Besluit vaststelling beleidsregels en subsidieplafond Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 (Humanitaire hulp 2022–2026)

[Regeling vervalt per 01-01-2027.]
Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 03-05-2022 t/m 28-02-2023

Besluit van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 15 oktober 2021, Min-BuZa.2021.10296-30, tot vaststelling van beleidsregels en een subsidieplafond voor subsidiëring op grond van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 (Humanitaire hulp 2022–2026)

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,

Gelet op de artikelen 6 en 7 van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken;

Gelet op de artikelen 3.1. tot en met 3.8 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006;

Besluit:

Artikel 1

Voor subsidieverlening op grond van de artikelen 3.1. tot en met 3.8 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 in het kader van Humanitaire hulp 2022–2026 met het oog op de financiering van activiteiten ten behoeve van noodhulp gelden de als bijlage bij dit besluit gevoegde beleidsregels.

Artikel 2

  • 1 Voor subsidieverlening in het kader van Humanitaire hulp 2022–2026 voor activiteiten als bedoeld in de artikelen 3.1. tot en met 3.8 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 geldt voor de periode vanaf de inwerkingtreding van dit besluit tot en met 31 december 2026 een subsidieplafond van € 424.000.000, dat als volgt over de afzonderlijke financieringskanalen wordt verdeeld:

    • a. voor activiteiten van leden van de International Federation of Red Cross and Red Crescent Societies gericht op het versterken van de capaciteit van (leden van) de International Federation of Red Cross and Red Crescent Societies en op de uitvoering van Humanitaire hulpactiviteiten door (leden van) de International Federation of Red Cross and Red Crescent Societies: € 114.000.000;

    • b. voor activiteiten van leden van de Dutch Relief Alliance gericht op de financiering van humanitaire hulpverlening aan slachtoffers van chronische crises en acute noodsituaties en op de financiering en capaciteitsopbouw van lokale actoren ten behoeve van hulpverlening aan genoemde doelgroep: € 310.000.000;

    • c. Overige interventies en thematische programmering op het gebied van humanitaire hulp: € 0.

Artikel 3

Aanvragen voor een subsidie in het kader van Humanitaire hulp 2022–2026 worden ingediend vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit tot en met 30 juni 2026 23:59.59 uur CEST.

Artikel 4

Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan komt van de op die dag gelijktijdig binnengekomen aanvragen, die voldoen aan de maatstaven die in de bijlage bij dit besluit zijn neergelegd, de aanvraag die daaraan het beste voldoet het eerst voor subsidieverlening in aanmerking. Indien twee of meer van deze aanvragen in gelijke mate voldoen aan de maatstaven, wordt de rangschikking van de gelijk scorende aanvragen bepaald door loting.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2027 met dien verstande dat het van toepassing blijft op subsidies die voor die datum zijn verleend.

Dit besluit zal met de bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,

namens deze,

de Directeur-Generaal Internationale Samenwerking,

K. van der Heijden

Subsidiebeleidskader humanitaire hulp 2022–2026

1. Inleiding

1.1. Effectieve en efficiënte humanitaire hulpverlening

Internationale Humanitaire hulpverlening is een onlosmakelijk onderdeel van het Nederlandse ontwikkelingsbeleid. Instabiliteit en geweld als gevolg van (geo)politieke geschillen, natuurrampen, klimaatverandering en uitbraken van infectieziektes leiden ertoe dat toenemende aantallen mensen in noodsituaties terechtkomen en blijven. In 2021 gaat het om 235 miljoen mensen, berekende de VN1. De wereldwijd beschikbare middelen om deze noden te lenigen zijn ontoereikend om alle mensen in nood van adequate hulpverlening te voorzien.

Het kader van het Nederlandse beleid voor humanitaire hulp en diplomatie wordt gevormd door het bredere buitenlandbeleid en het ontwikkelingsbeleid. De uitgangspunten hiervoor zijn verwoord in de nota Investeren in perspectief2 van Minister Kaag. De beleidsbrief Mensen eerst: Nederlandse koers humanitaire diplomatie en hulp3 werkt deze uitgangspunten verder uit voor humanitaire hulpverlening.

Geworteld in de humanitaire beginselen, kent ‘Mensen Eerst’ twee samenhangende pijlers:

  • 1. Humanitaire hulpverlening bij oorlog, conflict en natuurrampen: voor het leeuwendeel door het meerjarig en flexibel financieren van het werk van vertrouwde partners zoals VN-organisaties, de Rode-Kruisbeweging4 en de Dutch Relief Alliance, een partnerschap van Nederlandse hulporganisaties5.

  • 2. Politieke, diplomatieke en thematische initiatieven die erop zijn gericht dat:

    • humanitaire hulp wordt verleend conform het zogenoemde humanitair imperatief (het recht op het verlenen en ontvangen van levensreddende hulp) en conform de humanitaire principes (neutraliteit, onafhankelijkheid, humaniteit en onpartijdigheid);

    • in conflicten het internationaal humanitair recht wordt nageleefd;

    • internationale humanitaire hulpverlening effectief en efficiënt wordt uitgevoerd.

Aangezien de huidige financieringsrelaties voor humanitaire hulpverlening met zowel de Rode-Kruisbeweging als de Dutch Relief Alliance op 31 december 2021 aflopen, terwijl financiering van noodhulp via onafhankelijke, particuliere organisaties wenselijk blijft, stelt de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voor de periode 2022–2026 opnieuw subsidiemiddelen beschikbaar. Het voorliggende subsidiebeleidskader vormt het richtsnoer voor de beoordeling van subsidieaanvragen en de toekenning van subsidies uit deze middelen. De subsidiemiddelen zijn bedoeld voor activiteiten waarmee wordt bijgedragen aan het realiseren van de doelen zoals gesteld in dit subsidiebeleidskader.

Binnen het kader van Humanitaire hulp 2022–2026 neemt implementatie van de afspraken in het kader van de Grand Bargain (2.0) zoals geformuleerd in de Grand Bargain Annual Meeting in 2021 en de resultaten geformuleerd in de Beleidsbrief ‘Mensen Eerst’ een belangrijke plaats in. Zie uitgangspunten en doelstellingen in paragraaf 3.1.

1.2. Doelstelling subsidiebeleidskader Humanitaire hulp 2022–2026

Het doel van de humanitaire hulpverlening is het redden van levens, het herstellen van waardigheid en het versterken van paraatheid. Hierin worden twee samenhangende lange-termijn doelstellingen onderscheiden:

  • Respons: het voorzien in humanitaire behoeften en het verbeteren van de bescherming van de burgerbevolking in acute en chronische crisissituaties.

  • Effectief Humanitair Systeem: versterking van het humanitair responssysteem.

Om in aanmerking te komen voor een subsidie in het kader van Humanitaire hulp 2022–2026 dienen aanvragen zich te richten op bovenstaande doelstellingen en bij te dragen aan de Grand Bargain afspraken 2.06 en de beleidsbrief ‘Mensen Eerst’7.

1.3. Opbouw van dit kader

In dit subsidiebeleidskader worden in hoofdstuk 2 de financiële middelen, de verdeling daarvan en het selectieproces geschetst. Hoofdstuk 3 bevat uitleg over de subsidieverstrekking op hoofdlijnen. Hoofdstuk 4 is gewijd aan de formele vereisten die worden gesteld aan de aanvraag en informatie over de aanvraagprocedure.

In de laatste twee hoofdstukken worden de verschillende drempelcriteria en inhoudelijke beoordelingscriteria uiteengezet. Let hierbij op de scheiding tussen de financieringskanalen a en b:

  • Hoofdstuk 5 bevat criteria die van toepassing zijn op subsidieaanvragen in het kader van Humanitaire hulp 2022–2026 – financieringskanaal a (voor leden van de International Federation of Red Cross and Red Crescent Societies; zie artikel 2, eerste lid, sub a van het besluit waarbij onderhavige beleidsregels de bijlage zijn).

  • Hoofdstuk 6 bevat criteria die van toepassing zijn op subsidieaanvragen in het kader van Humanitaire hulp 2022–2026 – financieringskanaal b (voor leden van de Dutch Relief Alliance; zie artikel 2, eerste lid, sub b van het besluit waarbij onderhavige beleidsregels de bijlage zijn).

2. Financiële middelen, verdeling daarvan en selectieproces

2.1. Beschikbare middelen

Het subsidieplafond voor Humanitaire hulp 2022–2026 bedraagt € 409 miljoen voor de periode vanaf de inwerkingtreding van het besluit tot en met 31 december 2026. Dit budget is opgebouwd uit de deel-plafonds voor drie financieringskanalen:

  • a. voor activiteiten van leden van de International Federation of Red Cross and Red Crescent Societies gericht op het versterken van de capaciteit van (leden van) de International Federation of Red Cross and Red Crescent Societies (hierna: IFRC) en op de uitvoering van humanitaire hulpactiviteiten door (leden van) de IFRC: € 99.000.000; (hierna aan te duiden als financieringskanaal a);

  • b. voor activiteiten van leden van de Dutch Relief Alliance (hierna: DRA) gericht op de financiering van humanitaire hulpverlening aan slachtoffers van chronische crises en acute noodsituaties en op de financiering en capaciteitsopbouw van lokale actoren ten behoeve van hulpverlening aan genoemde doelgroep: € 310.000.000; (hierna aan te duiden als financieringskanaal b);

  • c. voor overige interventies en thematische programmering op het gebied van Humanitaire Hulp: € 0.

2.2. Verdeling beschikbare middelen

De verdeling van de beschikbare middelen vindt plaats door behandeling van de aanvragen op volgorde van binnenkomst, met dien verstande dat de totaal beschikbare middelen al op voorhand zijn verdeeld in middelen voor subsidieverlening voor de verschillende financieringskanalen zoals vermeld in artikel 2, eerste lid, en in paragraaf 2.1. hierboven, en de volgorde van binnenkomst wordt per financieringskanaal bepaald.

