader van artikel 3, lid 1, mogelijk te maken en de voorziening van de Marokkaanse markt, alsook de stabiliteit en de continuïteit ervan te garanderen, de marktprijzen in Marokko te stabiliseren en de traditionele handelsstromen in stand te houden, wordt in deze sector de volgende samenwerkingsregeling toegepast: vóór het begin van elk verkoopseizoen, doch uiterlijk in de eerste helft van juni, vindt overleg tussen beide partijen plaats.

  • 2 Tijdens dit overleg wordt de marktsituatie voor granen besproken, en met name de productievooruitzichten voor zachte tarwe in Marokko, de voorraadsituatie, het verbruik, de producentenprijzen, de mogelijke marktontwikkelingen en de mogelijkheden om het aanbod op de vraag af te stemmen.

Artikel 5. Rendez-vousclausule

De partijen komen uiterlijk drie jaar na de datum van inwerkingtreding van onderhavig protocol bijeen om na te gaan of het mogelijk is om de preferentiële concessies wederzijds te verbeteren, zulks rekening houdend met het landbouwbeleid en met de gevoeligheid en de specifieke kenmerken van elk betrokken product.

Artikel 6. Vrijwaringsmaatregel

Onverminderd de artikelen 25, 26 en 27 van de overeenkomst openen de partijen, indien de bijzondere gevoeligheid van de landbouwmarkten tot gevolg heeft dat een verhoogde invoer van producten van oorsprong uit de Europese Unie waarop de krachtens dit protocol verleende concessies van toepassing zijn, ernstige problemen veroorzaakt op de markt en/of de productiesector ernstig schaadt, onverwijld overleg om een passende oplossing voor de problemen te vinden. In afwachting van deze oplossing mag de importerende partij de maatregelen nemen die zij noodzakelijk acht.

De vrijwaringsmaatregel uit hoofde van de vorige alinea mag voor ten hoogste één jaar worden toegepast en mag slechts eenmaal worden verlengd nadat het associatiecomité een daartoe strekkend besluit heeft genomen.

Artikel 7. Sanitaire en fytosanitaire bepalingen, technische voorschriften, normen

Om de belemmeringen voor de handel in landbouwproducten, verwerkte landbouwproducten, vis en visserijproducten weg te nemen, passen de partijen in het kader van hun bilaterale handel de hierna volgende sanitaire en fytosanitaire bepalingen, technische voorschriften en normen toe:

  • 1. De rechten en plichten van de partijen op het gebied van de sanitaire en fytosanitaire maatregelen vloeien voort uit de WTO-overeenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen (de SPS-overeenkomst).

  • 2. Bij de toepassing van de sanitaire en fytosanitaire maatregelen wordt rekening gehouden met de normen, procedures en aanbevelingen van de internationale normalisatieorganisaties (de Commissie van de Codex Alimentarius, de Wereldorganisatie voor diergezondheid, het Internationaal Bureau voor besmettelijke veeziekten, het Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten en de Plantenbeschermingsorganisatie voor Europa en het gebied van de Middellandse Zee).

  • 3. Ten aanzien van de rechten en plichten van de partijen op het gebied van de technische voorschriften, de normen en de conformiteitsbeoordeling gelden de bepalingen van de WTO-overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen (TBT-overeenkomst).

  • 4. De partijen stellen elkaar in kennis van de namen en contactgegevens van de contactpunten om de behandeling en oplossing van problemen in verband met de toepassing van de leden 1, 2 en 3 te vergemakkelijken.

Artikel 8. Geografische aanduidingen

De partijen hebben overeenkomstig de Euro-mediterrane routekaart voor de landbouw 2005 besprekingen gevoerd over de afzetbevordering, de valorisatie van kwaliteitsproducten en de bescherming van kwaliteitsmerken.

Deze besprekingen hebben ertoe geleid dat de partijen, gezien hun gemeenschappelijke belang om een akkoord te sluiten over de bescherming van geografische aanduidingen voor landbouwproducten, verwerkte landbouwproducten, vis en visserijproducten, zijn overeengekomen om binnen drie maanden na de inwerkingtreding van het onderhavige protocol onderhandelingen daarover te starten.

Protocol nr. 4. betreffende de definitie van het begrip „producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking

TITEL I. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Definities

Voor de toepassing van dit protocol wordt verstaan onder:

  • a. „vervaardiging”: elke soort be- of verwerking, met inbegrip van assemblage of speciale behandelingen;

  • b. „materiaal”: alle ingrediënten, grondstoffen, componenten, delen, enz., die bij de vervaardiging van het product worden gebruikt;

  • c. „product”: het verkregen product, zelfs indien het bestemd is om later bij de vervaardiging van een ander product te worden gebruikt;

  • d. „goederen”: zowel materialen als producten;

  • e. „douanewaarde”: de waarde zoals bepaald bij de overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van de Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel van 1994 (Overeenkomst inzake de douanewaarde van de WTO);

  • f. „prijs af fabriek”: de prijs die voor het product af fabriek is betaald aan de fabrikant in de Gemeenschap of in Marokko in wiens bedrijf de laatste be- of verwerking is verricht, voorzover in die prijs de waarde is begrepen van alle gebruikte materialen, verminderd met alle binnenlandse belastingen die worden of kunnen worden terugbetaald wanneer het verkregen product wordt uitgevoerd;

  • g. „waarde van de materialen”: de douanewaarde ten tijde van de invoer van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, of, indien deze niet bekend is en niet kan worden vastgesteld, de eerste controleerbare prijs die voor de materialen in de Gemeenschap of Marokko is betaald;

  • h. „waarde van de materialen van oorsprong”: de waarde van deze materialen als omschreven onder g), welke omschrijving van dienovereenkomstige toepassing is;

  • i. „toegevoegde waarde”: de prijs af fabriek verminderd met de douanewaarde van alle gebruikte materialen die van oorsprong zijn uit de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen waar cumulatie van toepassing is of, indien de douanewaarde niet bekend is of niet kan worden vastgesteld, de eerste controleerbare prijs die in de Gemeenschap of in Marokko voor deze materialen is betaald;

  • j. „hoofdstukken” en „posten”: de hoofdstukken en posten (viercijfercodes) van de nomenclatuur die het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en codering van goederen vormt, in dit protocol „het geharmoniseerde systeem” of „GS” genoemd;

  • k. „ingedeeld”: de indeling van een product of materiaal onder een bepaalde post;

  • l. „zending”: producten die gelijktijdig van een exporteur naar een geadresseerde worden verzonden of vergezeld gaan van een enkel vervoersdocument dat de verzending van de exporteur naar de geadresseerde dekt, of bij gebreke daarvan, een enkele factuur;

  • m. „gebieden”: omvatten ook de territoriale wateren.

TITEL II. DEFINITIE VAN HET BEGRIP ,,PRODUCTEN VAN OORSPRONG"

Artikel 2. Algemene voorwaarden

  • 1 Voor de toepassing van de overeenkomst worden de volgende producten beschouwd van oorsprong te zijn uit de Gemeenschap:

    • a. geheel en al in de Gemeenschap verkregen producten in de zin van artikel 5;

    • b. in de Gemeenschap verkregen producten, waarin materialen zijn verwerkt die daar niet geheel en al zijn verkregen, mits deze materialen in de Gemeenschap een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 6;

    • c. goederen van oorsprong uit de Europese Economische Ruimte (EER), in de zin van protocol nr. 4 bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

  • 2 Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de volgende producten beschouwd als van oorsprong uit Marokko:

    • a. geheel en al in Marokko verkregen producten in de zin van artikel 5;

    • b. in Marokko verkregen producten, waarin materialen zijn verwerkt die daar niet geheel en al zijn verkregen, mits deze materialen in Marokko een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 6.

  • 3 De bepalingen van lid 1, onder c), zijn alleen van toepassing indien er een vrijhandelsovereenkomst van toepassing is tussen enerzijds Marokko en anderzijds de EER/EVA-landen (IJsland, Liechtenstein en Noorwegen).

Artikel 3. Cumulatie in de Gemeenschap

[Wordt voorlopig toegepast per 01-01-2007]

  • 1 Onverminderd artikel 2, lid 1, worden producten als van oorsprong uit de Gemeenschap beschouwd indien zij daar zijn verkregen door be- of verwerking van materialen van oorsprong uit Zwitserland (met inbegrip van Liechtenstein)4 , IJsland, Noorwegen, Turkije of de Gemeenschap, op voorwaarde dat deze materialen in de Gemeenschap be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer inhouden dan die welke in artikel 7 zijn genoemd. Het is niet noodzakelijk dat deze materialen toereikende be- of verwerkingen hebben ondergaan.

  • 2 Onverminderd artikel 2, lid 1, worden producten als van oorsprong uit de Gemeenschap beschouwd indien zij daar zijn verkregen door be- of verwerking van materialen van oorsprong uit de Faeröer of een land dat deelneemt aan het Euro-mediterrane partnerschap, dat is gebaseerd op de Verklaring van Barcelona die werd vastgesteld tijdens de Euro-mediterrane conferentie van 27 en 28 november 1995, met uitzondering van Turkije, op voorwaarde dat deze materialen in de Gemeenschap be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer inhouden dan die welke in artikel 7 zijn genoemd. Het is niet noodzakelijk dat deze materialen toereikende be- of verwerkingen hebben ondergaan.

  • 3 Indien de in de Gemeenschap verrichte be- of verwerkingen niet ingrijpender zijn dan de in artikel 7 bedoelde be- of verwerkingen, wordt het verkregen product enkel als van oorsprong uit de Gemeenschap beschouwd indien de aldaar toegevoegde waarde groter is dan die van de gebruikte materialen van oorsprong uit een van de andere dan in de leden 1 en 2 bedoelde landen. Is dit niet het geval, dan wordt het verkregen product beschouwd als van oorsprong uit het land dat de hoogste waarde vertegenwoordigt van de bij de vervaardiging in de Gemeenschap gebruikte materialen van oorsprong.

  • 4 De producten van oorsprong uit een van de in de leden 1 en 2 genoemde landen die in de Gemeenschap geen enkele be- of verwerking ondergaan, behouden hun oorsprong wanneer zij naar een van deze landen worden uitgevoerd.

  • 4a Voor de toepassing van artikel 2, lid 1, onder b), worden in Marokko, Algerije of Tunesië uitgevoerde be- en verwerkingen geacht in de Gemeenschap te hebben plaatsgevonden, wanneer de daarbij verkregen producten later in de Gemeenschap worden be- of verwerkt. Wanneer bij toepassing van deze bepaling producten van oorsprong in twee of meer van de in deze leden bedoelde landen zijn verkregen, worden ze geacht van oorsprong te zijn uit de Gemeenschap, voorzover dezelfde be- en verwerkingen meer inhouden dan de in artikel 7 genoemde be- of verwerkingen.

  • 5 De cumulatie waarin dit artikel voorziet, kan uitsluitend worden toegepast op voorwaarde dat:

    • a. een preferentiële handelsovereenkomst overeenkomstig artikel XXIV van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (GATT) van toepassing is tussen de landen die betrokken zijn bij het verwerven van de oorsprong en het land van bestemming;

    • b. materialen en producten de oorsprong hebben verkregen door toepassing van oorsprongsregels die gelijk zijn aan die van dit protocol;

      en

    • c. kennisgevingen zijn gepubliceerd waaruit blijkt dat is voldaan aan de vereisten voor de toepassing van cumulatie in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie en in Marokko volgens zijn eigen procedures.

    De cumulatie waarin dit artikel voorziet, is van toepassing met ingang van de datum die is aangegeven in de kennisgeving in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie.

    De Gemeenschap zal Marokko door tussenkomst van de Commissie van de Europese Gemeenschappen nadere gegevens verstrekken over de overeenkomsten, met inbegrip van de datums van inwerkingtreding, en de daarin opgenomen oorsprongsregels, die met de andere in de leden 1 en 2 genoemde landen worden toegepast.

Artikel 4. Cumulatie in Marokko

[Wordt voorlopig toegepast per 01-01-2007]

  • 1 Onverminderd artikel 2, lid 2, worden producten als van oorsprong uit Marokko beschouwd indien zij daar zijn verkregen door be- of verwerking van materialen van oorsprong uit Zwitserland (met inbegrip van Liechtenstein)5 , IJsland, Noorwegen, Turkije of de Gemeenschap, op voorwaarde dat deze materialen in Marokko be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer inhouden dan die welke in artikel 7 zijn genoemd. Het is niet noodzakelijk dat deze materialen toereikende be- of verwerkingen hebben ondergaan.

  • 2 Onverminderd artikel 2, lid 2, worden producten als van oorsprong uit Marokko beschouwd indien zij daar zijn verkregen door be- of verwerking van materialen van oorsprong uit de Faeröer of een land dat deelneemt aan het Euro-mediterrane partnerschap, dat gebaseerd is op de Verklaring van Barcelona die werd vastgesteld tijdens de Euro-mediterrane conferentie van 27 en 28 november 1995, met uitzondering van Turkije, op voorwaarde dat deze materialen in Marokko be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer inhouden dan die welke in artikel 7 zijn genoemd. Het is niet noodzakelijk dat deze materialen toereikende be- of verwerkingen hebben ondergaan.

  • 3 Indien de in Marokko verrichte be- of verwerkingen niet ingrijpender zijn dan de in artikel 7 bedoelde be- of verwerkingen, wordt het verkregen product enkel als van oorsprong uit Marokko beschouwd indien de aldaar toegevoegde waarde groter is dan die van de gebruikte materialen van oorsprong uit een van de andere in de leden 1 en 2 bedoelde landen. Is dit niet het geval dan wordt het verkregen product beschouwd als van oorsprong uit het land waar de meeste waarde is toegevoegd aan de bij de vervaardiging in Marokko gebruikte materialen van oorsprong.

