Vijfde tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid

[Regeling vervalt per 01-07-2024.]
Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 01-01-2022 t/m 11-02-2022

Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 8 december 2021, 2021-0000202228, tot vaststelling van de zevende tranche van een tijdelijke subsidieregeling tot tegemoetkoming in de loonkosten teneinde de werkgelegenheid onder buitengewone omstandigheden te behouden en voorbereidingen op de nieuwe economische situatie te laten plaatsvinden (Vijfde tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid)

Artikel 1. Begripsbepaling

  • 2 Onder omzet wordt in deze regeling verstaan de netto-omzet zoals gedefinieerd in artikel 377, zesde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek gecorrigeerd voor de in de winst-en-verliesrekening verantwoorde wijziging in onderhanden projecten. De grondslagen en detailtoepassingen voor de bepaling van de referentie-omzet en de omzet in de omzetperiode moeten gelijk aan elkaar zijn en in overeenstemming met de wet- en regelgeving. Als voor de berekening van de referentie-omzet het kalenderjaar 2019 bepalend is, zijn de grondslagen en detailtoepassingen van de uiterlijk op 1 november 2021 en conform wet- en regelgeving vastgestelde jaarrekening 2019 leidend, of in geval van natuurlijke personen de laatst conform wet- en regelgeving vastgestelde aangifte over 2019 voor de Wet inkomstenbelasting 2001.

  • 3 Alle baten die voortkomen uit de uitvoering van normale activiteiten van een organisatie, ook als deze gewoonlijk met een andere term dan omzet worden aangeduid, vallen onder omzet in de zin van deze regeling.

  • 4 Onder omzet wordt in deze regeling niet verstaan de subsidie die de werkgever ontvangt op grond van de Eerste, Tweede, Derde en Vierde tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid, alsmede op grond van deze regeling en subsidie die de werkgever over de omzetperiode ontvangt van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat ter tegemoetkoming in de vaste lasten in verband met de maatregelen ter bestrijding van de verdere verspreiding van COVID-19.

Artikel 2. Inleidende bepaling

  • 2 Formulieren waarnaar in deze regeling wordt verwezen, worden door de Minister beschikbaar gesteld op www.uwv.nl.

Artikel 3. Doel van de subsidie

Het doel van deze regeling is om werkgevers tegemoet te komen in de betaling van de loonkosten, indien sprake is van een acute terugval in de omzet met ten minste 20%, gedurende de omzetperiode, vanwege een vermindering in bedrijvigheid door buitengewone omstandigheden die in redelijkheid niet tot het normale ondernemersrisico kunnen worden gerekend, voor zover geen winst of bonussen worden uitgekeerd of eigen aandelen worden aangekocht, zodat werkgevers zoveel mogelijk werknemers in dienst kunnen houden en werkgevers zich samen met de werknemers kunnen voorbereiden op en aanpassen aan de nieuwe economische situatie.

Artikel 4. Voorwaarden voor subsidieverlening

De Minister kan aan een werkgever, die in de omzetperiode wordt geconfronteerd met een daling van de omzet van ten minste 20%, per loonheffingennummer een subsidie verlenen over de loonsom in de periode van 1 november 2021 tot en met 31 december 2021.

Artikel 5. Weigeringsgronden

Onverminderd artikel 4:35, eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt de subsidieverlening geweigerd, indien of voor zover:

  • a. niet of onvoldoende aannemelijk is dat de omzetdaling van de betreffende werkgever ten minste 20% zal zijn;

  • b. het rekeningnummer dat bij de aanvraag is opgegeven niet correspondeert met het in de aanvraag opgegeven loonheffingennummer en de daaraan verbonden rekeninggegevens;

  • c. geen loongegevens beschikbaar zijn in de polisadministratie, bedoeld in artikel 33 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, over de aangiftetijdvakken bedoeld in artikel 8, tweede en derde lid; of

  • d. de aanvraag anderszins niet voldoet aan de in deze regeling gestelde eisen.

Artikel 6. Omzetdaling

  • 1 De omzetdaling wordt vastgesteld door het verschil tussen de referentie-omzet en de omzet in de omzetperiode te delen door de referentie-omzet. De uitkomst van deze berekening wordt uitgedrukt in hele procenten en naar boven afgerond.