Indien het subsidieplafond dreigt te worden overschreden door aanvragen die op eenzelfde dag zijn ontvangen, dan komt van de op die dag gelijktijdig binnengekomen aanvragen die voldoen aan de maatstaven die in dit subsidiebeleidskader zijn neergelegd, de aanvraag die daaraan het beste voldoet het eerst voor subsidieverlening in aanmerking. Indien twee of meer van deze aanvragen in gelijke mate voldoen aan de maatstaven, wordt de rangschikking van de gelijk scorende aanvragen bepaald door loting.

2.3. Selectieproces

Het selectieproces bestaat uit een aantal opeenvolgende stappen. Allereerst moet worden voldaan aan de formele vereisten en de drempelcriteria. Alleen indien daaraan is voldaan wordt de kwaliteit van de aanvraag beoordeeld middels inhoudelijke beoordelingscriteria.

2.3.1. Formele vereisten

De formele vereisten waaraan een aanvraag moet voldoen om in aanmerking te komen voor een subsidie in het kader van Humanitaire hulp 2022–2026 zijn opgenomen in hoofdstuk 4 van dit subsidiebeleidskader.

2.3.2. Beoordeling

De bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht, het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 zijn onverkort van toepassing op de beoordeling van aanvragen in het kader van Humanitaire hulp 2022–2026. Aanvragen worden beoordeeld met inachtneming van deze regelgeving en overeenkomstig de in dit subsidiebeleidskader opgenomen criteria. In hoofdstuk 5 zijn de drempelcriteria en inhoudelijke criteria opgenomen voor aanvragen voor een subsidie ten laste van financieringskanaal a (voor leden van de IFRC, in hoofdstuk 6 die voor aanvragen voor een subsidie ten laste van financieringskanaal b (voor leden van de DRA).

2.3.2.1. Drempelcriteria

Zowel de aanvrager/penvoerder en eventuele mede-indieners, als de subsidieaanvraag, dienen ten minste te voldoen aan de drempelcriteria om in aanmerking te komen voor een subsidie in het kader van Humanitaire hulp 2022–2026. De drempelcriteria hebben betrekking op de betrokken organisatie(s) die subsidie aanvragen en op de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd. Bij het niet voldoen aan één (of meer) van de drempelcriteria wordt de aanvraag afgewezen en niet verder inhoudelijk beoordeeld.

2.3.2.2. Inhoudelijke criteria

Indien en nadat voldaan is aan de drempelcriteria zal de kwaliteit van de aanvraag worden beoordeeld aan de hand van de inhoudelijke criteria. Om voor subsidieverlening in het kader van de Humanitaire hulp 2022–2026 in aanmerking te komen dient de aanvraag van voldoende kwaliteit te zijn, oftewel in voldoende mate te voldoen aan de inhoudelijke criteria.

3. Subsidieverstrekking op hoofdlijnen

In dit hoofdstuk wordt de subsidieverstrekking in het kader van Humanitaire Hulp 2022–2026 op hoofdlijnen toegelicht. In paragraaf 3.1 worden de algemene uitgangspunten en principes uiteengezet die van toepassing zijn op subsidiering via dit kader. In paragraaf 3.2 wordt beschreven wie in aanmerking komt voor subsidie. In paragraaf 3.3 wordt ingegaan op de soorten activiteiten die binnen dit kader subsidiabel zijn. In paragraaf 3.4, 3.5 en 3.6 wordt achtereenvolgens ingegaan op welke activiteiten van subsidie worden uitgesloten, voor welke landen subsidie kan worden verkregen en de looptijden van de (te financieren) activiteiten.

3.1. Uitgangspunten en principes financiering Humanitaire hulp

Om in aanmerking te komen voor een subsidie in het kader van Humanitaire hulp 2022–2026 dienen de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd te zijn gericht op de doelstellingen van dit subsidiebeleidskader:

  • Respons: het voorzien in humanitaire behoeften en het verbeteren van de bescherming van de burgerbevolking (in acute en chronische crisissituaties).

  • Effectief Humanitair Systeem: versterking van het humanitair responssysteem.

Om in aanmerking te komen voor een subsidie in het kader van Humanitaire hulp 2022–2026 dienen aanvragen zich te richten op bovenstaande doelstellingen en bij te dragen aan de Grand Bargain afspraken 2.0 en de beleidsbrief ‘Mensen Eerst’.

Humanitaire principes

Hulpverlening geschiedt in overeenstemming met het zogenoemde ‘humanitair imperatief’ d.w.z. het recht op het ontvangen van levensreddende hulp en het bieden daarvan. Tevens zijn de vier principes van Humanitaire hulp van toepassing:

  • Humaniteit: iedere persoon moet onder alle omstandigheden humaan worden behandeld;

  • Onpartijdigheid: de Humanitaire hulp wordt zonder discriminatie en enkel op basis van de behoeften verstrekt;

  • Neutraliteit: de ondernomen actie mag geen enkele partij bevoordelen;

  • Onafhankelijkheid: de doelstellingen van de Humanitaire hulp zijn autonoom ten overstaan van militaire, politieke, economische, religieuze doelstellingen of van iedere andere niet-humanitaire doelstelling.

Lokalisering

Lokalisering betekent intensievere samenwerking met lokale en nationale actoren in de bestemmingslanden, alsmede de netwerken in hulpverlenende landen. De Inter-Agency Standing Committee (IASC)-definitie van lokale partners is leidend in het vaststellen of een organisatie lokaal en/of nationaal is.

Tot de intensievere samenwerking behoort zowel de gezamenlijke planning van en besluitvorming over interventies, als de inspanningen gericht op het verkrijgen van fondsen die complementair zijn aan de middelen die beschikbaar worden gesteld door de Nederlandse overheid. Gestreefd wordt dat minimaal 25% van het programmabudget ten goede komt aan hulpverlening met lokale partners. In de rapportage en de dialoog over activiteiten wordt ruimte gegeven voor directe reflectie van lokale partners over de samenwerking met de organisatie(s) die het financieringsverzoek doet (doen).

Gelijkwaardige partnerschappen

Binnen lokalisering wordt aandacht besteed aan de vormgeving van meer gelijkwaardige partnerschappen tussen de organisatie(s) die het financieringsverzoek doet (doen) en lokale/nationale partners. Hiertoe behoren in ieder geval:

  • Het faciliteren en ondersteunen van efficiënt risicomanagement;

  • Het verstrekken van adequate en transparante vergoeding van apparaatskosten aan lokale organisaties;

  • De betrokkenheid van lokale organisaties en gemeenschappen in besluitvorming over Humanitaire hulp en financiering;

  • De representatie van lokale partners in coördinatiestructuren voor de uitvoering van Humanitaire hulp

  • Effectieve capaciteitsondersteuning en versterking, waarbij lokale partners een rol wordt gegeven in vaststelling van te ondersteunen/versterken capaciteiten.

  • Het bieden van kanalen voor directe reflectie door lokale organisaties aan donoren over partnerschapsvoorwaarden die binnen financiering van donoren worden geboden.

Indien samengewerkt wordt met lokale partners en actoren, is het van belang dat dit gebeurt op basis van meerjarige financiering en voldoende apparaatskostenvergoedingen. In onderliggende samenwerkingscontracten met lokale partners wordt financiering zo direct mogelijk verstrekt. Tevens wordt daarbij uitgegaan van ‘less paper, more aid’, ofwel het verminderen en stroomlijnen van rapportagevereisten.

Innovatie en leren

Innovatie en leren richt zich op het verbeteren van de effectiviteit en efficiëntie van Humanitaire hulp: vernieuwende werkwijzen als vervanging van de traditionele ‘in natura’ hulp, gebruik van nieuwe technologieën, en nieuwe manieren van organisatie van de hulpverlening. De focus van innovatie binnen dit subsidiebeleidskader ligt op:

  • Het aanreiken van oplossingen die werken in een crisissituatie en die snel en efficiënt kunnen worden opgeschaald.

  • Anticipatieve humanitaire hulp en financiering, mede door gebruik van voorspellende data.

  • Verbetering van de lokale en internationale coördinatie van humanitaire hulp, o.a. door versterkt leiderschap en effectievere coördinatiestructuren;

  • Verbetering van transparantie en verantwoording naar slachtoffers van crisis, donoren en het publiek;

  • Uitbreiding en versterking van de betrokkenheid van slachtoffers bij het bepalen van de noden en de invulling van de hulp;

Accountability: Transparantie en Participatie

Het verbeteren van de verantwoording, ook ter verhoging van het draagvlak voor Humanitaire hulp, op basis van aantoonbaar behaalde resultaten, naar zowel de Nederlandse bevolking, overheden, als lokale gemeenschappen, mede (waar mogelijk) door rapportage via open data (IATI).

Daarnaast het verbeteren van de participatie van de slachtoffers van een humanitaire crisis in de planning, monitoring en evaluatie van de hulpverlening. Tegelijkertijd dient een impuls te worden gegeven aan de gender-sensitiviteit van de interventies, met het doel toegang van hulpbehoevende vrouwen, meisjes, jongens, en mannen tot humanitaire hulp te verbeteren.

Tenslotte staat ook het versterken van mechanismen ter detectie en voorkoming van (seksueel) grensoverschrijdend gedrag, alsmede bescherming van getroffen individuen, centraal. Van subsidieontvangers wordt verwacht dat zij het uiterste doen om integriteitsschendingen te voorkomen, adequaat te reageren in geval van mogelijke integriteitsschendingen, en hierover transparant te rapporteren naar het Ministerie van Buitenlandse Zaken en waar nodig adequate nazorg te bieden aan getroffen individuen.