  • 4 De producten van oorsprong uit een van de in de leden 1 en 2 genoemde landen die in Marokko geen enkele be- of verwerking ondergaan, behouden hun oorsprong wanneer zij naar een van deze landen worden uitgevoerd.

  • 4a Voor de toepassing van artikel 2, lid 2, onder b), worden in de Gemeenschap, Algerije of Tunesië uitgevoerde be- en verwerkingen geacht in Marokko te hebben plaatsgevonden, wanneer de daarbij verkregen producten later in Marokko worden be- of verwerkt. Wanneer bij toepassing van deze bepaling producten van oorsprong in twee of meer van de betrokken landen zijn verkregen, worden ze geacht van oorsprong te zijn uit Marokko, voorzover dezelfde be- en verwerkingen meer inhouden dan de in artikel 7 genoemde be- of verwerkingen.

  • 5 De cumulatie waarin dit artikel voorziet, kan uitsluitend worden toegepast op voorwaarde dat:

    • a. een preferentiële handelsovereenkomst overeenkomstig artikel XXIV van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (GATT) van toepassing is tussen de landen die betrokken zijn bij het verwerven van de oorsprong en het land van bestemming;

    • b. materialen en producten de oorsprong hebben verkregen door toepassing van oorsprongsregels die gelijk zijn aan die van dit protocol;

      en

    • c. kennisgevingen zijn gepubliceerd waaruit blijkt dat is voldaan aan de vereisten voor de toepassing van cumulatie in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie en in Marokko volgens zijn eigen procedures.

    De cumulatie waarin dit artikel voorziet, is van toepassing met ingang van de datum die is aangegeven in de kennisgeving in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Marokko zal de Gemeenschap door tussenkomst van de Commissie van de Europese Gemeenschappen nadere gegevens verstrekken over de overeenkomsten, met inbegrip van de datums van inwerkingtreding, en de daarin opgenomen oorsprongsregels, die met de andere in de leden 1 en 2 genoemde landen worden toegepast.

Artikel 5. Geheel en al verkregen producten

  • 1 Als geheel en al in de Gemeenschap of in Marokko verkregen worden beschouwd:

    • a. aldaar uit de bodem of zeebodem gewonnen minerale producten;

    • b. aldaar geoogste producten van het plantenrijk;

    • c. aldaar geboren en gefokte levende dieren;

    • d. producten afkomstig van aldaar opgefokte levende dieren;

    • e. voortbrengselen van de aldaar bedreven jacht en visserij;

    • f. producten van de zeevisserij en andere buiten de territoriale wateren van de Gemeenschap of van Marokko door hun schepen uit de zee gewonnen producten;

    • g. producten uitsluitend uit de onder f) bedoelde producten aan boord van hun fabrieksschepen vervaardigd;

    • h. aldaar verzamelde gebruikte artikelen die slechts voor de terugwinning van grondstoffen kunnen dienen, met inbegrip van gebruikte banden die uitsluitend geschikt zijn om van een nieuw loopvlak te worden voorzien of slechts als afval kunnen worden gebruikt;

    • i. afval en schroot afkomstig van aldaar verrichte fabrieksbewerkingen;

    • j. producten, gewonnen uit de zeebodem of -ondergrond buiten de territoriale wateren, mits zij alleen het recht hebben op ontginning van deze bodem of ondergrond;

    • k. goederen die aldaar uitsluitend uit de onder a) tot en met j) bedoelde producten zijn vervaardigd.

  • 2 De termen „hun schepen” en „hun fabrieksschepen” in lid 1, onder f) en g), zijn slechts van toepassing op schepen en fabrieksschepen:

    • a. die in een lidstaat van de Gemeenschap of Marokko zijn ingeschreven of geregistreerd;

    • b. die de vlag van een lidstaat van de Gemeenschap of van Marokko voeren;

    • c. die voor ten minste 50% toebehoren aan onderdanen van lidstaten van de Gemeenschap of van Marokko of aan een onderneming die haar hoofdkantoor in een van deze staten heeft en waarvan de bedrijfsvoerder(s), de voorzitter van de raad van bestuur of van toezicht en de meerderheid van de leden van deze raden onderdanen zijn van een lidstaat van de Gemeenschap of van Marokko, en waarvan bovendien, in het geval van personenvennootschappen of vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, ten minste de helft van het kapitaal toebehoort aan deze staten of aan openbare lichamen of onderdanen daarvan;

    • d. waarvan de kapitein en de officieren onderdanen zijn van lidstaten van de Gemeenschap of van Marokko;

      en

    • e. waarvan de bemanning voor ten minste 75% bestaat uit onderdanen van lidstaten of van Marokko.

Artikel 6. Toereikende bewerking of verwerking

  • 1 Niet geheel en al verkregen producten worden geacht een toereikende bewerking of verwerking te hebben ondergaan in de zin van artikel 2, indien aan de voorwaarden van de lijst in bijlage II is voldaan.

    In deze lijst is voor alle onder deze overeenkomst vallende producten aangegeven welke be- of verwerkingen niet van oorsprong zijnde materialen moeten ondergaan om de oorsprong te verkrijgen en zijn slechts op deze materialen van toepassing. Dit betekent dat indien een product dat de oorsprong heeft verkregen doordat het aan de voorwaarden in die lijst voor dat product heeft voldaan, als materiaal gebruikt wordt bij de vervaardiging van een ander product, de voorwaarden die van toepassing zijn op het product waarin het wordt verwerkt daarvoor niet gelden. Er wordt dan geen rekening gehouden met niet van oorsprong zijnde materialen die bij de vervaardiging ervan zijn gebruikt.

  • 2 In afwijking van lid 1 kunnen niet van oorsprong zijnde materialen die volgens de voorwaarden in de lijst in bijlage II bij de vervaardiging van een bepaald product niet mogen worden gebruikt, in de volgende gevallen toch worden gebruikt:

    • a. wanneer de totale waarde ervan niet meer dan 10% bedraagt van de prijs af fabriek van het product;

    • b. wanneer een in de lijst vermelde maximumwaarde voor niet van oorsprong zijnde materialen door de toepassing van dit lid niet wordt overschreden.

    Dit lid is niet van toepassing op producten die onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerde systeem zijn ingedeeld.

  • 3 De leden 1 en 2 zijn van toepassing onder voorbehoud van artikel 7.

Artikel 7. Ontoereikende be- of verwerking

  • 1 Behoudens lid 2 worden de volgende be- of verwerkingen beschouwd als ontoereikend om de oorsprong te verlenen, ongeacht of aan de voorwaarden van artikel 6 is voldaan:

    • a. behandelingen om de producten tijdens vervoer en opslag in goede staat te bewaren;

    • b. het splitsen en samenvoegen van colli;

    • c. het wassen, schoonmaken; het stofvrij maken, verwijderen van roest, olie, verf of dergelijke;

    • d. het strijken of persen van textiel;

    • e. het eenvoudig schilderen of polijsten;

    • f. het doppen, het geheel of gedeeltelijk bleken, het polijsten of glanzen van granen en rijst;

    • g. het kleuren van suiker of het vormen van suikerklonten;

    • h. het pellen, ontpitten of schillen van noten, vruchten of groenten;

    • i. het aanscherpen, eenvoudig vermalen of eenvoudig versnijden;

    • j. het zeven, sorteren, classificeren, assorteren (daaronder begrepen het samenstellen van sets van artikelen);

    • k. het eenvoudig plaatsen in flessen, flacons, blikken, zakken, kratten of dozen, het bevestigen op kaarten of platen en alle andere eenvoudige handelingen in verband met de opmaak;

    • l. het aanbrengen of opdrukken van merken, etiketten, beeldmerken of andere soortgelijke onderscheidingstekens op de producten zelf of op de verpakking;

    • m. het eenvoudig mengen van producten, ook van verschillende soorten;

    • n. het eenvoudig samenvoegen van delen van artikelen tot een volledig artikel dan wel het uit elkaar nemen van artikelen in onderdelen;

    • o. twee of meer van de onder a) tot en met n) vermelde behandelingen tezamen;

    • p. het slachten van dieren.

  • 2 Om te bepalen of de be- of verwerkingen die een bepaald product heeft ondergaan ontoereikend zijn in de zin van lid 1, worden alle be- of verwerkingen die dit product in de Gemeenschap of in Marokko heeft ondergaan tezamen genomen.

Artikel 8. Determinerende eenheid

  • 1 De determinerende eenheid voor de toepassing van de bepalingen van dit protocol is het product dat bij de bepaling van de indeling volgens het geharmoniseerd systeem als de basiseenheid wordt beschouwd.

    Hieruit volgt:

    • a. wanneer een product, bestaande uit een groep of verzameling van artikelen, onder één enkele post van het geharmoniseerd systeem wordt ingedeeld, het geheel de in aanmerking te nemen eenheid vormt;

    • b. wanneer een zending bestaat uit een aantal identieke producten die onder dezelfde post van het geharmoniseerd systeem worden ingedeeld, elk product voor de toepassing van de bepalingen van dit protocol afzonderlijk moet worden genomen.

  • 2 Wanneer volgens algemene regel 5 voor de interpretatie van het geharmoniseerd systeem de verpakking meetelt voor het vaststellen van de indeling, telt deze ook mee voor het vaststellen van de oorsprong.

Artikel 9. Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen

Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen die samen met materieel, machines, apparaten of voertuigen worden geleverd en deel uitmaken van de normale uitrusting daarvan en in de prijs daarvan zijn inbegrepen of niet afzonderlijk in rekening worden gebracht, worden geacht één geheel te vormen met het materieel en de machines, apparaten of voertuigen in kwestie.

Artikel 10. Stellen of assortimenten

Stellen of assortimenten in de zin van algemene regel 3 voor de interpretatie van het geharmoniseerd systeem, worden als van oorsprong beschouwd indien alle samenstellende delen van oorsprong zijn. Een stel of assortiment bestaande uit producten van oorsprong en producten die niet van oorsprong zijn, wordt evenwel als van oorsprong beschouwd indien de waarde van de producten die niet van oorsprong zijn niet meer dan 15% van de prijs af fabriek van het stel of assortiment bedraagt.

Artikel 11. Neutrale elementen

Om te bepalen of een product een product van oorsprong is, behoeft niet te worden nagegaan wat de oorsprong is van bij de vervaardiging van dat product gebruikte:

  • a. energie en brandstof;

  • b. fabrieksuitrusting;

  • c. machines en werktuigen;

  • d. goederen die in de uiteindelijke samenstelling van het product niet voorkomen en ook niet bedoeld waren daarin voor te komen.

TITEL III. TERRITORIALE VOORWAARDEN

Artikel 12. Territorialiteitsbeginsel

  • 1 Behoudens artikel 2, lid 1, onder c), de artikelen 3 en 4, en lid 3 van dit artikel moet aan de voorwaarden in titel II voor het verkrijgen van de oorsprong zonder onderbreking in de Gemeenschap of in Marokko zijn voldaan.

  • 2 Behoudens de artikelen 3 en 4 worden producten van oorsprong die uit de Gemeenschap of Marokko naar een ander land worden uitgevoerd en vervolgens opnieuw worden ingevoerd, als niet van oorsprong beschouwd, tenzij ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat:

    • a. de terugkerende goederen dezelfde zijn als de eerder uitgevoerde goederen,

      en

    • b. de goederen tijdens de periode dat ze waren uitgevoerd geen andere be- of verwerkingen hebben ondergaan dan die welke noodzakelijk waren om ze in goede staat te bewaren.

  • 3 Het verkrijgen van de oorsprong overeenkomstig de voorwaarden van titel II wordt niet beïnvloed door be- of verwerkingen buiten de Gemeenschap of Marokko van uit de Gemeenschap of Marokko uitgevoerde en later wederingevoerde materialen, indien:

    • a. deze materialen geheel en al in de Gemeenschap of Marokko zijn verkregen dan wel, voorafgaand aan de uitvoer, aldaar be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer inhouden dan die welke in artikel 7 zijn genoemd,

      en

    • b. ten genoegen van de douaneautoriteiten kan worden aangetoond dat:

      • i. de wederingevoerde goederen het resultaat zijn van de be- of verwerking van de uitgevoerde materialen,

        en

      • ii. de totale buiten de Gemeenschap of Marokko toegevoegde waarde niet meer dan 10% bedraagt van de prijs af fabriek van het als product van oorsprong aangemerkte eindproduct.

  • 4 Voor de toepassing van lid 3 is titel II betreffende het verlenen van de oorsprong niet van toepassing op buiten de Gemeenschap of Marokko verrichte be- of verwerkingen. Wanneer evenwel de lijst in bijlage II de regel bevat volgens welke de gebruikte niet van oorsprong zijnde materialen een bepaalde waarde niet mogen overschrijden, mogen de totale waarde van de niet van oorsprong zijnde materialen die in het gebied van de betrokken partij zijn be- of verwerkt, tezamen met de totale, door de toepassing van dit artikel buiten de Gemeenschap of Marokko toegevoegde waarde, het vermelde percentage niet overschrijden.

  • 5 Voor de toepassing van de leden 3 en 4 wordt onder „totale toegevoegde waarde” verstaan alle buiten de Gemeenschap of Marokko gemaakte kosten, met inbegrip van de waarde van de toegevoegde materialen.

  • 6 De leden 3 en 4 zijn niet van toepassing op producten die niet aan de voorwaarden van de lijst in bijlage II voldoen of die slechts kunnen worden aangemerkt als toereikend te zijn be- of verwerkt door toepassing van de algemene tolerantieregel van artikel 6, lid 2.