  • 2 De referentie-omzet, bedoeld in het eerste lid, is de omzet over het kalenderjaar 2019, gedeeld door zes.

  • 3 Als de werkgever de bedrijfsuitoefening in de periode van 2 januari 2019 tot en met 1 februari 2020 is aangevangen, dan is de referentie-omzet, bedoeld in het eerste lid, de omzet over de periode vanaf de eerste volledige kalendermaand vanaf de aanvang van de bedrijfsuitoefening tot en met 29 februari 2020, gedeeld door het aantal maanden waarvan de omzet in aanmerking wordt genomen, vermenigvuldigd met twee.

  • 4 Als de werkgever de bedrijfsuitoefening in de periode van 2 februari 2020 tot en met 1 juli 2021 is aangevangen, dan is de referentie-omzet, bedoeld in het eerste lid, de omzet over de maanden juli 2021 tot en met oktober 2021, gedeeld door twee.

  • 5 Als de werkgever de bedrijfsuitoefening in de periode van 2 juli 2021 tot en met 30 september 2021 is aangevangen, dan is de referentie-omzet, bedoeld in het eerste lid, de omzet over de periode vanaf de eerste volledige kalendermaand vanaf de aanvang van de bedrijfsuitoefening tot en met 31 oktober 2021, gedeeld door het aantal maanden waarvan de omzet in aanmerking wordt genomen, vermenigvuldigd met twee.

  • 6 Als de werkgever een economische eenheid heeft overgenomen in de zin van artikel 7:662 van het Burgerlijk Wetboek en daar bij de subsidieaanvraag om verzoekt, dan is de referentie-omzet, bedoeld in het eerste lid, bij een overname in de periode:

    • a. van 2 januari 2019 tot en met 1 februari 2020, de omzet over de periode vanaf de eerste volledige kalendermaand vanaf de overgang tot en met 29 februari 2020, gedeeld door het aantal maanden waarvan de omzet in aanmerking wordt genomen, vermenigvuldigd met twee;

    • b. van 2 februari 2020 tot en met 1 juli 2021, de omzet over de maanden juli 2021 tot en met oktober 2021, gedeeld door twee;

    • c. van 2 juli 2021 tot en met 1 oktober 2021, de omzet over de periode vanaf de eerste volledige kalendermaand vanaf de overgang tot en met 31 oktober 2021, gedeeld door het aantal maanden waarvan de omzet in aanmerking wordt genomen, vermenigvuldigd met twee.

  • 7 Als de werkgever een onderdeel of activiteit heeft afgestoten vanaf de periode waarover de referentie-omzet wordt berekend tot en met 1 november 2021, wordt de omzet van het afgestoten onderdeel of de afgestoten activiteit in mindering gebracht op de referentie-omzet.

  • 8 Voor de omzetdaling wordt uitgegaan van de omzetdaling van de natuurlijke of rechtspersoon.

  • 9 Indien de rechtspersoon of vennootschap onderdeel is van een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, wordt, in afwijking van het negende lid, uitgegaan van de omzetdaling van de groep zoals deze op 1 november 2021 bestond. Indien de rechtspersoon een dochtermaatschappij is van een ander als bedoeld in artikel 24a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, worden de dochtermaatschappij en de rechtspersoon voor de werking van deze regeling behandeld als waren zij een groep. Voor de bepaling van de omzetdaling als bedoeld in de eerste zin worden de Nederlandse rechtspersonen en vennootschappen in aanmerking genomen, alsmede buitenlandse rechtspersonen en vennootschappen met loon in Nederland.

  • 10 Subsidies en baten die betrekking hebben op een langere periode dan de omzetperiode en de periode, bedoeld in het tweede lid, worden naar rato aan de betreffende perioden toegerekend voor de bepaling van de omzetdaling, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 7. Afwijking van bepalen omzetdaling op niveau concern of groep

  • 1 In afwijking van artikel 6, negende lid, kan aan de werkgever die deel uitmaakt van een groep als bedoeld in dat lid, en die daar bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie om verzoekt, subsidie worden verstrekt waarbij de omzetdaling wordt bepaald op basis van de omzetdaling van die rechtspersoon of vennootschap afzonderlijk, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a. de rechtspersoon of vennootschap heeft geen bedrijfsmatige activiteiten die voor meer dan de helft bestaan uit het binnen de groep ter beschikking stellen van arbeidskrachten;