Gender- en leeftijdsensitiviteit

Gender- en leeftijdssensitiviteit zijn dwarsdoorsnijdende thema’s in dit subsidiebeleidskader. Ze beogen gelijke rechten, kansen en uitkomsten voor vrouwen, mannen, meisjes en jongens. Het gaat in al deze gevallen om het recht van eenieder op gelijkwaardige participatie in de samenleving, op sociaal, economisch en politiek terrein. Hiertoe moet een samenleving voor iedereen gelijke toegang tot goederen, kansen, hulpmiddelen en beloningen mogelijk maken. Dit betekent niet dat er geen verschillen bestaan tussen individuen, maar wel dat elk individu gelijke kansen en rechten heeft en deze kan gebruiken, ongeacht sekse, seksuele geaardheid, (verminderde) fysieke capaciteiten, etniciteit, vermogen, familie, leeftijd of sociale positie. Soms zijn specifieke maatregelen nodig of moet zeker gesteld zijn dat geplande interventies geen negatieve gevolgen hebben.

Er dient daarom zowel aandacht te zijn voor de dimensies van ongelijkheid en discriminatie van groepen die structureel zijn uitgesloten, als voor de consequenties van de beoogde interventies voor deze groepen. Daarnaast moet altijd expliciet aandacht worden gegeven aan de specifieke positie van vrouwen, meisjes en jongeren in het algemeen, onafhankelijk van het thema of de doelgroep. Leidend zijn hierbij het humanitair imperatief en de humanitaire principes.

Effectiviteit

Een betere taakverdeling en meer taakspecialisatie leidt tot betere hulpverlening. Ook een verhoogde inzet van lokale middelen door de subsidieontvangers en betere aansluiting op lokale capaciteit en initiatieven, inclusief op de meer ontwikkelingsgerichte programma’s op de lange termijn, vergroten de duurzaamheid van de interventie.

3.2. Wie kunnen in aanmerking komen voor subsidie in het kader van Humanitaire hulp 2022–2026?

De drie financieringskanalen zoals opgenomen in artikel 2, eerste lid en in paragraaf 2.1 kennen verschillende soorten organisaties die in aanmerking kunnen komen voor subsidie ten laste van een respectievelijk financieringskanaal. Om deze reden worden ze hieronder separaat gepresenteerd.

3.2.1. Financieringskanaal a – voor wie bedoeld

Voor een subsidie in het kader van Humanitaire hulp 2022–2026 ten laste van financieringskanaal a kunnen in aanmerking komen nationale verenigingen van de Rode Kruis- en Rode Halve Maanbeweging die lid zijn van de IFRC.

Een subsidieontvanger uit dit financieringskanaal kan voor de uitvoering van (onderdelen van) het voorstel gebruik maken van andere organisaties zonder winstoogmerk of van bedrijven. Denk bijvoorbeeld aan het laten uitvoeren van onderdelen van het voorstel door andere (lokale) organisaties zonder winstoogmerk, bijvoorbeeld door Nationale Verenigingen van de Rode Kruis- en Rode Halve Maanbeweging of door het Internationale Comité van het Rode Kruis.

Adviesbureaus en organisaties met een winstoogmerk komen niet in aanmerking voor subsidie in het kader van Humanitaire hulp 2022–2026. Subsidieontvangers kunnen wel kosten voor inhuur van (experts van) organisaties met winstoogmerk opvoeren in de begroting van een voorstel indien de uitvoering van het voorstel of de activiteiten hun inhuur vereist. Het maximum uurtarief voor externe inhuur is € 225,– exclusief BTW.8

3.2.2. Financieringskanaal b – voor wie bedoeld

Voor een subsidie in het kader van Humanitaire hulp 2022–2026 ten laste van financieringskanaal b kunnen in aanmerking komen organisaties die voldoen aan alle volgende vereisten:

  • de organisatie is een niet-gouvernementele organisatie (NGO): een niet op winst gerichte, niet aan een overheidsinstantie statutair of feitelijk verbonden organisatie met een maatschappelijk oogmerk, beschikkend over rechtspersoonlijkheid naar burgerlijk recht, die niet door een overheidsinstantie is opgericht, dan wel die na oprichting door een overheidsinstantie geheel verzelfstandigd is;

  • de organisatie beschikt over een bewezen trackrecord in humanitaire hulpverlening;

  • de organisatie is lid van de DRA9;

  • de organisatie treedt op als penvoerder van een alliantie van DRA-leden en dient namens de gehele alliantie een aanvraag in.

Alliantie en penvoerderschap

Een alliantie is een samenwerkingsverband van twee of meer organisaties als hierboven bedoeld, die een gezamenlijk voorstel uitvoeren waarbij alle partijen een bijdrage leveren aan het geheel. Zij sluiten daartoe een samenwerkingsovereenkomst en overleggen deze aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

De penvoerder is, indien de aanvraag wordt gehonoreerd, verantwoordelijk voor de uitvoering van en verantwoording over de activiteiten van de alliantie, evenals voor de naleving jegens de Minister van de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen. De overige partijen van de alliantie zijn mede-indieners.

De alliantie kan voor de uitvoering van (een deel van) de activiteiten gebruik maken van andere organisaties zonder winstoogmerk of van bedrijven. Een dergelijke samenwerking vindt niet plaats binnen de alliantie zoals hiervoor genoemd, maar betreft samenwerking met bijvoorbeeld een lokale organisatie die enkele onderdelen van het voorstel lokaal uitvoert.

Adviesbureaus en organisaties met een winstoogmerk komen niet in aanmerking voor subsidie in het kader van Humanitaire hulp 2022–2026. Subsidieontvangers kunnen wel kosten voor inhuur van (experts van) organisaties met winstoogmerk opvoeren in de begroting van een voorstel indien de uitvoering van het voorstel of de activiteiten hun inhuur vereist. Het maximum uurtarief voor externe inhuur is € 225,– exclusief BTW.10

3.2.3. Financieringskanaal 3 – voor wie bedoeld

Voor een subsidie in het kader van Humanitaire hulp 2022–2026 ten laste van het financieringskanaal genoemd in artikel 2, eerste lid, sub c) zullen de vereisten die aan organisaties worden gesteld om in aanmerking te kunnen komen voor een subsidie op een later moment worden bepaald. Tot die tijd geldt een nulplafond.

3.3. Subsidiabele activiteiten Humanitaire hulp 2022–2026 (werkwijze en thema’s)11

De subsidiemiddelen die via de eerste twee financieringskanalen beschikbaar zijn in het kader van Humanitaire Hulp 2022–2026, zijn (zie artikel 2, eerste lid, sub a) en sub b) en paragraaf 2.1) bedoeld voor (i) activiteiten die zijn gericht op het uitvoeren van humanitaire respons (financieringskanaal a) en (ii) voor het financieren van humanitaire respons en van activiteiten gericht op het versterken van het systeem voor humanitaire respons (financieringskanaal a en financieringskanaal b). Basis daarvoor zijn de doelstellingen van dit subsidiebeleidskader, meer specifiek uitgewerkt in de Beleidsbrief ‘Mensen Eerst’ en de Grand Bargain 2.0:

  • Het voorzien in humanitaire behoeften en het verbeteren van de bescherming van de burgerbevolking in acute en chronische crises (zie paragraaf 3.3.1);

  • Het versterken van het systeem voor de humanitaire crisisrespons (zie paragraaf 3.3.2).

De in paragraaf 3.3.1. en 3.3.2. genoemde lijsten van thema’s zijn samenhangend en limitatief. (Financiering van) activiteiten met betrekking tot niet-genoemde thema’s komt/komen niet voor subsidie in aanmerking. De subsidieontvanger maakt inzichtelijk hoe besloten wordt over het honoreren van financieringsverzoeken voor humanitaire activiteiten.

3.3.1. Voorzien in humanitaire behoeften en verbeteren van de bescherming van de burgerbevolking (acute en chronische crises)

Subsidieaanvragen voor (financiering van) activiteiten ten behoeve van de humanitaire respons in crises dienen te waarborgen dat financiering alleen wordt gegeven indien activiteiten voldoen aan internationale humanitaire kwaliteitsstandaarden en waar mogelijk worden gecoördineerd door UN OCHA en/of het IFRC-Secretariaat. De (te financieren) hulp dient aantoonbaar gebaseerd te zijn op de hoogste noden. Tevens dient de (te financieren) humanitaire respons gericht te zijn op één of meer van de volgende thema’s:

  • Bescherming;

  • Emergency shelter;

  • Voedselzekerheid;

  • Voeding;

  • Sanitaire voorzieningen, water en hygiëne;

  • Gezondheid;

  • Non-formal education;

  • Noodtelecommunicatie;

  • Logistiek;

  • Camp management en coördinatie.

Binnen humanitaire respons wordt een onderscheid gemaakt tussen acute en chronische crises. Onder acute crises wordt verstaan de gevolgen van plotseling opgetreden of verergerde noodsituaties. Onder chronische crises wordt verstaan langdurige noodsituaties die het noodzakelijk maken om gedurende een (verwachte) periode van minimaal twee jaar met humanitaire hulp aanwezig te zijn in het betreffende gebied. Noden op gebied van geestelijke gezondheid en psychosociale ondersteuning kunnen deel uit maken van response in zowel acute als chronische crises.

De subsidieontvanger laat in zijn aanvraag zien hoe hij de middelen die hij wil inzetten voor (de financiering van) humanitaire respons verdeelt over hulpverlening in acute en chronische crises. Tevens voorziet hij in een reservering van middelen voor het vierde kwartaal van elk jaar van de periode waarvoor hij subsidie aanvraagt en in een verdeling van middelen over elk van die jaren.

De subsidieontvanger laat in zijn aanvraag zien dat de middelen die hij in wil zetten voor (de financiering van) acute en chronische humanitaire respons worden ingezet conform de looptijden zoals gesteld in paragraaf 3.6.