  • 7 De leden 3 en 4 zijn niet van toepassing op producten van de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerd systeem.

  • 8 De buiten de Gemeenschap of Marokko verrichte be- of verwerkingen als bedoeld in dit artikel vinden plaats in het kader van de regeling passieve veredeling of een soortgelijke regeling.

Artikel 13. Rechtstreeks vervoer

  • 1 De bij deze overeenkomst vastgestelde preferentiële regeling is uitsluitend van toepassing op producten die aan de voorwaarden van dit protocol voldoen en die rechtstreeks tussen de Gemeenschap en Marokko of over het grondgebied van een ander in de artikelen 3 en 4 genoemd land waarmee cumulatie van toepassing is, zijn vervoerd. Goederen die één enkele zending vormen, kunnen via een ander grondgebied worden vervoerd, eventueel met overslag of tijdelijke opslag op dit grondgebied, voorzover ze in het land van doorvoer of opslag onder toezicht van de douane blijven en aldaar geen andere behandelingen ondergaan dan lossen en opnieuw laden of behandelingen om ze in goede staat te bewaren.

    Producten van oorsprong mogen via een pijpleiding door een ander grondgebied dan dat van de Gemeenschap of van Marokko worden vervoerd.

  • 2 Het bewijs dat aan de in lid 1 bedoelde voorwaarden is voldaan, wordt geleverd door overlegging van de volgende stukken aan de douaneautoriteiten van het land van invoer:

    • a. een enkel vervoerdocument dat het vervoer dekt van het land van uitvoer door het land van doorvoer; of

    • b. een door de douaneautoriteiten van het land van doorvoer afgegeven certificaat:

      • i. een nauwkeurige omschrijving van de goederen,

      • ii. de data waarop de producten gelost en opnieuw geladen zijn, in voorkomend geval onder vermelding van de gebruikte schepen of andere vervoermiddelen,

        en

      • iii. dat een verklaring bevat over de voorwaarden waarop de goederen in het land van doorvoer verbleven; of

    • c. hetzij, bij gebreke van bovengenoemde stukken, enig ander bewijsstuk.

Artikel 14. Tentoonstellingen

  • 1 De overeenkomst is van toepassing op producten van oorsprong die naar een tentoonstelling in een ander dan de in de artikelen 3 en 4 genoemde landen waarmee cumulatie van toepassing is, zijn verzonden en die na de tentoonstelling zijn verkocht en in de Gemeenschap of in Marokko worden ingevoerd, mits ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat:

    • a. een exporteur deze producten vanuit de Gemeenschap of Marokko naar het land van de tentoonstelling heeft verzonden en ze daar heeft tentoongesteld;

    • b. deze exporteur de producten heeft verkocht of overgedragen aan een geadresseerde in de Gemeenschap of in Marokko;

    • c. de producten tijdens of onmiddellijk na de tentoonstelling in dezelfde staat als waarin zij naar de tentoonstelling zijn gegaan zijn verzonden;

      en

    • d. dat de goederen vanaf het moment dat zij naar de tentoonstelling werden verzonden, niet voor andere doeleinden zijn gebruikt dan om op die tentoonstelling te worden vertoond.

  • 2 Een bewijs van de oorsprong wordt overeenkomstig de bepalingen van titel V afgegeven of opgesteld en op de normale wijze bij de douaneautoriteiten van het land van invoer ingediend. Op dit bewijs zijn de naam en het adres van de tentoonstelling vermeld. Zo nodig kunnen aanvullende bewijsstukken worden gevraagd betreffende de aard van de goederen en de omstandigheden waaronder zij zijn tentoongesteld.

  • 3 Lid 1 is van toepassing op alle tentoonstellingen, beurzen of soortgelijke openbare evenementen met een commercieel, industrieel, agrarisch of ambachtelijk karakter die niet voor particuliere doeleinden in winkels of bedrijfsruimten met het oog op de verkoop van buitenlandse producten worden gehouden, en gedurende welke de producten onder douanetoezicht zijn gebleven.

TITEL IV. TERUGGAVE EN VRIJSTELLING VAN RECHTEN

Artikel 15. Verbod op de teruggave of vrijstelling van douanerechten

  • 1

    • a. Niet van oorsprong zijnde materialen die gebruikt zijn bij de vervaardiging van producten van oorsprong uit de Gemeenschap, Marokko of een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen waarvoor overeenkomstig titel V een bewijs van oorsprong is afgegeven of opgesteld, komen in de Gemeenschap of in Marokko niet in aanmerking voor teruggave of vrijstelling van douanerechten in welke vorm dan ook.

    • b. De onder hoofdstuk 3 en de posten 1604 en 1605 van het geharmoniseerd systeem ingedeelde producten van oorsprong uit de Gemeenschap in de zin van artikel 2, lid 1, onder c), waarvoor overeenkomstig de bepalingen van titel V een bewijs van de oorsprong is afgegeven of opgesteld, komen in de Gemeenschap niet in aanmerking voor teruggave of vrijstelling van douanerechten in welke vorm dan ook.

  • 2 Het verbod in lid 1 is van toepassing op elke regeling voor terugbetaling of algehele of gedeeltelijke vrijstelling van douanerechten of heffingen van gelijke werking die in de Gemeenschap of in Marokko van toepassing is op materialen die bij de vervaardiging worden gebruikt en op de in lid 1, onder b), bedoelde producten, indien een dergelijke terugbetaling of vrijstelling uitdrukkelijk of feitelijk wordt toegekend indien de producten die uit genoemde materialen zijn verkregen, worden uitgevoerd, doch niet van toepassing is indien deze producten voor binnenlands gebruik zijn bestemd.

  • 3 De exporteur van producten die door een bewijs van oorsprong zijn gedekt, dient steeds bereid te zijn op verzoek van de douaneautoriteiten alle stukken over te leggen waaruit blijkt dat geen teruggave of vrijstelling van rechten is verkregen ten aanzien van de bij de vervaardiging van de betrokken producten gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn en dat alle douanerechten en heffingen van gelijke werking die op deze materialen van toepassing zijn, daadwerkelijk zijn betaald.

  • 4 De leden 1, 2 en 3 zijn ook van toepassing op de verpakking in de zin van artikel 8, lid 2, op accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen in de zin van artikel 9 en op artikelen die deel uitmaken van een stel of assortiment in de zin van artikel 10, wanneer dergelijke producten niet van oorsprong zijn.

  • 5 De leden 1 tot en met 4 zijn uitsluitend van toepassing op materialen van de soort waarop de overeenkomst van toepassing is. Zij doen geen afbreuk aan het systeem van restituties bij de uitvoer van landbouwproducten overeenkomstig de bepalingen van de overeenkomst.

  • 6 Het verbod in lid 1 is niet van toepassing indien de producten worden beschouwd als van oorsprong uit de Gemeenschap of Marokko zonder toepassing van cumulatie met materialen van oorsprong uit een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen.

  • 7 Niettegenstaande lid 1 mag Marokko, behalve voor producten die zijn ingedeeld onder de hoofdstukken 1 tot en met 24 van het geharmoniseerd systeem, regelingen toepassen voor de teruggave of vrijstelling van douanerechten of heffingen van gelijke werking die van toepassing zijn op niet van oorsprong zijnde materialen die gebruikt zijn bij de vervaardiging van producten van oorsprong, op voorwaarde dat:

    • a) een douanerecht van 4 %, of een lager recht indien dit in Marokko van toepassing is, wordt geheven op producten die onder de hoofdstukken 25 tot en met 49 en 64 tot en met 97 van het geharmoniseerd systeem zijn ingedeeld;

    • b) een douanerecht van 8 %, of een lager recht indien dit in Marokko van toepassing is, wordt geheven op producten die onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerd systeem zijn ingedeeld.

    Dit lid is tot en met 31 december 2015 van toepassing en kan in onderling overleg worden herzien.

TITEL V. BEWIJS VAN OORSPRONG

Artikel 16. Algemene voorwaarden

  • 1 De bepalingen van deze overeenkomst zijn van toepassing op producten van oorsprong uit de Gemeenschap die in Marokko worden ingevoerd en op producten van oorsprong uit Marokko die in de Gemeenschap worden ingevoerd, op vertoon van een van de volgende bewijzen van oorsprong:

    • a. een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, waarvan het model in bijlage IIIa is opgenomen;

    • b. een certificaat inzake goederenverkeer EUR-MED, waarvan het model in bijlage IIIb is opgenomen;

    • c. in de in artikel 22, lid 1, bedoelde gevallen, een verklaring van de exporteur (hierna „factuurverklaring” genoemd, of „factuurverklaring EUR-MED”) op een factuur, pakbon of een ander handelsdocument, waarin de producten duidelijk genoeg zijn omschreven om geïdentificeerd te kunnen worden; de teksten van de factuurverklaringen zijn opgenomen in bijlagen IVa en IVb.

  • 2 In afwijking van lid 1 vallen producten van oorsprong in de zin van dit protocol in de in artikel 27 bedoelde gevallen onder de toepassing van de bepalingen van deze overeenkomst zonder dat een van de in lid 1 genoemde bewijzen van oorsprong behoeft te worden overgelegd.

Artikel 17. Procedure voor de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED

  • 1 Certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED worden afgegeven door de douaneautoriteiten van het land of gebied overzee van uitvoer op schriftelijke aanvraag van de exporteur of, onder diens verantwoordelijkheid, van zijn gemachtigde vertegenwoordiger.

  • 2 Hiervoor vult de exporteur of diens gemachtigde vertegenwoordiger zowel het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED als het aanvraagformulier in. Modellen van beide formulieren zijn in de bijlagen IIIa en IIIb opgenomen. De formulieren worden ingevuld in een van de talen waarin de overeenkomst is opgesteld, overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht van het land van uitvoer. Indien zij met de hand worden ingevuld, dient dit met inkt en in blokletters te gebeuren. De producten moeten worden omschreven in het daartoe bestemde vak en er mogen geen regels worden opengelaten. Indien dit vak niet volledig is ingevuld, wordt onder de laatste regel een horizontale lijn getrokken en het niet-ingevulde gedeelte doorgekruist.

  • 3 De exporteur die om de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED verzoekt, dient steeds in staat te zijn op verzoek van de douaneautoriteiten van het land van uitvoer waar het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED wordt afgegeven, de nodige documenten over te leggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.

  • 4 Behoudens lid 5 wordt een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 afgegeven door de douaneautoriteiten van een lidstaat van de Gemeenschap of Marokko in de volgende gevallen:

    • indien de betrokken producten kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit de Gemeenschap of Marokko, zonder toepassing van cumulatie met materialen van oorsprong uit een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen, en voldoen aan de andere eisen van dit protocol;

    • indien de betrokken producten kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen waarmee cumulatie van toepassing is, zonder toepassing van cumulatie met materialen van oorsprong uit een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen, en voldoen aan de andere eisen van dit protocol, op voorwaarde dat een EUR-MED-certificaat of een factuurverklaring EUR-MED is afgegeven in het land van oorsprong;

    • indien de betrokken producten kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit de Gemeenschap of Marokko, met toepassing van de in artikel 3, lid 4a, en artikel 4, lid 4a, genoemde landen, en voldoen aan de andere eisen van dit protocol.

  • 5 Het certificaat inzake goederenverkeer EUR-MED wordt afgegeven door de douaneautoriteiten van een lidstaat van de Gemeenschap of van Marokko indien de betrokken producten kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit de Gemeenschap, uit Marokko of uit een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen waarmee cumulatie van toepassing is en indien aan de voorwaarden van dit protocol is voldaan, en:

    • cumulatie werd toegepast met materialen van oorsprong uit een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen, of

    • de producten kunnen worden gebruikt als materialen in het kader van cumulatie voor de vervaardiging van producten voor uitvoer naar een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen, of

    • de producten opnieuw kunnen worden uitgevoerd uit het land van bestemming naar een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen.

  • 6 Een certificaat inzake het goederenverkeer EUR-MED bevat een van de volgende verklaringen in het Engels in vak 7:

    • indien de oorsprong is verkregen door toepassing van cumulatie met materialen van oorsprong uit een of meer van de in de artikelen 3 en 4 genoemde landen:

      „CUMULATIE TOEGEPAST MET …” (naam land(en))

    • indien de oorsprong is verkregen zonder toepassing van cumulatie met materialen van oorsprong uit een of meer van de in de artikelen 3 en 4 genoemde landen:

      „GEEN CUMULATIE TOEGEPAST”.

  • 7 De met de afgifte van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED belaste douaneautoriteiten nemen alle nodige maatregelen om te controleren of de producten daadwerkelijk van oorsprong zijn, en gaan na of aan alle andere voorwaarden van dit protocol is voldaan. Met het oog hierop zijn zij gerechtigd bewijsstukken op te vragen, de administratie van de exporteur in te zien en alle andere controles te verrichten die zij dienstig achten. Zij zien er ook op toe dat de in lid 2 bedoelde formulieren correct zijn ingevuld. Met name wordt nagegaan of het voor de omschrijving van de goederen bestemde vak zodanig is ingevuld dat frauduleuze toevoegingen niet mogelijk zijn.

  • 8 De datum van afgifte van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED wordt vermeld in vak 11 van het certificaat.

  • 9 Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED wordt door de douaneautoriteiten afgegeven en ter beschikking van de exporteur gesteld zodra de goederen daadwerkelijk worden uitgevoerd of wanneer het zeker is dat ze zullen worden uitgevoerd.

Artikel 18. Afgifte achteraf van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED

  • 1 In afwijking van artikel 17, lid 9, kan een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED bij wijze van uitzondering worden afgegeven na de uitvoer van de goederen waarop het betrekking heeft, indien

    • a. dit door een vergissing, onopzettelijk verzuim of bijzondere omstandigheden niet bij de uitvoer is gebeurd;

      of

    • b. ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED wel was afgegeven, maar bij invoer om technische redenen niet is aanvaard.