    • b. de werkgever handelt in overeenstemming met een van dagtekening voorziene overeenkomst over werkbehoud, die door hem voorafgaand aan de aanvraag van de vaststelling van de subsidie wordt aangegaan met ten minste één belanghebbende vereniging van werknemers, bedoeld in artikel 3, derde lid, van de Wet melding collectief ontslag, en bij gebreke daarvan, of indien de werkmaatschappij minder dan 20 werknemers heeft, een andere vertegenwoordiging van werknemers, inhoudende de ondernemingsraad, de personeelsvertegenwoordiging of de vergadering als bedoeld in artikel 35b, eerste lid, van de Wet op de ondernemingsraden;

    • c. de andere rechtspersonen of vennootschappen binnen een groep als bedoeld in artikel 6, negende lid, voeren geen opdrachten of projecten uit die ten koste kunnen gaan van de rechtspersoon of vennootschap waarvoor de omzetdaling met toepassing van dit artikel wordt bepaald; en

    • d. de omzetdaling van de groep, bedoeld in artikel 6, negende lid, bedraagt in de omzetperiode minder dan 20%.

  • 2 Indien en voor zover werknemers van de rechtspersoon of vennootschap, waarvan de omzet met toepassing van het eerste lid wordt vastgesteld, in de omzetperiode werkzaamheden verrichten bij een andere rechtspersoon of vennootschap, wordt de omzet van de rechtspersoon of vennootschap naar boven bijgesteld. Voor de berekening van de verhoging wordt de omzet over de periode die voor die rechtspersoon of vennootschap volgt uit artikel 6, tweede tot en met zevende lid, afgezet tegen de loonkosten over die periode. Deze verdeling wordt toegepast op de loonkosten zoals deze zijn ingezet bij de andere rechtspersoon of vennootschap en toegerekend aan de omzet over de omzetperiode.

  • 3 Bij toepassing van het eerste lid worden bij de berekening van de omzet:

    • a. dezelfde verrekenprijsregels en grondslagen van waardering en resultaatbepaling gehanteerd voor de bepaling van de referentie-omzet en de omzet in de omzetperiode, waarbij de uiterlijk op 1 november 2021 conform wet- en regelgeving vastgestelde jaarrekening 2019 leidend is, voor zover voor de berekening van de referentie-omzet het kalenderjaar 2019 bepalend is; en

    • b. mutaties in de voorraden gereed product toegerekend aan de omzet.

  • 5 Indien in strijd wordt gehandeld met het eerste lid, onderdeel c, of het tweede lid, wordt voor de toepassing van dit artikel de omzet bijgesteld naar de situatie waarin niet in strijd met die artikelen zou zijn gehandeld.

Artikel 8. Hoogte van de subsidie

  • 1 De hoogte van de subsidie is de uitkomst van:

    A x B x 2 x 1,4 x 0,85

    Hierbij staat:

    A voor het percentage van de omzetdaling, met dien verstande dat A ten hoogste 0,8 bedraagt;

    B voor de loonsom waarbij wordt uitgegaan van de totale loonsom van werknemers waarvoor de werkgever het loon heeft uitbetaald in het tijdvak, bedoeld in het tweede, derde of vierde lid, met dien verstande dat:

    • a. de uitbetaling van vakantiebijslag in het gehanteerde aangiftetijdvak niet wordt meegenomen bij de vaststelling van de loonsom, met uitzondering van de uitbetaling van vakantiebijslag door de werkgever die geen vakantiebijslag voor de werknemer reserveert, als bedoeld in artikel 5, derde lid, van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen zoals dat luidde op 31 december 2021;

    • b. de loonsom wordt vermenigvuldigd met 0,926, indien de werkgever geen vakantiebijslag voor de werknemer reserveert, als bedoeld in artikel 5, derde lid, van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen zoals dat luidde op 31 december 2021;

    • c. de loonsom wordt verminderd met een extra periode salaris dat naast het reguliere loon en vakantiebijslag wordt uitbetaald in het tijdvak, bedoeld in het tweede of derde lid; en

    • d. het in aanmerking te nemen loon per werknemer niet meer bedraagt dan tweemaal het maximale dagloon, bedoeld in artikel 17 van de Wet financiering sociale verzekeringen, maal 21,75, berekend na toepassing van de onderdelen a tot en met c.