De subsidieontvanger waarborgt dat zijn financieringsmechanisme alleen openstaat voor organisaties die voldoen aan de vereisten zoals vermeld in de paragrafen 3.2.1 en 3.2.2. voor aanvragers voor een subsidie ten laste van financieringskanaal a, respectievelijk financieringskanaal b.

3.3.2. Het versterken van het systeem voor de humanitaire respons.

Te financieren activiteiten voor de versterking van het humanitair systeem dienen te zijn gericht op één of meer van de volgende thema’s:

  • Lokalisering; met aandacht voor o.a. gelijkwaardige partnerschappen en capaciteitsversterking;

  • Participatie van en accountability naar getroffen gemeenschappen;

  • Coördinatie van hulp;

  • Innovatie; met aandacht voor o.a. paraatheid en anticipatie;

3.4. Niet-subsidiabele activiteiten

Voor subsidie komen niet in aanmerking:

  • Financiering van initiatieven die proselitisme (mede) beogen;

  • Financiering van commerciële dienstverlening, investeringen of commerciële activiteiten;

  • (Financiering van) activiteiten waarvoor reeds rechtstreeks een subsidie of bijdrage ten laste van het Ministerie van Buitenlandse Zaken wordt ontvangen;

  • (Financiering van) activiteiten van organisaties die reeds ten laste van de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken een instellingssubsidie hebben ontvangen waarvan de werkingsduur zich uitstrekt tot in het subsidietijdvak van dit subsidiebeleidskader. Deze uitsluiting geldt tot het einde van de duur van de betreffende instellingssubsidie.

  • Financiering van identificatiemissies ter verkenning van noden.

3.5. Geografische Focus

Om in aanmerking te kunnen komen voor een subsidie in het kader van Humanitaire hulp 2022–2026 dient de aanvraag zich te richten op ondersteuning, uitvoering en verbetering van humanitaire hulpverlening in landen, vermeld in de door het Development Assistance Committee (DAC) van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) meest recent vastgestelde List of Recipients of Official Development Assistance.

3.6. Start- en einddatum en tijdvak uit te voeren of te financieren activiteiten

Door de aanvrager/penvoerder uit te voeren of te financieren activiteiten moet vallen binnen het tijdvak van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2026. De uiterste startdatum van uit te voeren of te financieren activiteiten is 1 juli 2026. Activiteiten gericht op acute humanitaire response aan slachtoffers van plotseling opgetreden noodsituaties als gevolg van natuurrampen of conflicten vormen hierop een uitzondering. De uiterlijke termijn voor het starten van acute activiteiten is 31 december 2026. Activiteiten met betrekking tot acute hulp dienen uiterlijk 30 juni 2027 te worden afgerond.

De subsidieontvanger informeert de Minister van Buitenlandse Zaken voordat wordt gestart met (financiering van) acute humanitaire respons.

3.7. Looptijd activiteiten

3.7.1. Looptijd acute humanitaire respons

De maximale looptijd voor activiteiten gericht op acute humanitaire respons bedraagt twaalf maanden (financieringskanaal a) of zes maanden (financieringskanaal b). Voor financieringskanaal a en financieringskanaal b kan door het Ministerie van Buitenlandse Zaken een uitzondering op deze termijn worden gemaakt.

3.7.2. Looptijd chronische humanitaire respons

Het gaat bij chronische humanitaire respons om humanitaire hulpverlening in chronische crises, waaronder wordt verstaan langdurige noodsituaties die het noodzakelijk maken om gedurende een (verwachte) periode van minimaal twee jaar met humanitaire hulp aanwezig te zijn in het betreffende gebied. De looptijd voor activiteiten gericht op chronische humanitaire respons bedraagt tenminste 24 maanden, met uitzondering van activiteiten gedurende de laatste twaalf maanden van de looptijd van dit subsidiebeleidskader. Voor financieringskanaal a kan door het Ministerie van Buitenlandse Zaken een uitzondering op de minimale termijn van 24 maanden worden gemaakt.

4. Formele vereisten aanvraag en aanvraagprocedure

  • 4.1. Aanvragen voor een subsidie in het kader van Humanitaire hulp 2022–2026 kunnen worden ingediend vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit (de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst) tot en met uiterlijk 30 juni 2026 23:59.59 uur CEST. Het moment waarop de aanvraag is ontvangen op het Ministerie van Buitenlandse Zaken geldt als moment van indiening. Binnen 13 weken na ontvangst van een volledige aanvraag zal over de aanvraag worden beslist.

  • 4.2. 4.2. Aanvragen die later dan genoemde datum en tijd worden ingediend, worden afgewezen, ook als de beschikbare middelen dan nog niet zijn uitgeput. Deze uiterste datum laat onverlet dat, aangezien aanvragen worden beoordeeld op basis van volgorde van binnenkomst en er sprake is van een subsidieplafond, de voor Humanitaire hulp 2022–2026 beschikbare middelen voor die tijd kunnen zijn uitgeput. De aanvragende organisatie is als enige verantwoordelijk voor een tijdige en volledige indiening van een aanvraag.

  • 4.3. Een aanvraag heeft betrekking op zowel de subsidiabele activiteiten als bedoeld in paragraaf 3.3.1 als op de subsidiabele activiteiten als bedoeld in paragraaf 3.3.2. In geval een aanvrager meerdere aanvragen wil indienen geldt dat elke aanvraag separaat moet worden ingediend. Indien eenzelfde aanvrager meerdere aanvragen gezamenlijk (in één aanvraag) indient, zullen deze worden geretourneerd en opnieuw, separaat, moeten worden ingediend. Daarbij geldt het moment waarop de aanvragen separaat en volledig worden ontvangen als moment van ontvangst.

  • 4.4. Het verdient de voorkeur dat aanvragen per e-mail met de benodigde bijlagen in.pdf-formaat worden ingediend. Aanvragen per e-mail worden ingediend door deze te sturen naar het e-mailadres: DSH-BU@minbuza.nl ovv Aanvraag subsidie Humanitaire hulp 2022–2026.

  • 4.5. Als moment van indiening geldt voor aanvragen ingediend per e-mail het tijdstip waarop de e-mail door het systeem voor gegevensverwerking van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is ontvangen. Houd er rekening mee dat bestanden groter dan 14MB niet kunnen worden ontvangen. E-mails groter dan 14MB dienen in kleinere e-mails te worden verdeeld en verstuurd. Deze e-mails worden genummerd in de onderwerpregel, waarbij duidelijk is hoeveel e-mails de aanvraag in totaal behelst. Het moment waarop de gehele aanvraag, inclusief de laatste e-mail, is ontvangen geldt als tijdstip waarop de aanvraag is ingediend. Technische problemen bij verzending komen voor rekening en risico van aanvrager.

  • 4.6. Indiening van aanvragen per post wordt afgeraden. Indien u daar niettemin voor kiest12, dan geldt als moment van indiening het moment waarop de aanvraag op het Ministerie van Buitenlandse Zaken volledig is ontvangen.

  • 4.7. De aanvraag dient compleet en zonder voorbehoud te worden ingediend, rechtsgeldig ondertekend door de daartoe namens de aanvragende organisatie bevoegde persoon met vermelding van naam en functie.

  • 4.8. Het is niet mogelijk om een voorlopige aanvraag in te dienen.

  • 4.9. Mocht een aanvraag onvolledig worden ingediend, dan kan de Minister vragen om een aanvulling. Als datum en tijd van ontvangst van de aanvraag zal vervolgens gelden de datum en tijd waarop de aanvulling is ontvangen (zie artikel 7, derde lid, van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken). Hoe korter voor het verstrijken van de deadline voor het indienen van aanvragen een aanvraag wordt ingediend, hoe groter het risico dat de Minister geen toepassing zal geven aan zijn bevoegdheid om een aanvulling te vragen; dit in verband met de tijd die is gemoeid met het controleren van alle aanvragen op volledigheid en de tijd die nodig is om een aanvulling te vragen en in te dienen. Indien niet om aanvulling wordt gevraagd zal de aanvraag worden beoordeeld zoals hij primair is ingediend. Dit kan leiden tot een lagere rangschikking of zelfs afwijzing van de subsidieaanvraag. Het niet compleet indienen van aanvragen of onvoldoende onderbouwen van antwoorden leidt tot afwijzing van een subsidieaanvraag op basis van drempel- of inhoudelijke criteria.

  • 4.10. De aanvraag dient te worden opgesteld in de Nederlandse of Engelse taal. Ook bijlagen die zijn opgesteld in een andere taal dan het Nederlands of Engels dienen voorzien te zijn van een officiële vertaling in het Nederlands of Engels. Additionele informatie / illustratieve documenten, CD-roms, USB-sticks, dvd’s of andere gegevensdragers van een organisatie worden niet meegenomen in de beoordeling van een aanvraag.

  • 4.11. De behandeling van aanvragen wordt opgeschort als aannemelijk is dat de in het kader van Humanitaire hulp 2022–2026 beschikbare middelen zullen worden uitgeput op basis van de uitkomsten van de beoordeling van eerder ontvangen aanvragen, tot het tijdstip waarop zekerheid bestaat over de uitputting van het plafond.

