Het Koninkrijk der Nederlanden
en
de Bondsrepubliek Duitsland,
verlangende de toepassing van het Europees Verdrag betreffende uitlevering van 13
december 1957 tussen de beide Staten te vergemakkelijken en de in dit Verdrag vervatte
regeling van de uitlevering aan te vullen,
zijn het volgende overeengekomen:
In deze Overeenkomst wordt verstaan onder Verdrag: het Europees Verdrag betreffende
uitlevering van 13 december 1957.
(bij artikel 2 van het Verdrag)
-
2 Onverminderd de artikelen 3 tot en met 5 en 7 tot en met 10 van het Verdrag wordt
uitlevering krachtens artikel 2, tweede lid, van het Verdrag ook toegestaan voor feiten
die slechts met een boete zijn bedreigd of die in een van beide Staten strafbaar zijn
en in de andere Staat als vergrijpen tegen voorschriften betreffende de orde („Ordnungswidrigkeiten")
door de bestuurlijke autoriteiten worden bestraft, mits van hun beslissingen beroep
openstaat op een ook in strafzaken bevoegde rechter. De Uitlevering in de zin van
dit lid is slechts toelaatbaar in aanvulling op een uitlevering krachtens artikel
2, eerste lid, van het Verdrag en kan tegelijk daarmede of naderhand worden toegestaan.
-
3 Een rechtsgeldige beslissing van een rechterlijke of bestuurlijke autoriteit waarbij
een persoon, buiten behandeling ter terechtzitting, tot een straf of boete is veroordeeld
staat gelijk met een strafvonnis mits die persoon in de gelegenheid is geweest zijn
verdediging te voeren.
Artikel III
[Vervallen per 06-06-1991]
(bij artikel 7, eerste lid en artikel 8 van het Verdrag)
-
1 Indien het strafbare feit dat aan het verzoek tot uitlevering ten grondslag ligt ook
aan de rechtsmacht van de aangezochte Staat is onderworpen, beziet deze of het beter
is dat de opgeëiste persoon door een rechterlijke autoriteit van de verzoekende Staat
wordt berecht.
Dat geldt ook voor verzoeken achteraf om toestemming de opgeeiste persoon te vervolgen
terzake van feiten waarvoor hij niet is uitgeleverd, alsmede voor verzoeken tot verderlevering.
-
2 Indien een van beide Partijen bij deze Overeenkomst een derde Staat de uitlevering
van een eigen onderdaan heeft verzocht wegens een feit dat ook aan de rechtsmacht
van de andere Partij is onderworpen, beziet deze laatste of zij, in plaats van de
uitlevering aan de derde Staat te verzoeken, aan de Staat van herkomst de strafvervolging
zal overdragen.
Artikel V
[Vervallen per 26-03-1995]
(bij artikel 12 van het Verdrag)
Onverminderd de mogelijkheid tot gebruik van diplomatieke weg wordt over en weer gecorrespondeerd
(bij artikel 14 van het Verdrag)
-
2 De aangezochte Staat kan geen aanspraak maken op de inachtneming van de in artikel
14 van het Verdrag vervatte beperkingen wanneer de opgeëiste persoon ten overstaan
van een rechter en nadat hij over de rechtsgevolgen is onderricht, verklaart in te
stemmen met strafvervolging of tenuitvoerlegging van straf in hun volle omvang. Van
de verklaring wordt proces-verbaal opgemaakt.
(bij artikel 17 van het Verdrag)
Indien een van beide Partijen bij deze Overeenkomst en een derde Staat de andere Partij
om uitlevering verzoeken en aan de inwilliging van een van deze verzoeken de voorkeur
wordt gegeven, deelt de aangezochte Partij de verzoekende Staten tegelijk met de beslissing
op het verzoek mede in hoeverre zij ermede instemt dat de Staat aan wie de opgeëiste
persoon wordt uitgeleverd deze aan de andere verzoekende Staat verderlevert.
(bij artikel 19 van het Verdrag)
-
1 Verzoeken tot tijdelijke overlevering van de opgeëiste persoon met het oog op bepaalde
handelingen van procesrechtelijke aard, in het bijzonder de behandeling ter terechtzitting,
worden ingewilligd voor zover daardoor de strafzaak in de aangezochte Staat geen nadeel
ondervindt. Onmiddellijk nadat deze handelingen zijn uitgevoerd dan wel op aanvraag
van de aangezochte Staat levert de verzoekende Staat de opgeëiste persoon ongeacht
zijn nationaliteit terug.
-
3 De duur van de vrijheidsbeneming van de opgeëiste persoon tussen het tijdstip van
zijn vertrek uit en dat van zijn terugkeer in het grondgebied van de aangezochte Staat,
komt in mindering op de in de aangezochte Staat op te leggen of ten uitvoer te leggen
straf.
Indien tegen het voorgaande een feitelijk of wettelijk beletsel bestaat, komt de duur
van de vrijheidsbeneming in mindering op de in de verzoekende Staat op te leggen of
ten uitvoer te leggen straf.
(bij artikel 20 van het Verdrag)
-
1 In de gevallen van artikel 20, eerste en tweede lid, bericht de aangezochte Staat,
tegelijk met de mededeling dat de voorwerpen in beslag genomen zijn, of de opgeëiste
persoon met de rechtstreekse teruggave daarvan aan de benadeelde instemt. De verzoekende
Staat deelt zo spoedig mogelijk aan de aangezochte Staat mede of wordt afgezien van
de overdracht van voorwerpen onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat zij op vertoon
van een schriftelijke last tot teruggave, afkomstig van een met name genoemde autoriteit
belast met de strafvervolging, aan de eigenaar of anderszins rechthebbende, dan wel
aan een door dezen gemachtigde, overhandigd worden.
-
2 De aangezochte Staat zal geen zekerheidsrecht of enig ander verhaalsrecht met zakelijke
werking krachtens de wettelijke bepalingen inzake de belastingen of de douane doen
gelden op voorwerpen die, op last van een rechterlijke autoriteit, zonder voorwaarde
van teruggave, worden overgedragen, tenzij de door het strafbare feit benadeelde eigenaar
van de voorwerpen zelf terzake belastingplichtig is.
(bij artikel 23 van het Verdrag)
Uitleveringsverzoeken en andere bescheiden worden in de taal van de verzoekende Staat
gesteld.
Vertalingen kunnen niet worden geëist.
(bij artikel 31 van het Verdrag)
De opzegging van het Verdrag door een van de Partijen bij deze Overeenkomst treedt
tussen hen in werking na verloop van een termijn van twee jaar na de datum waarop
de kennisgeving door de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa is ontvangen.
(bij artikel 27 van het Verdrag)
-
2 Deze Overeenkomst is slechts verbindend voor het Europese grondgebied van het Koninkrijk
der Nederlanden.
Indien de toepasselijkheid van het Verdrag wordt uitgebreid tot de Nederlandse Antillen
en Aruba, kan de toepasselijkheid van deze Overeenkomst bij notawisseling tussen de
Partijen tot de Nederlandse Antillen en Aruba worden uitgebreid.
-
1 Bepalingen van multilaterale verdragen, gesloten ter aanvulling of vergemakkelijking
van de toepassing van het Verdrag en van kracht tussen het Koninkrijk der Nederlanden
en de Bondsrepubliek Duitsland, doen overeenkomstige bepalingen van deze Overeenkomst
vervallen.