  • 2 Voor de loonsom, bedoeld in het eerste lid, wordt uitgegaan van het loon over de maand september 2021. Indien er sprake is van een aangiftetijdvak van vier weken, wordt uitgegaan van het loon over het tiende aangiftetijdvak van het jaar 2021, waarbij de loonsom in dat aangiftetijdvak wordt verhoogd met 8,33 procent.

  • 3 Indien er geen sprake is van een aangiftetijdvak van een maand of vier weken, wordt het loon per werknemer herleid naar een loon per aangiftetijdvak van een maand.

  • 4 Indien de loonsom als bedoeld onder de letter C meer dan 15%, naar beneden afgerond, lager is dan tweemaal de loonsom als bedoeld in het eerste lid, onder de letter B, wordt de subsidie verlaagd met:

    ((0,85B x 2) – C) x 1,4 x 0,85

    Hierbij staat:

    B voor de loonsom, zoals berekend op grond van het eerste lid tot en met derde lid;

    C voor de loonsom over de periode 1 november 2021 tot en met 31 december 2021, met dien verstande dat het eerste en het derde lid van overeenkomstige toepassing zijn, waarbij de gehanteerde aangiftetijdvakken het elfde en twaalfde aangiftetijdvak van het jaar 2021 zijn.

  • 5 Indien er sprake is van een werkgever die per vier weken aangifte doet voor de loonheffingen, wordt de loonsom, bedoeld in het vierde lid, onder de letter C, bepaald door het twaalfde en dertiende aangiftetijdvak van het jaar 2021 te hanteren, waarbij de loonsom in die aangiftetijdvakken wordt verhoogd met 8,33 procent.

  • 6 De in aanmerking te nemen gegevens uit de loonaangifte van de werkgever ten behoeve van de bepaling van de letter B, bedoeld in het eerste lid, worden beoordeeld op grond van de loonaangifte zoals die uiterlijk op 15 november 2021 is ingediend, alsmede de aanvullingen daarop die uiterlijk op die datum hebben plaatsgevonden.

  • 7 De in aanmerking te nemen gegevens uit de loonaangifte van de werkgever ten behoeve van de bepaling van de letter C, bedoeld in het vierde lid, worden beoordeeld op grond van de loonaangifte zoals die uiterlijk op 15 februari 2022 is ingediend, alsmede de aanvullingen daarop die uiterlijk op die datum hebben plaatsgevonden. Indien de loonaangifte na laatstgenoemde datum naar beneden wordt bijgesteld, kan de Minister besluiten de gewijzigde loonaangifte in aanmerking te nemen voor de vaststelling van de loonsom, bedoeld in het vierde lid, onder de letter C.

  • 8 De subsidie wordt verlaagd met 5% indien de werkgever niet heeft voldaan aan de verplichting, bedoeld in artikel 14, onderdeel e.

Artikel 9. Aanvraag van de subsidieverlening

  • 1 De werkgever dient de subsidieaanvraag in door middel van een door de Minister beschikbaar gesteld formulier.

  • 2 Een subsidieaanvraag wordt ingediend van 13 december 2021 tot en met 31 januari 2022.

  • 3 De werkgever kan eenmaal per loonheffingennummer een subsidieaanvraag indienen.

  • 4 In de subsidieaanvraag wordt in ieder geval vermeld:

    • a. de verwachte omzetdaling;

    • b. het loonheffingennummer;

    • c. het door de Kamer van Koophandel toegekende unieke nummer als bedoeld in de Handelsregisterwet 2007, indien de werkgever daarover beschikt;

    • d. het rekeningnummer uit een land dat valt onder de EU-Verordening/260/2012, waarop de werkgever betalingen van de Belastingdienst inzake loonheffingen ontvangt; en

    • e. of een verzoek als bedoeld in artikel 6, zesde lid, wordt gedaan.

  • 6 Indien de werkgever onderdeel is van een groep als bedoeld in artikel 6, negende lid, of indien de werkgever meerdere loonheffingennummers heeft, wordt hetzelfde percentage, bedoeld in het vierde lid, onderdeel a, voor alle rechtspersonen en vennootschappen binnen de groep respectievelijk de loonheffingennummers gehanteerd. In afwijking van de eerste zin hoeft voor de werkgever die onderdeel is van een groep als bedoeld in artikel 6, negende lid, niet hetzelfde percentage, bedoeld in het vierde lid, onderdeel a, te worden gehanteerd als het percentage dat voor de groep wordt gehanteerd, als de werkgever bij de aanvraag tot vaststelling verzoekt artikel 7 toe te passen.

