Gelet op de Verklaring inzake vrede en samenwerking, afgelegd door de staatshoofden
en regeringsleiders die hebben deelgenomen aan de vergadering van de Noordatlantische
Raad in Rome op 7 en 8 november 1991, waarin wordt aangedrongen op de oprichting van
een Noordatlantische Samenwerkingsraad, en gelet op de Verklaring van de Noordatlantische
Samenwerkingsraad inzake dialoog, partnerschap en samenwerking van 20 december 1991;
Wijzend op de uitnodiging tot het Partnerschap voor de vrede, uitgegaan van en ondertekend
door de staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten van de Noordatlantische
Verdragsorganisatie tijdens de vergadering van de Noordatlantische Raad in Brussel
op 10 januari 1994;
Beseffend de noodzaak de status van de zendingen en vertegenwoordigers van derde Staten
bij de Organisatie nader te bepalen;
Overwegend dat het doel van de voorrechten en immuniteiten vervat in dit Verdrag niet
is personen te bevoorrechten, doch te verzekeren dat zij doelmatig functioneren in
verband met de Organisatie;
Zijn de Partijen bij dit Verdrag het onderstaande overeengekomen: