Subsidieregeling ESF+ 2021–2027

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 14-09-2022 t/m 20-03-2023

Regeling van de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen Van 22 april 2022, nr. 2022-0000100140, houdende regels over de besteding van financiële middelen uit het Europees Sociaal Fonds Subsidieregeling ESF+ 2021–2027)

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen,

Gelet op Verordening (EU) 2021/1057 van het Europees parlement en de Raad van 24 juni 2021 tot oprichting van het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1296/2013 (PbEU 2021, L 231) en de artikelen 3, eerste en vierde lid, vijf en acht, eerste lid, van de Kaderwet SZW-subsidies;

Besluit:

Hoofdstuk 1. Algemeen deel

Artikel 1.1. Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • arbeidsbelemmerde: Persoon die jegens het college van burgemeester en wethouders van zijn woonplaats aanspraak heeft op een uitkering op grond van de Participatiewet en naar het oordeel van dat college een lichamelijke, verstandelijke, psychische of psychosociale beperking heeft;

  • begeleidende maatregel: activiteit ter aanvulling van de verdeling van voedselhulp of materiële basishulp die tot doel heeft sociale uitsluiting tegen te gaan en bij te dragen tot de uitbanning van armoede;

  • brutoloon: bruto salaris, inclusief eindejaarsuitkering of een beloning in de vorm van een dertiende maand, zijnde een vast bedrag of vastgesteld percentage van het salaris, dat werknemers als extra loon ontvangen, voor zover dit is geregeld in de geldende CAO of arbeidsovereenkomst, exclusief vakantiegeld, exclusief (overige) vergoedingen, bijzondere beloningen, winst- of prestatieafhankelijke uitkeringen en aanvullende werkgeverslasten, inclusief ploegentoeslag of inconveniëntentoeslag, voor zover dit is geregeld in de geldende CAO;

  • CAO: collectieve arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst;

  • centrumgemeente: Alkmaar, Almere, Amersfoort, Amsterdam, Apeldoorn, Arnhem, Breda, Den Bosch, Den Haag, Doetinchem, Dordrecht, Ede, Eindhoven, Emmen, Enschede, Goes, Gorinchem, Gouda, Groningen, Haarlem, Heerlen, Helmond, Hilversum, Leeuwarden, Leiden, Nijmegen, Roermond, Rotterdam, Tiel, Tilburg, Utrecht, Venlo, Zaanstad, Zoetermeer of Zwolle;

  • directe kosten: kosten die rechtstreeks samenhangen met de uitvoering van de actie of het project, waarbij het rechtstreekse verband met deze actie of dit project kan worden aangetoond;

  • directe loonkosten: loonkosten van personeel, waarbij sprake is van direct aan deelnemers van het project bestede uren;

  • externe kosten: kosten die in rekening gebracht worden door derden voor het uitvoeren van direct aan deelnemers gerelateerde activiteiten;

  • indirecte kosten: kosten die niet rechtstreeks verband houden of kunnen houden met de uitvoering van de actie of het project;

  • IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • jongere: persoon jonger dan 28 jaar;

  • materiële basishulp: beschikbaar stellen van goederen om te voldoen aan de basisbehoeften voor een waardig leven, zoals kleding, toiletartikelen, met inbegrip van producten voor vrouwelijke hygiëne, en schoolbenodigdheden;

  • meest behoeftige personen: natuurlijke personen, zijnde individuen, gezinnen, huishoudens of groepen van personen, met inbegrip van kinderen in kwetsbare situaties en daklozen, van wie de financiële middelen niet toereikend zijn om in eigen levensonderhoud en dat van eventuele gezinsleden te kunnen voorzien en van wie de behoefte aan hulp aan de hand van objectieve criteria door de subsidieontvanger is vastgesteld;

  • Minister: Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen;

  • niet-uitkeringsgerechtigde: persoon als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet;

  • plaatsingssubsidie: subsidie verstrekt aan een werkgever die met een persoon, als bedoeld in artikel 2B.3, een arbeidsovereenkomst sluit, een leerwerkovereenkomst of een stageovereenkomst met een looptijd van tenminste drie maanden, niet zijnde een loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d Participatiewet;

  • praktijkonderwijs: onderwijs als bedoeld in artikel 2.8, eerste lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020;

  • Programma: Programma ESF+ Nederland 2021–2027;

  • project: samenhangend geheel van activiteiten met betrekking tot een onderwerp als bedoeld in artikel 1.4;

  • projectperiode: periode tussen het tijdstip waarop activiteiten starten en worden beëindigd;

  • subsidieaanvrager: aanvrager van een subsidie op grond van deze regeling;

  • subsidieontvanger: subsidieaanvrager aan wie krachtens deze regeling subsidie is verleend;

  • subproject: op zichzelf staand onderdeel van een project;

  • Verordening (EU) nr. 2021/1057: Verordening (EU) 2021/1057 van het Europees parlement en de Raad van 24 juni 2021 tot oprichting van het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1296/2013 (PbEU 2021, L 231);

  • Verordening (EU) nr. 2021/1060: Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees parlement en de Raad van 24 juni 2021 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid (PbEU 2021, L 231);

  • voedselhulp: het beschikbaar stellen van voedsel aan meest behoeftige personen;

  • voortgezet speciaal onderwijs: voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra;

  • Wajong-uitkering: uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;

  • WAO-uitkering: uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;

  • werkloze werkzoekende: persoon zonder werk, of met werk voor minder dan twaalf uur per week, die actief op zoek is naar betaald werk voor twaalf uur of meer per week en die daarvoor direct beschikbaar is;

  • WIA-uitkering: uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;

  • ZW-uitkering: uitkering op grond van de Ziektewet.

Artikel 1.2. Inleidende bepaling

  • 1 De Minister verstrekt, overeenkomstig deze regeling, subsidie aan subsidieaanvragers die een bijdrage leveren aan de uitvoering van het programma Europees Sociaal Fonds Plus, zoals uitgewerkt in het Programma en neemt daarbij Verordening (EU) nr. 2021/1060 in acht.

  • 3 Indien de Europese Commissie op het tijdstip van subsidieverlening nog niet heeft ingestemd met het Programma, wordt de subsidie verleend onder de voorwaarde dat de Europese Commissie instemt met dat Programma.

  • 4 Indien de Europese Commissie niet instemt met het Programma, kan de Minister de subsidieverlening aanpassen aan het gewijzigde Programma, dat de instemming van de Europese Commissie heeft verkregen.

  • 5 Voor zover de bepalingen uit hoofdstuk 2, 2A, 2B of 2C in tegenspraak zijn met hoofdstuk 1, prevaleren de bepalingen in hoofdstuk 2, 2A, 2B of 2C.

Artikel 1.3. Aanwijzing autoriteiten

  • 1 Als beheerautoriteit en verantwoordelijke voor de boekhoudfunctie, bedoeld in artikel 71, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 2021/1060 wordt aangewezen de directie Dienstverlening, Samenwerkingsverbanden en Uitvoering, onderdeel Uitvoering van Beleid, van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

  • 2 Als auditautoriteit als bedoeld in artikel 71, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 2021/1060 wordt aangewezen de Auditdienst Rijk van het Ministerie van Financiën.

Artikel 1.4. Aard van de projecten

De Minister verleent met inachtneming van deze regeling subsidie ten behoeve van projecten voor:

  • a. het bevorderen van actieve inclusie voor leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs en praktijkonderwijs, nader uitgewerkt in hoofdstuk 2;

  • b. het verbeteren van de arbeidsmarktpositie voor personen in een justitiële inrichting, nader uitgewerkt in hoofdstuk 2A;

  • c. het bevorderen van de toegang tot werk in de arbeidsmarktregio’s, nader uitgewerkt in hoofdstuk 2B;

  • d. het verlenen van voedselhulp, materiele basishulp en begeleidende maatregelen voor de meest behoeftigen, nader uitgewerkt in hoofdstuk 2C.

Artikel 1.5. Subsidieaanvrager

  • 1 De subsidie met betrekking tot een project als bedoeld in deze regeling wordt aangevraagd door een geregistreerde subsidieaanvrager.