  • 7 De subsidieaanvraag wordt elektronisch gedaan, tenzij op www.uwv.nl kenbaar wordt gemaakt dat een schriftelijke subsidieaanvraag ook mogelijk is.

  • 8 Door het indienen van een aanvraag stemt de werkgever ermee in dat de volgende gegevens uit het subsidiedossier openbaar gemaakt kunnen worden:

    • a. de naam en de vestigingsplaats van werkgever;

    • b. het verstrekte voorschot; en

    • c. de vastgestelde subsidie.

Artikel 10. Verlening van de subsidie

  • 1 De Minister besluit binnen 13 weken na ontvangst van de volledige aanvraag.

  • 2 De subsidiebeschikking vermeldt in ieder geval:

    • a. de periode waarvoor de subsidie wordt verleend;

    • b. de hoogte van het bedrag van de subsidieverlening en het voorschot;

    • c. de verplichtingen, bedoeld in artikel 14, 15 en 16, waaraan de werkgever moet voldoen; en

    • d. de termijn waarbinnen de vaststelling van de subsidie moet worden aangevraagd.

  • 3 De beschikking tot subsidieverlening vermeldt niet het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld.

Artikel 11. Berekening van de hoogte van het bedrag van de subsidieverlening

De hoogte van het bedrag van de subsidieverlening is de uitkomst van:

A* x B x 2 x 1,4 x 0,85

Hierbij staat:

A* voor het percentage van de door de werkgever verwachte omzetdaling, met dien verstande dat A* ten hoogste 0,8 bedraagt;

B voor de loonsom, zoals berekend op grond van artikel 8, eerste tot en met derde lid.

Artikel 12. Voorschot

  • 1 De Minister verstrekt de werkgever bij de beschikking tot subsidieverlening een voorschot.

  • 2 De hoogte van het voorschot bedraagt 80% van het bedrag van de verlening, bedoeld in artikel 11.

Artikel 13. Opschorting van de betaling

Onverminderd artikel 4:56 van de Algemene wet bestuursrecht, schort de Minister de betaling van een voorschot als bedoeld in artikel 12 op, indien:

Artikel 14. Verplichtingen

Aan de werkgever aan wie subsidie wordt verleend, worden de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a. de werkgever is verplicht de subsidie uitsluitend aan te wenden voor het doel waarvoor de subsidie is verstrekt, met dien verstande dat de subsidie in ieder geval wordt aangewend voor de betaling van loonkosten;

  • b. de werkgever is verplicht de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging, bedoeld in de Wet op de ondernemingsraden, of bij het ontbreken daarvan, de werknemers te informeren over de subsidieverlening;

  • c. de werkgever is verplicht zich in te spannen om werknemers te stimuleren om deel te nemen aan een ontwikkeladvies of aan scholing;

  • d. de werkgever is verplicht zich in te spannen om bij te dragen aan de begeleiding naar ander werk voor werknemers van wie de arbeidsovereenkomst eindigt of van wie hij het voornemen heeft de arbeidsovereenkomst te beëindigen of niet voort te zetten;

  • e. indien de werkgever na 26 november 2021 en voor het einde van de subsidieperiode een verzoek om toestemming doet om de arbeidsovereenkomst van één of meer werknemers op te zeggen op grond van artikel 669, derde lid, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek is hij verplicht om in de periode 13 december 2021 tot en met 31 januari 2022 contact op te nemen met UWV voor ondersteuning bij de begeleiding naar ander werk;

  • f. de werkgever voert een zodanig controleerbare administratie dat alle voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde gegevens kunnen worden nagegaan en verleent desgevraagd tot vijf jaar na de datum van vaststelling van de subsidie inzage in deze administratie;

  • g. de werkgever doet de loonaangifte op grond van de Wet op de loonbelasting 1964 op de voorgeschreven momenten;

  • h. de werkgever meldt onverwijld en schriftelijk aan de Minister indien zich omstandigheden voordoen die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie;

  • i. de werkgever overlegt na afloop van de periode waarover subsidie is verleend een definitieve opgave van de omzetdaling in de omzetperiode; en

  • j. de werkgever werkt tot vijf jaar na de datum van vaststelling van de subsidie, onder meer door het verschaffen van de daartoe benodigde inlichtingen, gegevens en bescheiden, mee aan door of namens de Minister ingesteld onderzoek dat erop is gericht de Minister inlichtingen te verschaffen die van belang zijn voor het nemen van een besluit over het verstrekken van de subsidie, de vaststelling van de rechtmatigheid daarvan, of de ontwikkeling van het beleid van de Minister.

