Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van Roemenië inzake de binnenvaart, Boekarest, 20-10-1992

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-02-1996 t/m heden

Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van Roemenië inzake de binnenvaart

Authentiek : NL

Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van Roemenië inzake de binnenvaart

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van Roemenië, hierna te noemen de Overeenkomstsluitende Partijen,

Gelet op de Langlopende Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van Roemenië inzake economische, industriële en technische samenwerking, van 14 mei 1975,

Overwegend dat de rechten en verplichtingen voortvloeiend uit bestaande multilaterale overeenkomsten waarbij beide landen partij zijn, onveranderd blijven,

Geleid door de wens het vervoer van passagiers en goederen met binnenvaartschepen te regelen ten einde voor beide zijden het verkeer van binnenvaartschepen tot verdere ontwikkeling te brengen, met inachtneming van de belangen van beide Partijen na de openstelling van de Rijn-Main-Donauverbinding,

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1

Voor de toepassing van deze Overeenkomst wordt verstaan onder:

  • a. „Roemeense schepen": de in een Roemeens binnenschepenregister officieel ingeschreven binnenschepen, die de Roemeense vlag voeren en vervoer van passagiers en/of goederen verrichten;

  • b. „Nederlandse schepen": de in een Nederlands binnenschepenregister officieel ingeschreven binnenschepen, waarvoor een verklaring inzake het behoren tot de Rijnvaart is afgegeven;

  • c. „Roemeense scheepvaartondernemingen": scheepvaartondernemingen/maatschappijen of scheepseigenaars die hun vaste zetel of vaste verblijfplaats (adres) op Roemeens grondgebied hebben;

  • d. „Nederlandse scheepvaartondernemingen": scheepvaartondernemingen of scheepseigenaars wier schepen Nederlandse schepen als omschreven onder b. zijn;

  • e. „bevoegde autoriteiten": tot nadere mededeling van een der beide zijden, wat Roemenië betreft het Ministerie van Vervoer en wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft het Ministerie van Verkeer en Waterstaat;

  • f. „havens": de zee- en binnenhavens en de officieel goedgekeurde overslagplaatsen voor goederen, alsmede de aanlegplaatsen van passagiersschepen gelegen op het grondgebied van de Partijen;

  • g. „transitovervoer": vervoer waarbij de schepen van de ene Partij vervoer verrichten van passagiers en/of goederen door het grondgebied van de andere Partij, zonder goederen te laden of te lossen of passagiers op te nemen of af te zetten;

  • h. „wisselvervoer": vervoer tussen havens van beide Partijen met schepen van beide Partijen, waarbij passagiers worden opgenomen of afgezet en/of goederen worden geladen of gelost;

  • i. „vervoer door derden": vervoer tussen havens van beide Partijen met schepen van een derde land, waarbij passagiers worden opgenomen of afgezet en/of goederen worden geladen of gelost;

  • j. „derde-landenvervoer": vervoer door schepen van de ene Partij tussen havens van de andere Partij en havens van een derde land, waarbij passagiers worden opgenomen of afgezet en/of goederen worden geladen of gelost;

  • k. „cabotage": vervoer tussen twee havens van de andere Partij, waarbij passagiers worden opgenomen of afgezet en/of goederen worden geladen of gelost.

Artikel 2

  • 1 Roemeense schepen mogen de vaarwegen van het Koninkrijk der Nederlanden en Nederlandse schepen de vaarwegen van Roemenië bevaren in het kader van vervoer overeenkomstig de artikelen 3 tot en met 7 en mogen de havens en officieel goedgekeurde aanlegplaatsen gebruiken.

  • 2 De bepalingen van het eerste lid zijn van overeenkomstige toepassing op zowel het vervoer van drijvende werktuigen en drijvende voorwerpen, als het transporteren van in aanbouw zijnde schepen.

Artikel 3

Het is Roemeense en Nederlandse schepen toegestaan passagiers en/of goederen in transitovervoer te vervoeren door het grondgebied van de andere Partij.

Artikel 4

  • 1 Het is Roemeense en Nederlandse schepen toegestaan passagiers en/of goederen te vervoeren in wisselvervoer tussen de havens van beide Partijen.

  • 2 In wisselvervoer hebben de scheepvaartondernemingen van beide Partijen het recht tot vrije deelneming.

  • 3 Op verzoek van een der Partijen worden aanbevelingen inzake economisch toereikende tarieven en andere vervoersvoorwaarden overeengekomen, op basis van voorstellen van de Gemengde Commissie.

Artikel 5

Vervoer door derden is slechts toegestaan in gevallen overeengekomen door de bevoegde autoriteiten op voorstel van de Gemengde Commissie.