  • 2 De registratie als subsidieaanvrager vindt plaats onder gebruikmaking van een daartoe door de Minister elektronisch beschikbaar gesteld formulier.

  • 3 Een aanvraag tot verlening van een subsidie wordt ingediend voor aanvang van de periode waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

Artikel 1.6. De subsidieaanvraag

  • 1 De subsidieaanvraag bevat in ieder geval een projectplan met bijbehorende begroting en financieringsplan en wordt ingediend onder gebruikmaking van een daartoe door de Minister elektronisch beschikbaar gesteld formulier en een door de Minister erkende elektronische handtekening.

  • 2 Het projectplan bevat in ieder geval:

    • a. een beschrijving van de aard en de omvang van de voorgenomen activiteiten;

    • b. een beschrijving van de doelstelling, resultaten en producten die de subsidieaanvrager met de activiteiten nastreeft;

    • c. een beschrijving van de wijze waarop de activiteiten zullen worden uitgevoerd, verantwoord en geadministreerd;

    • d. de duur van de projectperiode; en

    • e. een beschrijving van de benodigde en beschikbare operationele en financiële capaciteit voor de uitvoering van de voorgenomen activiteiten.

  • 3 De begroting geeft inzicht in de kosten en opbrengsten van het project en is voorzien van een toelichting per post.

  • 4 Het financieringsplan geeft inzicht in de financiering die naast het gevraagde subsidiebedrag nodig is voor het project.

  • 5 Op de aanvraag wordt uiterlijk achttien weken na afloop van het aanvraagtijdvak beslist. Bij afwezigheid van een einddatum in een aanvraagtijdvak wordt achttien weken na ontvangst van de volledige aanvraag beslist.

  • 6 Een aanvraag is volledig wanneer het elektronische formulier en de bijbehorende bijlagen volledig zijn ingevuld en zijn ontvangen door de Minister, zodat op basis van de verstrekte informatie de aanvraag kan worden beoordeeld.

  • 7 Desgevraagd verstrekt de subsidieaanvrager een nadere toelichting op de projectbeschrijving en de begroting.

  • 8 De Minister maakt een alternatieve wijze voor de registratie, het indienen van de aanvraag en de elektronische handtekening bekend, indien dit vanwege een calamiteit niet mogelijk is op de wijze, bedoeld in het eerste lid en artikel 1.5, tweede lid.

Artikel 1.7. Rangschikking

  • 1 In geval het totaalbedrag van de aangevraagde subsidies het vastgestelde subsidieplafond te boven gaat, worden de subsidieaanvragen met betrekking tot dat onderwerp door de Minister afgehandeld in volgorde van het tijdstip van ontvangst.

  • 2 Als tijdstip van ontvangst als bedoeld in het eerste lid geldt het tijdstip waarop de volledige aanvraag is ontvangen.

  • 3 Indien bij overschrijding van het toepasselijke subsidieplafond blijkt dat het tijdstip van ontvangst van de aanvragen op de desbetreffende dag niet is vast te stellen, zal van de op die dag ontvangen aanvragen de volgorde van ontvangst door middel van loting worden vastgesteld.

Artikel 1.8. Subsidieverlening

  • 1 De Minister verleent de subsidie voor het uitvoeren van het project zoals vastgelegd in de bij de subsidieaanvraag gevoegde projectplan.

  • 2 De beschikking vermeldt de periode, de totale subsidiabele kosten en het maximumbedrag van de subsidie.

  • 3 Bij het bepalen van het maximumbedrag van de subsidie wordt uitgegaan van het totaal van de in artikel 1.11 genoemde kosten van het project, zoals door de subsidieaanvrager geraamd, met dien verstande dat in de beschikking te vermelden kostenposten buiten beschouwing kunnen worden gelaten of op een lager bedrag kunnen worden bepaald.

  • 5 In de beschikking kunnen voorwaarden worden opgenomen waaronder de subsidie wordt verleend.

Artikel 1.9. Weigering van de subsidie

Onverminderd artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht wijst de Minister een aanvraag tot verlening van subsidie geheel of gedeeltelijk af, indien:

  • a. de subsidieaanvraag niet voldoet aan de in deze regeling gestelde eisen;

  • b. de kosten van het project niet in een redelijke verhouding staan tot de daarvan te verwachten resultaten;

  • c. onvoldoende zekerheid bestaat over de financiering van de totale noodzakelijkerwijs ten behoeve van de voorbereiding en de uitvoering van het project te maken kosten;

  • d. onvoldoende zekerheid bestaat dat de administratie van de subsidieaanvrager zal voldoen aan de daaraan gestelde eisen;

  • e. onaannemelijk is dat de subsidieaanvrager de subsidiabele activiteiten in voldoende mate in kwalitatieve of kwantitatieve zin kan beïnvloeden of realiseren;

  • f. onaannemelijk is dat met de door de subsidieaanvrager toegepaste werkwijze de met de subsidie beoogde doelstelling wordt bereikt;

  • g. onaannemelijk is dat de voorgenomen subsidiabele activiteiten of subsidiabele kosten eenvoudig te verantwoorden en te controleren zijn;

  • h. de kosten reeds uit anderen hoofde worden gefinancierd ten laste van een Europese subsidie;

  • i. dezelfde subsidiabele kosten reeds uit hoofde van een nationale subsidieprogramma worden gefinancierd, zodanig dat de totale financiering van de subsidiabele kosten meer dan 100% bedraagt;

  • j. onaannemelijk is dat de subsidieaanvrager beschikt over operationele of financiële capaciteit voor de uitvoering van de voorgenomen activiteiten;

  • k. anderszins op grond van eerdere subsidieverlening voor vergelijkbare activiteiten niet aannemelijk is dat de subsidieaanvrager de activiteiten goed zal uitvoeren of aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen zal voldoen.

Artikel 1.10. Hoogte van de subsidie

  • 1 De subsidie bedraagt maximaal 40% van de subsidiabele kosten.

  • 2 Indien uit de subsidieaanvraag of de einddeclaratie blijkt dat de aanvrager meer dan 60% van de subsidiabele kosten voor eigen rekening neemt, of dat meer dan 60% van de subsidiabele kosten uit een andere financieringsbron wordt bekostigd, wordt het subsidiepercentage verlaagd met dit meerdere.

Artikel 1.11. Subsidiabele kosten

  • 1 De volgende kostensoorten komen voor subsidie in aanmerking:

    • a. externe kosten;

    • b. directe loonkosten, voor zover deze berekend zijn op basis van het aantal werkelijk gerealiseerde uren tegen een individueel berekend tarief op basis van het brutoloon, vermeerderd met een opslag van 37,5% van het brutoloon en waarbij het aantal werkbare uren per jaar is gesteld op 1.720 bij een voltijds dienstverband.

  • 2 In afwijking van het eerste lid zijn kosten gemaakt door verbonden organisaties slechts subsidiabel op basis van directe loonkosten.

  • 3 Onder een verbonden organisatie als bedoeld in het tweede lid wordt verstaan een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke organisatie:

    • a. waarop de subsidieontvanger of een bij het project betrokken partij direct of indirect een overheersende invloed kan uitoefenen;

    • b. die direct of indirect een overheersende invloed op de subsidieontvanger of een bij het project betrokken partij kan uitoefenen; of

    • c. die tezamen met de subsidieontvanger of met een bij het project betrokken partij direct of indirect onderworpen is aan de overheersende invloed van een andere organisatie uit hoofde van eigendom, financiële deelneming of op haar van toepassing zijnde voorschriften.

  • 4 Overheersende invloed als bedoeld in het derde lid wordt vermoed, indien een organisatie direct of indirect, ten opzichte van een andere organisatie:

    • a. de meerderheid van het geplaatste kapitaal van de organisatie bezit;

    • b. over de meerderheid van de stemmen beschikt die aan de door de organisatie uitgegeven aandelen zijn verbonden; of

    • c. meer dan de helft van de leden van het bestuurs-, leidinggevend of toezichthoudend orgaan van de organisatie kan benoemen.

