Reglement Stimuleringsmaatregel Filmproductie in Nederland van de Stichting Nederlands Fonds voor de Film

[Regeling vervallen per 01-01-2023.]
Geraadpleegd op 25-04-2024.
Geldend van 01-08-2022 t/m 31-12-2022

Reglement Stimuleringsmaatregel Filmproductie in Nederland van de Stichting Nederlands Fonds voor de Film

Het bestuur van de Stichting Nederlands Fonds voor de Film,

gelet op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht,

gelet op artikel 10, lid 4, van de Wet op het specifiek cultuurbeleid,

met goedkeuring van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 28 juni 2022,

besluit:

Artikel 1. – definities –

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • animatiefilm: een filmproductie met een vertoningsduur van tenminste 60 minuten primair bestemd voor bioscoopuitbreng die een kunstmatige filmtechniek hanteert waarbij door het na elkaar afspelen van verschillende stilstaande beelden de illusie van beweging ontstaat;

  • bestuur: het bestuur van het Fonds;

  • bioscoopuitbreng: de landelijke distributie van een filmproductie, die na de première -voorafgaand aan de non-theatrical release – in een periode van tenminste 12 weken en in een substantieel aantal bioscopen of filmtheaters voor een betalend publiek in Nederland wordt uitgebracht;

  • code diversiteit & inclusie: de gedragscode gericht op een gelijkwaardige en toegankelijke cultuursector voor makers, producenten, werkenden en publiek, zoals gepubliceerd op de website van het Fonds;

  • completion bond: de verzekering die waarborgt dat de filmproductie zal worden afgemaakt en opgeleverd onder in de verzekeringspolis opgenomen (budgettaire) voorwaarden, of dat – als de productie zou worden gestaakt – de tot dan toe gemaakte productiekosten worden terugbetaald;

  • DAC-landenlijst: de door de Development Assistance Committee (DAC) van de OESO opgestelde lijst met landen die ontwikkelingshulp ontvangen;

  • DCP: de digitaal opgeslagen kopie van de filmproductie (digital cinema package), die in een bioscoop kan worden vertoond;

  • documentairefilm: een non-fictie filmproductie met een vertoningsduur van tenminste 70 minuten primair bestemd voor bioscoopuitbreng die een aspect van de werkelijkheid belicht waarbij de eigen visie van de regisseur wordt vormgegeven met creatieve gebruikmaking van filmische middelen in een persoonlijke stijl;

  • eindexploitant: marktpartij die via vertoningen in bioscopen- of filmtheaters, publieke of commerciële omroepkanalen dan wel op basis van een verdienmodel van abonnementen, advertenties of transacties filmproducties en afgeleide daarvan en andere audiovisuele werken openbaar maakt

  • Fair practice code: de gedragscode voor ondernemen en werken in kunst, cultuur en creatieve industrie, zoals gepubliceerd op de website van het Fonds;

  • filmdistributeur: een rechtspersoon die op continue basis bedrijfsactiviteiten ontplooit met als hoofddoel de distributie en exploitatie van filmproducties in de bioscoop en via andere distributiekanalen. De rechtspersoon is ten tijde van de aanvraag gedurende minimaal twee jaar daarvoor gevestigd en actief geweest in Nederland, een lidstaat van de Europese Unie, of in een Staat die partij is bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, of in Zwitserland;

  • filmplan: het plan van de aanvrager tot uitvoering van een met elkaar samenhangend geheel van activiteiten dat bestaat uit het financieren, het tot stand brengen en (doen) exploiteren van een filmproductie;

  • filmproductie: een animatiefilm, of een documentairefilm of een speelfilm, al dan niet tot stand gebracht in de vorm van een internationale coproductie, primair bestemd voor bioscoopuitbreng;

  • filmprofessional/filmbedrijf: een natuurlijk persoon of onderneming met gedegen kennis en ervaring op het gebied van filmproductie;

  • Financieel & Productioneel Protocol Stimuleringsmaatregel: het protocol waarin specifieke financiële en productionele vereisten die het Fonds in dit reglement aan filmproducties stelt, zijn opgenomen;

  • het Fonds: Stichting Nederlands Fonds voor de Film;

  • governance code cultuur: normatief kader voor goed bestuur en toezicht in culturele organisaties, zoals gepubliceerd op de website van het Fonds;

  • internationale coproductie: een grensoverschrijdende filmproductie in de vorm van een animatiefilm, documentairefilm of speelfilm, primair bestemd voor bioscoopuitbreng waarbij Nederland één van de landen van herkomst van de coproducenten is en die voldoet aan de criteria van het Verdrag van de Raad van Europa inzake de Cinematografische Coproductie, of voldoet aan de criteria van door Nederland met andere staten afgesloten bilaterale verdragen voor filmproducties, of door het Fonds met andere filmfondsen afgesloten overeenkomsten gericht op internationale coproductie;

  • kwalificatietoets: het in de bijlage bij dit reglement opgenomen overzicht van productiekosten die kwalificeren als grondslag voor een bijdrage op grond van dit reglement en de voorwaarden waaronder deze daarvoor kwalificeren;

  • majoritair (co)producent: een producent van een in de Nederlandse bioscoop en/of filmtheaters uit te brengen majoritaire filmproductie, die risicodragend investeert, hoofdverantwoordelijk en in doorslaggevende mate beslissingsbevoegd is en die een meerderheid van de financiering van de filmproductie bijeen heeft gebracht (of zal brengen);

  • majoritaire filmproductie: een (internationale) filmproductie waarbij de Nederlandse producent een majoritair (co)producent is en de filmproductie, op basis van de samenstelling van het artistieke team, als Nederlands aan te merken is;

  • mediabedrijf: een rechtspersoon die zich bezighoudt met het verspreiden dan wel doen verspreiden van audiovisuele media-inhoud aan het algemene publiek of delen daarvan;

  • minoritair coproducent: een productiemaatschappij van een in de Nederlandse bioscoop en/of filmtheaters uit te brengen (internationale) coproductie, die risicodragend investeert maar in beperkte mate, te weten primair voor het Nederlandse deel van de filmproductie, beslissingsbevoegd en verantwoordelijk is en die een minderheid van de financiering van de filmproductie bijeen heeft gebracht (of zal brengen);

  • minoritaire coproductie: een internationale filmproductie waarbij de Nederlandse producent een minoritaire coproducent is;

  • non theatrical release: alle mogelijke vormen van distributie van een filmproductie, uitgezonderd die via bioscopen en filmtheaters, waaronder in ieder geval wordt begrepen de distributie op DVD en Blu ray, via televisie, Video On Demand, pay per view- en online distributiekanalen;

  • openbaarmaking: het aan het publiek bekend maken middels vertoning van een filmproductie;

  • open orders: nog niet gefactureerde productiekosten;

  • overbruggingskrediet: een gegarandeerd financieel krediet ten behoeve van de totstandkoming van een filmproductie dat beschikbaar is gesteld door een derde gedurende de gehele productieperiode van waaruit productiekosten in afwachting van de betalingstermijnen van financiers worden voorgefinancierd;

  • picture lock: de door producent en regisseur definitief vastgestelde montageversie van de filmproductie, op basis waarvan de verdere nabewerking plaatsvindt;

  • producent: de natuurlijke persoon die de productiemaatschappij rechtsgeldig vertegenwoordigt en binnen de organisatie van de productiemaatschappij beleidsmatig, bedrijfsmatig en inhoudelijk eindverantwoordelijk is;

  • productiekosten: de kosten gemoeid met de realisering van een filmproductie;

  • productiemaatschappij: een rechtspersoon die op continue basis bedrijfsactiviteiten ontplooit met als hoofddoel de productie en exploitatie van filmproducties en/of mediaproducties. De rechtspersoon is ten tijde van de aanvraag gedurende minimaal twee jaar daarvoor gevestigd en actief geweest in Nederland, een lidstaat van de Europese Unie, of in een Staat die partij is bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, of in Zwitserland;

  • puntensysteem: de in de bijlage bij dit reglement opgenomen puntentelling voor het bepalen of de aanvraag in aanmerking komt voor een bijdrage en om de de rangorde te bepalen waarin aanvragen in aanmerking kunnen komen voor een bijdrage op grond van dit reglement;

  • referentiefilm: filmproductie met een productiebudget van tenminste 500.000 euro met een bioscoopuitbreng in Nederland;

  • speelfilm: een filmproductie in het genre fictie met een vertoningsduur van tenminste 60 minuten, die primair bestemd is voor bioscoopuitbreng;

  • subsidie: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten;

  • uitvoeringsovereenkomst: de overeenkomst tussen het Fonds en de ontvanger van een subsidie als bedoeld in artikel 4:36 Awb ter uitvoering van het besluit tot verlening van die bijdrage.