Artikel 6

Derde-landenvervoer is slechts toegestaan in gevallen overeengekomen door de bevoegde autoriteiten op voorstel van de Gemengde Commissie.

Artikel 7

Cabotage is slechts toegestaan op grond van een speciale vergunning afgegeven door de bevoegde autoriteiten.

Artikel 8

De schepen, de bemanning, de passagiers en de lading zijn onderworpen aan de van kracht zijnde wetgeving van de Partij wier vaarwegen worden gebruikt.

In dit verband komen beide Partijen overeen dat:

  • a. de documenten en de attesten betreffende het schip, de passagiers, de lading en de bemanningssterkte afgegeven op het grondgebied van de ene Partij worden erkend door de andere Partij voor zover deze overeenkomen met de van kracht zijnde voorschriften op het grondgebied van de andere Partij;

  • b. de documenten en attesten voor de schipper slechts worden erkend wanneer een gemeenschappelijke examencommissie een aanvullend attest met betrekking tot de vaaromstandigheden op de vaarwegen en de daar geldende voorschriften heeft afgegeven.

    De gemeenschappelijke examencommissie wordt benoemd door de Gemengde Commissie.

    De gemeenschappelijke examencommissie bestaat uit drie leden voor elke Partij en heeft tot taak de opleidingsprogramma's op te stellen, de uitvoering van deze programma's te coördineren en te controleren, de schippers te examineren en de attesten af te geven.

  • c. Gevaarlijke stoffen mogen door schepen uitsluitend worden vervoerd, indien zij de vereiste vergunning voor de betrokken vaarwegen bezitten.

Artikel 9

Elke Partij kent de schepen van de andere Partij bij de uitoefening van de daaraan in overeenstemming met de artikelen 2 tot en met 7 verleende rechten dezelfde behandeling toe als zij haar eigen schepen toekent; deze bepaling is met name van toepassing op:

  • a. het gebruik van sluizen, havenfaciliteiten en aanlegplaatsen;

  • b. de heffing van de haven- en vaargelden;

  • c. de afhandeling van formaliteiten door de bevoegde autoriteiten;

  • d. de voorziening van brandstof en smeermiddelen.

Artikel 10

Beide Partijen kennen de schepen van de ene en van de andere Partij gelijke behandeling toe met betrekking tot de douanebehandeling van scheepsvoorraden. Hetzelfde geldt voor de aan boord gebruikte brandstof en smeermiddelen.

Artikel 11

  • 1 De scheepvaartondernemingen van beide Partijen kunnen, op basis van wederkerigheid, vertegenwoordigingen vestigen en acquisitie plegen op het grondgebied van de andere Partij, zulks met behoorlijke inachtneming van haar nationale wetgeving.

  • 2 De scheepvaartondernemingen van beide Partijen kunnen overeenkomsten sluiten betreffende samenwerking op technisch en commercieel terrein ten einde de rentabiliteit van het vervoer te bevorderen.

Artikel 12

  • 1 De scheepvaartondernemingen van beide Partijen hebben het recht tot vrije overmaking naar hun zetel van het batig saldo van de inkomsten en uitgaven voor het vervoer van passagiers en/of goederen.

    De overmaking geschiedt in een inwisselbare munteenheid, gebaseerd op de officiële wisselkoers. Indien dit soort betalingen wordt geregeld door een overeenkomst tussen de Partijen, zijn de bepalingen van die overeenkomst van toepassing.

  • 2 Indien de munteenheid van beide Partijen vrij inwisselbaar is, geschieden de overmakingen op basis van de op de markt geldende wisselkoers van de munteenheden voor lopende betalingen; zij worden uitsluitend onderworpen aan voor alle landen geldende vergelijkbare voorwaarden. Voor overmakingen bij dergelijke transacties worden de bij de banken gebruikelijke kosten in rekening gebracht.

Artikel 13

  • 1 De bemanningsleden van de schepen van beide Partijen moeten bij het overschrijden van de grens van de andere Partij in het bezit zijn van een reisdocument alsmede van een verblijfstitel in de vorm van een visum, indien nodig.

  • 2 Het is echtgenoten en kinderen aan boord van passagiers- en vrachtschepen toegestaan, te zamen met de bemanning het land binnen te komen of te verlaten, als zij in het bezit zijn van het in het eerste lid genoemde document en het vereiste visum. Kinderen beneden de 16 jaar kunnen ook worden bijgeschreven in het reisdocument van een van hun ouders.

  • 3 Alle in het eerste en het tweede lid bedoelde personen moeten zijn opgenomen in de bemanningslijst.

  • 4 Voordat deze Overeenkomst wordt bekrachtigd, wisselen beide Partijen modellen uit van de in het eerste lid genoemde documenten.