  • 5 De kosten, bedoeld in het eerste lid, zijn daadwerkelijk gemaakt en betaald, waarbij de kosten ten laste van het project zijn gebleven en rechtstreeks aan de uitvoering of het beheer van het project zijn toe te rekenen.

  • 6 Een subsidie kan de volgende vormen aannemen:

    • a. vergoeding van subsidiabele kosten die daadwerkelijk zijn gemaakt door een begunstigde en die zijn betaald voor de uitvoering van concrete acties;

    • b. standaardschalen van eenheidskosten;

    • c. lump sums;

    • d. forfaitaire financiering, bepaald door een percentage toe te passen op een of meer gedefinieerde categorieën kosten.

  • 7 De Minister stelt vast welke subsidievorm wordt toegepast, waarbij een combinatie van subsidievormen mogelijk is.

Artikel 1.12. Niet-subsidiabele kosten

Niet voor subsidiering komen in aanmerking:

  • a. onredelijke of niet noodzakelijk gemaakte kosten voor uitvoering van het project of een onderdeel daarvan;

  • b. kosten van het project die niet in een redelijke verhouding staan tot de overeengekomen prestaties of hetgeen gebruikelijk is;

  • c. loonkosten van een persoon die werkzaam is in een dienstbetrekking op grond van de Wet sociale werkvoorziening;

  • d. kosten gemaakt buiten de projectperiode, die benoemd is in de beschikking tot verlening;

  • e. kosten die reeds uit anderen hoofde worden gefinancierd ten laste van een Europees subsidieprogramma;

  • f. kosten die reeds uit hoofde van een nationaal subsidieprogramma worden gefinancierd, zodanig dat de totale financiering van de subsidiabele kosten meer dan 100% bedraagt;

  • g. in rekening gebrachte BTW.

Artikel 1.13. Administratievoorschriften

  • 1 De subsidieontvanger houdt een inzichtelijke en controleerbare administratie bij met betrekking tot de uitvoering van het project en de in verband daarmee gemaakte kosten en gerealiseerde opbrengsten. Deze administratie bestaat uit een projectadministratie, waaronder voor zover van toepassing een deelnemersadministratie, en een financiële administratie waarin alle noodzakelijke gegevens tijdig, juist en volledig zijn vastgelegd en zijn te verifiëren met bewijsstukken.

  • 2 De volledige administratie is voor controle beschikbaar op locatie van de subsidieontvanger.

  • 3 De projectadministratie geeft inzicht in de geplande en gerealiseerde prestaties in termen van deelnemers of geleverde producten of diensten.

  • 4 De financiële administratie geeft inzicht in de subsidiabele kosten, de gerealiseerde opbrengsten en de wijze waarop deze kosten en opbrengsten aan het project worden toegerekend.

  • 5 De deelnemersadministratie bevat het burgerservicenummer van de deelnemers aan het project, geeft inzicht in de subsidiabiliteit van de individuele deelnemer en de verrichte activiteiten en behaalde resultaten per individuele deelnemer.

  • 6 Een subsidieontvanger verstrekt desgevraagd aan de instanties, genoemd in artikel 1.3, inzage in of informatie uit de administratie. Tevens verstrekt de subsidieontvanger die instanties desgevraagd informatie over de projecten die voor monitoring en evaluatiedoeleinden gebruikt kunnen worden.

Artikel 1.14. Beschikbaarheid van bescheiden

  • 1 Onverminderd de voorschriften voor staatssteun bewaart de subsidieontvanger alle administratieve bescheiden die betrekking hebben op het gesubsidieerde project ten minste tot 31 december 2036 of tot een nader door de Minister aan de subsidieontvanger schriftelijk bekend te maken datum. Indien de Europese Commissie vanwege een gerechtelijke vervolging of een met redenen omkleed verzoek de bewaartermijn schorst, maakt de Minister de gevolgen voor de bewaartermijn in de Staatscourant bekend.

  • 2 Van alle administratieve bescheiden wordt het origineel bewaard. Hiervan kan worden afgeweken, indien het origineel conform de procedure in bijlage 1 bij deze regeling, wordt overgezet en bewaard op een andere gegevensdrager. Het overbrengen op een andere gegevensdrager geschiedt met juiste en volledige weergave van de gegevens en deze is de volledige bewaartermijn beschikbaar en kan binnen een redelijke tijd leesbaar worden gemaakt.

  • 3 De administratie is zodanig ingericht en wordt zodanig gevoerd en bewaard, dat controle daarvan binnen een redelijke termijn mogelijk is. Daartoe verleent de subsidieontvanger de benodigde medewerking met inbegrip van het verschaffen van het benodigde inzicht in de opzet en de werking van de administratie.

  • 4 De computersystemen die gebruikt worden voor documenten waarvan uitsluitend een elektronische versie bestaat voldoen aan aanvaarde beveiligingsstandaarden, die waarborgen dat de bewaarde documenten aan het eerste lid voldoen en dat er voor controledoeleinden op kan worden vertrouwd.

Artikel 1.15. Rapportageverplichtingen

  • 1 De subsidieontvanger verstrekt, onder gebruikmaking van het daartoe door de Minister elektronisch beschikbaar gestelde formulier en een door de Minister erkende elektronische handtekening, uiterlijk op 31 december van elk kalenderjaar aan de Minister het burgerservicenummer van de deelnemers aan het project.

  • 2 Indien er omstandigheden optreden die de voortgang, inhoud of de administratieve organisatie van het project substantieel wijzigen of die anderszins belangrijke gevolgen kunnen hebben voor het recht op subsidie, doet de subsidieontvanger hiervan onverwijld mededeling aan de Minister.

  • 3 De subsidieontvanger verleent aan de medewerking aan het opstellen van evaluatierapporten met betrekking tot deze regeling, en draagt er zorg voor dat de feitelijke uitvoerder van het project deze medewerking verleent, indien het gesubsidieerde project niet in eigen beheer wordt uitgevoerd.

  • 4 De subsidieontvanger meldt aan de Minister wanneer binnen drie jaar na afloop van het project sprake is van faillissement of overgang van eigendom van een door het project gefinancierde onderneming.

Artikel 1.16. Einddeclaratie en subsidievaststelling

  • 1 De subsidieontvanger dient binnen dertien weken na beëindiging van het project een verzoek tot vaststelling van de subsidie in bij de Minister, door middel van een verantwoording, in ieder geval bestaande uit een einddeclaratie. De subsidieontvanger verstrekt bij de einddeclaratie het burgerservicenummer van de deelnemers aan het project.

  • 2 Het verzoek tot vaststelling wordt ingediend onder gebruikmaking van een daartoe door de Minister elektronisch beschikbaar gesteld formulier, voorzien van de vereiste bijlagen en een door de Minister erkende elektronische handtekening.

  • 3 De Minister betaalt binnen tachtig dagen nadat het verzoek tot vaststelling van de subsidie is ontvangen de op dat moment bekende verschuldigde subsidie.

  • 4 De betaling van het bedrag, bedoeld in het derde lid, kan worden opgeschort indien:

    • a. de Minister een verzoek tot aanvulling van ontbrekende gegevens heeft gedaan;

    • b. een onregelmatigheid in het verzoek tot vaststelling van de subsidie is geconstateerd;

    • c. de door de Europese Commissie tussentijds uitgekeerde bedragen niet toereikend zijn.

  • 5 De Minister beslist binnen 24 maanden na ontvangst van het verzoek tot vaststelling van de subsidie.

Artikel 1.17. Publiciteit

  • 1 De subsidieontvanger informeert, onverminderd artikel 50 van Verordening (EU) nr. 2021/1060, de door de subsidieontvanger ingeschakelde uitvoerder en de deelnemers aan projecten dat zij deelnemen aan een door het Europees Sociaal Fonds Plus gesubsidieerd project.

  • 2 De subsidieontvanger draagt er zorg voor dat, op relevante op het project en de uitvoering daarvan betrekking hebbende documenten, duidelijk kenbaar wordt gemaakt dat voor het project steun is verleend vanuit het Europese Unie zoals aangegeven in het derde lid.