  • 2 In afwijking van artikel 17, lid 9, kan een certificaat inzake goederenverkeer EUR-MED worden afgegeven na de uitvoer van de goederen waarop het betrekking heeft en waarvoor ten tijde van de uitvoer een certificaat inzake goederenverkeer EUR-1 was afgegeven, indien ten genoegen van de douaneautoriteiten kan worden aangetoond dat aan de in artikel 17, lid 5, genoemde voorwaarden is voldaan.

  • 3 Met het oog op de toepassing van de leden 1 en 2 dient de exporteur in zijn aanvraag de plaats en de datum van uitvoer te vermelden van de producten waarop het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED betrekking heeft, onder opgave van de redenen van zijn aanvraag.

  • 4 Vóór de douaneautoriteiten tot afgifte achteraf van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED overgaan, dienen zij te hebben vastgesteld dat de gegevens in de aanvraag van de exporteur overeenstemmen met die in het desbetreffende dossier.

  • 5 Op achteraf afgegeven certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED wordt de volgende Engelse zin aangebracht:

    „ISSUED RETROSPECTIVELY”.

    Op achteraf krachtens lid 2 afgegeven certificaten inzake goederenverkeer EUR-MED wordt de volgende Engelse zin aangebracht:

    „ISSUED RETROSPECTIVELY (Original EUR.1 no …(datum en plaats van afgifte)”.

  • 6 De in lid 5 bedoelde aantekening wordt aangebracht in vak 7 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1.

Artikel 19. Afgifte van een duplicaat van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED

  • 1 In geval van diefstal, verlies of vernietiging van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED, kan de exporteur de douaneautoriteiten die dit certificaat hadden afgegeven, verzoeken een duplicaat op te maken aan de hand van de uitvoerdocumenten die in hun bezit zijn.

  • 2 Op het aldus afgegeven duplicaat wordt het volgende Engelse woord aangebracht:

    „DUPLICATE”.

  • 3 De in lid 2 bedoelde aantekening wordt aangebracht in vak 7 van het duplicaat-certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED.

  • 4 Het duplicaat, dat dezelfde datum van afgifte draagt als het oorspronkelijke certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED, is vanaf die datum geldig.

Artikel 20. Afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED aan de hand van een eerder opgesteld of afgegeven bewijs van oorsprong

Voor producten van oorsprong die in de Gemeenschap of in Marokko onder toezicht van een douanekantoor zijn geplaatst, kan het oorspronkelijke bewijs van oorsprong door een of meer certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED worden vervangen bij verzending van deze producten of een gedeelte daarvan naar een andere plaats in de Gemeenschap of in Marokko. Dit certificaat of deze certificaten EUR.1 of EUR-MED worden afgegeven door het douanekantoor dat op de producten toezicht houdt.

Artikel 21. Gescheiden boekhouding

  • 1 Wanneer het aanzienlijke kosten of materiële moeilijkheden met zich brengt om afzonderlijke voorraden aan te houden van identieke en onderling verwisselbare materialen die van oorsprong en die niet van oorsprong zijn, kunnen de douaneautoriteiten op schriftelijk verzoek van de betrokkene toestaan dat voor het beheer van deze voorraden de methode van gescheiden boekhouding (hierna: „de methode” genoemd) wordt gebruikt.

  • 2 Met behulp van deze methode moet het mogelijk zijn dat in een bepaalde referentieperiode hetzelfde aantal producten „van oorsprong” wordt verkregen als verkregen zou zijn indien de voorraden fysiek waren gescheiden.

  • 3 De douaneautoriteiten kunnen aan de verlening van de in lid 1 bedoelde vergunning voor het gebruik van deze methode de door hen passend geachte voorwaarden verbinden.

  • 4 De methode wordt toegepast, en de toepassing ervan wordt vastgelegd overeenkomstig de algemeen aanvaarde boekhoudbeginselen die van toepassing zijn in het land waar het product is vervaardigd.

  • 5 Het bedrijf dat de methode toepast, kan bewijzen van de oorsprong afgeven of aanvragen, al naar gelang van het geval, voor de hoeveelheid producten die als van oorsprong kunnen worden beschouwd. De vergunninghouder verstrekt op verzoek van de douaneautoriteiten een verklaring over de wijze waarop de hoeveelheden zijn beheerd.

  • 6 De douaneautoriteiten houden toezicht op het gebruik van de vergunning en kunnen deze intrekken wanneer de vergunninghouder deze niet correct gebruikt of niet aan een van de andere in dit protocol omschreven voorwaarden voldoet.

Artikel 22. Voorwaarden voor het opstellen van een factuurverklaring of een factuurverklaring EUR-MED

  • 1 Een factuurverklaring of een factuurverklaring EUR-MED als bedoeld in artikel 16, lid 1, onder c), kan worden opgesteld door:

    • a. een toegelaten exporteur in de zin van artikel 23,

      of

    • b. alle exporteurs, voor zendingen bestaande uit een of meer colli die producten van oorsprong bevatten waarvan de totale waarde niet meer dan 6000 EUR bedraagt.

  • 2 Behoudens lid 3 kan een factuurverklaring worden opgesteld in de volgende gevallen:

    • indien de betrokken producten kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit de Gemeenschap of Marokko, zonder toepassing van cumulatie met materialen van oorsprong uit een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen, en voldoen aan de andere eisen van dit protocol;

    • indien de betrokken producten kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen waarmee cumulatie van toepassing is, zonder toepassing van cumulatie met materialen van oorsprong uit een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen, en voldoen aan de andere eisen van dit protocol, op voorwaarde dat een EUR-MED-certificaat of een factuurverklaring EUR-MED is afgegeven in het land van oorsprong;

    • indien de betrokken producten kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit de Gemeenschap of Marokko, met toepassing van de in artikel 3, lid 4a, en artikel 4, lid 4a, genoemde landen, en voldoen aan de andere eisen van dit protocol.

  • 3 Een factuurverklaring EUR-MED kan worden opgesteld indien de producten kunnen worden beschouwd als van oorsprong uit de Gemeenschap, uit Marokko of uit een van de in de artikelen 3 en 4 genoemde landen waarmee cumulatie van toepassing is, en aan de voorwaarden van dit protocol voldoen, en:

    • cumulatie werd toegepast met materialen van oorsprong uit een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen, of

    • de producten kunnen worden gebruikt als materialen in het kader van cumulatie voor de vervaardiging van producten voor uitvoer naar een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen, of

    • de producten opnieuw kunnen worden uitgevoerd uit het land van bestemming naar een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen.

  • 4 Een factuurverklaring EUR-MED bevat een van de volgende verklaringen in het Engels:

    • indien de oorsprong is verkregen door toepassing van cumulatie met materialen van oorsprong uit een of meer van de in de artikelen 3 en 4 genoemde landen:

      „CUMULATIE TOEGEPAST MET …” (naam land(en))

    • indien de oorsprong is verkregen zonder toepassing van cumulatie met materialen van oorsprong uit een of meer van de in de artikelen 3 en 4 genoemde landen:

      „GEEN CUMULATIE TOEGEPAST”.

  • 5 De exporteur die een factuurverklaring of een factuurverklaring EUR-MED opstelt, moet op verzoek van de douaneautoriteiten van het land van uitvoer steeds de nodige documenten kunnen overleggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.

  • 6 Een factuurverklaring of een factuurverklaring EUR-MED, waarvan de tekst in de bijlagen IVa en IVb is opgenomen, wordt door de exporteur op de factuur, de pakbon of een ander handelsdocument getypt, gestempeld of gedrukt in een van de in deze bijlagen opgenomen talenversies, overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht van het land van uitvoer. Indien de factuurverklaring met de hand wordt opgesteld, moet dit met inkt en in blokletters geschieden.

  • 7 De factuurverklaring en factuurverklaringen EUR-MED worden door de exporteur eigenhandig ondertekend. Een toegelaten exporteur in de zin van artikel 23 behoeft deze verklaring echter niet te ondertekenen, mits hij de douaneautoriteiten een schriftelijke verklaring doet toekomen waarin hij de volle verantwoordelijkheid op zich neemt voor alle factuurverklaringen waaruit zijn identiteit blijkt alsof hij deze eigenhandig had ondertekend.

  • 8 Een factuurverklaring of een factuurverklaring EUR-MED kan door de exporteur worden opgesteld bij of na de uitvoer van de goederen waarop zij betrekking heeft, doch dient binnen twee jaar na de invoer van deze producten in het land van invoer te worden aangeboden.

Artikel 23. Toegelaten exporteurs

  • 1 De douaneautoriteiten van het land van uitvoer kunnen een exporteur (hierna „toegelaten exporteur” genoemd) die veelvuldig producten verzendt waarop de overeenkomst van toepassing is vergunning verlenen factuurverklaringen of factuurverklaringen EUR-MED op te stellen ongeacht de waarde van de betrokken producten. Om voor een dergelijke vergunning in aanmerking te komen, moet de exporteur naar het oordeel van de douaneautoriteiten de nodige waarborgen bieden met betrekking tot de controle op de oorsprong van de producten en de naleving van alle andere voorwaarden van dit protocol.

  • 2 De douaneautoriteiten kunnen het verlenen van de status van toegelaten exporteur afhankelijk stellen van door hen noodzakelijk geachte voorwaarden.

  • 3 De douaneautoriteiten kennen de toegelaten exporteur een nummer toe, dat in de factuurverklaring of de factuurverklaring EUR-MED wordt vermeld.

  • 4 De douaneautoriteiten houden toezicht op het gebruik van de vergunning door de toegelaten exporteur.

  • 5 De douaneautoriteiten kunnen de vergunning te allen tijde intrekken. Zij zijn verplicht dit te doen wanneer de toegelaten exporteur niet meer de in lid 1 bedoelde garanties biedt, niet meer aan de in lid 2 bedoelde voorwaarden voldoet, of de vergunning oneigenlijk gebruikt.

Artikel 24. Geldigheid van bewijzen van oorsprong

  • 1 Bewijzen van oorsprong zijn vier maanden geldig vanaf de datum van afgifte in het land van uitvoer en moeten binnen deze periode worden ingediend bij de douaneautoriteiten van het land van invoer.

  • 2 Bewijzen van oorsprong die na het verstrijken van de in lid 1 genoemde termijn bij de douaneautoriteiten van het land van invoer worden ingediend, kunnen met het oog op de toepassing van de preferentiële behandeling worden aanvaard wanneer de verlate indiening het gevolg is van overmacht of buitengewone omstandigheden.

  • 3 In andere gevallen van verlate indiening kunnen de douaneautoriteiten van het land van invoer de bewijzen van oorsprong aanvaarden indien de producten vóór het verstrijken van genoemde termijn bij hen zijn aangebracht.

Artikel 25. Overlegging van bewijzen van oorsprong

Bewijzen van oorsprong worden bij de douaneautoriteiten van het land van invoer ingediend overeenkomstig de aldaar geldende procedures. Deze autoriteiten kunnen om een vertaling van dit bewijs vragen. Zij kunnen voorts eisen dat de aangifte ten invoer vergezeld gaat van een verklaring van de importeur dat de producten aan de voorwaarden voor de toepassing van de overeenkomst voldoen.

Artikel 26. Invoer in deelzendingen

Wanneer, op verzoek van de importeur en op de door de douaneautoriteiten van het land van invoer vastgestelde voorwaarden, gedemonteerde of niet-gemonteerde producten in de zin van algemene regel 2 a) voor de interpretatie van het geharmoniseerd systeem, vallende onder de afdelingen XVI en XVII of de posten 7308 en 9406 van het geharmoniseerd systeem, in deelzendingen worden ingevoerd, wordt één enkel bewijs van oorsprong bij de douaneautoriteiten ingediend bij de invoer van de eerste deelzending.

Artikel 27. Vrijstelling van bewijs van oorsprong

  • 1 Goederen die in kleine zendingen door particulieren aan particulieren worden verzonden of die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers worden als producten van oorsprong toegelaten zonder dat een bewijs van oorsprong behoeft te worden overgelegd, voorzover aan zulke goederen ieder handelskarakter vreemd is en verklaard wordt dat zij aan de voorwaarden voor de toepassing van dit protocol voldoen en er over de juistheid van deze verklaring geen twijfel bestaat. Voor postzendingen kan deze verklaring op het douaneaangifteformulier CN22/CN23 of op een daaraan gehecht blad worden gesteld.

  • 2 Als invoer waaraan ieder handelskarakter vreemd is, wordt beschouwd de invoer van incidentele aard van goederen die uitsluitend bestemd zijn voor persoonlijk gebruik door de geadresseerde, de reiziger of de leden van hun gezin, mits noch de aard, noch de hoeveelheid van de goederen op commerciële doeleinden wijzen.

  • 3 Voorts mag de totale waarde van deze producten niet hoger zijn dan 500 EUR voor kleine zendingen of 1 200 EUR voor producten die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers.

Artikel 27 bis. Leveranciersverklaring

  • 1 Indien een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt afgegeven of een factuurverklaring wordt opgesteld, in de Gemeenschap of Marokko, voor producten van oorsprong, bij de vervaardiging waarvan goederen zijn gebruikt die in Algerije, Marokko, Tunesië of de Gemeenschap een be- of verwerking hebben ondergaan zonder het karakter van product van oorsprong te hebben verkregen, dient rekening te worden gehouden met de leveranciersverklaring betreffende deze goederen, overeenkomstig dit artikel.