Artikel 15. Verplichting overleggen accountantsverklaring

  • 1 De werkgever aan wie subsidie wordt verleend is verplicht bij de aanvraag van de vaststelling van de subsidie een verklaring over de naleving van de subsidievoorwaarden, afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het accountantsberoep, te overleggen. Deze verklaring voldoet aan standaarden die door de Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants zijn vastgesteld, met inachtneming van het Accountantsprotocol dat door de Minister wordt vastgesteld.

  • 2 Van de verplichting om een verklaring van een accountant te overleggen is de werkgever vrijgesteld, indien het totale voorschot dat is verstrekt aan de natuurlijke persoon, rechtspersoon of groep als bedoeld in artikel 6, negende lid, minder is dan € 125.000. In afwijking van de vorige zin geldt de vrijstelling van de verplichting om een verklaring van een accountant over te leggen niet indien de totale subsidie voor die natuurlijke persoon, rechtspersoon of groep als bedoeld in artikel 6, negende lid, wordt vastgesteld op een bedrag van € 125.000 of meer, of indien de werkgever heeft verzocht om toepassing van artikel 7.

  • 3 De werkgever die op grond van het tweede lid is vrijgesteld van de verplichting om een verklaring van een accountant te overleggen, overlegt ten behoeve van de vaststelling van de subsidie een door de Minister beschikbaar gesteld formulier met een verklaring van een deskundige derde waarmee de omzetdaling wordt bevestigd. De Minister wijst aan welke deskundige derden een verklaring kunnen afgeven.

  • 4 Van de verplichting om een verklaring van een deskundige derde te overleggen is de werkgever vrijgesteld, indien het totale voorschot voor de natuurlijke persoon, rechtspersoon of groep als bedoeld in artikel 6, negende lid, dat verstrekt is minder dan € 40.000 bedraagt. In afwijking van de vorige zin geldt de vrijstelling van de verplichting om een verklaring van een deskundige derde te overleggen niet indien de totale subsidie voor die natuurlijke persoon, rechtspersoon of groep als bedoeld in artikel 6, negende lid, wordt vastgesteld op een bedrag van € 40.000 of meer.

Artikel 16. Verplichting niet uitkeren dividenden en bonussen

  • 1 De werkgever of rechtspersoon keert over 2021 geen dividenden uit aan aandeelhouders of bonussen aan de Raad van Bestuur, bestuur en directie van het concern en de rechtspersoon of vennootschap, waaronder mede begrepen winstdelingen, en koopt geen eigen aandelen in. Met dividend worden andere winstuitkeringen aan derden gelijkgesteld.

  • 2 De werkgever of rechtspersoon sluit voorafgaand aan de aanvraag van de vaststelling van de subsidie met tenminste één belanghebbende vereniging van werknemers, bedoeld in artikel 3, derde lid, van de Wet melding collectief ontslag, en bij gebreke daarvan, of indien de werkgever minder dan 20 werknemers heeft, een andere vertegenwoordiging van werknemers, inhoudende de ondernemingsraad, de personeelsvertegenwoordiging of de vergadering als bedoeld in artikel 35b, eerste lid, van de Wet op de ondernemingsraden, een schriftelijke overeenkomst over de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het bonus en dividendbeleid.

  • 3 Het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing, indien het totale voorschot dat is verstrekt aan de natuurlijke persoon, rechtspersoon of groep als bedoeld in artikel 6, negende lid, minder is dan € 125.000. In afwijking van de vorige zin zijn het eerste en het tweede lid wel van toepassing, indien de totale subsidie voor die natuurlijke persoon, rechtspersoon of groep als bedoeld in artikel 6, negende lid, wordt vastgesteld op een bedrag van € 125.000,- of meer.