  • 3 De subsidieontvanger draagt er zorg voor dat een embleem van de Europese Unie, alsmede de vermelding van "Gefinancierd door de Europese Unie" of "Medegefinancierd door de Europese Unie" aanwezig is op alle vormen van voorlichting- en communicatie-uitingen met betrekking tot het project, en dat dit embleem voldoet aan de instructies in bijlage IX van Verordening (EU) nr. 2021/1060.

  • 4 De subsidieontvanger licht tijdens de uitvoering van het project het publiek voor op de website of sociale media, indien aanwezig, over de uit het Europees Sociaal Fonds Plus ontvangen steun en door middel van ten minste één affiche met informatie over het project op een voor het publiek goed zichtbare plek.

  • 5 De subsidieontvanger draagt er zorg voor dat de bij het project betrokken partijen voldoen aan het eerste tot en met het vierde lid.

  • 6 De projectresultaten worden om niet beschikbaar gesteld aan de Minister of door de Minister aangewezen derden, en de subsidieontvanger verleent medewerking aan door de Minister georganiseerde publicitaire en voorlichtingsactiviteiten gericht op de media, potentiële deelnemers van projecten en het grote publiek.

Artikel 1.18. Openbaar maken subsidiedossier

Door het indienen van een aanvraag stemt de subsidieontvanger er mee in dat het subsidiedossier met uitzondering van persoonsgegevens openbaar kan worden gemaakt.

Artikel 1.19. Intrekking en terugvordering

  • 1 Onverminderd afdeling 4.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht kan een beschikking tot subsidieverlening door de Minister geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken, en kunnen op basis daarvan uitbetaalde bedragen worden teruggevorderd:

    • a. indien het project wordt uitgevoerd in afwijking van de projectbeschrijving, waarop de subsidieverlening was gebaseerd;

    • b. indien de doelstellingen van het project niet of slechts ten dele worden gerealiseerd;

    • c. indien de subsidieontvanger niet of niet meer beschikt over de benodigde operationele en financiële capaciteit voor de uitvoering van de voorgenomen activiteiten;

    • d. op een daartoe strekkend verzoek van de subsidieontvanger;

    • e. indien anderszins in strijd wordt gehandeld met Verordening (EU) nr. 2021/1060.

  • 2 Gehele of gedeeltelijke intrekking van de beschikking tot subsidieverlening op grond van het eerste lid, onderdeel a, vindt niet plaats, indien de afwijking van het bij de subsidieaanvraag gevoegde projectbeschrijving vooraf aan de Minister is voorgelegd en de Minister daarmee schriftelijk heeft ingestemd.

  • 3 De Minister kan het terug te vorderen bedrag verrekenen met een aan die subsidieontvanger in het kader van de Subsidieregeling ESF 2014–2020 of deze regeling verleende en nog te betalen subsidie.

Hoofdstuk 2. Subsidie voor regio-aanvraag leerlingen voortgezet speciaal onderwijs en praktijkonderwijs

Artikel 2.1. Subsidieaanvrager

De subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door het college van burgemeester en wethouders van een centrumgemeente.

Artikel 2.2. Aanvraagtijdvak

Subsidieaanvragen met betrekking tot een project in het kader van dit hoofdstuk dat betrekking heeft op een regio-aanvraag leerlingen voortgezet speciaal onderwijs en praktijkonderwijs als bedoeld in artikel 2.4, eerste lid, worden ingediend in het aanvraagtijdvak van 16 mei 2022, 09.00 uur, tot en met 1 juli 2022, 17.00 uur, voor de projectperiode van 1 augustus 2022 tot en met 31 juli 2023.

Artikel 2.3. Subsidieplafond

Het maximaal beschikbare bedrag voor het verlenen van subsidie voor het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel 2.2, bedraagt € 15.000.000.

Artikel 2.4. Doel en doelgroep

  • 1 Een project in het kader van dit hoofdstuk heeft tot doel het bevorderen van actieve inclusie, door middel van het vergroten van mogelijkheden tot arbeidsinpassing van personen die op het moment van hun start van deelneming aan een project behoren tot de doelgroep van leerlingen die ingeschreven staan bij een school voor voortgezet speciaal onderwijs of praktijkonderwijs, en in aanvulling op het regulier onderwijs ondersteuning nodig hebben ten behoeve van arbeidsintegratie.

  • 2 Een project in het kader van dit hoofdstuk heeft mede tot doel de bevordering van de gelijkheid van vrouwen en mannen en de bevordering van gelijke kansen en non-discriminatie.

Artikel 2.5. De aanvraag

  • 1 Het college van burgemeester en wethouders van een centrumgemeente kan een regio-aanvraag leerlingen voortgezet speciaal onderwijs en praktijkonderwijs indienen.

  • 2 Een project in het kader van dit hoofdstuk komt slechts voor subsidie in aanmerking indien het project past binnen het doel, genoemd in artikel 2.4.

  • 3 De Minister kan in de beschikking tot subsidieverlening op verzoek of bij een kennelijke verschrijving in plaats van de datum van ontvangst van de volledige subsidieaanvraag een andere startdatum van het project vermelden.

Artikel 2.6. Subsidiabele activiteiten & kosten

  • 1 Voor subsidie komen enkel activiteiten in aanmerking die direct zijn gericht op de bevordering van de aansluiting praktijkonderwijs of voortgezet speciaal onderwijs op de arbeidsmarkt of vervolgonderwijs en die het in artikel 2.4 genoemde doel ondersteunen;

  • 2 Voor het schooljaar 2022 -2023 wordt per leerling een maximumbedrag gesubsidieerd van € 1.788.

  • 3 De Minister specificeert de voorwaarden met betrekking tot het afrekenen op basis van de subsidievorm, bedoeld in het tweede lid, in de beschikking tot subsidieverlening.

Artikel 2.7. Bevoorschotting

  • 1 De Minister kan voor projecten als bedoeld in dit hoofdstuk, op verzoek van de subsidieontvanger, een voorschot verlenen tot maximaal 50% van het in de beschikking tot subsidieverlening opgenomen maximum subsidiebedrag.

  • 2 In het verzoek wordt het voorschot gemotiveerd en gespecificeerd op basis van reeds gemaakte kosten.

Artikel 2.8. Maximum subsidie per subsidieaanvrager

Het maximaal beschikbare bedrag voor het verlenen van subsidie in het kader van dit hoofdstuk is per centrumgemeente vastgelegd in bijlage 2 bij deze regeling.

Artikel 2.9. Onderwijsnummer

In afwijking van de artikelen 1.15, eerste lid, en 1.16, eerste lid, verstrekt de subsidieontvanger voor een persoon die behoort tot de doelgroep, bedoeld in artikel 2.4, eerste lid, in plaats van een burgerservicenummer een onderwijsnummer als bedoeld in artikel 1, onderdeel g, van de Les- en cursusgeldwet, indien deze persoon niet beschikt over een burgerservicenummer.

Hoofdstuk 2a. Minister van Justitie en Veiligheid

Artikel 2a.1. Subsidieaanvrager

De Minister van Justitie en Veiligheid kan subsidie aanvragen voor een project in het kader van dit hoofdstuk.

Artikel 2a.2. Aanvraagtijdvak

De subsidieaanvraag met betrekking tot een project in het kader van dit hoofdstuk wordt ingediend in het aanvraagtijdvak van 31 oktober 2022, 9.00 uur tot en met 25 november 2022, 17.00 uur.

Artikel 2a.3. Subsidieplafond

Het maximaal beschikbare bedrag voor het verlenen van subsidies op grond van dit hoofdstuk is € 20.687.889.

Artikel 2a.4. Doel en doelgroep

  • 1 Een project in het kader van dit hoofdstuk heeft tot doel de arbeidsmarktpositie van personen die op het moment van deelname aan een project verblijven in een gevangenis, een forensisch psychiatrische kliniek of een justitiële jeugdinrichting, zodanig te verbeteren, dat zij naar werk bemiddelbaar zijn of na dat verblijf inpasbaar zijn in een arbeidsmarkt gerelateerd programma of een regulier opleidingstraject.