  • 4.12. Ook op artikel 9 van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken wordt in het bijzonder gewezen.13 Een aanvraag die betrekking heeft op activiteiten die reeds zijn gestart op het moment waarop de subsidie wordt aangevraagd, wordt afgewezen. Van deze bepaling zijn uitgezonderd activiteiten als bedoeld in artikel 3.7 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006.14

  • 4.13. Vragen naar aanleiding van dit besluit, onderliggende documenten of andere zaken kunt u uitsluitend per e-mail richten aan: DSH-BU@minbuza.nl, ovv Vraag Subsidie Humanitaire hulp 2022–2026. Vragen worden binnen vijf werkdagen schriftelijk per e-mail beantwoord en tevens (geanonimiseerd) gepubliceerd op www.rijksoverheid.nl.15

  • 4.14. Een subsidieaanvraag dient in ieder geval de volgende informatie te bevatten:

    • a. Voorgestelde verdeling van de gevraagde subsidiemiddelen over de subsidiabele activiteiten: 1) (financiering van) humanitaire response en de verdeling hierin tussen acute en chronische crisisresponse en 2) financiering van versterking humanitair systeem;

    • b. Voorgestelde verdeling van de gevraagde subsidiemiddelen over de jaren waarvoor subsidie wordt aangevraagd, inclusief een reservering van middelen voor Q4 van elk van deze jaren;

    • c. Een besluitvormingsprocedure voor de besteding van de middelen over de (financiering van) acute en chronische response en versterking van het systeem voor humanitaire respons, waarbinnen minimaal de volgende aspecten zijn gedekt:

      • Indienings- en beoordelingstermijnen;

      • Een format voor de beschrijving van de beoogde interventies en/of de aan projectvoorstellen en financieringsverzoeken te stellen formele vereisten;16

      • Minimum- en maximumbedragen voor de voorgestelde interventies;

      • Minimale en maximale duur van de interventies;

      • Besluitvormingsmechanisme (financieringskanaal a) of een beoordelingskader voor financieringsverzoeken (financieringskanaal b);

    • d. Planning, Monitoring en Evaluatie systematiek die de aanvrager / penvoerder in staat stelt te rapporteren op de subsidiabele activiteiten (3.3.) en de uitgangspunten en principes (3.1). De systematiek is toereikend voor het bewaken van de voortgang en de bijsturing t.a.v. middelen, activiteiten, outputs, outcomes en onderliggende aannames;

    • e. Een geconsolideerd budget per type activiteit (zie paragraaf 3.3.1 en 3.3.2) voor het totaal bedrag in miljoenen euro’s, waarin voorziene kosten voor audits en externe evaluaties zijn opgenomen; alsmede een budget template voor de jaarplancyclus per type activiteit met verbijzondering van kosten voor lokale partners en daaraan gerelateerde AKV-vergoeding.

    • f. Een liquiditeitsprognose, vergezeld van een getekend betaalverzoek voor de eerste maximaal 12 maanden, met vermelding van bankrekeningnummer ovv datum van indiening.

    • g. Voor aanvrager (financieringskanaal a)/penvoerder (financieringskanaal b): 1) geldige PARTOS ISO-9001:2015, versie 2018, of 2) in geval de organisatie een positief beoordeelde Organisational Risk and Integrity Assessment (ORIA) heeft: Ingevulde Vragenlijst Actualisering ORIA met verwijzing naar het activiteitennummer van de verkregen subsidie of naar de aanvraag afgekeurd op andere gronden dan de organisatorische capaciteit of het integriteitsbeleid, of 3) in alle andere gevallen (inclusief de situatie waarin de aanvrager een positief beoordeelde COCA heeft): een volledig ingevulde ORIA;

    • h. Voor mede-indieners van aanvragen ten laste van kanaal b: 1) Geldige PARTOS ISO-9001:2015 versie 2018, of 2) in geval een organisatie een positief beoordeelde ORIA heeft: verwijzing naar het activiteitennummer van de verkregen subsidie of naar de aanvraag afgekeurd op andere gronden dan het integriteitsbeleid, of 3) Voor alliantiepartners zonder ORIA: een volledig ingevuld ORIA integrity update formulier, aan te leveren in de Engelse taal;

    • i. Voor aanvragen ten laste van financieringskanaal a en financieringskanaal b: geldig EU Humanitarian Partnership Certificate 2021 – 2027;

    • j. Voor aanvragen ten laste van financieringskanaal b: een door alle alliantiepartners ondertekende samenwerkingsovereenkomst (zie paragraaf 6.1, drempelcriterium 6.1.1);

5. Criteria voor aanvragen ten laste van financieringskanaal a

In dit hoofdstuk zijn de criteria opgenomen op grond waarvan subsidieaanvragen worden beoordeeld die worden ingediend voor financieringskanaal a.

5.1. Drempelcriteria

Voor de drempelcriteria geldt dat indien een aanvraag niet voldoet aan één of meerdere criteria, deze wordt afgewezen en niet verder wordt beoordeeld. De drempelcriteria worden hieronder vermeld en indien nodig toegelicht.

A. Drempelcriteria – Aanvragende organisatie

5.1.1. Type organisatie

De aanvrager van een subsidie in het kader van Humanitaire hulp 2022–2026 ten laste van financieringskanaal a is een rechtspersoon zijnde een Nationale Vereniging van Rode Kruis- of Rode Halve Maanbeweging die lid is van de Internationale Federatie van Rode Kruis- en Rode Halve Maanverenigingen (IFRC) met een bewezen track record in humanitaire hulpverlening.

De aanvrager toont dit aan aan de hand van zijn statuten en een EU Humanitarian Partnership Certificate.17

5.1.2. Organisatorische capaciteit en integriteit

  • a. De aanvrager is in staat tot adequaat financieel beheer en kan door ervaringsdeskundigheid met betrekking tot activiteiten als waarvoor subsidie wordt gevraagd, een doelgerichte en doelmatige uitvoering van de activiteiten waarborgen.

  • b. De aanvrager toont aan dat hij een integriteitsbeleid heeft, en procedures om dit beleid te implementeren. Dit integriteitsbeleid en deze procedures zijn er om ernstige vormen van grensoverschrijdend gedrag, daaronder begrepen seksuele misdragingen, jegens medewerkers en derden, bij de uitvoering van de activiteiten waarop de aanvraag betrekking heeft door de aanvrager en de door hem ingeschakelde partijen, zoveel mogelijk te voorkomen, in voorkomend geval te onderzoeken, met passende maatregelen zo spoedig mogelijk te doen beëindigen en de gevolgen daarvan te mitigeren. De procedures zijn zodanig ingericht dat een tijdige melding van incidenten aan de Minister is gewaarborgd.

Hiertoe voegt de aanvrager bij zijn aanvraag:

  • Geldige PARTOS ISO-9001:2015, versie 2018; of

  • In geval de organisatie een positief beoordeelde Organisational Risk and Integrity Assessment (ORIA) heeft: Ingevulde Vragenlijst Actualisering ORIA met verwijzing naar het activiteitennummer van de verkregen subsidie verwijzing naar het activiteitennummer van de verkregen subsidie of naar de aanvraag afgekeurd op andere gronden dan de organisatorische capaciteit of het integriteitsbeleid; of

  • In alle andere gevallen (inclusief de situatie waarin de aanvrager een positief beoordeelde COCA heeft): een volledig ingevulde ORIA.

5.1.3. Maximale bezoldiging

De maximale bezoldiging van de individuele leden van het management en bestuur van de aanvrager, uiterlijk met ingang van het tijdvak waarvoor subsidie wordt gevraagd, per kalenderjaar ten hoogste € 199.000 (bruto) bij een dienstverband van een 36-urige werkweek.

Genoemd bedrag bestaat uit:

  • de beloning (de som van de periodiek betaalde beloningen en winstdelingen en bonusbetalingen);

  • de belastbare vaste en variabele onkostenvergoedingen;

  • beloningen betaalbaar op termijn, zoals vakantiegeld, 13e maand, werkgeversdeel pensioenbijdrage, etc.

Op een van de volgende wijzen wordt aangetoond dat hieraan wordt voldaan:

  • Aanvragers die vallen onder de reikwijdte van de Wet normering topinkomens (WNT) vermelden een verwijzing naar hun elektronische meldingen van de WNT-gegevens bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, tenzij deze informatie per 1 januari 2022 in verband met een wijziging in de bezoldiging niet meer geldig is, in welk geval het hierna volgende geldt.

  • Overige aanvragers specificeren de hoogte van de bezoldiging (inclusief toeslagen) van elk van de leden van het management (inclusief CEO) en bestuur per de datum van de ingang van het subsidietijdvak:

Functie

Beloning

Belastbare vaste en variabele onkostenvergoedingen

Beloningen betaalbaar op termijn

Omvang aanstelling (in uren per week)

         
         
         

Toelichting op criterium:

Het bezoldigingsmaximum is afgeleid van de bezoldiging van de Directeur-Generaal Internationale Samenwerking (DGIS) van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. DGIS valt onder de cao voor Rijksambtenaren waarin een 36-urige werkweek als voltijds dienstverband wordt aangemerkt. Indien het dienstverband van een management-lid of bestuurder bij de betrokken organisatie minder dan 36 uur per week betreft, wordt het bezoldigingsmaximum van € 199.000 pro-rato verlaagd en gerelateerd aan de deeltijdfactor van het dienstverband (omvang aanstelling/36*€ 199.000). Bij een dienstverband van meer dan 36 uur blijft het bezoldigingsmaximum € 199.000. Wanneer de organisatie de deeltijdfactor verstrekt in de subsidieaanvraag, is dit het uitgangspunt voor de berekening van het verlaagde bezoldigingsmaximum. Wanneer de deeltijdfactor niet wordt verstrekt, wordt uitgegaan van een omvang van een voltijds dienstverband van 36 uur.

B. Drempelcriteria – Activiteiten

5.1.4. Subsidiabele activiteiten

  • a. De aanvraag is gericht op (i) de uitvoering van humanitaire respons in acute en chronische crises, (ii) het verstrekken van financiering voor humanitaire respons in acute en chronische crises en (iii) het verstrekken van financiering voor activiteiten gericht op het versterken van het systeem voor de humanitaire respons, aan de hand van een besluitvormingsmechanisme omtrent het vormgeven van projectvoorstellen en het honoreren van financieringsverzoeken (e.g. hulpverzoeken van Nationale Verenigingen en/of IFRC-Secretariaat) dat is gebaseerd op de uitgangspunten, bedoeld in paragraaf 3.1:

    • Humanitaire principes;

    • Lokalisering;

    • Gelijkwaardige partnerschappen;

    • Innovatie en leren;

    • Accountability;

    • Gender- en leeftijdsensitiviteit;

    • Effectiviteit;

  • b. De activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd dragen bij aan de doelstellingen van dit subsidiebeleidskader:

    • Respons: het voorzien in humanitaire behoeften en het verbeteren van de bescherming van de burgerbevolking (in acute en chronische crisissituaties).