Artikel 2. – doel en toepasselijkheid –

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1 Deze regeling is erop gericht een gezond filmproductieklimaat in Nederland te bevorderen en de internationale concurrentiepositie van de Nederlandse filmindustrie te versterken. Met de op grond van deze regeling verleende subsidies wordt beoogd de aantrekkingskracht van Nederland voor zowel majoritaire als buitenlandse filmproducties te vergroten en daarmee de productieactiviteit van creatieve en technische filmprofessionals en filmbedrijven in Nederland te verhogen. Daarnaast wordt beoogd de ontplooiing van filmtalent in Nederland en de diversiteit, kwaliteit en verspreiding van filmproducties te stimuleren.

  • 2 Dit reglement is van toepassing op subsidies die het bestuur verstrekt voor de tegemoetkoming in de productiekosten van filmproducties met een culturele waarde die primair gericht zijn op bioscoopuitbreng, en die aantoonbaar in Nederland zijn besteed.

Artikel 3. – subsidieplafonds, verdeling budget & begrotingsvoorbehoud –

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1 Het bestuur stelt per kalenderjaar en per aanvraagronde een subsidieplafond vast, waarbij een subsidieplafond kan worden vastgesteld voor internationale coproducties en een subsidieplafond voor filmproducties die niet zijn aan te merken als internationale coproductie, alsmede voor verschillende categorieën van filmproducties.

  • 2 Het subsidieplafond wordt gepubliceerd in de Staatscourant en tevens bekendgemaakt op de website van het Fonds: www.filmfonds.nl

  • 3 Aanvragen die aan de voorwaarden voldoen om voor een subsidie in aanmerking te komen, worden in een rangorde geplaatst aan de hand van het puntensysteem.

  • 4 Het bestuur honoreert de aanvragen die aan de voorwaarden voldoen in volgorde van de rangorde als bedoeld in het vorige lid, totdat het betreffende subsidieplafond voor de aanvraagronde is bereikt.

  • 5 Als een subsidieplafond ontoereikend is om alle aanvragen die voldoen aan de vereisten van dit reglement in een kalenderjaar of een aanvraagronde te honoreren, verlaagt het bestuur de subsidie van de in de rangorde als laagste geplaatste aanvraag tot een bedrag waardoor het subsidieplafond niet wordt overschreden. De overige aanvragen die voldoen aan de vereisten van dit reglement worden op grond van overschrijding van het subsidieplafond afgewezen. De aanvraag die op grond van overschrijding van het subsidieplafond slechts gedeeltelijk is toegewezen, kan voor het deel waarvoor de aanvraag is afgewezen, evenals de overige aanvragen die voldoen aan de vereisten van dit reglement en die op grond van overschrijding van het subsidieplafond zijn afgewezen, opnieuw ingediend worden bij een volgende aanvraagronde.

  • 6 Een onderbesteding van het beschikbare subsidiebudget van een aanvraagronde wordt toegevoegd aan het subsidiebudget van de daarop volgende aanvraagronde. Een onderbesteding van het beschikbare subsidiebudget in de laatste aanvraagronde van het kalenderjaar wordt toegevoegd aan het beschikbare subsidiebudget van het volgende kalenderjaar.

  • 7 Een subsidie wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking zijn gesteld door de minister.

Artikel 4. – culturele criteria en staatssteunpercentages –

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1 Om in aanmerking te komen voor een subsidie in de zin van dit reglement dient de filmproductie, onverminderd het bepaalde in Europese staatsteun regelgeving, tenminste aan drie van de volgende kenmerken te voldoen:

    speelfilm:

    • a. het scenario waarop de filmproductie is gebaseerd speelt zich in overwegende mate af in Nederland, of in een andere lidstaat van de Europese Unie, of in een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, of in Zwitserland;

    • b. de regisseur of de scenarist is gevestigd in Nederland, of in een andere lidstaat van de Europese Unie, of in een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, of in Zwitserland;

    • c. tenminste één van de hoofdpersonages of twee van de bijpersonages heeft respectievelijk hebben op basis van het scenario een bijzondere band met de Nederlandse cultuur;

    • d. het originele scenario waarop de filmproductie is gebaseerd is grotendeels geschreven in de Nederlandse taal en de hoofdpersonages drukken zich grotendeels uit in de Nederlandse taal;

    • e. het scenario is gebaseerd op een origineel literair werk of is geïnspireerd op een ander auteursrechtelijk beschermd werk;

    • f. de filmproductie heeft als hoofdthema kunst of één of meerdere (uitvoerende) kunstenaars;

    • g. de filmproductie handelt over historische personen of gebeurtenissen;

    • h. de filmproductie handelt over actuele maatschappelijke of culturele thema's die relevant zijn voor Nederland;

    • i. de filmproductie draagt bij aan de grensoverschrijdende promotie van Nederlandse herkenningspunten;

    • j. de filmproductie draagt bij aan de ontsluiting en grensoverschrijdende promotie van de Nederlandse of Europese filmcultuur en de diversiteit daarvan.

    animatiefilm:

    aan tenminste drie van de voor speelfilm genoemde kenmerken, met dien verstande dat in plaats van scenario ook ‘story board’ wordt gelezen en in plaats van scenarist ook ‘de ontwerper van het story board’, waarbij:

    het onder a.) genoemde kenmerk ook van toepassing is, indien het story board waarop de filmproductie is gebaseerd een herkenbare relatie legt met één van de onder a) genoemde landen;

    het onder c.) genoemde kenmerk ook van toepassing is indien de hoofdkarakters een bijzondere band hebben met de Nederlandse (film)cultuur;

    het onder i.) genoemde kenmerk ook van toepassing is indien een herkenningspunt op herkenbare wijze is geanimeerd.

    documentairefilm:

    aan tenminste drie van de voor speelfilm genoemde kenmerken, met dien verstande dat in plaats van scenario ‘documentairescript’ wordt gelezen en in plaats van scenarist ‘de schrijver van het documentairescript’, en dat in plaats van personages zoals benoemd in kenmerk c ook geportretteerde personen wordt gelezen.

  • 2 Voor een filmproductie, die van een ander (Nederlands) bestuursorgaan en/of van het Fonds een subsidie heeft ontvangen, kan slechts een zodanig bedrag aan subsidie worden verleend dat het totaal aan staatssteun niet meer bedraagt dan 50% van de productiekosten

  • 3 Voor een internationale coproductie als bedoeld in artikel 1, die door meer dan één lidstaat van de EU wordt gefinancierd, kan het in het tweede lid genoemde percentage aan staatssteun maximaal 60% van het productiebudget bedragen.

  • 4 Voor een ‘moeilijke’ film of een grensoverschrijdende filmproductie waarbij landen uit de DAC-landenlijst van de OESO betrokken zijn en die derhalve beperkte commerciële waarde hebben, kan een hoger percentage worden verleend dan het in het tweede en derde lid genoemde percentage, mits de producent en eventueel de regisseur bij de aanvraag een schriftelijke visie hebben gevoegd waaruit naar het oordeel van het bestuur blijkt dat de filmproductie:

    • a) bijdraagt aan de diversiteit van film in Nederland; en daarnaast:

    • b) een opvallende artistieke verrijking of een innovatieve aanvulling betekent op het reguliere filmaanbod in Nederland.

Artikel 5. – vereisten aanvrager –

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1 Aanvragen op grond van dit reglement worden gedaan door een productiemaatschappij.