  • 5 Voor zover de wettelijke voorschriften van een der Partijen betreffende de binnenkomst en het verblijf van vreemdelingen gunstiger bepalingen bevatten, zijn deze bepalingen van toepassing.

Artikel 14

Ingeval van averij, ongeval of ernstige ziekte van een persoon aan boord of om andere redenen (bijv. ijsgang) die de doorvaart of de thuisvaart onmogelijk maken, scheppen de bevoegde autoriteiten de mogelijkheid aan de schepen of personen van de andere Partij die bij een dergelijk voorval zijn betrokken, de nodige hulp te bieden.

Artikel 15

  • 1 Er wordt een Gemengde Commissie ingesteld, belast met de uitvoering van en het toezicht op de toepassing van de bepalingen van deze Overeenkomst. Elke Partij wordt vertegenwoordigd door drie leden, benoemd door de bevoegde autoriteiten. Het voorzitterschap van de Gemengde Commissie wordt afwisselend bekleed door beide Partijen. Wanneer de Commissie bijeenkomt, kunnen deskundigen aan de bijeenkomsten deelnemen met het oog op de bestudering van specifieke problemen. In haar eerste bijeenkomst stelt de Gemengde Commissie haar huishoudelijk reglement vast.

  • 2 De Gemengde Commissie heeft de volgende taken en verplichtingen:

    • a. de uitwisseling van statistische gegevens betreffende schepen en lading;

    • b. het doen van voorstellen aan de bevoegde autoriteiten betreffende economisch toereikende tarieven en andere vervoersvoorwaarden (artikel 4, derde lid);

    • c. het doen van voorstellen aan de bevoegde autoriteiten betreffende de goedkeuring van vervoer door derden (artikel 5) en derde-landenvervoer (artikel 6);

    • d. de benoeming van de gemeenschappelijke examencommissie (artikel 8, letter b.).

  • 3 De op basis van de voorstellen ingevolge het tweede lid van dit artikel voorziene overeenkomsten komen tot stand doordat de bevoegde autoriteiten elkaar binnen twee weken hun instemming met de hun door de Gemengde Commissie voorgelegde voorstellen mededelen.

  • 4 Indien in de Gemengde Commissie geen overeenstemming kan worden bereikt, komen op verzoek van één der Partijen binnen vier weken vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteiten bijeen voor overleg.

  • 5 De Gemengde Commissie heeft tot taak aan beide Partijen voorstellen voor te leggen betreffende de aanpassing van deze Overeenkomst aan de ontwikkelingen in de binnenvaart en met betrekking tot de oplossing van alle problemen voortvloeiend uit de toepassing van deze Overeenkomst.

Artikel 16

De bevoegde autoriteiten zenden de Gemengde Commissie op haar verzoek de documenten toe die zij nodig heeft voor de vervulling van haar taken en verplichtingen overeenkomstig artikel 15, tweede lid.

Artikel 17

Alle geschillen betreffende de uitlegging of toepassing van deze Overeenkomst worden geregeld door middel van rechtstreekse onderhandelingen tussen de bevoegde autoriteiten. Ingeval op deze wijze geen oplossing kan worden bereikt, wordt het geschil langs diplomatieke weg opgelost.

Artikel 18

Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, is deze Overeenkomst slechts van toepassing op het grondgebied van het Koninkrijk in Europa.

Artikel 19

Deze Overeenkomst wijzigt niet de rechten en verplichtingen van het Koninkrijk der Nederlanden voortvloeiend uit de Herziene Rijnvaartakte van 1868 en het EEG-Verdrag ten aanzien van de landen die daarbij partij zijn, noch de rechten en verplichtingen van Roemenië voortvloeiend uit de Overeenkomst van Belgrado van 1948 ten aanzien van de landen die daarbij partij zijn.

Artikel 20

  • 1 Deze Overeenkomst wordt gesloten voor onbepaalde tijd.

  • 2 Deze Overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand na de datum waarop beide Partijen elkaar ervan in kennis hebben gesteld dat is voldaan aan alle nationale wettelijke voorwaarden voor de inwerkingtreding ervan.

  • 3 Deze Overeenkomst kan door elk der Overeenkomstsluitende Partijen schriftelijk langs diplomatieke weg worden opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van zes maanden. In dat geval verliest de Overeenkomst haar geldigheid na het verstrijken van deze termijn.

GEDAAN te Boekarest op 20 oktober 1992 in twee oorspronkelijke exemplaren in de Nederlandse en de Roemeense taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

(w.g.) J. R. H. MAIJ-WEGGEN

Voor de Regering van Roemenië

(w.g.) T. BASESCU

Naar boven