Regeling van de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven

Geraadpleegd op 25-04-2024.
Geldend van 31-03-2021 t/m heden

Regeling van de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt, tenzij anders is bepaald, verstaan onder:

  • burgerinitiatief: een door de commissie ontvangen schriftelijk stuk met een voorstel als bedoeld in artikel 14.2, eerste lid, van het Reglement van Orde aan de Kamer om een onderwerp te behandelen, en dat is gericht op de vervaardiging, wijziging of intrekking van een wettelijke regeling of op het te voeren regeringsbeleid;

  • commissie: de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven, bedoeld in artikel 7.7, eerste lid, van het Reglement van Orde;

  • initiatiefnemer: een indiener van een burgerinitiatief;

  • overheid: openbare lichamen en hun organen, waaronder begrepen rechtspersonen die direct of indirect, geheel of gedeeltelijk, worden geëxploiteerd voor rekening van een of meer publiekrechtelijke lichamen;

  • ombudsman: de Nationale ombudsman of een substituut-ombudsman als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman;

  • rapport: een onderzoeksrapport van de ombudsman als bedoeld in artikel 7.7, tweede lid, van het Reglement van Orde;

  • verzoeker: een indiener van een verzoekschrift;

  • verzoekschrift: een door de commissie ontvangen schriftelijk stuk als bedoeld in artikel 14.1 van het Reglement van Orde over de taakvervulling door de overheid in een aangelegenheid waarbij de verzoeker een persoonlijk belang heeft.

Artikel 2. Vereisten verzoekschrift

  • 1 Een verzoekschrift dient te zijn ondertekend door de verzoeker of zijn gemachtigde, en ten minste te bevatten:

    • a. de naam en het adres van de verzoeker;

    • b. een uiteenzetting van de redenen die tot het indienen van het verzoekschrift hebben geleid, waaronder een beschrijving van de aangelegenheid die in het verzoekschrift aan de orde wordt gesteld; en

    • c. een beschrijving van het persoonlijk belang dat de verzoeker heeft bij een onderzoek door de commissie.

  • 2 Een verzoekschrift kan niet betrekking hebben op een aangelegenheid:

    • a. van een decentrale overheid;

    • b. waarvan het inwilligen in strijd zou zijn met de wet;

    • c. waartegen de verzoeker bezwaar of administratief beroep heeft ingesteld, kan instellen of had kunnen instellen;

    • d. waarover enig met rechtspraak of arbitrage belast persoon of college een uitspraak heeft gedaan, of waarvoor beroep bij een zodanig persoon of college ingesteld kan of had kunnen worden;

    • e. waar de ombudsman een onderzoek als bedoeld in artikel 9:18, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht naar verricht; of

    • f. waarover de Eerste Kamer reeds een beslissing heeft genomen naar aanleiding van een door de verzoeker tot die Kamer gericht verzoekschrift, of de ombudsman reeds een rapport heeft uitgebracht, tenzij het verzoekschrift nadien bekend geworden nieuwe feiten of omstandigheden bevat die een nieuw onderzoek rechtvaardigen.

Artikel 3. Behandeling verzoekschrift

  • 1 De commissie neemt een verzoekschrift slechts in behandeling als het voldoet aan de daaraan gestelde vereisten, tenzij uitzonderlijke omstandigheden of het algemeen belang haar aanleiding geven anders te besluiten.

  • 2 Indien een verzoekschrift niet voldoet aan de vereisten, genoemd in artikel 2, eerste lid, stelt de commissie de verzoeker in de gelegenheid het verzoekschrift binnen een daartoe te stellen termijn aan te vullen om aan de vereisten te voldoen.

  • 3 De commissie kan een verzoekschrift dat voldoet aan de vereisten in ieder geval buiten behandeling laten als het betrekking heeft op een aangelegenheid waarover de Kamer reeds een beslissing heeft genomen naar aanleiding van een door de verzoeker ingediend eerder verzoekschrift, tenzij het verzoekschrift nadien bekend geworden nieuwe relevante feiten of omstandigheden bevat.

  • 4 De commissie geeft de verzoeker schriftelijk kennis van de beslissing over de behandeling. Indien is besloten niet tot behandeling over te gaan omdat niet is voldaan aan het vereiste, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder c of d, kan de commissie besluiten in de kennisgeving te wijzen op rechtsmiddelen die nog openstaan voor de verzoeker.