  • 4 Indien artikel 7 wordt toegepast, keert de werkgever of rechtspersoon, de groep, en de moedermaatschappij, bedoeld in artikel 24a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, over 2021 geen dividenden uit aan aandeelhouders of bonussen aan de Raad van Bestuur, bestuur en directie van het concern en de rechtspersoon of vennootschap waarop artikel 7 wordt toegepast, waaronder mede begrepen winstdelingen, en kopen de rechtspersonen binnen de groep geen eigen aandelen in. Met dividend worden andere winstuitkeringen aan derden gelijkgesteld.

  • 5 Indien de werkgever, rechtspersoon, natuurlijke persoon of groep verplicht is op grond van een vaststellingsverklaring met de Belastingdienst of een wettelijke plicht om dividend uit te keren dan blijft dit toegestaan voor het gedeelte waarover de plicht, bedoeld in het eerste en vierde lid, geldt.

  • 7 Indien de werkgever of rechtspersoon een boekjaar heeft aangewezen dat niet op een kalenderjaar is gebaseerd, dan geldt de verplichting in het eerste lid voor het boekjaar waarover subsidie is verleend. De vorige zin is van overeenkomstige toepassing op het vierde lid, met dien verstande dat dit geldt voor de groep of moedermaatschappij, bedoeld in artikel 24a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 17. Subsidievaststelling

  • 1 De werkgever vraagt de vaststelling van de subsidie aan vanaf 1 juni 2022, of een eerder tijdstip, dat bekend gemaakt wordt via www.uwv.nl, tot en met 22 februari 2023. Hij dient de aanvraag in door middel van een door de Minister vast te stellen formulier. Artikel 9, zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 3 De werkgever die bij de aanvraag van de vaststelling verzoekt om toepassing van artikel 7 verklaart dat voldaan is aan de voorwaarden van artikel 7 en zendt een verklaring van een accountant mee waaruit dat blijkt.

  • 4 Indien een natuurlijke persoon of rechtspersoon of groep als bedoeld in artikel 6, negende lid, verplicht is een verklaring van een accountant op grond van artikel 15, eerste lid, of een verklaring van een deskundige derde op grond van artikel 15, derde lid, te overleggen vult de werkgever, die geen verklaring van een accountant, respectievelijk verklaring van een deskundige derde heeft meegezonden, op verzoek van de minister de aanvraag binnen 14 weken aan met de benodigde verklaring.

  • 5 De subsidie wordt vastgesteld aan de hand van de berekeningswijze, bedoeld in artikel 8, met dien verstande dat de subsidie in ieder geval op nihil wordt vastgesteld, indien:

    • a. de omzetdaling in de omzetperiode minder bedraagt dan 20%;

    • b. de werkgever geen verklaring van een accountant, als bedoeld in artikel 15, eerste lid, of een verklaring van een deskundige derde als bedoeld in artikel 15, derde lid, verstrekt, tenzij hij daarvan op grond van artikel 15, tweede en vierde lid, is vrijgesteld; of

    • c. de werkgever die verzocht heeft om toepassing van artikel 7, niet voldoet aan de voorwaarden in artikel 7; of

    • d. indien in strijd is gehandeld met een verplichting, als bedoeld in artikel 16.

  • 6 De Minister stelt de subsidie vast binnen 52 weken na ontvangst van de aanvraag, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 18. Terugvordering

Onverminderd artikel 4:95, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan het verstrekte voorschot geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd van de subsidieontvanger, indien dit ten onrechte of voor een te hoog bedrag is verstrekt of indien niet aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 14, 15 of 16, is voldaan.

Artikel 19. Wijziging subsidievaststelling

Onverminderd artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht kan de Minister de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de werkgever wijzigen, indien de werkgever door zijn handelen of nalaten tijdens of na de periode waarover hij subsidie heeft ontvangen geacht wordt niet te hebben voldaan aan het doel van deze regeling, bedoeld in artikel 3.