    • Effectief Humanitair Systeem: versterking van het humanitair responssysteem.

Dit blijkt uit het besluitvormingsmechanisme dat wordt ingediend ten behoeve van criterium 5.1.5.

5.1.5. Minimumeisen besluitvormingsmechanisme

De aanvrager maakt in een besluitvormingsmechanisme inzichtelijk dat in ieder geval de volgende punten worden gehanteerd bij (i) de vormgeving van projectvoorstellen en (ii) het toetsen van financieringsverzoeken:

  • a. Te financieren organisaties: de te financieren organisatie is een rechtspersoon zijnde een Nationale Vereniging van Rode Kruis- of Rode Halve Maanbeweging die lid is van de IFRC, met een bewezen track record in humanitaire hulpverlening, dan wel de IFRC.

  • b. (Te financieren) activiteiten op het gebied van humanitaire respons:

    • 1. zijn gebaseerd op (de hoogste) humanitaire noden;

    • 2. betreffen één of meer van de thema’s:

      • Bescherming;

      • Emergency shelter;

      • Voedselzekerheid;

      • Voeding;

      • Sanitaire voorzieningen, water en hygiëne;

      • Gezondheid;

      • Non-formal education;

      • Noodtelecommunicatie;

      • Logistiek;

      • Camp management en coördinatie.

  • c. Te financieren activiteiten op het gebied van versterking systeem humanitaire respons:

    • 1. zijn gericht samenwerking met en versterking van inhoudelijke expertise en vaardigheden van lokale partners op het gebied van humanitaire hulp, waarbij de samenwerking is gericht op gelijkwaardig partnerschap; en

    • 2. betreffen één of meer van de volgende thema’s:

      • Lokalisering; met aandacht voor o.a. gelijkwaardige partnerschappen en capaciteitsversterking;

      • Participatie van en accountability naar getroffen gemeenschappen;

      • Coördinatie van hulp;

      • Innovatie; met aandacht voor o.a. paraatheid en anticipatie;

  • d. Geografische focus: (te financieren) activiteiten zijn gericht op ondersteuning, uitvoering en verbetering van humanitaire hulpverlening in landen, vermeld in de door het Development Assistance Committee (DAC) van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) meest recent vastgestelde ‘List of ODA Recipients’.

  • e. Start- en einddatum/tijdvak: (te financieren) activiteiten vallen binnen het tijdvak van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2026 en starten niet later dan op 1 juli 2026, uitgezonderd (de financiering van) activiteiten gericht op acute humanitaire hulp aan slachtoffers van plotseling opgetreden noodsituaties als gevolg van natuurrampen of conflicten. (Financiering van) dergelijke activiteiten start(en) uiterlijk 31 december 2026. In alle gevallen geldt dat de activiteiten uiterlijk 1 juli 2027 worden afgerond.

  • f. Looptijd acute humanitaire respons: hoogstens twaalf maanden (uitgezonderd gevallen waarin het Ministerie van Buitenlandse Zaken een langere looptijd heeft goedgekeurd).

  • g. Looptijd chronische humanitaire respons: tenminste 24 maanden (uitgezonderd gevallen waarin het Ministerie van Buitenlandse Zaken een kortere looptijd heeft goedgekeurd), met uitzondering van de laatste twaalf maanden van de looptijd van dit subsidiebeleidskader.

5.1.6. Besluitvormingsmechanisme overig

De aanvrager maakt in het besluitvormingsmechanisme inzichtelijk dat bij de vormgeving van projectvoorstellen aandacht bestaat voor – en bij de beoordeling van financieringsverzoeken criteria worden gehanteerd op het gebied van:

  • a) Duurzaamheid;

  • b) Logische samenhang;

  • c) Risicoanalyse;

  • d) Proportionaliteit gevraagde middelen en uit te voeren activiteiten;

  • e) Lerend vermogen.

5.1.7. Apparaatskostenvergoeding

  • Het totaal van de overheadkosten voor projectvoorstellen en financieringsverzoeken bedraagt maximaal 8% van het totaal aangevraagde subsidiebedrag;

  • Het totaal van de kosten voor voorzieningen voor verliezen als gevolg van onvoorziene omstandigheden, zoals diefstal, ongevallen en schade die ontstaat tijdens de uitvoering van de activiteit, en waarvoor verzekering niet mogelijk is, voor subsidieaanvragen en financieringsverzoeken bedraagt maximaal 0,5% van het totaal aangevraagde subsidiebedrag, exclusief overheadkosten genoemd onder de eerste bullet. Voordat tijdens de uitvoering van de activiteiten deze post kan worden benut, vraagt de subsidieontvanger vooraf goedkeuring aan het Ministerie.

5.1.8. Van subsidie uitgesloten activiteiten

Voor subsidie komt niet in aanmerking:

  • Financiering van initiatieven die proselitisme (mede) beogen;

  • Financiering van commerciële dienstverlening, investeringen of commerciële activiteiten;

  • (Financiering van) activiteiten waarvoor reeds rechtstreeks een subsidie of bijdrage ten laste van het Ministerie van Buitenlandse Zaken wordt ontvangen;

  • (Financiering van) activiteiten van organisaties die reeds ten laste van de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken een instellingssubsidie ontvangen waarvan de werkingsduur zich uitstrekt tot in het subsidietijdvak van dit subsidiebeleidskader; deze uitsluiting geldt tot het einde van de duur van de betreffende instellingssubsidie;

  • Specifieke financiering voor identificatiemissies ter verkenning van noden.

5.2. Inhoudelijke criteria

5.2.1. Financiële verdeling

De financiële verdeling van de gevraagde subsidie over humanitaire respons, en daarbinnen tussen de respons in acute en chronische crises, en versterking van het systeem voor de humanitaire respons is gebaseerd op lessons learned in het verleden.

6. Criteria voor aanvragen ten laste van kanaal b

In dit hoofdstuk zijn de criteria opgenomen op grond waarvan subsidieaanvragen worden beoordeeld die worden ingediend voor financieringskanaal b.

6.1. Drempelcriteria

Voor de drempelcriteria geldt dat indien een aanvraag aan één of meerdere criteria niet voldoet, deze wordt afgewezen en niet verder wordt beoordeeld. De drempelcriteria worden hieronder vermeld en indien nodig toegelicht.

A. Drempelcriteria – Aanvragende organisatie

6.1.1. Alliantie

  • a. Een aanvraag voor een subsidie in het kader van Humanitaire hulp 2022–2026 ten laste van financieringskanaal b wordt ingediend door een penvoerder namens een alliantie (zijnde: een samenwerkingsverband van twee of meer organisaties als bedoeld in criterium 6.1.2, die een gezamenlijk voorstel uitvoeren waarbij alle partijen een bijdrage leveren aan het geheel).

  • b. De aanvraag bevat een door alle alliantiepartners (penvoerder en mede-indieners) getekende samenwerkingsovereenkomst die is gesloten met het oog op de uitvoering van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd, waarin in ieder geval afspraken zijn neergelegd over:

    • de wijze waarop elk van de alliantiepartners bijdraagt aan de werkzaamheden van het samenwerkingsverband (rollen, taken en verantwoordelijkheden);

    • de wijze waarop de algemene besluitvorming in het samenwerkingsverband plaatsvindt;

    • de wijze waarop de financiering en risico’s worden gedeeld tussen de alliantiepartners;

    • de wijze waarop de alliantiepartners streven naar meer uniformiteit en transparantie in afspraken met lokale implementerende partners;

    • de wijze waarop de naleving van de aan een subsidie verbonden verplichtingen jegens de Minister van Buitenlandse Zaken is gewaarborgd, inclusief de zorg voor de gezamenlijk geaggregeerde rapportages;

    • de wijze waarop de alliantiepartners elkaar informeren, in het bijzonder over hun financiële gezondheid;

    • de wijze waarop de samenwerking kan worden aangepast;

    • de wijze waarop elk van de alliantiepartners betrokken is bij het monitoren en evalueren van de voortgang van de gesubsidieerde activiteiten.

6.1.2. Type organisatie

Elke alliantiepartner:

  • is een niet-gouvernementele organisatie (NGO): een niet op winst gerichte, niet aan een overheidsinstantie statutair of feitelijk verbonden organisatie met een maatschappelijk oogmerk, beschikkend over rechtspersoonlijkheid naar burgerlijk recht, die niet door een overheidsinstantie is opgericht, dan wel die na oprichting door een overheidsinstantie geheel verzelfstandigd is;

  • beschikt over een bewezen trackrecord in humanitaire hulpverlening;

  • is lid van de Dutch Relief Alliance.

  • De penvoerder toont dit aan voor elke alliantiepartner aan de hand van diens statuten en EU Humanitarian Partnership Certificate.18

6.1.3. Organisatorische capaciteit en integriteit

  • a. De penvoerder van de alliantie is in staat tot een adequaat financieel beheer en kan door ervaringsdeskundigheid met betrekking tot activiteiten als waarvoor subsidie wordt gevraagd, een doelgerichte en doelmatige uitvoering van de activiteiten waarborgen.