  • 2 Een project in het kader van dit hoofdstuk heeft mede tot doel de bevordering van de gelijkheid van vrouwen en mannen en de bevordering van gelijke kansen en non-discriminatie.

  • 3 Indien een persoon bij een eerste project tot de doelgroep, bedoeld in het eerste lid, of in artikel D16, eerste lid, van bijlage 1a bij de Subsidieregeling ESF 2014 – 2020, behoort en deelneemt aan opvolgende projecten, dan behoort deze persoon ook in de opvolgende projecten tot de doelgroep mits voor deze deelnemer sprake is van een individueel traject dat onafgebroken doorloopt.

Artikel 2a.5. Specifieke eisen

  • 1 Een project komt slechts voor subsidie in aanmerking, indien:

    • a. het project past binnen het doel, genoemd in artikel 2A.4, eerste lid en tweede lid;

    • b. de aanvraag is ingediend in het tijdvak bedoeld in artikel 2A.2; en

    • c. het project een startdatum en een einddatum heeft die ligt tussen 1 januari 2023 en 31 december 2027.

  • 2 Op een daartoe strekkend verzoek van de subsidieontvanger kan de Minister besluiten om in de beschikking tot subsidieverlening een andere datum te vermelden dan de in de aanvraag genoemde startdatum.

Artikel 2a.6. Subsidiabele activiteiten

  • 1 Voor subsidie komen enkel activiteiten in aanmerking die de doelstelling, genoemd in artikel 2A.4, eerste lid en tweede lid, ondersteunen en gericht zijn op of bestaan uit het volgen van scholing of een opleiding, dan wel anderszins gericht zijn op het vergroten van de mogelijkheden tot arbeidsinpassing.

  • 2 Voor subsidiëring komen de kostensoorten, bedoeld in artikel 1.11, zesde lid, onderdeel b, in aanmerking en de volgende standaardbedragen per dag per deelnemer in de periode van het traject waarbinnen een deelnemer wordt begeleid met als doel naar werk bemiddelbaar te zijn of na dat verblijf inpasbaar te zijn in een arbeidsmarkt gerelateerd programma of een regulier opleidingstraject:

    • a. voor de sector gevangeniswezen: € 14,50;

    • b. voor de sector forensische zorg: € 21,00;

    • c. voor de sector jeugdige delinquent en jongeren in justitiële inrichtingen: € 26,50.

  • 3 De Minister specificeert de nadere voorwaarden met betrekking tot het afrekenen op basis van de standaardbedragen, genoemd in het tweede lid, in de beschikking tot subsidieverlening, waaronder de aangepaste bedragen, die jaarlijks in januari worden aangepast overeenkomstig de Nederlandse consumentenprijsindex.

Artikel 2a.7. Voortgangsrapportage

  • 1 De subsidieontvanger dient binnen vier weken na afloop van twaalf, zesendertig en achtenveertig maanden van het project, een voortgangsrapportage in over de voorafgaande twaalf maanden.

  • 2 De voortgangsrapportage wordt ingediend onder gebruikmaking van een daartoe door de Minister elektronisch beschikbaar gesteld formulier, voorzien van de vereiste bijlagen en een door de Minister erkende elektronische handtekening.

Artikel 2a.8. Voorschot

  • 1 De Minister kan op verzoek van de subsidieontvanger een voorschot verlenen tot maximaal de op de datum van de ontvangst van dit verzoek bekende, verschuldigde subsidie.

  • 2 In het verzoek wordt het voorschot gemotiveerd en gespecificeerd op basis van reeds gemaakte kosten.

Artikel 2a.9. Declaratie

  • 1 De subsidieontvanger dient binnen dertien weken na het verstrijken van de eerste twee jaar van het project een tussentijdse declaratie in bij de Minister.

  • 2 De tussentijdse declaratie wordt ingediend onder gebruikmaking van een daartoe door de Minister elektronisch beschikbaar gesteld formulier, voorzien van de vereiste bijlagen en een door hem erkende elektronische handtekening.

  • 3 In afwijking van het eerste en tweede lid kan de Minister besluiten tot het opvragen van een extra tussentijdse declaratie dan wel het laten vervallen van een tussentijdse declaratie.

  • 4 De einddeclaratie, bedoeld in artikel 1.16, bevat de som van alle kosten uit de tussentijdse declaraties, na eventuele correcties door de Minister, en de resterende met de einddeclaratie te declareren kosten. De financiële bijlage bij de einddeclaratie bevat alleen de kosten die nog niet eerder zijn gedeclareerd via de tussentijdse declaraties.

Hoofdstuk 2b. Arbeidsmarktregio’s

Artikel 2b.1. Aanvraagtijdvak

Subsidieaanvragen met betrekking tot een project in het kader van dit hoofdstuk worden ingediend in het aanvraagtijdvak van 3 oktober 2022, 09.00 uur tot en met 15 december 2022, 17.00 uur.

Artikel 2b.2. Subsidieplafond

Het maximaal beschikbare bedrag voor het verlenen van subsidie op basis van dit hoofdstuk bedraagt € 42.000.000.

Artikel 2b.3. Doel en doelgroepen

  • 2 Indien sprake is van een persoon die deelneemt aan twee opeenvolgende projecten in het kader van dit hoofdstuk, hoofdstuk 1 van bijlage 1 of hoofdstuk 1 van bijlage 1a van de Subsidieregeling ESF 2014-2020 en deze persoon bij instroom in het eerste project aantoonbaar tot de doelgroep behoort, dan behoort deze persoon ook het opvolgende project tot de doelgroep mits voor deze deelnemer sprake is van een individueel traject dat onafgebroken doorloopt in beide projecten.

Artikel 2b.4. De aanvraag

Het college van burgemeester en wethouders van een centrumgemeente kan een aanvraag indienen namens de arbeidsmarktregio voor een project gericht op het doel en de ondersteuning van de doelgroep, bedoeld in artikel 2B.3.

Artikel 2b.5. Projectperiode

Een project in het kader van dit hoofdstuk vindt plaats binnen de projectperiode van 3 oktober 2022 tot en met 31 december 2023, of vanaf de datum van indiening van de subsidieaanvraag voor een maximale termijn van 15 maanden.

Artikel 2b.6. Specifieke eisen

  • 1 Een project in het kader van dit hoofdstuk:

    • a. past binnen het doel en is gericht op één of meerdere van de doelgroepen, genoemd in artikel 2B.3, eerste lid;

    • b. sluit, voor zover het betrekking heeft op de doelgroep, bedoeld in artikel 2B.3, eerste lid, onderdeel g, naar het oordeel van de Minister goed aan op de werkzaamheden van de regionale mobiliteitsteams.

  • 2 Op een daartoe strekkend verzoek van de subsidieontvanger kan de Minister besluiten om in de beschikking tot subsidieverlening een andere datum te vermelden dan de in de aanvraag genoemde startdatum.

Artikel 2b.7. Subsidiabele activiteiten

  • 1 Voor subsidie komen enkel de activiteiten gericht op het ondersteunen van mensen uit de doelgroep, als bedoeld in artikel 2B.3, bij het bevorderen van de toegang tot werk in aanmerking, voor zover zij de doelstelling, genoemd in artikel 2B.3, eerste lid, ondersteunen.

  • 2 In afwijking van artikel 1.11, eerste lid, onderdeel a, zijn de kosten van extern ingekochte trajecten uitsluitend subsidiabel voor zover de relatie met de activiteiten, genoemd in het eerste lid, voldoende aannemelijk is.

Artikel 2b.8. Subsidiabele kosten

Naast de kosten, genoemd in artikel 1.11, zijn de volgende kosten subsidiabel:

  • a. plaatsingssubsidies, waarbij in het geval van een loonkostensubsidie maximaal het daadwerkelijk betaalde brutoloon vermeerderd met een opslag van 32% van het brutoloon subsidiabel is;

  • b. een opslag van 40% op de directe loonkosten, bedoeld in artikel 1.11, eerste lid, onderdeel b, ter dekking van de overige subsidiabele kosten wanneer deze kosten worden verantwoord in een subproject en wanneer deze kostensoort de enige kosten zijn in het subproject.