  • 2 De in lid 1 genoemde verklaring van de leverancier dienst6 als bewijs voor de door de betrokken goederen in Algerije, Marokko, Tunesië of de Gemeenschap ondergane be- of verwerking teneinde te bepalen of de producten bij de vervaardiging waarvan deze goederen gebruikt worden, kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit de Gemeenschap of Marokko, en voldoen aan de andere eisen van dit protocol.

  • 3 Een afzonderlijke leveranciersverklaring wordt, behalve in de in lid 4 bedoelde gevallen, door de leverancier voor iedere zending goederen in de in bijlage V omschreven vorm opgesteld op een blad papier dat aan de factuur, de pakbon of een ander handelsdocument wordt gehecht. De goederen moeten in deze verklaring voldoende nauwkeurig zijn omschreven om geïdentificeerd te kunnen worden.

  • 4 Indien een leverancier een bepaalde afnemer regelmatig goederen toezendt waarvan de be- of verwerking in Algerije, Marokko, Tunesië, of de Gemeenschap naar verwachting voor langere tijd constant zal blijven, mag hij een enkele leveranciersverklaring, hierna „langlopende leveranciersverklaring” genoemd (ook wel „leveranciersverklaring voor herhaald gebruik” genoemd), opstellen ter dekking van opeenvolgende zendingen van deze goederen.

    Een langlopende leveranciersverklaring is gewoonlijk een jaar geldig vanaf de datum van opstelling. De douaneautoriteiten van het land waarin de verklaring wordt opgesteld, kunnen toestaan dat op door hen te stellen voorwaarden verklaringen met een langere geldigheidsduur worden opgesteld.

    De langlopende leveranciersverklaring wordt door de leverancier in de in bijlage VI omschreven vorm opgesteld. De goederen dienen daarin voldoende nauwkeurig te zijn omschreven om geïdentificeerd te kunnen worden. De leverancier doet de afnemer deze verklaring toekomen voordat de eerste partij goederen waarop ze betrekking heeft, wordt verzonden of tegelijk met deze eerste zending.

    Indien de langlopende leveranciersverklaring niet langer betrekking heeft op de geleverde goederen, stelt de leverancier zijn afnemer hiervan onmiddellijk in kennis.

  • 5 De in de leden 3 en 4 bedoelde leveranciersverklaring wordt getypt of gedrukt in een van de talen waarin de overeenkomst is opgesteld, overeenkomstig het nationale recht van het land waar de verklaring wordt opgesteld en wordt door de leverancier met de hand ondertekend. De factuurverklaring mag ook met de hand, met inkt en in blokletters, worden geschreven.

  • 6 De leverancier die een verklaring opstelt dient op verzoek van de douaneautoriteiten van het land waar de verklaring is opgesteld, steeds bereid te zijn alle documenten voor te leggen waaruit blijkt dat de gegevens in zijn verklaring juist zijn.

Artikel 28. Bewijsstukken

De in artikel 17, lid 3, artikel 22, lid 5, en artikel 27 bis, lid 6, bedoelde documenten aan de hand waarvan wordt aangetoond dat producten die door een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED of een factuurverklaring of een factuurverklaring EUR-MED worden gedekt producten van oorsprong zijn uit de Gemeenschap, Marokko of een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen en aan de andere voorwaarden van dit protocol voldoen, en dat de in de leveranciersverklaring verstrekte informatie juist is, kunnen onder meer de volgende zijn:

  • a. een rechtstreeks bewijs, bijvoorbeeld aan de hand van de boekhouding of de interne administratie van de exporteur of leverancier, van de door deze uitgevoerde be- of verwerkingen om de producten te verkrijgen;

  • b. in de Gemeenschap of in Marokko afgegeven of opgestelde, en volgens het nationale recht gebruikte documenten waaruit de oorsprong van de gebruikte materialen blijkt;

  • c. in de Gemeenschap of in Marokko afgegeven of opgestelde, en volgens het nationale recht gebruikte documenten waaruit de be- of verwerking in de Gemeenschap of in Marokko blijkt;

  • d. certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED of factuurverklaringen of factuurverklaringen EUR-MED waaruit de oorsprong van de gebruikte materialen blijkt, die overeenkomstig dit protocol in de Gemeenschap of in Marokko zijn afgegeven of opgesteld, of die in een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen zijn opgesteld overeenkomstig oorsprongsregels die gelijk zijn aan de oorsprongsregels in dit protocol;

  • e. passende bewijsstukken betreffende be- of verwerking buiten de Gemeenschap of Marokko in toepassing van artikel 12 waaruit blijkt dat aan de voorwaarden van dat artikel is voldaan;

  • f. leveranciersverklaring waaruit de in de Gemeenschap, Algerije, Marokko of Tunesië verrichte be- of verwerking van de gebruikte materialen blijkt, opgesteld in een van deze landen.

Artikel 29. Bewaring van de bewijzen van oorsprong, leveranciersverklaring en andere bewijsstukken

  • 1 De exporteur die om de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED verzoekt, bewaart de in artikel 17, lid 3, bedoelde bewijsstukken gedurende een periode van ten minste drie jaar.

  • 2 Exporteurs die een factuurverklaring of een factuurverklaring EUR-MED opstellen, dienen een kopie van deze factuurverklaring en van de in artikel 22, lid 5, bedoelde documenten gedurende ten minste drie jaar te bewaren.

  • 2a De leverancier die een leveranciersverklaring heeft opgesteld, bewaart kopieën van de verklaring en van de factuur, de pakbon of het andere handelsdocument waaraan zijn verklaring werd gehecht alsmede de in artikel 27 bis, lid 6, bedoelde bewijsstukken gedurende een periode van ten minste drie jaar.

    De leverancier die een langlopende leveranciersverklaring heeft opgesteld, bewaart kopieën van de verklaring en van de facturen, pakbonnen of andere handelsdocumenten betreffende de goederen waarop zijn aan de afnemer gezonden verklaring betrekking had, alsmede de in artikel 27 bis, lid 6, bedoelde bewijsstukken gedurende een periode van ten minste drie jaar. Deze periode begint op de dag waarop deze langlopende leveranciersverklaring vervalt.

  • 3 De douaneautoriteiten van het land van uitvoer die een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED afgeven bewaren het in artikel 17, lid 2, bedoelde aanvraagformulier gedurende een periode van ten minste drie jaar.

  • 4 De douaneautoriteiten van het land van invoer bewaren de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED en de factuurverklaringen en factuurverklaringen EUR-MED die bij hen werden ingediend gedurende een periode van ten minste drie jaar.

Artikel 30. Verschillen en vormfouten

  • 1 Geringe verschillen tussen de gegevens op het bewijs van oorsprong en de gegevens op de documenten die voor het vervullen van de invoerformaliteiten bij het douanekantoor worden ingediend, maken het EUR.1-certificaat of de factuurverklaring niet automatisch ongeldig, indien blijkt dat het document wel degelijk met de aangebrachte goederen overeenstemt.

  • 2 Kennelijke vormfouten, zoals typefouten, op het bewijs van oorsprong leiden niet tot weigering van dit document indien deze fouten niet van dien aard zijn dat zij twijfel doen rijzen over de juistheid van de daarin vermelde gegevens.

Artikel 31. In euro uitgedrukte bedragen

  • 1 Voor de toepassing van artikel 22, lid 1, onder b), en artikel 27, lid 3, worden, wanneer de producten gefactureerd zijn in een andere valuta dan de euro, de tegenwaarde van de in euro uitgedrukte bedragen in de nationale valuta van de lidstaten van de Gemeenschap, van Marokko of een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen, jaarlijks door elk van de betrokken landen vastgesteld.

  • 3 De in een bepaalde nationale valuta te gebruiken bedragen zijn gelijk aan de tegenwaarde in die valuta van de in euro uitgedrukte bedragen op de eerste werkdag van de maand oktober van elk jaar. De tegenwaarde wordt de Commissie van de Europese Gemeenschappen voor 15 oktober medegedeeld en is van toepassing vanaf 1 januari van het daaropvolgende jaar. De Commissie van de Europese Gemeenschappen stelt alle betrokken landen in kennis van de desbetreffende tegenwaarden.

  • 4 Een land mag het bedrag dat het resultaat is van de omrekening in zijn nationale valuta van een in euro uitgedrukt bedrag naar boven of beneden afronden. Het afgeronde bedrag mag niet meer dan 5% afwijken van het bedrag dat het resultaat is van de omrekening. Een land kan de tegenwaarde in nationale valuta van een in euro uitgedrukt bedrag handhaven, indien de omrekening van dat bedrag, bij de in lid 3 bedoelde jaarlijkse aanpassing, vóór het afronden, leidt tot een stijging van minder dan 15 procent van de tegenwaarde in nationale valuta. De tegenwaarde in nationale valuta kan ongewijzigd blijven, indien de omrekening tot een daling van de tegenwaarde leidt.

  • 5 De in euro uitgedrukte bedragen kunnen door het Associatiecomité op verzoek van de Gemeenschap of Marokko worden herzien. Bij deze herziening onderzoekt het Associatiecomité of het wenselijk is de betreffende limieten in reële termen te handhaven. Het kan te dien einde besluiten de in euro uitgedrukte bedragen te wijzigen.

TITEL VI. REGELINGEN VOOR ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING

Artikel 32. Wederzijdse bijstand

  • 1 De douaneautoriteiten van de lidstaten van de Gemeenschap en van Marokko doen elkaar via de Europese Commissie afdrukken toekomen van de stempels die in hun douanekantoren worden gebruikt bij de afgifte van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED, alsmede de adressen van de douaneautoriteiten die belast zijn met de controle van deze certificaten en de factuurverklaringen en factuurverklaringen EUR-MED of leveranciersverklaringen.

  • 2 Met het oog op de correcte toepassing van dit protocol verlenen de Gemeenschap en Marokko elkaar, via de bevoegde douane-instanties, bijstand bij de controle op de echtheid van de EUR.1- en EUR-MED-certificaten en de factuurverklaringen en factuurverklaringen EUR-MED en de juistheid van de daarin vermelde gegevens of leveranciersverklaringen.

Artikel 33. Controle van de bewijzen van oorsprong

  • 1 Bewijzen van oorsprong worden achteraf steekproefsgewijs gecontroleerd, alsmede wanneer de douaneautoriteiten van het land van invoer redenen hebben om te twijfelen aan de echtheid van deze documenten, de oorsprong van de betrokken producten of de naleving van de andere voorwaarden van dit protocol.

  • 2 Met het oog op de toepassing van lid 1 zenden de douaneautoriteiten van het land van invoer het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED, de factuur, indien deze werd voorgelegd, de factuurverklaring of de factuurverklaring EUR-MED of een kopie van deze documenten, terug aan de douaneautoriteiten van het land van uitvoer, in voorkomend geval onder vermelding van de redenen waarom een controle wordt aangevraagd. Zij verstrekken bij deze aanvraag om controle alle documenten en gegevens die het vermoeden hebben doen rijzen dat de gegevens op het bewijs van oorsprong onjuist zijn.

  • 3 De controle wordt verricht door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer. Met het oog hierop zijn zij gerechtigd bewijsstukken op te vragen, de administratie van de exporteur in te zien en alle andere controles te verrichten die zij dienstig achten.

  • 4 Indien de douaneautoriteiten van het land van invoer besluiten de preferentiële behandeling niet toe te kennen zolang de uitslag van de controle niet bekend is, doen zij de importeur het voorstel de producten vrij te geven onder voorbehoud van de noodzakelijk geachte conservatoire maatregelen.

  • 5 De resultaten van de controle worden zo spoedig mogelijk medegedeeld aan de douaneautoriteiten die deze hebben aangevraagd. In deze mededeling moet duidelijk worden aangegeven of de documenten echt zijn, of de betrokken producten als producten van oorsprong uit de Gemeenschap, Marokko of een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen beschouwd kunnen worden en of aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.

  • 6 Indien bij gegronde twijfel binnen tien maanden na het verzoek om controle geen antwoord is ontvangen of indien het antwoord niet voldoende gegevens bevat om de echtheid van het betrokken document of de werkelijke oorsprong van de producten vast te stellen, kennen de aanvragende douaneautoriteiten de preferentiële behandeling niet toe, behoudens buitengewone omstandigheden.

Artikel 33 bis. Controle van de leveranciersverklaring

  • 1 Leveranciersverklaringen en langlopende leveranciersverklaringen worden achteraf door middel van steekproeven gecontroleerd en wanneer de douaneautoriteiten van het land waar zulke verklaringen zijn gebruikt om EUR.1-certificaten of factuurverklaringen op te stellen, redenen hebben om te twijfelen aan de echtheid van de verklaring of de juistheid van de daarin vermelde gegevens.

  • 2 Met het oog op de toepassing van lid 1 zenden de douaneautoriteiten van het in lid 1 bedoelde land van invoer de leveranciersverklaring, de factuur, de pakbon of andere handelsdocumenten die betrekking hebben op de goederen die door de leveranciersverklaring werden gedekt terug aan de douaneautoriteiten van het land waar de verklaring werd opgesteld, onder vermelding van de materiële of formele redenen waarom een onderzoek wordt aangevraagd.

    Zij verstrekken bij deze aanvraag om controle alle documenten en gegevens die het vermoeden hebben doen rijzen dat de gegevens in de leveranciersverklaring onjuist zijn.

  • 3 De controle wordt verricht door de douaneautoriteiten van het land waar de leveranciersverklaring werd opgesteld. Met het oog hierop zijn zij gerechtigd bewijsstukken op te vragen, de administratie van de leverancier in te zien en alle andere controles te verrichten die zij dienstig achten.