Artikel 20. Mandaat, volmacht en machtiging UWV en Nederlandse Arbeidsinspectie

  • 1 De Minister verleent aan de Raad van Bestuur van het UWV mandaat, volmacht en machtiging om, in het kader van de uitvoering van deze regeling:

    • a. besluiten te nemen, privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten en handelingen te verrichten die een privaatrechtelijke rechtshandeling noch een besluit zijn;

    • b. te beslissen op bezwaarschriften, met dien verstande dat de persoon die betrokken is bij het besluitvormingsproces ten aanzien van het bezwaarschrift niet ook betrokken is geweest bij het besluitvormingsproces in eerste aanleg; en

    • c. in rechte op te treden en tegen rechterlijke uitspraken hoger beroep of cassatie in te stellen, dan wel af te zien van hoger beroep of cassatie.

  • 2 De Raad van Bestuur van het UWV is in het kader van de uitvoering van deze regeling bevoegd tot het verlenen van ondermandaat of het doorverlenen van zijn andere vertegenwoordigingsbevoegdheden aan bij het UWV werkzame functionarissen.

  • 4 Onverminderd het eerste tot en met derde lid worden door de voorzitter van de Raad van Bestuur van het UWV onder hem ressorterende functionarissen, werkzaam bij het UWV, aangewezen als ambtenaren, belast met het toezicht op de naleving van de verplichtingen, bedoeld in artikel 14, 15 of 16.

  • 5 Onverminderd het eerste tot en met derde lid kunnen als ambtenaren, belast met het toezicht op de naleving van de verplichtingen, bedoeld in artikel 14, 15 of 16, worden aangewezen:

    • a. de door de inspecteur-generaal Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangewezen onder hem ressorterende functionarissen, van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid; en

    • b. de door de Directeur Dienstverlening, Samenwerkingsverbanden en Uitvoering aangewezen functionarissen werkzaam bij de Directie Dienstverlening, Samenwerkingsverbanden en Uitvoering van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Artikel 21. Financiering

  • 1 Het Rijk voorziet in de middelen tot dekking van de uitgaven verbonden aan deze regeling.

  • 2 Het UWV beheert en administreert afzonderlijk de middelen, bedoeld in het eerste lid.

  • 3 In verband met het middelenbeheer wordt de rijksbijdrage, bedoeld in het eerste lid, beschouwd als middelen die deel uitmaken van het Algemeen Werkloosheidsfonds.

  • 4 De Minister stort op de rekening-courant, bedoeld in artikel 5.16, onder b, van de Regeling Wfsv, na overleg met het UWV maandelijks een periodiek voorschot op de rijksbijdrage, bedoeld in het derde lid, van:

    • a. de door het UWV voorafgaand aan iedere maand geraamde subsidielasten met als valutadatum de tweeëntwintigste dag van elke maand; en

    • b. de door het UWV voorafgaand aan iedere maand geraamde uitvoeringskosten met als valutadatum de vijftiende dag van elke maand.

  • 5 De Minister kan, na overleg met het UWV, van de in het vierde lid, onder a en b, bedoelde bedragen en data afwijken.

Artikel 22. Verslag UWV

  • 3 Op de in het tweede lid bedoelde subsidielasten komen in mindering de subsidies die op grond van artikel 18 zijn teruggevorderd en de bedragen die anderszins zijn terugbetaald.

Artikel 23. Wijzigingen van de Eerste, Tweede, Derde, Vierde en Vijfde tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid

[Red: Wijzigt de Eerste, Tweede, Derde, Vierde en Vijfde tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid.]

Artikel 24. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, met uitzondering van artikel 23, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2022.

  • 2 Deze regeling vervalt met ingang van 1 juli 2024.

  • 3 In afwijking van het tweede lid blijft deze regeling, zoals die luidde op de dag voorafgaand aan de datum met ingang waarvan deze regeling vervalt, van toepassing op de afwikkeling van de subsidieaanvragen op grond van deze regeling.

  • 4 In afwijking van het tweede lid blijven de verplichtingen voor werkgevers aan wie op grond van deze regeling subsidie is verleend, op grond van artikel 14, eerste lid, onderdelen f en j, gelden na 1 juli 2024 gedurende de in die onderdelen genoemde periode.

  • 5 In afwijking van het tweede lid blijft artikel 9, achtste lid, zoals dat luidde op de dag voorafgaand aan de dag waarop deze regeling vervalt, van toepassing op openbaarmakingen van het subsidiedossier na de dag waarop deze regeling vervalt.

Artikel 25. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Vijfde tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 8 december 2021

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A.D. Wiersma

Naar boven