Artikel 2b.9. Niet-subsidiabele kosten

In aanvulling op artikel 1.12, zijn de kosten samenhangend met de directe loonkosten voor projectcoördinatie en -administratie of de externe kosten voor projectcoördinatie en -administratie niet subsidiabel.

Artikel 2b.10. Voortgangsrapportage

  • 1 De Minister kan de subsidieontvanger verzoeken een voortgangsrapportage in te dienen over de maanden voorafgaand aan dat verzoek.

  • 2 De voortgangsrapportage wordt uiterlijk drie maanden na het verzoek van de Minister ingediend.

  • 3 De voortgangsrapportage wordt ingediend onder gebruikmaking van een daartoe door de Minister elektronisch beschikbaar gesteld formulier, voorzien van de vereiste bijlagen en een door hem erkende elektronische handtekening.

Artikel 2b.11. Bevoorschotting

  • 1 De Minister kan voor projecten als bedoeld in dit hoofdstuk, op verzoek van de subsidieontvanger, een voorschot verlenen tot maximaal 50% van het in de beschikking tot subsidieverlening opgenomen maximale subsidiebedrag.

  • 2 In het verzoek wordt het voorschot gemotiveerd en gespecificeerd op basis van reeds gemaakte kosten.

Artikel 2b.12. Maximale subsidiebedrag per subsidieaanvrager

Het maximaal beschikbare bedrag voor het verlenen van subsidie in het kader van dit hoofdstuk is per centrumgemeente vastgelegd in bijlage 3 bij deze regeling.

Hoofdstuk 2c. Voedselhulp en materiële basishulp

Artikel 2c.1. Subsidieaanvrager

De subsidie op grond van dit hoofdstuk kan worden aangevraagd door een rechtspersoon zonder winstoogmerk.

Artikel 2c.2. Aanvraagtijdvak

Subsidieaanvragen met betrekking tot een project in het kader van dit hoofdstuk worden ingediend in het aanvraagtijdvak van 3 oktober 2022, 09.00 uur, tot en met 18 november 2022, 17.00 uur.

Artikel 2c.3. Subsidieplafond

Het beschikbare bedrag voor het verlenen van subsidie voor het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel 2C.2, bedraagt € 15.803.219.

Artikel 2c.4. Doel en doelgroepen subsidie

  • 1 Het doel van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verkregen is het terugdringen van armoede en sociale uitsluiting en het bevorderen van de sociale integratie van de meest behoeftigen, door het verlenen van voedselhulp, materiële basishulp en begeleidende maatregelen.

  • 2 De doelgroep voor de voedselhulp, materiële basishulp en begeleidende maatregelen zijn de meest behoeftige personen.

Artikel 2c.5. Eén begunstigde en hoogte van de subsidie

  • 1 Op basis van dit hoofdstuk wordt aan maximaal één rechtspersoon subsidie verstrekt vanaf het moment van toekenning van de subsidie tot uiterlijk 31 december 2027.

  • 2 Uit het projectplan en de begroting bij de aanvraag tot subsidieverlening blijkt dat door uitvoering van het project het toe te kennen bedrag op grond van artikel 2C.3, volledig wordt benut.

  • 3 In afwijking van artikel 1.10, bedraagt de subsidie op grond van dit hoofdstuk 90% van de subsidiabele kosten.

Artikel 2c.6. De subsidieaanvraag

  • 1 Onverminderd artikel 1.6 vermeldt de aanvrager in het projectplan:

    • a. op welke wijze wordt vastgesteld wie er tot de doelgroep behoort;

    • b. op welke wijze de doelgroep bereikt wordt, waarbij specifiek aandacht is voor het bereik van kinderen;

    • c. op welke wijze er uitsluitend voedsel en goederen zullen worden gedistribueerd die beantwoorden aan het Unierecht inzake de veiligheid van consumentenproducten;

    • d. op welke wijze bij de keuze van het te verdelen voedsel rekening wordt gehouden met het bijdragen aan evenwichtige voeding voor de meest behoeftige personen;

    • e. op welke wijze rekening wordt gehouden bij de voedselhulp met klimatologische en milieuaspecten, vooral met het oog op minder voedselverspilling en minder kunststof voor eenmalig gebruik;

    • f. hoe de aanvrager zorg draagt voor een aanbod van uitgiftepunten voor voedselhulp en materiële basishulp in elk van de twaalf provincies;

    • g. welke begeleidende maatregelen worden aangereikt en hoe deze maatregelen een bijdrage leveren aan het bevorderen van de sociale inclusie van de deelnemers, met nadruk op eventuele kinderen van deelnemers;

    • h. op welke wijze wordt gewaarborgd dat de planning van het project haalbaar is;

    • i. over welke – met het oog op de uitvoering van het project – relevante kennis en ervaring de aanvrager, de bij de uitvoering van het project betrokken partijen en de ingezette medewerkers beschikken;

    • j. op welke wijze wordt gewaarborgd dat de activiteiten een laagdrempelig karakter voor de doelgroep hebben, de menselijke waardigheid centraal staat, er rekening wordt gehouden met de culturele diversiteit van de doelgroep, directe en indirecte discriminatie wordt vermeden en gelijke behandeling van mannen en vrouwen wordt gewaarborgd;

    • k. op welke wijze wordt voldaan aan de aanbestedingsrechtelijke aspecten bij de aanwending van de middelen conform het projectplan.

  • 2 Het financieringsplan, met in achtneming van voorschotbehoefte, omvat een liquiditeitsbegroting waaruit blijkt dat de aanvrager gedurende de gehele projectperiode beschikt over voldoende liquide middelen om het project conform planning uit te voeren.

  • 3 In de beschrijving van de administratieve organisatie en interne controle vermeldt de aanvrager in een daarvoor digitaal beschikbaar gesteld format op welke wijze de projectorganisatie is vormgegeven, de administratie is ingericht en welke maatregelen de aanvrager neemt om ervoor te zorgen dat aan de verantwoordingsvereisten wordt voldaan.

Artikel 2c.7. Weigeringsgronden

Een aanvraag tot verlening van subsidie wordt, in aanvulling op artikel 1.9, in zijn geheel geweigerd, indien de aanvraag niet alle onderwerpen zoals opgesomd in artikel 2C.6 bevat.

Artikel 2c.8. Selectiecriteria voor subsidieverlening

  • 1 De Minister beoordeelt de projectplannen van de aanvragers op grond van de vereisten genoemd in artikel 2C.6 en, voor zover deze niet reeds op basis van artikel 2C.7 zijn afgewezen, aan de hand van de volgende criteria:

    • a. kwaliteit en verwachte effectiviteit van de aanpak van voedselhulp en materiële basishulp, waarbij in ieder geval in acht worden genomen het landelijk bereik van de doelgroep, waaronder kinderen, en het betrekken van de doelgroep bij de invulling van de voedselhulp en materiële basishulp (35 punten);

    • b. kwaliteit en verwachte effectiviteit van de aanpak van begeleidende maatregelen waaronder in ieder geval de wijze waarop maatregelen een bijdrage leveren aan het bevorderen van de sociale inclusie van de deelnemers en het bevorderen van gelijke kansen en non-discriminatie (25 punten);

    • c. de eerbiediging van de waardigheid en niet-stigmatisering van de doelgroep waarbij in ieder geval in acht wordt genomen de mate waarin iemand zich als behoeftig moet presenteren (15 punten);

    • d. de gezondheid van het voedsel en de evenwichtigheid van het voedselpakket, de evenwichtigheid van de materiële basishulp en de wijze waarop rekening wordt gehouden met zo min mogelijk milieubelastende productie en distributie (25 punten).

  • 2 De punten voor de verschillende criteria in het eerste lid worden als volgt verdeeld:

    • a. zeer hoge mate voldaan aan het criterium: 100% van de beschikbare punten;

    • b. hoge mate voldaan aan het criterium: 75% van de beschikbare punten;

    • c. gemiddelde mate voldaan aan het criterium: 50% van de beschikbare punten;

    • d. lage mate voldaan aan het criterium: 25% van de beschikbare punten;

    • e. zeer lage mate voldaan aan het criterium: 0% van de beschikbare punten.