  • 4 De resultaten van de controle worden zo spoedig mogelijk medegedeeld aan de douaneautoriteiten die deze hebben aangevraagd. In deze mededeling moet duidelijk worden aangegeven of de gegevens in de leveranciersverklaring juist zijn en in hoeverre de verklaring in aanmerking kan worden genomen voor het opstellen van een EUR.1-certificaat of een factuurverklaring.

Artikel 34. Regeling van geschillen

Geschillen ten aanzien van de in artikel 33 en 33 bis bedoelde controles die niet onderling geregeld kunnen worden door de douaneautoriteiten die de controle hebben aangevraagd en de douaneautoriteiten die deze hebben moeten uitvoeren, en problemen in verband met de interpretatie van dit protocol worden aan het Associatiecomité voorgelegd.

In alle gevallen is de wetgeving van het land van invoer van toepassing op de regeling van geschillen tussen een importeur en de douaneautoriteiten van het land van invoer.

Artikel 35. Sancties

Sancties worden getroffen tegen ieder die een document met onjuiste gegevens opstelt of laat opstellen met het doel goederen onder de preferentiële regeling te doen vallen.

Artikel 36. Vrije zones

  • 1 De Gemeenschap en Marokko nemen alle nodige maatregelen om te voorkomen dat producten die onder geleide van een bewijs van de oorsprong worden verhandeld en die tijdens het vervoer in een op hun grondgebied gelegen vrije zone verblijven, door andere goederen worden vervangen of andere behandelingen ondergaan dan die welke gebruikelijk zijn om ze in goede staat te bewaren.

  • 2 In afwijking van lid 1 geven de bevoegde douaneautoriteiten, wanneer producten van oorsprong uit de Gemeenschap of uit Marokko die onder dekking van een bewijs van oorsprong in een vrije zone zijn ingevoerd, een be- of verwerking ondergaan, op verzoek van de exporteur een nieuw certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED af, mits deze be- of verwerking in overeenstemming is met de bepalingen van dit protocol.

TITEL VII. CEUTA EN MELILLA

Artikel 37. Toepassing van het protocol

  • 1 De in artikel 2 gebruikte term „Gemeenschap” heeft geen betrekking op Ceuta en Melilla.

  • 2 Producten van oorsprong uit Marokko die in Ceuta of Melilla worden ingevoerd, vallen in elk opzicht onder dezelfde douaneregeling als de regeling die op grond van protocol nr. 2 bij de Akte van toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek tot de Europese Gemeenschappen van toepassing is op producten van oorsprong uit het douanegebied van de Gemeenschap. Marokko zal op onder de overeenkomst vallende producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla dezelfde regeling toepassen als op producten van oorsprong uit de Gemeenschap die vanuit de Gemeenschap worden ingevoerd.

  • 3 Bij toepassing van lid 2 op producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla, is dit protocol van overeenkomstige toepassing met inachtneming van de bijzondere voorwaarden van artikel 38.

Artikel 38. Bijzondere voorwaarden

  • 1 Mits zij rechtstreeks zijn vervoerd overeenkomstig artikel 13, worden beschouwd als:

    • 1. producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla:

      • a. geheel en al in Ceuta en Melilla verkregen producten;

      • b. in Ceuta en Melilla verkregen producten bij de vervaardiging waarvan andere dan de onder a) bedoelde producten zijn gebruikt, mits:

        • i. deze producten be- of verwerkingen hebben ondergaan die toereikend zijn in de zin van artikel 6,

          of

        • ii. deze producten van oorsprong zijn uit Marokko of uit de Gemeenschap en be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer omvatten dan de in artikel 7, lid 1, bedoelde ontoereikende be- of verwerkingen;

    • 2. producten van oorsprong uit Marokko:

      • a. geheel en al in Marokko verkregen producten;

      • b. in Marokko verkregen producten, bij de vervaardiging waarvan andere dan de onder a) bedoelde producten zijn gebruikt, voorzover:

        • i. deze producten be- of verwerkingen hebben ondergaan die toereikend zijn in de zin van artikel 6,

          of

        • ii. deze producten van oorsprong zijn uit Ceuta en Melilla of de Gemeenschap en zij be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer inhouden dan de in artikel 7 genoemde be- of verwerkingen.

  • 2 Ceuta en Melilla worden als één grondgebied beschouwd.

  • 3 De exporteur of zijn gemachtigde vertegenwoordiger vermeldt „Marokko” en „Ceuta en Melilla” in vak 2 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED of op de factuurverklaring of de factuurverklaring EUR-MED. Voor producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla wordt de oorsprong bovendien vermeld in vak 4 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED of op de factuurverklaring of de factuurverklaring EUR-MED.

  • 4 De Spaanse douaneautoriteiten zijn belast met de toepassing van dit protocol in Ceuta en Melilla.

TITEL VIII. SLOTBEPALINGEN

Artikel 39. Wijzigingen op het protocol

De Associatieraad kan besluiten bepalingen van dit protocol te wijzigen.

Artikel 40. Overgangsbepalingen voor goederen in doorvoer of in opslag

Deze overeenkomst kan worden toegepast op goederen die aan de bepalingen van dit protocol voldoen en die op de datum van inwerkingtreding van dit protocol onderweg zijn of die in de Gemeenschap of in Marokko tijdelijk zijn opgeslagen of zich daar in een douane-entrepot of vrije zone bevinden, mits binnen vier maanden na genoemde datum een EUR.1- of EUR-MED-certificaat bij de douaneautoriteiten van het land van invoer wordt ingediend dat achteraf door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer is opgesteld, tezamen met de documenten waaruit blijkt dat de goederen rechtstreeks zijn vervoerd overeenkomstig artikel 13.

Protocol nr. 5. betreffende wederzijdse bijstand tussen administratieve autoriteiten in douanezaken

Artikel 1. Definities

Voor de toepassing van dit Protocol wordt verstaan onder:

  • a. „douanewetgeving”: alle wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die op het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen van toepassing zijn betreffende de invoer, de uitvoer en de doorvoer van goederen en de plaatsing van goederen onder een douaneregeling, met inbegrip van de verbods-, beperkings- en controlemaatregelen die deze partijen hebben vastgesteld;

  • b. „verzoekende autoriteit”: een bevoegde administratieve autoriteit die door een overeenkomstsluitende partij is aangewezen om verzoeken om administratieve bijstand in douanezaken in te dienen;

  • c. „aangezochte autoriteit”: een bevoegde administratieve autoriteit die door een overeenkomstsluitende partij is aangewezen om verzoeken om administratieve bijstand in douanezaken te ontvangen;

  • d. „persoonsgebonden gegevens”: alle inlichtingen over een bepaalde of te bepalen natuurlijke persoon.

Artikel 2. Werkingssfeer

  • 1 De overeenkomstsluitende partijen verlenen elkaar binnen hun bevoegdheden bijstand, op de wijze en onder de voorwaarden die in dit Protocol zijn vastgesteld, met het oog op de preventie, de opsporing en de vaststelling van overtredingen van de douanewetgeving.

  • 2 De bijstand in douanezaken waarin dit Protocol voorziet, geldt voor elke administratieve autoriteit van de overeenkomstsluitende partijen die bevoegd is dit Protocol toe te passen. Deze bijstand doet geen afbreuk aan de regels betreffende de wederzijdse bijstand in strafzaken en geldt evenmin voor informatie verkregen krachtens bevoegdheden die op verzoek van de rechterlijke autoriteiten worden uitgeoefend, tenzij deze autoriteiten hiermee instemmen.

Artikel 3. Bijstand op verzoek

  • 1 Op aanvraag van de verzoekende autoriteit verschaft de aangezochte autoriteit eerstgenoemde alle ter zake dienende informatie die deze nodig heeft voor de correcte toepassing van de douanewetgeving, met inbegrip van informatie betreffende vastgestelde of voorgenomen transacties die met deze wetgeving in strijd zijn of kunnen zijn.

  • 2 Op aanvraag van de verzoekende autoriteit deelt de aangezochte autoriteit haar mede of goederen die uit het grondgebied van een overeenkomstsluitende partij zijn uitgevoerd, op regelmatige wijze op het grondgebied van de andere partij zijn ingevoerd, onder vermelding, in voorkomend geval, van de douaneregeling waaronder deze goederen zijn geplaatst.

  • 3 Op aanvraag van de verzoekende autoriteit zorgt de aangezochte autoriteit er, binnen de grenzen van haar wetgeving, voor dat een bijzonder toezicht wordt uitgeoefend op:

    • a. natuurlijke personen of rechtspersonen van wie redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij de douanewetgeving overtreden of overtreden hebben;

    • b. plaatsen waar goederen op zodanige wijze zijn opgeslagen dat redelijkerwijze vermoed kan worden dat ze bedoeld zijn te worden gebruikt bij transacties die met de wetgeving van de andere overeenkomstsluitende partijen in strijd zijn;

    • c. goederenbewegingen waarover bericht wordt dat zij aanleiding kunnen geven tot overtredingen van de douanewetgeving;

    • d. vervoermiddelen waarvan redelijkerwijze vermoed kan worden dat zij bij overtredingen van de douanewetgeving worden of werden gebruikt of gebruikt zouden kunnen worden.

Artikel 4. Bijstand op eigen initiatief

De overeenkomstsluitende partijen verlenen elkaar bijstand, in overeenstemming met hun wetten, voorschriften en andere rechtsinstrumenten, indien zij zulks noodzakelijk achten voor de juiste toepassing van de douanewetgeving, in het bijzonder indien zij informatie verkrijgen over:

  • transacties die met deze wetgeving in strijd zijn of lijken te zijn en die van belang kunnen zijn voor andere overeenkomstsluitende partijen;

  • nieuwe middelen of methoden die bij dergelijke transacties worden gebruikt;

  • goederen waarvan bekend is dat zij het voorwerp vormen van overtredingen van de douanewetgeving;

  • natuurlijke of fysieke personen waarvan redelijkerwijze vermoed kan worden dat zij in strijd met de douanewetgeving handelen of hebben gehandeld;

  • vervoermiddelen waarvan redelijkerwijze vermoed kan worden dat zij bij overtredingen van de douanewetgeving worden of werden gebruikt of gebruikt zouden kunnen worden.

Artikel 5. Toezending van documenten/Kennisgeving van besluiten

Op aanvraag van de verzoekende autoriteit neemt de aangezochte autoriteit, overeenkomstig haar wetgeving, de nodige maatregelen voor:

  • de toezending van documenten,

  • de kennisgeving van besluiten,

    waarop het bepaalde in dit Protocol van toepassing is, aan een geadresseerde die op haar grondgebied verblijft of gevestigd is. In dergelijk geval is artikel 6, lid 3, van toepassing.

Artikel 6. Vorm en inhoud van verzoeken om bijstand

  • 1 Verzoeken in het kader van dit Protocol worden schriftelijk gedaan en gaan vergezeld van de bescheiden die voor de behandeling ervan noodzakelijk zijn. In spoedeisende gevallen kunnen mondelinge verzoeken worden aanvaard, mits zij onmiddellijk schriftelijk worden bevestigd.

  • 2 De overeenkomstig lid 1 ingediende verzoeken bevatten de hierna volgende gegevens:

    • a. de naam van de verzoekende autoriteit,

    • b. de gevraagde maatregel,

    • c. het voorwerp en de reden van het verzoek,

    • d. de relevante wetten, voorschriften en andere rechtselementen;

    • e. zo nauwkeurig en volledig mogelijke informatie betreffende de natuurlijke personen of rechtspersonen waarop het onderzoek betrekking heeft,

    • f. een overzicht van de relevante feiten en van het reeds uitgevoerde onderzoek, behalve in de in artikel 5 bedoelde gevallen.

  • 3 De verzoeken worden ingediend in een officiële taal van de aangezochte autoriteit of in een voor deze aanvaardbare taal.

  • 4 Indien een verzoek niet in de juiste vorm wordt gedaan, kan om correctie of aanvulling worden verzocht. Er kunnen echter reeds voorzorgsmaatregelen worden genomen.

Artikel 7. Behandeling van verzoeken

  • 1 De aangezochte autoriteit behandelt verzoeken om bijstand, binnen de grenzen van haar bevoegdheden en met de middelen waarover zij beschikt, alsof zij voor eigen rekening of in opdracht van een andere autoriteit van dezelfde overeenkomstsluitende partij handelde, door reeds beschikbare informatie te verstrekken en het nodige onderzoek te verrichten of te doen verrichten. Deze bepaling is eveneens van toepassing op de administratieve dienst waaraan de verzoekende autoriteit haar aanvraag heeft gericht indien deze niet zelfstandig kan handelen.

  • 2 Verzoeken om bijstand worden behandeld overeenkomstig de wetten, voorschriften en andere rechtsinstrumenten van de aangezochte overeenkomstsluitende partij.

  • 3 Daartoe gemachtigde ambtenaren van een overeenkomstsluitende partij kunnen, met instemming van de andere betrokken overeenkomstsluitende partij en op de door deze gestelde voorwaarden, in de kantoren van de aangezochte autoriteit of van een andere autoriteit die onder de aangezochte autoriteit ressorteert, informatie verkrijgen over transacties die met de douanewetgeving in strijd zijn of kunnen zijn die de verzoekende autoriteit nodig heeft ter uitvoering van het bepaalde in dit Protocol.

  • 4 Ambtenaren van een overeenkomstsluitende partij kunnen, met de toestemming van de andere betrokken overeenkomstsluitende partij en op de door deze gestelde voorwaarden, aanwezig zijn bij onderzoek dat op het grondgebied van de laatstgenoemde wordt verricht.