  • b. Daarnaast toont de penvoerder aan dat hij een integriteitsbeleid heeft, en procedures om dit beleid te implementeren. Dit integriteitsbeleid en deze procedures zijn er om ernstige vormen van grensoverschrijdend gedrag, daaronder begrepen seksuele misdragingen, jegens medewerkers en derden, bij de uitvoering van de activiteiten waarop de aanvraag betrekking heeft door de penvoerder, de mede-indieners en de door hen ingeschakelde partijen, zoveel mogelijk te voorkomen, in voorkomend geval te onderzoeken, met passende maatregelen zo spoedig mogelijk te doen beëindigen en de gevolgen daarvan te mitigeren. De procedures zijn zodanig ingericht dat een tijdige melding van (mogelijke) incidenten aan de Minister is gewaarborgd.

    Om dit aan te tonen voegt de penvoerder bij de aanvraag:

    • Een geldig Partos 9001 certificaat, versie 2018; of

    • In geval de organisatie een positief beoordeelde Organisational Risk and Integrity Assessment (ORIA) heeft: Ingevulde Vragenlijst Actualisering ORIA met verwijzing naar het activiteitennummer van de verkregen subsidie of naar de aanvraag afgekeurd op andere gronden dan de organisatorische capaciteit of het integriteitsbeleid; of

    • In alle andere gevallen (inclusief de situatie waarin de penvoerder een positief beoordeelde COCA heeft): een volledig ingevulde ORIA.

  • c. De penvoerder van de alliantie toont aan dat alle alliantiepartners een integriteitsbeleid hebben, en procedures om dit beleid te implementeren. Dit integriteitsbeleid en deze procedures zijn er om ernstige vormen van grensoverschrijdend gedrag, daaronder begrepen seksuele misdragingen, jegens medewerkers en derden, bij de uitvoering van de activiteiten waarop de aanvraag betrekking heeft door de mede-indieners en de door hen ingeschakelde partijen, zoveel mogelijk te voorkomen, in voorkomend geval te onderzoeken, met passende maatregelen zo spoedig mogelijk te doen beëindigen en de gevolgen daarvan te mitigeren. De procedures zijn zodanig ingericht dat een tijdige melding van incidenten aan de Minister is gewaarborgd.

    Hiertoe voegt de penvoerder bij zijn aanvraag voor elke alliantiepartner:

    • Geldige PARTOS ISO-9001:2015 versie 2018; of

    • Voor alliantiepartners die een positief beoordeelde ORIA hebben: verwijzing naar het activiteitennummer van de verkregen subsidie of naar de aanvraag afgekeurd op andere gronden dan het integriteitsbeleid; of

    • Voor alliantiepartners zonder ORIA: een volledig ingevuld ORIA integrity update formulier, aan te leveren in de Engelse taal.

6.1.4. Maximale bezoldiging

De maximale bezoldiging van de individuele leden van het management en bestuur van de alliantiepartners bedraagt, uiterlijk met ingang van het tijdvak waarvoor subsidie wordt gevraagd, per kalenderjaar ten hoogste € 199.000 (bruto) bij een dienstverband van een 36-urige werkweek.

Genoemd bedrag bestaat uit:

  • de beloning (de som van de periodiek betaalde beloningen en winstdelingen en bonusbetalingen);

  • de belastbare vaste en variabele onkostenvergoedingen;

  • beloningen betaalbaar op termijn, zoals vakantiegeld, 13e maand, werkgeversdeel pensioenbijdrage, etc.

Op een van de volgende wijzen wordt aangetoond dat hieraan wordt voldaan:

  • Voor alliantiepartners die vallen onder de reikwijdte van de Wet normering topinkomens (WNT) vermeldt de penvoerder een verwijzing naar hun elektronische meldingen van de WNT-gegevens bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, tenzij deze informatie per 1 januari 2022 in verband met een wijziging in de bezoldiging niet meer geldig is, in welk geval het hierna volgende geldt.

  • Voor overige alliantiepartners specificeert de penvoerder de hoogte van de bezoldiging (inclusief toeslagen) van elk van de leden van het management (inclusief CEO) en bestuur per de datum van de ingang van het subsidietijdvak:

Functie

Beloning

Belastbare vaste en variabele onkostenvergoedingen

Beloningen betaalbaar op termijn

Omvang aanstelling (in uren per week)

         
         
         

Toelichting op criterium:

Het bezoldigingsmaximum is afgeleid van de bezoldiging van de Directeur-Generaal Internationale Samenwerking (DGIS) van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. DGIS valt onder de cao voor Rijksambtenaren waarin een 36-urige werkweek als voltijds dienstverband wordt aangemerkt. Indien het dienstverband van een management-lid of bestuurder bij de betrokken organisatie minder dan 36 uur per week betreft, wordt het bezoldigingsmaximum van € 199.000 pro-rato verlaagd en gerelateerd aan de deeltijdfactor van het dienstverband (omvang aanstelling/36*€ 199.000). Bij een dienstverband van meer dan 36 uur blijft het bezoldigingsmaximum € 199.000. Wanneer de organisatie de deeltijdfactor verstrekt in de subsidieaanvraag, is dit het uitgangspunt voor de berekening van het verlaagde bezoldigingsmaximum. Wanneer de deeltijdfactor niet wordt verstrekt, wordt uitgegaan van een omvang van een voltijds dienstverband van 36 uur.

B. Drempelcriteria – Activiteiten

6.1.5. Subsidiabele activiteiten

  • a. De aanvraag is gericht op het verstrekken van financiering voor humanitaire respons in acute en chronische crises en het verstrekken van financiering voor activiteiten gericht op het versterken van het systeem voor de humanitaire respons gebaseerd op de uitgangspunten, bedoeld in paragraaf 3.1:

    • Humanitaire principes;

    • Lokalisering

    • Gelijkwaardige (lokale) partnerschappen;

    • Innovatie en leren;

    • Accountability;

    • Gender- en leeftijdssensitiviteit;

    • Effectiviteit;

  • b. De activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd dragen bij aan de doelstellingen van dit subsidiebeleidskader:

    • Respons: Het voorzien in humanitaire behoeften en het verbeteren van de bescherming van de burgerbevolking (in acute en chronische crisissituaties).

    • Effectief Humanitair Systeem: Versterking van het humanitair responssysteem.

Dit blijkt uit het beoordelingskader dat wordt ingediend ten behoeve van criterium 6.1.6.

6.1.6. Minimumeisen beoordelingskader

De penvoerder maakt in een beoordelingskader inzichtelijk dat financieringsverzoeken worden getoetst op de volgende punten:

  • a. Te financieren organisaties: alliantiepartners als bedoeld in criterium 6.1.2.

  • b. Financieringsverzoeken worden, indien lokale partners/organisaties uitvoerder van de te financieren activiteiten zijn, getoetst op de mate waarin zij:

    • Effectieve invloed hebben op de vormgeving en inhoud van de activiteiten.

    • Effectieve invloed hebben op de besluitvorming over en monitoring van de activiteiten.

    • Mogelijkheid krijgen tot verschaffen van directe reflectie op de kwaliteit van partnerschapsvoorwaarden die hen geboden worden door alliantiepartners als bedoeld in criterium 6.1.2.

  • c. Te financieren activiteiten op het gebied van humanitaire respons:

    • 1. voldoen aan internationale humanitaire kwaliteitsstandaarden, en zijn waar mogelijk gecoördineerd door UN OCHA;

    • 2. zijn gebaseerd op (de hoogste) humanitaire noden;

    • 3. betreffen één of meer van de thema’s:

      • Bescherming;

      • Emergency shelter;

      • Voedselzekerheid;

      • Voeding;

      • Sanitaire voorzieningen, water en hygiëne;

      • Gezondheid;

      • Non-formal education;

      • Noodtelecommunicatie;

      • Logistiek

      • Camp management en coördinatie.

  • d. Te financieren activiteiten op het gebied van versterking systeem humanitaire respons: betreffen één of meer van de volgende thema’s:

    • Lokalisering; met aandacht voor o.a. gelijkwaardige partnerschappen en capaciteitsversterking;

    • Participatie van en accountability naar getroffen gemeenschappen;

    • Coördinatie van hulp;

    • Innovatie; met aandacht voor o.a. paraatheid en anticipatie;

  • e. Geografische focus: (te financieren) activiteiten zijn gericht op ondersteuning, uitvoering en verbetering van humanitaire hulpverlening in landen, vermeld in de door het Development Assistance Committee (DAC) van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) meest recent vastgestelde ‘List of ODA Recipients’.

  • f. Start- en einddatum/tijdvak: te financieren activiteiten vallen binnen het tijdvak van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2026 en starten niet later dan op 1 juli 2026, uitgezonderd (de financiering van) activiteiten gericht op acute humanitaire hulp aan slachtoffers van plotseling opgetreden noodsituaties als gevolg van natuurrampen of conflicten. (Financiering van) acute activiteiten start(en) uiterlijk 31 december 2026. In alle gevallen geldt dat de activiteiten uiterlijk 1 juli 2027 worden afgerond.

  • g. Looptijd acute humanitaire respons: hoogstens zes maanden (uitgezonderd gevallen waarin het Ministerie van Buitenlandse Zaken een langere looptijd heeft goedgekeurd).

  • h. Looptijd chronische humanitaire respons: tenminste 24 maanden met uitzondering van de laatste 12 maanden van de looptijd van dit subsidiebeleidskader.

6.1.7. Beoordelingskader overig

De penvoerder maakt in het beoordelingskader inzichtelijk dat bij de beoordeling van financieringsverzoeken criteria worden gehanteerd op het gebied van:

  • f) Duurzaamheid;

  • g) Logische samenhang;

  • h) Risicoanalyse;

  • i) Proportionaliteit gevraagde middelen en uit te voeren activiteiten;

  • j) Lerend vermogen.