  • 3 In afwijking van artikel 1.7 verleent de Minister de subsidie aan de aanvrager die de hoogste totaalscore behaalt op basis van de puntentelling in het eerste en tweede lid en wijst overige aanvragen af.

  • 4 In de beschikking tot subsidieverlening worden in ieder geval bepaald:

    • a. de subsidiabele activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend;

    • b. de wijze van voorschotverlening.

Artikel 2c.9. Subsidiabele activiteiten

De volgende activiteiten komen voor subsidie in aanmerking:

  • a. het verlenen van voedselhulp;

  • b. het verlenen van materiële basishulp;

  • c. het aanreiken van begeleidende maatregelen voor sociale inclusie.

Artikel 2c.10. Subsidiabele kosten

  • 1 In aanvulling op artikel 1.11 komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a. de kosten voor de aankoop van voedselhulp en materiële basishulp, met inbegrip van de kosten die verband houden met het vervoer van voedselhulp en materiële basishulp naar de subsidieontvanger die deze voedselhulp en materiële basishulp aan de eindontvangers verstrekken;

    • b. indien het vervoer van de voedselhulp en de materiële basishulp naar de subsidieontvanger die deze onder de eindontvangers verdeelt, niet onder onderdeel a valt, de door de aankopende instantie gedragen kosten die verband houden met het vervoer van de voedselhulp of materiële basishulp naar de opslagplaatsen en de subsidieontvanger, alsmede de opslagkosten tegen een vast tarief van één procent van de in onderdeel a bedoelde kosten;

    • c. de administratieve, vervoers-, opslag- en voorbereidingskosten die door de subsidieontvanger bij de verdeling van voedselhulp en materiële basishulp aan de meest behoeftige personen worden gedragen, tegen een vast tarief van zeven procent van de in onderdeel a bedoelde kosten, of zeven procent van de waarde van het overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 afgezette voedsel;

    • d. de kosten voor de inzameling, het vervoer, de opslag en de verdeling van voedseldonaties en daarmee rechtstreeks verband houdende voorlichtingsactiviteiten;

    • e. de kosten van begeleidende maatregelen door of namens de subsidieontvanger die zijn gemeld door de subsidieontvanger die de voedselhulp of de materiële basishulp aan de meest behoeftige personen verstrekt, tegen een vast tarief van zeven procent van de in onderdeel a bedoelde kosten; en

    • f. in afwijking van artikel 1.12, onderdeel d, de in rekening gebrachte BTW.

  • 2 Een verlaging van de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde subsidiabele kosten als gevolg van inbreuken op het toepasselijke recht door de instantie die verantwoordelijk is voor de aankoop van voedselhulp of materiële basishulp, leidt niet tot een verlaging van de in het eerste lid, onderdelen c en e, bedoelde subsidiabele kosten.

  • 3 In geval van externe opdrachtverlening bij de kosten, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, d en e, zijn die kosten marktconform, hetgeen wordt beoordeeld aan de hand van:

    • a. een transparante, objectieve en niet-discriminatoire aanbestedingsprocedure; of

    • b. een offerteprocedure waarbij ten minste drie offertes zijn aangevraagd en beoordeeld door de subsidieontvanger indien de opdrachtwaarde meer dan € 50.000 bedraagt.

Artikel 2c.11. Niet-subsidiabele kosten

In aanvulling op artikel 1.12 komen de volgende kosten niet voor subsidie in aanmerking:

  • a. de debetrente;

  • b. de aankoop van infrastructuur;

  • c. de kosten voor tweedehandsgoederen.

Artikel 2c.12. Bevoorschotting

  • 1 De Minister kan op verzoek van de subsidieontvanger een voorschot verlenen tot maximaal de op de datum van de ontvangst van dit verzoek bekende, verschuldigde subsidie.

  • 2 In het verzoek wordt het voorschot gemotiveerd en gespecificeerd op basis van reeds gemaakte kosten.

Artikel 2c.13. Voortgangsrapportage en vereiste einddeclaratie

  • 1 De subsidieontvanger dient binnen vier weken na afloop van twaalf, vierentwintig, zesendertig en achtenveertig maanden van het project, een voortgangsrapportage in over de voorafgaande twaalf maanden.

  • 2 De voortgangsrapportage wordt ingediend onder gebruikmaking van een daartoe door de Minister elektronisch beschikbaar gesteld formulier, voorzien van de vereiste bijlagen en een door hem erkende elektronische handtekening.

  • 3 De voortgang en uitvoering, de doeltreffendheid waaronder het bereik van de doelgroep van het verlenen van voedselhulp, materiële basishulp en begeleidende maatregelen en de wijze van besteding van de middelen, evalueert de Minister uiterlijk 31 maart 2025.

  • 4 Ingeval van onvoldoende resultaat op een of meer van de onderdelen, genoemd in het derde lid, kan de Minister besluiten de subsidieverlening tussentijds te beëindigen, onder vaststelling van de tot het moment van beëindiging verschuldigde subsidie.

  • 5 In afwijking van de artikelen 1.13, vijfde lid, 1.15, eerste lid, en 1.16, eerste lid, dient de subsidieontvanger geen deelnemersadministratie in, tenzij uit een risicobeoordeling voor wat betreft de einddeclaratie blijkt dat er een specifiek risico op onregelmatigheden of fraude bestaat.

Hoofdstuk 3. Slotartikelen

Artikel 3.1. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling ESF+ 2021–2027.

Artikel 3.2. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting en de bijlagen in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 22 april 2022

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen,

C.J. Schouten

Bijlage 1. als bedoeld in artikel 1.14

Procedure betreffende gebruik geconverteerde documenten of gegevensdragers en digitale bewijsstukken

In het kader van de verantwoording op de einddeclaratie onderbouwt de subsidieontvanger de kosten met originele bewijsstukken, kopieën of volledig digitale documenten. Hiertoe moet door de lidstaat een procedure voor de vaststelling van de authenticiteit worden opgesteld. In deze bijlage worden de door Nederland vastgestelde procedures weergegeven.

De volgende documenten worden als bewijsstukken geaccepteerd:

  • a. fotokopieën van originelen;

  • b. microfiches van originelen;

  • c. elektronische versies van originelen;

  • d. documenten die uitsluitend in elektronische versie bestaan, mits de gebruikte computersystemen voldoen aan aanvaarde beveiligingsnormen die waarborgen dat de bewaarde documenten voldoen aan de eraan te stellen wettelijke eisen en dat bij controles op deze documenten kan worden gesteund.

Hieronder staan de procedures om deze stukken te kunnen gebruiken als geaccepteerde bewijsstukken in het kader van de ESF-administratie waarbij niet ter zake doende persoonsgegevens onherkenbaar of onleesbaar gemaakt zijn.

Procedure voor het gebruik van de documenten, genoemd in de onderdelen a, b en c

De hierboven genoemde bewijsstukken a, b en c zijn geconverteerde documenten of gegevensdragers. Bij conversie van het origineel naar het geconverteerde document of gegevensdrager wordt aan de hieronder vermelde voorwaarden voldaan:

  • Alle gegevens worden overgezet;

  • Alle gegevens worden inhoudelijk juist overgezet;

  • Er wordt voor gezorgd dat de nieuwe gegevensdrager tijdens de gehele bewaartermijn beschikbaar is;

  • De geconverteerde gegevens kunnen binnen redelijke tijd ge(re)produceerd worden en leesbaar worden gemaakt;

  • Er wordt zorg voor gedragen dat de controle van de geconverteerde gegevens binnen redelijke tijd kan worden uitgevoerd;

  • De subsidieaanvrager borgt tevens de authenticiteit van de geconverteerde bewijsstukken door onder andere een relatie te leggen met de overige bewijsstukken in het betreffende projectdossier. Bij een factuur bijvoorbeeld behoort ook een betaalbewijs, een bewijs van deelname of een bewijsstuk met betrekking tot de inkoopprocedure.