  • 2 De aanvrager dient rechtsgeldig vertegenwoordigd te zijn door een producent die, te rekenen vanaf het moment van de aanvraag in een periode van zeven kalenderjaren daarvoor, als producent hoofdverantwoordelijk is geweest voor het produceren van tenminste één majoritaire filmproductie (referentiefilm) in Nederland, een lidstaat van de Europese Unie, of in een Staat die partij is bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, of in Zwitserland. De betreffende producent dient op het moment van de aanvraag gedurende twee jaar of langer beleidsbepalend en (mede)aandeelhouder van de aanvrager te zijn. De referentie film dient een bioscoopuitbreng in Nederland te hebben gehad.

  • 3 Niet in aanmerking voor een subsidie komen:

    • a) een mediabedrijf;

    • b) een aanvrager waarin een mediabedrijf direct of indirect zodanige zeggenschap of feitelijke invloed heeft dat dit mediabedrijf in belangrijke mate het beleid van de aanvrager kan bepalen of aanmerkelijke invloed heeft op de inhoud van het beleid van de aanvrager en/of van de filmproductie.

Artikel 6. – vereisten aanvraag –

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1 Een aanvraag wordt uitsluitend ingediend met gebruikmaking van een door het Fonds ter beschikking gesteld aanvraagformulier.

  • 2 Het aanvraagformulier dient naar waarheid, volledig en volgens de in de toelichting bij het aanvraagformulier en het Financieel & Productioneel Protocol Stimuleringsmaatregel vermelde richtlijnen te zijn ingevuld, voorzien van alle gevraagde bijlagen.

  • 3 Aanvraagformulieren zijn digitaal beschikbaar via de website www.filmfonds.nl.

  • 4 Het bestuur behandelt de aanvragen in vaste aanvraagrondes per jaar. De sluitingsdata van deze aanvraagrondes worden gepubliceerd op de website van het Fonds (www.filmfonds.nl).

  • 5 Een aanvraag die later dan de sluitingsdatum is ingediend wordt in de daarop volgende aanvraagronde behandeld.

  • 6 Indien het bestuur constateert dat een aanvraag onvolledig is ingediend stelt het bestuur de aanvrager in de gelegenheid de aanvraag binnen vijf werkdagen aan te vullen. Indien de aanvrager er niet in slaagt om de aanvraag binnen de gestelde termijn aan te vullen, dan wordt de aanvraag niet in behandeling genomen. Indien de aanvraag binnen de gestelde termijn volledig is ingediend, dan geldt de initiële datum van indiening als de datum van aanvraag.

  • 7 Een aanvraag wordt ingediend bij het bestuur. Het bestuur besluit op de aanvraag binnen 13 weken na de sluitingsdatum van de betreffende aanvraagronde.

  • 8 Voor zover de aanvrager voor de dekking van de begrote productiekosten tevens een subsidie heeft aangevraagd bij andere Nederlandse of buitenlandse bestuursorganen, doet hij daarvan melding in de aanvraag, onder vermelding van het betreffende bestuursorgaan en de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.

  • 9 Voor zover de aanvrager voor dekking van de begrote productiekosten tevens financiering heeft aangevraagd bij of ontvangen heeft van Nederlandse of buitenlandse private partijen, doet hij daarvan melding in de aanvraag door middel van specificatie van deze partijen, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot deze financiering.

  • 10 De aanvrager legt bij de aanvraag een verklaring over waarin hij garandeert dat zijn financiële positie, de relatie tussen beschikbare middelen en aangegane verplichtingen, voorafgaand aan de aanvraag geen negatieve ontwikkeling heeft gekend die bedreigend is geweest voor de stabiliteit en solvabiliteit van de aanvrager en, naar reële verwachting, deze ook niet zal kennen. De aanvraag wordt vergezeld van een recente jaarrekening van de aanvrager, niet ouder dan twee jaar, ter onderbouwing van de verklaring. Voorts legt hij in aanvulling daarop, in geval de aanvraag een (internationale) coproductie betreft, een zelfde verklaring over van elk van de betrokken producenten, door elk van hen voorzien van een recent uittreksel van de lokale kamer van koophandel.

  • 11 De aanvrager legt bij de aanvraag over de verklaring(en) van de (film)distributeurs en/of derde partijen die zich met betrekking tot de financiering, vertoning of exploitatie onvoorwaardelijk en schriftelijk aan de filmproductie hebben verbonden. De aanvrager geeft daarbij volledig inzicht in de (onderliggende) contracten.

  • 12 De aanvrager legt bij de aanvraag een verklaring over waarin hij garandeert dat hij en de eventueel andere betrokken producenten over (een exclusieve optie op) de voor de filmproductie noodzakelijke exclusieve verfilmings- en exploitatierechten beschikken en, in geval het een internationale coproductie betreft, dat de exploitatie en vertoning voor tenminste Nederland gegarandeerd is.

  • 13 Een aanvrager legt bij de aanvraag een schriftelijke toelichting over waaruit blijkt in welke mate de filmproductie waarvoor een aanvraag wordt gedaan aantoonbaar bijdraagt aan het realiseren van de doelstellingen als genoemd in artikel 2, eerste lid.

  • 14 Een aanvrager legt bij de aanvraag een schriftelijke motivering met onderbouwing over waaruit blijkt dat de filmproductie waarvoor een aanvraag wordt gedaan een onafhankelijke filmproductie betreft, zoals bedoeld in artikel 7 lid 6 sub a van dit reglement.

  • 15 Een aanvrager legt bij de aanvraag een schriftelijke toelichting over op het door hem bij de aanvraag ingevulde puntensysteem en de door hem bij de aanvraag ingevulde kwalificatietoets. De aanvrager kan, evenals de producenten uit de andere landen van herkomst in geval de aanvraag een internationale coproductie betreft, door het Fonds worden gevraagd om de aanvraag mondeling toe te lichten voordat over de aanvraag een besluit wordt genomen door het bestuur. Daarnaast kan het Fonds rechtstreeks inlichtingen over de aanvraag inwinnen bij de in het elfde lid bedoelde financiers alsmede bij andere in het filmplan vermelde financiers.

  • 16 De aanvrager verklaart in de aanvraag dat de bij de filmproductie betrokken filmprofessionals en ondernemingen de kaders van de eigen beroepsverenigingen respecteren, de op de sector van toepassing zijnde gedragscodes (waaronder fair practice, diversiteit & inclusie en governance) toepassen en als opdrachtgevers dan wel opdrachtnemers transparant, integer en professioneel handelen.

  • 17 De aanvrager overlegt bij de aanvraag een verklaring waarin hij garandeert dat hij en de eventueel andere betrokken producenten over (een exclusieve optie op) de voor de filmproductie noodzakelijke exclusieve verfilmings- en exploitatierechten beschikken en, in geval het een internationale coproductie betreft, dat de exploitatie en vertoning voor tenminste Nederland gegarandeerd is;

  • 18 een toelichting op het door hem bij de aanvraag ingevulde puntensysteem en de door hem bij de aanvraag ingevulde kwalificatietoets. De aanvrager kan, evenals de producenten uit de andere landen van herkomst in geval de aanvraag een internationale coproductie betreft, door het Fonds worden gevraagd om de aanvraag mondeling toe te lichten voordat over de aanvraag een besluit wordt genomen door het bestuur. Daarnaast kan het Fonds rechtstreeks inlichtingen over de aanvraag inwinnen bij de in het elfde lid bedoelde financiers alsmede bij andere in het filmplan vermelde financiers;

Artikel 7. – algemene vereisten –

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1 Uitsluitend aanvragen voor filmproducties, die voldoen aan de gestelde voorwaarden van dit reglement en het vereiste minimumaantal punten behalen op grond van het puntensysteem komen in aanmerking voor een subsidie. Het vereiste minimumaantal punten wordt jaarlijks, voor het daarop volgende kalenderjaar, door het bestuur vastgesteld en gepubliceerd op de website van het Fonds www.filmfonds.nl.