6.1.8. Apparaatskostenvergoeding

Voor de apparaatskosten voor respectievelijk subsidieaanvragen en de daaruit voortvloeiende financieringsverzoeken geldt het volgende:

  • a) Subsidieaanvragen inclusief financieringsverzoeken:

    • i. Het totaal van de kosten voor voorzieningen voor verliezen als gevolg van onvoorziene omstandigheden, zoals diefstal, ongevallen en schade die ontstaat tijdens de uitvoering van de activiteit, en waarvoor verzekering niet mogelijk is, bedragen maximaal 0,5% van het totaal aangevraagde subsidiebedrag. Overheadkosten genoemd onder het kopje financieringsverzoeken (zie b.i en b.ii) vallen niet onder ‘onvoorzien’. Voordat tijdens de uitvoering van de activiteiten deze post kan worden benut, vraagt de subsidieontvanger vooraf goedkeuring aan het Ministerie.

  • b) Per financieringsverzoek:

    • I. Maximaal 8% van de totale kosten van het financieringsverzoek, met uitzondering van kosten van lokale organisaties (zie b.ii), heeft betrekking op overheadkosten.

    • II. Maximaal 8% van de kosten van de specifiek door lokale organisaties uitgevoerde activiteiten heeft betrekking op overheadkosten van die lokale organisaties. Overheadkosten voor penvoerder en alliantiepartners over deze overheadkosten van lokale organisaties zijn uitgesloten van financiering.

    • III. Maximaal 1% van de kosten van het financieringsverzoek heeft betrekking op aanvullende coördinerende inspanningen die de coördinator van de uit te voeren activiteiten levert. ‘Coördinerende’ activiteiten van overige (alliantie)partners zijn hiervan uitgesloten.

Uitgewerkt in een fictief voorbeeld, leidt dit tot het volgende:

Stel dat een subsidieaanvraag wordt gedaan voor een totaalbedrag van EUR 60 mln., waaronder op een later moment 7 financieringsverzoeken worden gehonoreerd. Een daarvan (X) heeft een grootte van EUR 15 mln.

Het maximale (totaal)bedrag voor onvoorzien bedraagt in dit geval EUR 300.000 (0,5% x 60 mln.).

Binnen financieringsverzoek X van EUR 15 mln. wordt voor EUR 1,5 mln. aan activiteiten uitgevoerd door lokale organisaties. De kostenverdeling voor financieringsverzoek X ziet er o.b.v. bullet ‘b’ hierboven als volgt uit:

– Coördinatiekosten Coördinator (zie b.iii): EUR 150.000 (=1% van 1,5 mln.)

– Deelname lokale organisaties:

○ Overhead (zie b.ii): EUR 120.000 (=8% van 1,5 mln.)19

○ Activiteiten: EUR 1.380.000 (=92% van 1,5 mln.)

– Deelname penvoerder en alliantiepartners:

○ Totaal: EUR 13.353.000 (=15 mln. – 150.000 (coörd.) – 1,5 mln. (lok.org.))

• Overhead (zie b.i): EUR 1.068.000 (=8% van 13,353 mln.)

• Activiteiten: EUR 12.285.000 (=92% van 13,353 mln.)

6.1.9. Van subsidie uitgesloten activiteiten

Voor subsidie komt niet in aanmerking:

  • Financiering van initiatieven die proselitisme (mede) beogen;

  • Financiering van commerciële dienstverlening, investeringen of commerciële activiteiten;

  • (Financiering van) activiteiten waarvoor reeds rechtstreeks een subsidie of bijdrage ten laste van het Ministerie van Buitenlandse Zaken wordt ontvangen;

  • (Financiering van) activiteiten van organisaties die reeds ten laste van de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken een instellingssubsidie ontvangen waarvan de werkingsduur zich uitstrekt tot in het subsidietijdvak van dit subsidiebeleidskader; deze uitsluiting geldt tot het einde van de duur van de betreffende instellingssubsidie;

  • Financiering van identificatiemissies ter verkenning van noden.

6.2. Inhoudelijke criteria

6.2.1. Financiële verdeling

De financiële verdeling van de gevraagde subsidie over humanitaire respons, en daarbinnen tussen de respons in acute en chronische crises, en versterking van het systeem voor de humanitaire respons is gebaseerd op lessons learned in het verleden.

  1. Global Humanitarian Overview (GHO) 2021, Engelse versie, publicatiedatum 10 december 2020. ^ [1]
  2. Kamerstuk 34852-1, blg-842376, publicatiedatum 2018-05-22 ^ [2]
  3. https://www.rijksoverheid.nl/documenten/beleidsnota-s/2019/03/29/mensen-eerst-nederlandse-koers-humanitaire-diplomatie-en-noodhulp ^ [3]
  4. De Internationale Federatie van Rode Kruis- en Rode Halve Maanverenigingen (IFRC) is één van de centrale onderdelen van de Rode Kruis- en Rode Halve Maanbeweging. De Rode Kruis- en Rode Halve Maanbeweging werkt langs de lijnen van de humanitaire principes en heeft, als neutrale, onpartijdige en onafhankelijke actor, maar ook als lokaal gewortelde organisatie, doorgaans goede toegang tot mensen in nood. De 192 Nationale Verenigingen die lid zijn van de IFRC werken, overal ter wereld, in het voorste gelid van de humanitaire respons, in zowel chronische als acute crises ^ [4]
  5. In kader van een wens tot samenwerking, meer zichtbaarheid van humanitaire hulp en efficiënter gebruik van schaarse humanitaire financiering, werd in 2015 door een aantal Nederlands NGO’s de Dutch Relief Alliance (DRA) opgezet. Dit samenwerkingsverband heeft tot doel mensen in nood van de benodigde humanitaire hulp te voorzien in zowel chronische als acute crises. De DRA, een alliantie van Nederlandse NGO’s, heeft hiertoe vanaf 2015 subsidie ontvangen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. ^ [5]
  6. https://interagencystandingcommittee.org/system/files/2021-07/%28EN%29%20Grand%20Bargain%202.0%20Framework.pdf ^ [6]
  7. Zie Kamerstuk 34852-1, blg-842376, publicatiedatum 2018-05-22, pagina 2 ^ [7]
  8. Kamerstukken II 2009/10, 32 124, nr. 18 (punt 2) Kamerstuk 32124, nr. 18 | Overheid.nl > Officiële bekendmakingen (officielebekendmakingen.nl) ^ [8]
  9. Het DRA lidmaatschap staat open voor organisaties die voldoen aan de geldende DRA lidmaatschapcriteria. ^ [9]
  10. Kamerstukken II 2009/10, 32 124, nr. 18 (punt 2) Kamerstuk 32124, nr. 18 | Overheid.nl > Officiële bekendmakingen (officielebekendmakingen.nl) ^ [10]
  11. De prioriteiten voor de overige activiteiten gericht op Humanitaire hulp ten laste van het financieringskanaal genoemd in artikel 2 eerste lid onder c. zullen later worden bepaald. Tot die tijd geldt een nulplafond. ^ [11]
  12. Voor aanvragen ingediend per post geldt dat indien de aanvraag niet aangetekend wordt verzonden, het risico dat de aanvraag niet of te laat wordt ontvangen door het Ministerie geheel bij de aanvrager berust. Indien de aanvraag per post wordt ingediend (anders dan met de aanduiding “port betaald”) wordt de aanvraag nog als tijdig ingediend beschouwd, als de aanvraag voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, waarbij het datumstempel van de post doorslaggevend is, en niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Bij gebruikmaking van een envelop met de aanduiding ‘port betaald’ is de datum van ontvangst bepalend bij het vaststellen of de aanvraag tijdig, d.w.z. uiterlijk 30 juni 2026, is ingediend. Houd hierbij rekening met de omstandigheid dat de datum van ontvangst wordt vastgesteld aan de hand van het tijdstip van inschrijving en dat ’s avonds en op zaterdag en zondag geen post wordt ingeschreven ^ [12]
  13. Subsidie wordt geweigerd indien de aanvraag wordt ingediend na aanvang van de activiteiten. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat in afwijking van de eerste volzin subsidie kan worden verstrekt voor nader omschreven activiteiten met een spoedeisend karakter. ^ [13]
  14. Subsidie kan worden verleend voor activiteiten waarmee reeds een aanvang is gemaakt indien:a. de activiteiten zo spoedeisend zijn dat van de aanvrager in redelijkheid niet gevergd kan worden dat deze zijn aanvraag voor aanvang daarvan had ingediend;b. de aanvrager bij aanvang van de activiteiten de Minister daarvan in kennis heeft gesteld onder mededeling van het voornemen om een subsidieaanvraag in te dienen, enc. de subsidieaanvraag binnen vier weken na aanvang van de activiteiten is ingediend. ^ [14]
  15. https://www.rijksoverheid.nl/documenten ^ [15]
  16. Hierbij mag indien nodig onderscheid worden gemaakt tussen humanitaire response en versterking van het systeem voor humanitaire respons. ^ [16]
  17. Indien de aanvrager reeds een positief beoordeelde ORIA heeft of een ORIA indient ten behoeve van criterium 5.1.2 hoeven de statuten niet apart voor criterium 5.1.1 te worden aangeleverd. Indien de aanvrager reeds een positief beoordeelde ORIA heeft of een ORIA indient ten behoeve van criterium 5.1.2 hoeven de statuten niet apart voor criterium 5.1.1 te worden aangeleverd. ^ [17]
  18. Indien de alliantiepartner reeds een positief beoordeelde ORIA heeft of voor hem een ORIA wordt ingediend ten behoeve van criterium 6.1.3 hoeven zijn statuten niet apart voor criterium 6.1.2 te worden aangeleverd. ^ [18]
  19. In onderling overleg kunnen de lokale organisatie en het betrokken DRA-lid besluiten een deel van deze overheadkosten in te zetten als vergoeding aan het betreffende DRA-lid voor begeleiding van en verantwoordelijkheid over activiteiten van de lokale organisatie. In bovenstaand voorbeeld is hiervan geen sprake. ^ [19]
Naar boven