Artikel 8. Vorm waarin de informatie dient te worden verstrekt

  • 1 De aangezochte autoriteit deelt de uitslag van het onderzoek aan de verzoekende autoriteit mede in de vorm van bescheiden, voor echt gewaarmerkte afschriften van bescheiden, rapporten en dergelijke.

  • 2 De in lid 1 bedoelde bescheiden kunnen worden vervangen door informatie die, in welke vorm dan ook, met behulp van systemen voor automatische gegevensverwerking voor hetzelfde doel wordt verstrekt.

Artikel 9. Gevallen waarin geen bijstand behoeft te worden verleend

  • 1 De partijen kunnen de in dit Protocol bedoelde bijstand weigeren wanneer het verlenen ervan:

    • a. de soevereiniteit van Marokko of van een Lid-Staat van de Gemeenschap waaraan op grond van dit Protocol om bijstand wordt gevraagd zou kunnen schenden; of

    • b. de openbare orde, de openbare veiligheid of andere essentiële belangen in gevaar zou kunnen brengen, of

    • c. de toepassing inhoudt andere voorschriften dan de douanewetgeving, of

    • d. de schending inhoudt van een industrieel geheim, een handelsgeheim of een beroepsgeheim.

  • 2 Wanneer de verzoekende autoriteit om een vorm van bijstand verzoekt die zij desgevraagd zelf niet zou kunnen verlenen, vermeldt zij dit in haar verzoek. De aangezochte autoriteit bepaalt zelf hoe zij op een dergelijk verzoek reageert.

  • 3 Indien bijstand wordt geweigerd, dienen het daartoe strekkende besluit en de redenen die daaraan ten grondslag liggen terstond aan de verzoekende autoriteit te worden medegedeeld.

Artikel 10. Geheimhoudingsplicht

  • 1 Alle informatie die ter uitvoering van dit Protocol wordt verstrekt heeft een vertrouwelijk karakter. Zij valt onder het beroepsgeheim en wordt beschermd volgens het recht van de overeenkomstsluitende partij die ze heeft ontvangen en volgens het recht waaraan de autoriteiten van de Gemeenschap onderworpen zijn.

  • 2 Persoonsgebonden gegevens kunnen uitsluitend worden doorgegeven indien de wetgeving van de overeenkomstsluitende partijen deze op gelijkwaardige wijze beschermt. Het rechtsbeschermingsniveau van de overeenkomstsluitende partijen omvat ten minste de in de bijlage bij dit Protocol omschreven beginselen.

Artikel 11. Gebruik van informatie

  • 1 De verkregen informatie, met inbegrip van de persoonsgebonden gegevens, mag uitsluitend worden gebruikt voor de toepassing van het bepaalde in dit Protocol. Het gebruik van deze informatie door een overeenkomstsluitende partij voor andere doeleinden is afhankelijk van de voorafgaande schriftelijke toestemming van de administratieve autoriteit die ze heeft verstrekt, waarbij de door deze autoriteit vastgestelde beperkingen in acht moeten worden genomen. Deze bepalingen zijn niet van toepassing wanneer de voor de toepassing van dit Protocol verkregen informatie ook kan worden gebruikt voor de bestrijding van de illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen. Dergelijke informatie mag worden doorgegeven aan andere autoriteiten die rechtstreeks bij de bestrijding van de illegale handel in verdovende middelen betrokken zijn, binnen de grenzen van artikel 2.

  • 2 Lid 1 vormt geen beletsel voor het gebruik van informatie in gerechtelijke of administratieve procedures die achteraf worden ingesteld wegens niet-naleving van de douanewetgeving. De bevoegde autoriteit die deze informatie heeft verstrekt wordt van een dergelijk gebruik onmiddellijk in kennis gesteld.

  • 3 De overeenkomstsluitende partijen kunnen de overeenkomstig het bepaalde in dit Protocol verkregen informatie en geraadpleegde bescheiden in hun rapporten, getuigenissen en gerechtelijke procedures als bewijsmateriaal gebruiken.

Artikel 12. Deskundigen en getuigen

  • 1 Een onder een aangezochte autoriteit ressorterende ambtenaar kan worden gemachtigd, binnen de perken van de hem verleende machtiging, in het rechtsgebied van een andere overeenkomstsluitende partij als getuige of deskundige op te treden in gerechtelijke of administratieve procedures die betrekking hebben op onderwerpen waarop dit Protocol van toepassing is en daarbij de voor het gerechtelijk onderzoek noodzakelijke voorwerpen, bescheiden of voor echt gewaarmerkte afschriften van bescheiden voor te leggen. In de convocatie dient uitdrukkelijk te worden vermeld over welk onderwerp, op welke grond en in welke hoedanigheid de ambtenaar zal worden ondervraagd.

  • 2 De gemachtigde ambtenaar geniet op het grondgebied van de verzoekende autoriteit dezelfde rechtsbescherming als de eigen ambtenaren van die autoriteit.

Artikel 13. Kosten van de bijstand

De partijen brengen elkaar geen kosten in rekening voor uitgaven die ter uitvoering van het bepaalde in dit Protocol zijn gemaakt, met uitzondering, in voorkomend geval, van de uitgaven voor deskundigen, getuigen, tolken en vertalers die niet in overheidsdienst zijn.

Artikel 14. Tenuitvoerlegging

  • 1 Dit Protocol wordt ten uitvoer gelegd door de nationale douaneautoriteiten van Marokko, enerzijds, en de bevoegde diensten van de Commissie van de Europese Gemeenschappen en, in voorkomend geval, de douaneautoriteiten van de Lid-Staten, anderzijds. Deze instanties stellen alle praktische maatregelen en bepalingen voor de toepassing van dit Protocol vast, rekening houdend met de voorschriften op het gebied van de gegevensbescherming. Zij kunnen, via het bij artikel 40 van Protocol nr. 4 ingestelde Comité Douanesamenwerking, de Associatieraad aanbevelingen doen voor wijzigingen die huns inziens in dit Protocol dienen te worden aangebracht.

  • 2 De overeenkomstsluitende partijen plegen overleg over en geven elkaar kennis van alle uitvoeringsbepalingen die overeenkomstig dit Protocol worden vastgesteld.

Artikel 15. Complementariteit

  • 1 Dit Protocol vormt een aanvulling op de overeenkomsten inzake wederzijdse bijstand die tussen een of meer Lid-Staten van de Europese Unie en Marokko zijn of kunnen worden gesloten en doet geen afbreuk aan de toepassing van deze overeenkomsten. Het vormt geen beletsel voor een ruimere wederzijdse bijstand indien deze overeenkomsten daarin voorzien.

  • 2 Onverminderd artikel 11 doen deze overeenkomsten geen afbreuk aan de bepalingen van de Gemeenschap betreffende de uitwisseling, tussen de bevoegde diensten van de Commissie en de douaneautoriteiten van de Lid-Staten, van alle informatie over douanezaken die voor de Gemeenschap van belang kan zijn.

Slotakte

De gevolmachtigden van:

het Koninkrijk België,

het Koninkrijk Denemarken,

de Bondsrepubliek Duitsland,

de Helleense Republiek,

het Koninkrijk Spanje,

de Franse Republiek,

Ierland,

de Italiaanse Republiek,

het Groothertogdom Luxemburg,

het Koninkrijk der Nederlanden,

de Republiek Oostenrijk,

de Portugese Republiek,

de Republiek Finland,

het Koninkrijk Zweden,

het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,

Verdragsluitende Partijen bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal,

hierna „de Lid-Staten” te noemen, en van

de Europese Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal,

hierna „de Gemeenschap” te noemen,

enerzijds, en

de gevolmachtigden van het Koninkrijk „Marokko”, hierna „Marokko” te noemen,

anderzijds,

bijeengekomen te Brussel op 26/02/1996, voor de ondertekening van de Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en haar Lid-Staten, enerzijds, en het Koninkrijk Marokko, anderzijds, hierna de „Euro-mediterrane overeenkomst” te noemen, hebben de volgende teksten aangenomen:

de Euro-mediterrane overeenkomst, de bijlagen daarbij en de volgende protocollen:

Protocol nr. 1 betreffende de regeling die bij de invoer in de Gemeenschap van landbouwprodukten uit Marokko van toepassing is,

Protocol nr. 2 betreffende de regeling die van toepassing is op de invoer in de Gemeenschap van visserijprodukten van oorsprong uit Marokko,

Protocol nr. 3 betreffende de regeling die van toepassing is op de invoer in Marokko van landbouwprodukten van oorsprong uit de Gemeenschap,

Protocol nr. 4 betreffende de definitie van het begrip „produkten van oorsprong” en de methoden van administratieve samenwerking,

Protocol nr. 5 betreffende wederzijdse bijstand tussen administratieve autoriteiten in douanezaken.

De gevolmachtigden van de Lid-Staten en van de Gemeenschap en de gevolmachtigden van Marokko hebben de volgende gemeenschappelijke verklaringen aangenomen, die aan deze Slotakte zijn gehecht:

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 5 van de Overeenkomst

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 10 van de Overeenkomst

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 12 van de Overeenkomst

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 33 van de Overeenkomst

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 39 van de Overeenkomst

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 42 van de Overeenkomst

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 43 van de Overeenkomst

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 49 van de Overeenkomst

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 50 van de Overeenkomst

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 51 van de Overeenkomst

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 64 van de Overeenkomst

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 65 van de Overeenkomst

Gemeenschappelijke verklaring betreffende de artikelen 34, 35, 76 en 77 van de Overeenkomst

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 90 van de Overeenkomst

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 96 van de Overeenkomst

Gemeenschappelijke verklaring betreffende textielprodukten

Gemeenschappelijke verklaring betreffende de wedertoelating

De gevolmachtigden van de Lid-Staten en van de Gemeenschap en de gevolmachtigden van Marokko hebben eveneens kennis genomen van de overeenkomsten in de vorm van een briefwisseling die bij deze Slotakte zijn gevoegd:

Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling in verband met artikel 12, lid 1, betreffende de afschaffing van de referentieprijzen die Marokko toepast bij de invoer van bepaalde textielprodukten en kledingartikelen.

Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling in verband met artikel 1 van Protocol nr. 1 betreffende de invoer in de Gemeenschap van afgesneden bloemen, bloesems en bloemknoppen van onderverdeling 0603 10 van het gemeenschappelijk douanetarief.

De gevolmachtigden van Marokko hebben kennis genomen van de volgende verklaring van de Europese Gemeenschap, die aan deze Slotakte is gehecht:

Verklaring betreffende artikel 29 van de Overeenkomst.

De gevolmachtigden van de Lid-Staten en van de Gemeenschap hebben kennis genomen van de volgende verklaringen van Marokko, die aan deze Slotakte zijn gehecht:

  • 1. Verklaring betreffende de samenwerking op het gebied van kernenergie

  • 2. Verklaring betreffende investeringen

  • 3. Verklaring betreffende de bescherming van de Marokkaanse belangen.

GEDAAN te Brussel, de zesentwintigste februari negentienhonderdzesennegentig.

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARINGEN

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 5 van de Overeenkomst

  • 1. De partijen komen overeen dat een politieke dialoog op ministerieel niveau ten minste een maal per jaar dient plaats te vinden.

  • 2. De partijen zijn van mening dat een politieke dialoog tussen het Europees Parlement en de Marokkaanse parlementaire instellingen moet worden ingesteld.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 10 van de Overeenkomst

De twee partijen komen overeen dat Marokko in overleg een landbouwelement kan onderscheiden in de rechten bij invoer die op de in lijst 2 van bijlage 2 van de overeenkomst genoemde produkten van oorsprong uit de Gemeenschap van toepassing zijn vóór de inwerkingtreding van de overeenkomst.

Dit principe is tevens van toepassing op de produkten van lijst 3 van bijlage 2 van de overeenkomst alvorens een begin wordt gemaakt met de afbraak van het industrie-element.

In het geval dat Marokko de op 1.1.1995 geldende rechten zou verhogen, als gevolg van het landbouwelement, voor de hierboven genoemde produkten kent zij de Gemeenschap een reductie van 25 % op de verhoging van de rechten toe.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 12 van de Overeenkomst

  • 1. De partijen komen overeen dat, met betrekking tot de textielprodukten en kledingartikelen, het tijdschema voor de afschaffing van de in artikel 12, lid 1, bedoelde referentieprijzen en tariefverlaging via een briefwisseling wordt overeengekomen vóór de ondertekening van de overeenkomst.

  • 2. Overeengekomen is dat voor de produkten waarop de in artikel 12, lid 2, bedoelde tariefafbraak van toepassing is, in Marokko technische controles worden ingesteld met technische bijstand van de Gemeenschap. Marokko verbindt zich ertoe deze technische controles in te voeren vóór 31 december 1999.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 33 van de Overeenkomst

Overeengekomen is dat de convertibiliteit van de lopende betalingen wordt geïnterpreteerd in overeenstemming met artikel VIII van de overeenkomst inzake het Internationaal Monetair Fonds.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 39 van de Overeenkomst

De partijen komen overeen dat in het kader van de overeenkomst intellectuele, industriële en commerciële eigendom inzonderheid het volgende omvat: auteursrechten, met inbegrip van de auteursrechten op computerprogramma's, en naburige rechten, fabrieks- en handelsmerken, geografische aanduidingen, met inbegrip van benamingen van oorsprong, industriële tekeningen en modellen, octrooien, schema's (topografieën) van geïntegreerde schakelingen, alsmede bescherming van niet-openbaargemaakte informatie en bescherming tegen oneerlijke mededinging als bedoeld in artikel 10 bis van het Verdrag van Parijs voor de bescherming van industriële eigendom in de Akte van Stockholm (Unie van Parijs).