  • 2 Uitsluitend aanvragen voor speelfilms en animatiefilms waarvan de productiekosten tenminste 1.000.000 euro bedragen komen in aanmerking voor een subsidie. Indien de aanvraag een documentairefilm betreft, bedragen de productiekosten tenminste 250.000 euro. De (extra) kosten ter verduurzaming van het productieproces vallen onder de productiekosten.

  • 3 Uitsluitend aanvragen voor filmproducties met een bioscoopuitbreng in tenminste Nederland dan wel, in het geval van een minoritaire coproductie, zoals een internationale coproductie, een bioscoopuitbreng in het land van de hoofdproducent en daarnaast een (non) theatrical release in Nederland, komen in aanmerking voor een subsidie.

  • 4 Een subsidie op grond van dit reglement wordt uitsluitend verleend ter tegemoetkoming in de productiekosten die kwalificeren volgens de kwalificatietoets en aantoonbaar in Nederland zijn besteed en indien deze tenminste 150.000 euro voor een speel- of animatiefilm of 100.000 euro voor een documentairefilm bedragen.

  • 5 Alle in dit reglement genoemde subsidies en productiekosten zijn exclusief BTW.

  • 6 Een subsidie kan verder slechts op grond van dit reglement worden verstrekt, indien naar het oordeel van het bestuur:

    • a. door de aanvrager voldoende is aangetoond dat de filmproductie onafhankelijk is. Een filmproductie is onafhankelijk indien:

      • (i) de eindexploitant geen directe of indirecte zeggenschap heeft over de aanvrager;

      • (ii) de eindexploitant naar het oordeel van het bestuur geen doorslaggevende invloed heeft op de inhoud, productie en uitvoering van de filmproductie;

      • (iii) de aanvrager naar het oordeel van het bestuur voldoende commerciële vrijheid heeft en behoudt ten aanzien van de exploitatie en vertoning van de filmproductie of een afgeleide daarvan.

    • b. de subsidie dient ter dekking van de kosten bij de totstandkoming van de filmproductie voor zover deze kosten niet reeds door een derde partij worden gedekt;

    • c. aannemelijk is dat verlening van de subsidie noodzakelijk is voor de totstandkoming van de filmproductie;

    • d. aannemelijk is dat de filmproductie overeenkomstig het in artikel 2, eerste lid, neergelegde doel gerealiseerd kan worden conform de in de aanvraag begrote uitgaven en dat de begrote uitgaven redelijk, kostenefficiënt en marktconform zijn;

    • e. het bij de aanvraag overgelegde financieringsplan haalbaar en solide is en waaruit blijkt dat minimaal twee, niet aan elkaar gelieerde financiers, naast het Fonds bijdragen aan de financiering van de filmproductie;

    • f. voldoende vertrouwen bestaat dat het filmplan naar behoren zal worden uitgevoerd;

    • g. de filmproductie waarvoor een subsidie wordt gevraagd ten tijde van verlening van de subsidie niet reeds geheel of gedeeltelijk in productie is gegaan of in openbaarheid is gebracht;

    • h. de subsidie niet ter dekking dient van kosten die zijn gemaakt in de periode gelegen voor de datum waarop de aanvraag volledig is ingediend;

    • i. in geval de aanvraag betreft een internationale coproductie, deze voldoet aan de definitie in artikel 1;

    • j. aannemelijk is dat de aanvrager aan de in dit reglement vermelde verplichtingen kan voldoen;

    • k. de publieksprognose onderbouwd is door het filmplan met alle daartoe behorende bijlagen en stukken en een brede publiekstoegang en zichtbaarheid via meerdere eindexploitanten gegarandeerd is;

    • l. 50% van de benodigde financiering van de productiekosten reeds bij aanvraag onvoorwaardelijk en aantoonbaar is toegezegd door derden in de vorm van bestuursbesluiten en/of schriftelijke financiële toezeggingen van derden;

    • m. de aanvrager beschikt over de exclusieve (optie op) verfilmings- en exploitatierechten die noodzakelijk zijn voor de realisering en exploitatie van de filmproductie. In het geval van een minoritaire coproductie beschikt de hoofdverantwoordelijke buitenlandse coproducent over de noodzakelijke rechten;

    • n. in geval de aanvraag een internationale (co)productie betreft de aanvrager (in beginsel) zal beschikken over de distributierechten voor tenminste Nederland;

    • o. de aanvrager verantwoordelijk is voor de creatieve en productionele totstandkoming van de filmproductie;

  • 7 Het bestuur kan naar aanleiding van een gemotiveerd en schriftelijk verzoek van de aanvrager besluiten ontheffing te verlenen van het in het zesde lid onder g.) vereiste dat een productie nog niet in productie is gegaan indien de aanvrager aantoont dat:

    • a. de volledige financiering onvoorwaardelijk gegarandeerd is;

    • b. de andere betrokken financiers instemmen met een eventuele wijziging van het door hen goedgekeurde financieringsplan indien een subsidie op grond van dit reglement wordt verleend;

    • c. de eventuele subsidie op grond van dit reglement niet kan leiden tot overfinanciering van een filmproductie.

Artikel 8. – verlening en hoogte van subsidie –

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1 Indien het bestuur besluit tot verlening van de subsidie, worden bij het bepalen van de hoogte daarvan de door de aanvrager begrote en door het Fonds goedgekeurde productiekosten als grondslag genomen.

  • 2 De hoogte van de subsidie wordt bepaald door de door het Fonds goedgekeurde productiekosten die kwalificeren via de kwalificatietoets te vermenigvuldigen met 35%. Productiekosten die voldoen aan de in dit artikellid genoemde vereisten en die tevens als grondslag dienen voor een subsidie op grond van een vergelijkbare buitenlandse stimuleringsmaatregel komen niet in aanmerking voor een subsidie op grond van dit reglement.

  • 3 De door het Fonds goedgekeurde kwalificerende productiekosten kunnen hooguit 80% van het totaal aan productiekosten bedragen.

  • 4 De te verlenen subsidie kan per aanvraag maximaal 1,5 miljoen euro bedragen.

  • 5 De rechten en verplichtingen die uit de verlening van de subsidie voortvloeien zijn niet overdraagbaar en mogen niet worden bezwaard of anderszins dienen tot zekerheid.

Artikel 9. – adviescommissie –

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Het bestuur kan zich over de toets aan de vereisten zoals genoemd in artikel 7 laten adviseren door ad hoc adviseurs. Op hen is van toepassing artikel 7 van het huishoudelijk reglement van het Fonds. Het bestuur betrekt het advies van de ad hoc adviseurs bij zijn besluit over de aanvraag.

Artikel 10. – weigeringsgronden –

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Onverminderd het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht wordt een aanvraag afgewezen indien, naar het oordeel van het bestuur:

  • 1.

    • a. de aanvrager niet voldoet dan wel niet zal voldoen aan de vereisten, criteria en bepalingen genoemd in dit reglement;

    • b. een mediabedrijf, direct of indirect, een zwaarwegend belang heeft in de aanvrager dan wel in de filmproductie;

    • c. de aanvragende productiemaatschappij of één van de verantwoordelijke producenten in het verleden ernstig in gebreke is gebleven bij een eerdere fondsaanvraag of ter zake sprake is geweest van verwijtbaar handelen van de aanvragende productiemaatschappij of de betreffende producent;

    • d. een aanvraag op grond van dit reglement wordt ingediend voor een filmproductie, waarvoor reeds een aanvraag op grond van dit reglement is ingediend en waarop het bestuur nog geen beslissing heeft genomen;

    • e. de financiële positie, ondanks de in artikel 6, tiende lid, bedoelde verklaringen, dermate onzeker is dat deze bedreigend is voor de stabiliteit en solvabiliteit van de aanvrager of de betreffende filmproductie;

    • f. verlening van de gevraagde subsidie ertoe zou leiden dat aan de aanvrager op grond van dit reglement in een kalenderjaar voor een totaalbedrag groter dan 3 miljoen euro aan subsidies wordt verleend;

    • g. verlening van de subsidie niet van toepassing is op de filmproductie waarvoor een subsidie wordt aangevraagd;

    • h. de noodzaak voor een subsidie onvoldoende is aangetoond;

    • i. de onafhankelijkheid van de filmproductie zoals omschreven in artikel 7 lid 6 sub a van dit regelement onvoldoende is aangetoond;

    • j. de aanvrager niet dezelfde is als de productiemaatschappij, die in het kader van een ander reglement van het Fonds reeds een subsidie voor realisering van dezelfde filmproductie heeft ontvangen;

    • k. toewijzing van de aanvraag zou leiden tot overschrijding van de door het bestuur vastgestelde subsidieplafonds.