Het in samenhang bezien van de verschillende bewijsstukken strekt er mede toe de authenticiteit van het geconverteerde document of de gegevensdrager te waarborgen en dat hierop voor controledoeleinden kan worden vertrouwd.

Als de conversie op de juiste wijze gebeurt, is het in het kader van de ESF-verantwoording, niet meer noodzakelijk de bewijsstukken op de originele gegevensdrager te bewaren. Het geconverteerde bewijsstuk mag na conversie niet meer gewijzigd kunnen worden.

De subsidieaanvrager verklaart door middel van het aanvraag-, tussendeclaratie- en einddeclaratieformulier dat de geconverteerde documenten of de nieuwe gegevensdragers die onderdeel zijn van de ESF-administratie, voldoen aan de vereisten uit artikel 1.14 van de ESF+ subsidieregeling 2021–2027 en daarmee aan deze bijlage.

Procedure voor het bewaren van stukken die uitsluitend in elektronische versie bestaan (onderdeel d)

Indien een subsidieontvanger gebruik maakt van elektronische documenten waarbij uitsluitend een elektronische versie bestaat, worden de geautomatiseerde systemen voorzien van beheers- en beveiligingsmaatregelen die de betrouwbaarheid, authenticiteit en integriteit van de elektronische gegevens gedurende de gehele vereiste bewaartermijn waarborgen. Het is aan de subsidieontvanger om dit aan te tonen. Voor een tweetal veel voorkomende situaties zijn de voorschriften hieronder uitgewerkt:

  • 1. Digitale urenadministratie:

    om aan de eisen van betrouwbaarheid, authenticiteit en integriteit van de elektronische gegevens te kunnen voldoen moet de subsidieontvanger kunnen aantonen dat:

    • a. De functiescheiding binnen het systeem wordt gewaarborgd;

    • b. De tijdigheid binnen het systeem wordt gewaarborgd;

    • c. Vaststellingen na accorderen door de leidinggevende niet meer te wijzigen zijn.

    Het is aan de subsidieaanvrager om dit aan te tonen.

  • 2. Facturen die digitaal worden verzonden:

    om aan de eisen van betrouwbaarheid, authenticiteit en integriteit van de elektronische gegevens te kunnen voldoen kan de subsidieaanvrager via de onderlinge relatie met andere documenten (zoals een betaalbewijs) aantonen dat voor de controle kan worden gesteund op de digitale factuur.

De in deze bijlage omschreven procedures gelden voor alle bewijsstukken die getoond moeten worden in het kader van de ESF-verantwoording. Artikel 1.14 is onverminderd van toepassing.

Bijlage 2. als bedoeld in artikel 2.8

Subsidieplafonds voor regio-aanvraag leerlingen voortgezet speciaal onderwijs en praktijkonderwijs

Centrumgemeente

Arbeidsmarktregio

obv Pw 2021 (%)

Subsidieplafond 2022

Groningen

Groningen

6,54%

€ 981.105

Leeuwarden

Friesland

4,62%

€ 693.300

Alkmaar

Noord-Holland Noord

2,57%

€ 385.000

Emmen

Drenthe

1,89%

€ 284.087

Zwolle

Regio Zwolle

2,16%

€ 324.299

Almere

Flevoland

2,10%

€ 314.501

Zaanstad

Zaanstreek/Waterland

1,48%

€ 222.035

Haarlem

Zuid-Kennemerland en IJmond

1,68%

€ 252.078

Enschede

Twente

3,97%

€ 595.129

Amsterdam

Groot Amsterdam

10,77%

€ 1.616.169

Apeldoorn

Stedendriehoek en Noordwest Veluwe

2,82%

€ 423.316

Hilversum

Gooi en Vechtstreek

0,74%

€ 110.934

Leiden

Holland Rijnland

1,65%

€ 247.301

Utrecht

Midden-Utrecht

3,29%

€ 494.132

Amersfoort

Amersfoort

0,99%

€ 148.018

Ede

Food Valley

1,12%

€ 167.292

Doetinchem

Achterhoek

1,00%

€ 150.058

Zoetermeer

Zuid-Holland Centraal

1,36%

€ 203.734

Gouda

Midden-Holland

0,71%

€ 107.003

Den Haag

Haaglanden

7,66%

€ 1.148.636

Arnhem

Midden-Gelderland

3,23%

€ 483.830

Rotterdam

Rijnmond

13,09%

€ 1.963.958

Tiel

Rivierenland

0,70%

€ 104.788

Gorinchem

Gorinchem

0,40%

€ 60.730

Nijmegen

Rijk van Nijmegen

2,52%

€ 377.822

Dordrecht

Drechtsteden

1,72%

€ 257.792

Den Bosch

Noordoost-Brabant

2,38%

€ 356.973

Breda

West-Brabant

3,08%

€ 461.579

Goes

Zeeland

1,66%

€ 248.744

Tilburg

Midden-Brabant

2,20%

€ 330.024

Venlo

Noord-Limburg

1,20%

€ 180.282

Helmond

Helmond-De Peel

1,05%

€ 157.710

Eindhoven

Zuidoost-Brabant

2,09%

€ 313.054

Roermond

Midden-Limburg

1,00%

€ 149.460

Heerlen

Zuid-Limburg

4,57%

€ 685.124

Totaal

100,00%

€ 15.000.000

Bijlage 3. als bedoeld in artikel 2B.12

Centrumgemeente

Arbeidsmarktregio

Aandeel Pw 2021 (%)

Subsidieplafond 2022

Groningen

Groningen

6,54%

€ 2.747.100

Leeuwarden

Friesland

4,62%

€ 1.941.200

Alkmaar

Noord-Holland Noord

2,57%

€ 1.078.000

Emmen

Drenthe

1,89%

€ 795.400

Zwolle

Regio Zwolle

2,16%

€ 908.000

Almere

Flevoland

2,10%

€ 880.600

Zaanstad

Zaanstreek/Waterland

1,48%

€ 621.700

Haarlem

Zuid-Kennemerland en IJmond

1,68%

€ 705.800

Enschede

Twente

3,97%

€ 1.666.400

Amsterdam

Groot Amsterdam

10,77%

€ 4.525.300

Apeldoorn

Stedendriehoek en Noordwest Veluwe

2,82%

€ 1.185.300

Hilversum

Gooi en Vechtstreek

0,74%

€ 310.600

Leiden

Holland Rijnland

1,65%

€ 692.400

Utrecht

Midden-Utrecht

3,29%

€ 1.383.600

Amersfoort

Amersfoort

0,99%

€ 414.400

Ede

Food Valley

1,12%

€ 468.400

Doetinchem

Achterhoek

1,00%

€ 420.200

Zoetermeer

Zuid-Holland Centraal

1,36%

€ 570.500

Gouda

Midden-Holland

0,71%

€ 299.600

Den Haag

Haaglanden

7,66%

€ 3.216.200

Arnhem

Midden-Gelderland

3,23%

€ 1.354.700

Rotterdam

Rijnmond

13,09%

€ 5.499.100

Tiel

Rivierenland

0,70%

€ 293.400

Gorinchem

Gorinchem

0,40%

€ 170.000

Nijmegen

Rijk van Nijmegen

2,52%

€ 1.057.900

Dordrecht

Drechtsteden

1,72%

€ 721.800

Den Bosch

Noordoost-Brabant

2,38%

€ 999.500

Breda

West-Brabant

3,08%

€ 1.292.400

Goes

Zeeland

1,66%

€ 696.500

Tilburg

Midden-Brabant

2,20%

€ 924.100

Venlo

Noord-Limburg

1,20%

€ 504.800

Helmond

Helmond-De Peel

1,05%

€ 441.600

Eindhoven

Zuidoost-Brabant

2,09%

€ 876.600

Roermond

Midden-Limburg

1,00%

€ 418.500

Heerlen

Zuid-Limburg

4,57%

€ 1.918.300

Totaal

 

100,00%

€ 42.000.000

Naar boven