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 42 van de Overeenkomst

De overeenkomstsluitende partijen bevestigen opnieuw het belang dat zij hechten aan de gedecentraliseerde samenwerkingsprogramma's als een aanvullend middel ter bevordering van de uitwisseling van ervaring en de overdracht van kennis in het Middellandse-Zeegebied en tussen de Europese Gemeenschap en haar partners.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 43 van de Overeenkomst

De partijen komen overeen dat in het kader van de economische samenwerking wordt voorzien in technische bijstand op het gebied van de vrijwaringsclausules en de anti-dumpingcontrole.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 49 van de Overeenkomst

De overeenkomstsluitende partijen onderkennen de noodzaak van modernisering van de Marokkaanse produktiesector om deze beter aan te passen aan de realiteit van de internationale en Europese economie.

De Gemeenschap zal Marokko steunen bij de uitvoering van een steunprogramma voor de industriesectoren die zullen worden geherstructureerd en op peil gebracht om het hoofd te bieden aan eventuele problemen na de liberalisering van het handelsverkeer en met name de afschaffing van tarieven.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 50 van de Overeenkomst

De overeenkomstsluitende partijen hechten belang aan een toename van de stroom van directe investeringen in Marokko.

Zij komen overeen dat Marokko grotere toegang krijgt tot de communautaire instrumenten ter bevordering van investeringen in overeenstemming met de desbetreffende communautaire bepalingen.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 51 van de Overeenkomst

De partijen komen overeen zo spoedig mogelijk uitvoering te geven aan de in artikel 51 bedoelde samenwerkingsactiviteiten en deze prioriteit te geven.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 64 van de Overeenkomst

  • 1. Onverminderd de in elke Lid-Staat geldende voorwaarden en modaliteiten onderzoeken de partijen de kwestie van toegang tot de arbeidsmarkt van een Lid-Staat van de uit hoofde van gezinshereniging wettig verblijvende echtgenoot en kinderen van een Marokkaanse werknemer die wettig op het grondgebied van een Lid-Staat is tewerkgesteld, met uitzondering van seizoenwerknemers, gedetacheerden en stagiaires, gedurende de periode van het toegestane tewerkstellingsbedrijf van de werknemer.

  • 2. Wat betreft het ontbreken van discriminatie op het gebied van ontslag kan geen beroep op artikel 64, lid 1, van de overeenkomst worden gedaan voor de verlenging van een verblijfsvergunning. De toekenning, verlenging en weigering van een verblijfsvergunning valt uitsluitend onder de wetgeving van elke Lid-Staat en onder de tussen Marokko en die Lid-Staat van kracht zijnde overeenkomsten en bilaterale verdragen.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 65 van de Overeenkomst

Overeengekomen is dat de term „gezinsleden” wordt gedefinieerd volgens de nationale wetgeving van het betrokken gastland.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende de artikelen 34, 35, 76 en 77 van de Overeenkomst

Indien zich voor Marokko tijdens de geleidelijke tenuitvoerlegging van de overeenkomst ernstige problemen in verband met de betalingsbalans voordoen, kunnen Marokko en de Gemeenschap overleg voeren over de meest geschikte middelen en modaliteiten om Marokko te helpen aan deze problemen het hoofd te bieden.

Deze besprekingen vinden plaats in samenwerking met het Internationaal Monetair Fonds.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 90 van de Overeenkomst

  • 1. De partijen komen overeen dat wat betreft de interpretatie en de praktische toepassing van deze overeenkomst onder de in artikel 90 bedoelde bijzonder dringende gevallen wordt verstaan gevallen van ernstige schending van de overeenkomst door een van beide partijen. Een ernstige schending van de overeenkomst bestaat uit:

    • de verwerping van de overeenkomst in strijd met de algemene regels van het internationaal recht;

    • de schending van de in artikel 2 bedoelde essentiële onderdelen van de overeenkomst.

  • 2. De partijen komen overeen dat de in artikel 90 bedoelde „passende maatregelen” bestaan uit maatregelen die zijn genomen overeenkomstig het internationaal recht. Indien een van de partijen in een bijzonder dringend geval een maatregel neemt uit hoofde van artikel 90 kan de andere partij een beroep doen op de procedure voor geschillenbeslechting.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 96 van de Overeenkomst

Met de voordelen voor Marokko van de door Frankrijk toegekende regelingen uit hoofde van het protocol betreffende de goederen van oorsprong en van herkomst uit bepaalde landen onderworpen aan een bijzondere regeling bij invoer in een van de Lid-Staten, die is gehecht aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, is in deze overeenkomst rekening gehouden. Deze bijzondere regeling moet dan ook als opgeheven worden beschouwd met ingang van de inwerkingtreding van genoemde overeenkomst.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende textielprodukten

Overeengekomen is dat de regeling voor textielprodukten in een afzonderlijk, voor 31 december 1995 te sluiten protocol wordt vastgelegd, waarin de in 1995 van toepassing zijnde bepalingen zijn opgenomen.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende de wedertoelating

De partijen komen overeen bilateraal de passende bepalingen en maatregelen vast te stellen voor de wedertoelating van hun ingezetenen die hun land hebben verlaten. Hiertoe worden voor de Lid-Staten van de Europese Unie als ingezetenen beschouwd de onderdanen van de Lid-Staten zoals gedefinieerd voor communautaire doeleinden.

Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Gemeenschap en het Koninkrijk Marokko in verband met artikel 12, lid 1, betreffende de afschaffing van de referentieprijzen die Marokko toepast bij de invoer van bepaalde textielprodukten en kledingartikelen

Nr. I

A. Brief van de Gemeenschap

Mijnheer,

Krachtens artikel 12, lid 1, van de Euro-mediterrane Associatieovereenkomst en de desbetreffende gemeenschappelijke verklaring komen de partijen, onverminderd de andere bepalingen van artikel 12, lid 1, het volgende overeen:

1.

De referentieprijzen voor textielprodukten en kledingartikelen van oorsprong uit de Gemeenschap die onder de hoofdstukken 51 tot en met 63 zijn ingedeeld en in bijlage 5 bij de Overeenkomst zijn vermeld, worden op de datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst verlaagd tot 75 % van de erga omnes toegepaste referentieprijzen.

Het aan het begin van het tweede en derde jaar toe te passen verlagingspercentage wordt door de Associatieraad vastgesteld. Dit verlagingspercentage mag niet lager zijn dan het in het eerste jaar toegepaste percentage, dat 25% bedraagt.

Bij het vaststellen van het verlagingspercentage houdt de Associatieraad rekening met het stadium van ontwikkeling van de controle- en verificatiemechanismen die Marokko met technische bijstand van de Gemeenschap tot stand zal brengen voor de sectoren bedoeld in de gemeenschappelijke verklaring bij artikel 43 van de Overeenkomst.

2.

De door Marokko erga omnes toegepaste referentieprijzen worden voor de produkten van oorsprong uit de Gemeenschap afgeschaft volgens het hiernavolgende tijdschema:

  • vanaf de inwerkingtreding van de Overeenkomst worden de referentieprijzen afgeschaft voor een vierde van de produkten waarop zij van toepassing zijn;

  • één jaar na de inwerkingtreding van de Overeenkomst worden de referentieprijzen afgeschaft voor de helft van de produkten waarop zij van toepassing zijn;

  • twee jaar na de inwerkingtreding van de Overeenkomst worden de referentieprijzen afgeschaft voor drie vierde van de produkten waarop zij van toepassing zijn;

  • drie jaar na de inwerkingtreding van de Overeenkomst worden alle referentieprijzen afgeschaft.

Deze afschaffing geldt voor de lijst van produkten waarvoor Marokko op de datum waarop de afschaffing dient plaats te vinden een erga omnes referentieprijs handhaaft.

Ik moge U verzoeken mij te willen mededelen dat Uw Regering met het bovenstaande instemt.

Gelieve, Mijnheer, de verzekering van mijn zeer bijzondere hoogachting te aanvaarden.

Namens de Raad van de Europese Unie

Nr. II

B. Brief van het Koninkrijk Marokko

Mijnheer,

Ik heb de eer U de ontvangst te bevestigen van Uw brief van heden die als volgt luidt:

„Krachtens artikel 12, lid 1, van de Euro-mediterrane Associatieovereenkomst en de desbetreffende gemeenschappelijke verklaring komen de partijen, onverminderd de andere bepalingen van artikel 12, lid 1, het volgende overeen:

1.

De referentieprijzen voor textielprodukten en kledingartikelen van oorsprong uit de Gemeenschap die onder de hoofdstukken 51 tot en met 63 zijn ingedeeld en in bijlage 5 bij de Overeenkomst zijn vermeld, worden op de datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst verlaagd tot 75 % van de erga omnes toegepaste referentieprijzen.

Het aan het begin van het tweede en derde jaar toe te passen verlagingspercentage wordt door de Associatieraad vastgesteld. Dit verlagingspercentage mag niet lager zijn dan het in het eerste jaar toegepaste percentage, dat 25% bedraagt.

Bij het vaststellen van het verlagingspercentage houdt de Associatieraad rekening met het stadium van ontwikkeling van de controle- en verificatiemechanismen die Marokko met technische bijstand van de Gemeenschap tot stand zal brengen voor de sectoren bedoeld in de gemeenschappelijke verklaring bij artikel 43 van de Overeenkomst.

2.

De door Marokko erga omnes toegepaste referentieprijzen worden voor de produkten van oorsprong uit de Gemeenschap afgeschaft volgens het hiernavolgende tijdschema:

  • vanaf de inwerkingtreding van de Overeenkomst worden de referentieprijzen afgeschaft voor een vierde van de produkten waarop zij van toepassing zijn;

  • één jaar na de inwerkingtreding van de Overeenkomst worden de referentieprijzen afgeschaft voor de helft van de produkten waarop zij van toepassing zijn;

  • twee jaar na de inwerkingtreding van de Overeenkomst worden de referentieprijzen afgeschaft voor drie vierde van de produkten waarop zij van toepassing zijn;

  • drie jaar na de inwerkingtreding van de Overeenkomst worden alle referentieprijzen afgeschaft.

Deze afschaffing geldt voor de lijst van produkten waarvoor Marokko op de datum waarop de afschaffing dient plaats te vinden een erga omnes referentieprijs handhaaft.

Ik moge U verzoeken mij te willen mededelen dat Uw Regering met het bovenstaande instemt.".

Ik heb de eer U mede te delen dat mijn Regering met de inhoud van deze brief instemt.

Gelieve, Mijnheer, de verzekering van mijn zeer bijzondere hoogachting te aanvaarden.

Namens de Regering van het Koninkrijk Marokko

Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap („de Gemeenschap") en het Koninkrijk Marokko in verband met artikel 1 van Protocol nr. 1 betreffende de invoer in de Gemeenschap van afgesneden bloemen, bloesems en bloemknoppen van onderverdeling 0603 10 van het Gemeenschappelijk douanetarief

[Vervallen per 01-01-2004]

[Red: Verklaringen]

Verklaring van de Europese Gemeenschap

Verklaring betreffende artikel 29 van de Overeenkomst

  • 1. Indien Marokko met andere mediterrane landen overeenkomsten sluit met het oog op de instelling van vrijhandel is de Gemeenschap bereid de cumulatie van oorsprong in de handel met die landen te overwegen.

  • 2. De Gemeenschap brengt de conclusies van de Europese Raad van Cannes in herinnering, waarin het belang wordt benadrukt van een gefaseerde instelling van de cumulatie van oorsprong tussen alle partijen, op voorwaarden die vergelijkbaar zijn met die welke de Gemeenschap overweegt in te voeren met betrekking tot de LMOE, ter verwezenlijking van de doelstelling van de instelling van een Euro-mediterrane vrijhandelszone.

In dit vooruitzicht besluit de Gemeenschap dat de harmonisering van de bepalingen betreffende de oorsprongregels met die van de andere overeenkomsten met de mediterrane landen, waarin de LMOE-regels zijn opgenomen, aan Marokko wordt voorgesteld zodra die regels van toepassing worden voor een mediterraan land.

Verklaringen van Marokko

1. Verklaring betreffende de samenwerking op het gebied van kernenergie.

Marokko, dat het Non-proliferatieverdrag heeft ondertekend, wenst in de toekomst een samenwerking op het gebied van kernenergie met de Gemeenschap te ontwikkelen.

2. Verklaring betreffende investeringen.

Marokko wenst dat, in het kader van de samenwerking op investeringsgebied, de mogelijkheid van de oprichting van een garantiefonds voor Europese investeringen wordt bestudeerd.

3. Verklaring betreffende de behartiging van de Marokkaanse belangen.

Marokko verzoekt dat met de Marokkaanse belangen rekening wordt gehouden wanneer concessies en voordelen worden toegekend aan andere mediterrane derde landen in het kader van toekomstige overeenkomsten tussen die landen en de Europese Gemeenschap.

Protocol

[Red: Ligt ter inzage bij de Afdeling Verdragen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en is gepubliceerd in PbEU L 90 van 28 maart 2012, blz. 2-5.]

  1. [Red: De oorspronkelijke Bijlagen en de Protocollen 1 en 3 bij de Overeenkomst en de Protocollen liggen ter inzage bij de Afdeling Verdragen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en zijn gepubliceerd in PbEG 2000, L 70, PbEU 2003, L 345 en PbEU 2005, L 242.] ^ [1]
  2. PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1. ^ [2]
  3. PB L 170 van 30.6.2008, blz. 1. ^ [3]
  4. Het Vorstendom Liechtenstein heeft een douane-unie met Zwitserland en is partij bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte. ^ [4]
  5. Het Vorstendom Liechtenstein heeft een douane-unie met Zwitserland en is partij bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte. ^ [5]
  6. [Red: kennelijk wordt hier „dient” bedoeld.] ^ [6]
Naar boven