  • 2. Een aanvraag die een filmproductie betreft waarvoor al twee keer eerder op grond van dit reglement een aanvraag is ingediend en die niet door het bestuur is gehonoreerd, wordt niet meer in behandeling genomen.

Artikel 11. – onderlinge verhouding subsidies –

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1 Het verstrekken van een subsidie op grond van dit reglement verplicht het bestuur in geen geval tot het verlenen van enige andere subsidie.

  • 2 Door het bestuur en/of door andere (Nederlandse) bestuursorganen aan de filmproductie verleende subsidies maken onderdeel uit van de totale subsidie voor realisering in de bepaling van het toegestane staatssteunpercentage.

Artikel 12. – aanvullende eisen –

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1 Indien er sprake is van een filmproductie die naar het oordeel van het bestuur als risicovol wordt gekwalificeerd, kan het bestuur aanvullende eisen stellen aan het financieel en productioneel toezicht dan wel een gegarandeerd overbruggingskrediet en/of het afsluiten van een completion bond verplicht stellen.

  • 2 De voorwaarden waaronder het toezicht wordt ingevuld dan wel eenoverbruggingskrediet of de completion bond wordt afgesloten dienen vooraf te worden goedgekeurd door het bestuur.

  • 3 Indien een completion bond is vereist op grond van het eerste lid, dient de ontvanger van de subsidie bij het afsluiten van de uitvoeringsovereenkomst een schriftelijke verklaring over te leggen van een completion guarantor, waaruit onomstotelijk blijkt dat de begrote productiekosten van de filmproductie waarvoor subsidie is verleend, zoals opgenomen in de productiebegroting, toereikend zijn en dat de voortbrenging en voltooiing van de bioscoopfilm waarvoor subsidie is verleend vallen onder de dekking van deze completion guarantor vanaf het moment waarop de opnamen van de filmproductie starten. Tevens dient de ontvanger van de subsidie een afschrift van een geldende completion bond over te leggen waarin het Fonds als medebegunstigde is aangewezen. De ontvanger van de subsidie verplicht zich met de verstrekker van de completion bond overeen te komen dat de verstrekker van de completion bond de productievoortgang en, in het geval een internationale coproductie betreft, de bestedingen in de betrokken landen van herkomst, nauwgezet monitort en de ontvanger van de subsidie en het Fonds gelijktijdig wijst op onregelmatigheden of het achterblijven van voorgenomen productiebestedingen.

Artikel 13. – verplichtingen ontvanger van de subsidie –

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1 De ontvanger van de subsidie is verplicht om de filmproductie waaraan een subsidie is verleend, te vervaardigen in overeenstemming met de kenmerken zoals opgenomen in het door de aanvrager ingevulde puntensysteem.

  • 2 De ontvanger van de subsidie is verplicht om:

    • a. voor de eerste opnamedag, maar uiterlijk zes maanden na verlening van de subsidie, de ter zake van de financiering en exploitatie van de filmproductie waarvoor een subsidie is verleend definitieve schriftelijke overeenkomsten met alle bij de financiering van de filmproductie betrokken partijen over te leggen. Hieruit blijkt dat naar het oordeel van het bestuur elk van deze partijen zich onvoorwaardelijk heeft verbonden tot het haar betreffende aandeel in de financiering ten behoeve van de realisering van de filmproductie overeenkomstig de bij de aanvraag overgelegde gegevens en op voorwaarden die verenigbaar zijn met de voorwaarden die zijn verbonden aan de verlening van de subsidie en dit reglement;

    • b. ervoor te zorgen dat de opnamen, of in het geval van een animatiefilm de uitvoering, van de filmproductie waarvoor de subsidie is verleend, niet eerder starten dan nadat door het Fonds is bericht dat de aanvrager heeft voldaan aan de verplichtingen, zoals bedoeld in dit lid onder a.), en – indien van toepassing – de completion guarantor definitieve dekking heeft verleend voor de voortbrenging en voltooiing van de filmproductie waarvoor een subsidie is verleend én – indien het betreft een internationale coproductie die voldoet aan de criteria van artikel 1 – de goedkeurende verklaring uit elk van de landen van herkomst in de zin van artikel 5 van het Verdrag van de Raad van Europa inzake de Cinematografische Coproductie aan het Fonds is overgelegd;

    • c. het bestuur voorafgaand in kennis te stellen van het moment waarop de opnamen, of in het geval van animatie, de uitvoering van de filmproductie waarvoor een subsidie is verleend, starten en ervoor te zorgen dat de filmproductie 24 maanden na de ondertekening van de uitvoeringsovereenkomst gereed en openbaar is gemaakt.

    • d. de subsidie uit inkomsten die worden verkregen uit exploitatie van de filmproductie aan het Fonds terug te betalen.

  • 3 Het bestuur verbindt aan het besluit tot verlening van de subsidie de opschortende voorwaarde dat de uitvoeringsovereenkomst tot stand komt.

  • 4 De ontvanger van de subsidie heeft verder de verplichting dat:

    • a. de doeleinden gesteld in het filmplan op basis waarvan een subsidie is verleend, op doelmatige wijze worden nagestreefd;

    • b. het Fonds te allen tijde juist en waarheidsgetrouw wordt geïnformeerd;

    • c. de administratie op overzichtelijke en doelmatige wijze wordt gevoerd conform Nederlandse wet- en regelgeving, het Financieel & Productioneel Protocol Stimuleringsmaatregel en het bijbehorende Handboek Financiële Verantwoording en dat daarbij een voor het Fonds acceptabel administratiesysteem wordt gebruikt;

    • d. de administratie een juist, volledig en actueel beeld geeft van het functioneren van de aanvrager en op detailniveau aansluit op de door het Fonds goedgekeurde begroting en financieringsplan;

    • e. van alle ontvangsten en uitgaven deugdelijke bewijsstukken aanwezig zijn, waaruit de aard en de omvang van de geleverde goederen of van de verrichte diensten duidelijk blijken en rapportages, kosten-, bestedings- en andere overzichten in de administratie van de aanvrager zijn opgenomen;

    • f. de administratie en de daarbij behorende bewijsstukken tenminste gedurende zeven jaar na de vaststelling van de subsidie worden bewaard;

    • g. de subsidie wordt uitgegeven conform de bestedingsverplichting.

  • 5 De ontvanger van de subsidie is verplicht de ‘picture lock’ van de filmproductie op te leveren, die in overeenstemming dient te zijn met de aanvraag en het bijbehorende filmplan volgens de procedure die is beschreven in het Financieel & Productioneel Protocol Stimuleringsmaatregel.

  • 6 De ontvanger van de subsidie doet onverwijld melding aan het Fonds zodra:

    • a. aannemelijk is dat de filmproductie waarvoor een subsidie is verleend, niet, niet tijdig of niet geheel zal worden gerealiseerd conform het doel of het filmplan op basis waarvan een subsidie is verleend;

    • b. aannemelijk is dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de verplichtingen verbonden aan de subsidie zal worden voldaan;

    • c. wijzigingen zijn opgetreden ten opzichte van de bij de aanvraag overgelegde gegevens die aan het Fonds zijn verstrekt in het kader van verlening van de subsidie dan wel de vaststelling van de subsidie, of,

    • d. met betrekking tot de uitvoering van de filmproductie wijzigingen zijn opgetreden ten opzichte van de aanvraag en/of zich bijzondere omstandigheden voordoen.

  • 7 De verplichting van het tweede lid onder b.) is niet van toepassing op aanvragen waarvoor op grond van artikel 7 lid 7 door het bestuur ontheffing is verleend.