  • 5 Indien de commissie van oordeel is dat een verzoekschrift voor behandeling in aanmerking komt, zendt zij een afschrift daarvan aan de meest betrokken minister, met het verzoek om de commissie inlichtingen te verstrekken.

  • 6 De commissie zendt de ontvangen inlichtingen aan de verzoeker en stelt de verzoeker en de meest betrokken minister in de gelegenheid op elkaar te reageren.

Artikel 4. Vereisten burgerinitiatief

  • 1 Een burgerinitiatief kan slechts worden ingediend of ondersteund door natuurlijke personen die gerechtigd zijn tot verkiezing van de leden van de Tweede Kamer.

  • 2 Een burgerinitiatief dient te zijn ondertekend door de initiatiefnemers, en ten minste te bevatten:

    • a. de naam, geboortedatum en nationaliteit, en het adres van de initiatiefnemers;

    • b. een bijlage waaruit blijkt dat ten minste 40.000 andere personen in het jaar voorafgaand aan de datum waarop het burgerinitiatief door de commissie ontvangen is hun steun aan het voorstel hebben gegeven onder vermelding van hun naam, adres, geboortedatum en nationaliteit, alsmede de datum waarop zij hun steun hebben gegeven; en

    • c. een nauwkeurige omschrijving en motivering van het voorstel aan de Kamer om een onderwerp te behandelen.

  • 3 Een burgerinitiatief kan niet betrekking hebben op:

    • a. een aangelegenheid van een decentrale overheid;

    • b. een vraag over, klacht over, of bezwaar tegen het regeringsbeleid;

    • c. een onderwerp waarover korter dan twee jaar voor de indiening van het burgerinitiatief door de Kamer een besluit is genomen, tenzij er voldoende concrete nieuwe feiten en omstandigheden zijn die de Kamer bij de eerdere besluitvorming niet bekend waren;

    • d. belastingen en begrotingen;

    • e. zaken die in strijd zijn met de Grondwet of de goede zeden.

Artikel 5. Behandeling burgerinitiatief

  • 1 De commissie onderzoekt of een burgerinitiatief voldoet aan de daaraan gestelde vereisten en brengt daarover verslag uit aan de Kamer.

  • 2 De commissie geeft de initiatiefnemers schriftelijk kennis van de beslissing over de behandeling.

Artikel 6. Behandeling rapport

  • 1 De commissie kan een afschrift van een rapport zenden aan de meest betrokken minister, met het verzoek om de commissie inlichtingen te verstrekken.

  • 2 De commissie kan, voor zover het betreft de wijze waarop de overheid gevolgen verbindt aan rapporten, een rapport doorgeleiden naar de meest betrokken andere commissie van de Kamer.

Artikel 7. Reikwijdte behandeling

  • 1 De behandeling door de commissie van verzoekschriften strekt zich niet uit tot de taakvervulling van:

    • a. de beide Kamers en Verenigde Vergadering der Staten-Generaal en de leden en ambtenaren daarvan;

    • b. de Raad van State en de leden en ambtenaren daarvan;

    • c. de Algemene Rekenkamer en de leden en ambtenaren daarvan;

    • d. de ombudsman en diens ambtenaren;

    • e. de leden van de rechterlijke macht, met rechtspraak belast;

    • f. andere personen of leden van colleges, met rechtspraak of arbitrage belast.

  • 2 De behandeling van verzoekschriften of rapporten kan zich mede uitstrekken tot de vraag of in bepaalde gevallen de overheid al dan niet een taak zal moeten gaan vervullen.

Artikel 8. Verslag over verzoekschrift, burgerinitiatief of rapport

  • 2 De commissie zendt een verslag over een verzoekschrift of burgerinitiatief toe aan de verzoekers onderscheidenlijk initiatiefnemers.

Artikel 9. Jaarverslag commissie

De commissie brengt ieder vergaderjaar een verslag uit over haar werkzaamheden in het afgelopen vergaderjaar.

Artikel 10. Overgangsbepaling

  • 2 Het Reglement, genoemd in het eerste lid, blijft van toepassing op:

    • a. verzoekschriften en rapporten die door de commissie zijn ontvangen vóór de inwerkingtreding van deze regeling;

    • b. burgerinitiatieven die door de commissie zijn ontvangen binnen een jaar na de inwerkingtreding van deze regeling.

Artikel 11. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van hetzelfde tijdstip waarop de algehele herziening van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (Kamerstukken 35 322) in werking treedt.

Naar boven