Artikel 14. – verplichtingen uitvoeringsovereenkomst –

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1 Nadat de in artikel 13, tweede lid, onder a, bedoelde overeenkomsten en stukken door het bestuur zijn ontvangen, dienen de ontvanger van de subsidie en het bestuur een uitvoeringsovereenkomst te tekenen.

  • 2 In de uitvoeringsovereenkomst worden de aan de subsidie verbonden nadere verplichtingen vastgelegd, waaronder:

    • a. welke zekerheden de ontvanger van de subsidie, naar het oordeel van het bestuur, dient te stellen met betrekking tot de nakoming van de verplichtingen van andere partijen die financieringsbijdragen hebben toegezegd aan de filmproductie waarvoor een subsidie is verleend;

    • b. de frequentie en de vorm waarin de ontvanger van de subsidie voldoet aan eventuele rapportageverplichtingen;

    • c. de wijze waarop de met exploitatie van de filmproductie te genereren opbrengsten worden verdeeld tussen (indien van toepassing) het Fonds, andere financiers en de rechthebbenden;

    • d. dat de ontvanger van de subsidie elke partij waarbij hij goederen of diensten betrekt die op grond van artikel 8, tweede lid, medebepalend zijn voor de hoogte van de subsidie de Verklaring Uitvoerenden en Leveranciers (VUL) laat tekenen, waarin elk van hen o.a. verklaart:

      • (i) belastingplichtig in Nederland te zijn en dat over de winst die wordt behaald door levering van de hiervoor bedoelde goederen of diensten, belasting wordt betaald in Nederland;

      • (ii) zijn of haar vaste verblijfplaats te hebben in Nederland dan wel in Nederland een permanente vestiging te hebben en vanuit daar aantoonbaar economische activiteiten verricht;

      • (iii) de te leveren goederen of diensten zelf te leveren of te verrichten indien en voor zover opgevoerd als besteed in Nederland, en;

      • (iv) het Fonds desgewenst inzage te geven dan wel toegang te geven tot hun administratie voor zover zulks door het Fonds noodzakelijk wordt geacht met het oog op de verantwoording en de vaststelling van de verleende subsidie.

Artikel 15. – verplichtingen besteding –

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1 Met inachtneming van artikel 7, vierde lid, is de ontvanger van de subsidie verplicht 100% van de Productiekosten, die door hem bij de aanvraag zijn aangemerkt als besteding aan filmprofessionals en filmbedrijven in Nederland, aantoonbaar in Nederland uit te geven. Het deel van de productiekosten dat in Nederland wordt uitgegeven, wordt, evenals de besteding in mogelijke andere territoria, in overeenstemming met de hierbij behorende financieringsafspraken, separaat aangegeven in de ingediende productiebegroting.

  • 2 Ook in het geval dat andere bijdragen of subsidies zijn verstrekt door het Fonds of andere Nederlandse bestuursorganen, waaraan een (gedeeltelijke) bestedingsverplichting in Nederland of aan in Nederland gevestigde (rechts)personen is verbonden, staat het de aanvrager te allen tijde vrij om tenminste 20% van de productiekosten te besteden in een andere lidstaat van de Europese Unie, of in een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, of in Zwitserland.

Artikel 16. – verplichting digitale conservering –

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1 Ter behoud van het cultureel erfgoed is de ontvanger van de subsidie verplicht om tijdig, dat wil zeggen ten tijde van de afwerking van de filmproductie, contact op te nemen met EYE Film Instituut Nederland en hen toegang te verschaffen tot (bronmaterialen van) de filmproductie conform de voorwaarden zoals vastgelegd in het Financieel & Productioneel Protocol Stimuleringsmaatregel. De ontvanger gaat bij verlening van de subsidie akkoord met het conserveren en het met dat doel digitaal opslaan van de film door EYE Film Instituut Nederland. De condities verbonden aan de conservering en digitale opslag door EYE Film Instituut Nederland zullen worden vastgelegd in een separate overeenkomst tussen de aanvrager en EYE Film Instituut Nederland. In die overeenkomst worden eveneens afspraken gemaakt met het oog op specifiek niet-commercieel gebruik van de filmproductie.

  • 2 De ontvanger van de subsidie verplicht zich om ‘om niet’ toestemming te geven voor niet commercieel educatief gebruik dan wel een eenmalige of bijzondere openbaarmaking van de filmproductie die in het kader van de bevordering van het filmklimaat in Nederland van nationaal belang zijn, en deze daartoe te verveelvoudigen, tenzij in redelijkheid gesteld kan worden dat deze openbaarmaking de belangen van de aanvrager of diens rechtverkrijgenden onevenredig kan schaden.

Artikel 17. – verantwoording –

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1 De ontvanger van de subsidie:

    • a. toont aan, op in de beschikking tot verlening van de subsidie aangegeven wijze, dat de filmproductie is gerealiseerd en dat is voldaan aan alle verplichtingen verbonden aan de subsidie;

    • b. legt aan het Fonds een actueel en waarheidsgetrouw overzicht over van alle opbrengsten, uitgaven en de territoriale besteding, waaronder een opgave van de op grond van artikel 8, tweede en zesde lid bedoelde uitgaven die medebepalend zijn voor de hoogte van de subsidie;

    • c. informeert het Fonds adequaat en schriftelijk over de première, de kosten, het publieksbereik en de opbrengsten die door distributie en exploitatie van de filmproductie, waarvoor een subsidie is verleend, worden voortgebracht;

    • d. is verplicht onverminderd het bepaalde in artikel 4:45 Algemene wet bestuursrecht een DCP van de filmproductie waarvoor een subsidie is verleend op te leveren.

  • 2 De ontvanger van de subsidie is verplicht een financieel verslag in te dienen inzake werkelijk gerealiseerde kosten en opbrengsten van de filmproductie.

  • 3 Het financiële verslag geeft een zodanig inzicht dat een verantwoord oordeel kan worden gevormd omtrent:

    • a) de aanwending en de besteding van de subsidie door de ontvanger van de subsidie in Nederland,

    • b) de door de ontvanger van de subsidie en, in geval het een internationale coproductie betreft, de door de producenten uit de landen van herkomst buiten Nederland verrichte bestedingen, en,

    • c) de door de ontvanger van de subsidie en, in geval het een internationale coproductie betreft, door de producenten uit de landen van herkomst ontvangen financiering van derden.

  • 4 Het financiële verslag voldoet aan de eisen bedoeld in artikel 17, eerste lid, sub b, en sluit aan op de indeling van de begroting en het financieringsplan die voorafgaand aan de verlening van de subsidie of bij de ondertekening van de uitvoeringsovereenkomst zijn overgelegd en door het Fonds zijn goedgekeurd volgens het Financieel & Productioneel Protocol Stimuleringsmaatregel van het Fonds. Belangrijke verschillen tussen financieel verslag en begroting en/of financieringsplan worden toegelicht.

  • 5 De ontvanger van de subsidie is verplicht om het financieel verslag te voorzien van een verklaring van de accountant als bedoeld in artikel 393, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, voor zover niet anders is overeengekomen in de uitvoeringsovereenkomst. De accountant volgt het Handboek Financiële Verantwoording van het Fonds.

  • 6 Vertegenwoordigers van het Fonds hebben op eerste verzoek inzage in de administratie die betrekking heeft op de filmproductie waarvoor de subsidie is verleend. De ontvanger van de subsidie is verplicht in zijn budget een vaste post op te nemen voor tussentijdse en tegencontroles door het Fonds, zoals vastgelegd in het Financieel & Productioneel Protocol Stimuleringsmaatregel.

  • 7 Onverminderd het in dit artikel bepaalde kan het Fonds na verlening van de subsidie op elk door het Fonds gewenst moment controleren of aan de verplichtingen verbonden aan de subsidie is voldaan. Deze controle kan zich ook richten op de in artikel 14, tweede lid sub d.) genoemde derden en, in geval de verlening van de subsidie een internationale coproductie betreft, op de daarbij betrokken coproducenten.

Artikel 18. – vaststelling –

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1 Binnen vier maanden na eerste openbaarmaking van de filmproductie dient de ontvanger van de subsidie een aanvraag tot vaststelling in, tenzij een andere termijn is vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst. Indien deze termijn wordt overschreden, is het bestuur bevoegd de verleende subsidie ambtshalve vast te stellen.

  • 2 De aanvraag tot vaststelling gaat vergezeld van de in artikel 17 en in de uitvoeringsovereenkomst genoemde bescheiden.

  • 3 De ontvanger van de subsidie is verplicht op verzoek van het Fonds alle overige bescheiden en inlichtingen te verstrekken die het Fonds noodzakelijk acht voor het vaststellen van de subsidie.

  • 4 De ontvanger van de subsidie draagt er zorg voor dat zijn accountant medewerking verleent aan een eventueel onderzoek door of vanwege het Fonds naar de door de accountant van de aanvrager verrichte (controle) werkzaamheden. De kosten die zijn gemoeid met de medewerking van de accountant, komen voor rekening van de ontvanger van de subsidie.

  • 5 Het bestuur stelt de hoogte van de subsidie op grond van de aantoonbaar in Nederland bestede en kwalificerende productiekosten uiterlijk 22 weken na de in het eerste lid bedoelde indieningtermijn vast. Het bedrag waarop de subsidie wordt vastgesteld kan niet hoger zijn dan het bedrag van de verleende subsidie.

Artikel 19. – betaling –

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1 Binnen acht weken na dagtekening van de beschikking tot vaststelling van de subsidie wordt deze uitgekeerd.

  • 2 In de uitvoeringsovereenkomst kan worden vastgelegd of, en zo ja, onder welke voorwaarden, bevoorschotting mogelijk is. In het geval voorschotten worden verleend, worden deze verrekend met de na vaststelling te betalen subsidie.

  • 3 Indien een subsidie is verleend aan een ontvanger van de subsidie waarvan de hoofdvestiging of vestigingsplaats niet in Nederland is gelegen, dan is de ontvanger van de subsidie verplicht ten genoegen van het bestuur aan te tonen dat de ontvanger van de subsidie op het moment van betaling beschikt over een nevenvestiging in Nederland met tenminste één werknemer in vaste dienst.

Artikel 20. – wijziging, intrekking en terugvordering –

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Het bestuur kan, zolang de subsidie niet is vastgesteld, de verlening van de subsidie intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen, indien één van de in artikel, 4:48, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht genoemde gevallen of omstandigheden zich voordoet, waaronder:

  • a. de omstandigheid dat de ontvanger van de subsidie niet heeft voldaan aan de verplichtingen verbonden aan de subsidie, waaronder maar niet beperkt tot, de verplichtingen zoals bedoeld in artikel 13, dan wel tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen voortvloeiend uit de verlening van de subsidie;

  • b. als het bestuur constateert dat substantiële wijzigingen zijn opgetreden ten opzichte van de bij de aanvraag dan wel bij de totstandkoming van de uitvoeringsovereenkomst overgelegde gegevens;

  • c. de ontvanger van de subsidie na de verlening, maar vóór de vaststelling van de subsidie, meer of minder subsidies van derde partijen heeft verkregen dan vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst;

De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald. Het bedrag waarmee de subsidie eventueel wordt verlaagd, wordt in eerste instantie verrekend met de eventueel nog te verlenen voorschotten. Mocht dat niet toereikend zijn, dan worden reeds uitbetaalde voorschotten teruggevorderd.

Artikel 21. – evaluatie & monitoring –

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Het bestuur evalueert tenminste éénmaal in de vier jaar de effecten van de uitvoering van de regeling en de mate waarin deze haar doelstellingen verwezenlijkt. Daarnaast zal het bestuur jaarlijks de uitvoering van de regeling en de mate waarin de hiermee beoogde doelstellingen worden verwezenlijkt monitoren en de uitkomsten publiceren.

Artikel 22. – overgangs- en slotbepalingen –

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1 In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het bestuur.

  • 2 Het bestuur kan om zwaarwegende redenen afwijken van dit reglement, voor zover dergelijke afwijkingen verenigbaar zijn met het beoordelingskader voor staatssteun aan de filmsector, zoals dat wordt gehanteerd door de Europese Commissie.

  • 3 Dit reglement is in werking getreden met ingang van 20 mei 2014. Per 1 augustus 2022 zijn wijzigingen in het reglement doorgevoerd met goedkeuring van de Raad van Toezicht op 16 juni 2022.

  • 4 Dit reglement treedt in werking met ingang van 1 augustus 2022

  • 5 Het reglement, geldend vanaf 1 januari 2021, is per 1 augustus 2022 ingetrokken. Op alle aanvragen die door het Fonds voor 1 augustus 2022 zijn ontvangen blijft het reglement zoals deze gold tot 1 augustus 2022 van toepassing.

  • 6 Dit reglement wordt aangehaald als Reglement Stimuleringsmaatregel Filmproductie in Nederland van de Stichting Nederlands Fonds voor de Film.

  • 7 Dit reglement wordt bekendgemaakt middels kennisgeving in de Staatscourant en op de website van het Nederlands Fonds voor de Film (www.filmfonds.nl).

Bijlage 1. Kwalificatietoets

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Productiekosten die kwalificeren zoals bedoeld in artikel 7, vierde lid.

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

De productie-uitgaven die in aanmerking worden genomen voor de berekening van de subsidie zijn beperkt. Deze uitgaven hebben uitsluitend betrekking op de kosten die nog gemaakt moeten worden voor de realisering van de filmproductie en hebben derhalve als doel de voltooiing van de productie. Productie-uitgaven komen enkel in aanmerking als ze realistisch, kostenefficiënt en marktconform zijn en er daarbij geen sprake is van deferments, conform de bepalingen in het Financieel & Productioneel Protocol Stimuleringsmaatregel.

De kosten voor technische filmapparatuur (bijv. camera's, licht- en geluidsapparatuur) kwalificeren mits rechtstreeks gekocht, geleased of gehuurd in Nederland. Van de aanschafwaarde van duurzame productiemiddelen (waaronder begrepen – maar niet beperkt tot – computers, monitoren, harde schijven, software, camera’s, licht- en geluidsapparatuur) kan slechts een percentage als productiekosten worden opgevoerd dat afhankelijk is van de periode waarbinnen die duurzame productiemiddelen ten behoeve van de internationale coproductie worden gebruikt; bij een gebruik daarvan gedurende 30 dagen of minder, kan 5% van de aanschafwaarde (exclusief BTW) van het betreffende duurzame productiemiddel aan productiekosten worden opgevoerd; dat laatstbedoelde percentage bedraagt 10% bij een gebruik van meer dan 30 dagen.

De volgende kosten komen in ieder geval niet in aanmerking voor een bijdrage op grond van dit reglement:

  • kosten samenhangend met de onderneming van de aanvrager of betrokken coproducenten zelf, waaronder salariskosten, kosten voor de inrichting en huur of hypotheeklasten van het productiekantoor, secretariële ondersteuning, post, telefonie, internet en gsm, koeriers, en andere administratieve kosten en bureaumateriaal, met uitzondering van (markconform begrote) sturende functies binnen het uitvoerende productieproces (beperkt tot: de line producer/uitvoerend producent en/of productiemanager en/of gespecialiseerde budgetcontroller en/of postproductie supervisor en/of unit publicist);

  • taxikosten, aankoop brandstof, kilometerdeclaraties

  • quitclaimvergoedingen, tenzij opgevoerd via een factuur met specificatie van het figuratiebureau;

  • representatie, reis-en verblijfkosten met uitzondering van hotelovernachtingen en openbaar vervoer over land in het kader van duurzaamheid;

  • financierings- en accountantskosten, met uitzondering van de kosten van de tussentijdse en tegencontrole (artikel 17, zesde lid);

  • juridische en fiscale kosten;

  • onvoorziene kosten, voor zover deze meer bedragen dan 5% van de kwalificerende productiekosten. (Bij de verantwoording moet blijken dat deze kosten ook daadwerkelijk zijn besteed aan productiekosten die kwalificeren);

  • de overhead;

  • de producers’ fee, voor zover deze meer bedraagt dan 7.5% van de kwalificerende productiekosten;

  • de reeds gemaakte ontwikkelingskosten;

  • alle rechtenvergoedingen die worden voldaan voor het gebruik van niet speciaal voor de filmproductie vervaardigde rechten (zoals boek- en format rechten, bestaande muziek en beeld opnamen en -werken).

Productiekosten die kwalificeren kunnen in aanmerking komen voor een subsidie indien deze productiekosten aantoonbaar rechtstreeks zijn besteed bij niet gelieerde binnenlandse belastingplichtigen.

Niet gelieerd wil zeggen dat geen van de bij de filmproductie betrokken producenten, noch hun aandeelhouders, bestuurders, beleidsbepalende personen, noch ondernemingen waarover zij controle hebben, een belangrijke mate van zeggenschap hebben over de binnenlandse belastingplichtige of ter beoordeling van het bestuur anderszins nauw gelieerd zijn aan de binnenlandse belastingplichtige.

Rechtstreeks wil zeggen dat de binnenlandse belastingplichtige de geleverde diensten of goederen die in aanmerking worden genomen voor de berekening van de subsidie op zijn beurt niet heeft uitbesteed aan buitenlandse belastingplichtigen.

Binnenlandse belastingplichtigen zijn rechtspersonen, personenvennootschappen en natuurlijke personen die aantoonbaar in Nederland hun vaste verblijfplaats hebben danwel in Nederland een permanente vestiging hebben en vanuit daar aantoonbaar economische activiteiten verrichten, hetgeen onder meer dient te blijken uit een inschrijving bij het Handelsregister van een Kamer van Koophandel, een bankrekening bij een bankvestiging in Nederland, met gebruikelijke facturering vanuit Nederland en – zulks ter beoordeling van het bestuur – niet in Nederland zijn gevestigd c.q. een vestiging hebben met als enige doel het voldoen aan de omschrijving van binnenlandse belastingplichtige.

Bijlage 2. Puntensysteem

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Het puntensysteem omvat elementen om de impact van een filmproductie te bepalen op de versterking van de audiovisuele infrastructuur en filmcultuur in Nederland, de (grensoverschrijdende) ontplooiing van creatief en technisch talent en de promotie van Nederland als productielocatie en van talenten over de landsgrenzen heen.

Er is een apart puntensysteem voor speelfilm (2.1), documentaire (2.2) en animatiefilm (2.3). Om voor een subsidie in aanmerking te komen is een minimum aantal van punten vereist. Het minimum aantal punten wordt jaarlijks, voor het daarop volgende kalenderjaar, vastgesteld door het bestuur en voorafgaand aan de eerste aanvraagronde van het betreffende jaar gepubliceerd op de website van het Fonds www.filmfonds.nl. Het minimum aantal punten dat jaarlijks wordt vastgesteld bedraagt maximaal 75 punten.

Het puntensysteem is binair, dat wil zeggen dat, tenzij in de tabel zelf anders is opgenomen, twee elkaar uitsluitende punten kunnen worden toegekend: nul punten indien het betreffende element niet van toepassing is, en, als het betreffende element wel van toepassing is het aantal punten zoals vermeld.

Op de onderdelen 1 tot en met 3 kunnen maximaal 160 van de 210 punten worden behaald. Deze onderdelen richten zich op bepalende functies binnen het productieproces, de productie en financiering en de internationale erkenning van de regisseur en hoofdrolspelers. In onderdeel 4 wordt de impact beoordeeld. Bij het toekennen van punten voor de onderdelen 2 en 4 van het puntensysteem, staat het de aanvrager in elk geval vrij om 50% van de totale productiekosten buiten Nederland te besteden, zonder puntenverlies.

Als twee aanvragen in een aanvraagronde hetzelfde aantal punten krijgen toegekend en één van die aanvragen door overschrijding van het subsidieplafond afgewezen moet worden, wordt de volgorde bepaald door het totaal aantal punten op de afzonderlijke onderdelen te vergelijken. Daarbij wordt begonnen met onderdeel 4 (Impact) en daarna, aflopend, de onderdelen 3, 2 en 1.

1. Creatief talent en bepalende crew gedurende het gehele filmproductie proces

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Op dit onderdeel kunnen maximaal 75 punten behaald worden op basis van de inzet van creatieve talenten en andere bepalende functies binnen het productieproces. Een natuurlijk persoon komt slechts eenmaal voor een bepaalde functie op de lijst in aanmerking, met uitzondering van de functies director en screenwriter, en de functies sound designer en re recording mixer. Diegene die de functie uitvoert draagt de eindverantwoordelijkheid op die positie en dient bij eerdere filmproducties een aantoonbare gelijke functie vervuld te hebben. Ze dienen hun vaste verblijfplaats (domicilie) aantoonbaar in Nederland te hebben en vanuit daar aantoonbaar economische activiteiten te verrichten en/of een aantoonbare, sterke relatie te hebben met de Nederlandse filmcultuur.

Om een beroep op de regeling te kunnen doen zijn minimaal twee hoofdfuncties (1.1 tot en met 1.13, of in het geval van de categorie speelfilm 1.1 tot met 1.15) vereist. In het geval van een filmproductie met een minderheidsaandeel in de financiering vanuit Nederland waarbij de kwalificerende productiekosten die in Nederland worden besteed ten minste 1 miljoen bedragen is minimaal één hoofdfunctie vereist en kunnen daarnaast andere functies meetellen indien deze hoofdverantwoordelijk zijn voor de uitvoering van het Nederlandse deel van de productie. In het geval van een animatiefilm met een minderheidsaandeel in de financiering vanuit Nederland tellen de functies mee indien deze hoofdverantwoordelijk zijn voor het Nederlandse deel van de productie.

In de categorie speelfilm kunnen maximaal 10 punten worden behaald met overige crewleden (1 punt per crewlid) die overwegend, of in verhouding tot een bepaald percentage van het totaal aantal draaidagen, die functie hebben vervuld. In de categorie animatiefilm kunnen extra punten worden behaald op grond van de specifieke animatietechniek.

Indien er sprake is van een Nederlandse minoritaire coproductie dan mag het subtotaal aan behaalde punten in dit onderdeel vermenigvuldigd worden met twee, zij het gemaximeerd tot 75 punten.

2. Productie en financiering

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Dit onderdeel richt zich op productionele en financiële elementen die van toepassing zijn op de betreffende categorie. Op dit onderdeel kunnen maximaal 75 punten worden behaald.

3. Internationale status van de regisseur, scenarist en de hoofdrolspelers

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Op dit onderdeel kunnen maximaal 10 punten worden behaald indien de betreffende regisseur en/of scenarist en in de categorie speelfilm tevens indien de hoofdrolspeler(s), met eerder werk op bepaalde internationale podia is/zijn geselecteerd of is/zijn onderscheiden met specifieke prijzen, conform het overzicht van podia en prijzen in het Financieel & Productioneel Protocol Stimuleringsmaatregel. De punten gelden zowel voor (een) betrokken Nederlandse als buitenlandse regisseur en/of scenarist en hoofdrolspeler(s).

4. De impact

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Om de impact van een filmproductie te bepalen op de versterking van de audiovisuele infrastructuur en filmcultuur in Nederland, de (grensoverschrijdende) ontplooiing van creatief en technisch talent en de promotie van Nederland als productielocatie en van talenten over de landsgrenzen kan het Fonds maximaal 50 punten toekennen voor de mate waarin de maatregel, een hefboom is voor de productieactiviteit in Nederland, de promotionele grensoverschrijdende impact, bijdraagt aan de diversiteit en internationale coproductiepositie. Daarbij wordt het effect van andere bijdragen van bestuursorganen en/of het Fonds aan de filmproductie meegewogen.

2.1 Puntensysteem – Categorie Speelfilm

Bijlage 268780.png
Bijlage 268788.png

2.2 Puntensysteem – Categorie Documentaire

Bijlage 268789.png

2.3 Puntensysteem – Categorie Animatiefilm

Bijlage 268790.png
Bijlage 268791.png
Naar boven