2.2.1. Gedragsaanwijzingen
[Regeling vervallen per 01-12-2021]
Gedragsaanwijzingen kunnen ex art. 257c lid 1 Sv alleen worden opgelegd nadat de verdachte door de officier van justitie is gehoord
en zich bereid heeft verklaard zich aan de betreffende gedragsaanwijzingen te houden.
Deze aanwijzingen dienen – net als in het geval van voorwaarden bij voorwaardelijke
straffen – te strekken tot voorkoming van strafbare feiten, dan wel gedragingen te
betreffen waartoe de verdachte uit oogpunt van maatschappelijke betamelijkheid gehouden
moet worden geacht. Dit betekent dat in het kader van een strafbeschikking in beginsel
dezelfde voorwaarden kunnen worden opgelegd als bij een voorwaardelijke straf.
In alle gevallen dient een voorwaarde in de vorm van een gedragsaanwijzing in verhouding
te staan tot het feit waarvan verdachtes schuld is vastgesteld en de met minder waarborgen
omgeven buitengerechtelijke afdoening. Bepaalde voorwaarden zijn dermate indringend
dat zij niet met een gedragsaanwijzing in een strafbeschikking kunnen worden opgelegd.
Hieronder zijn deze voorwaarden uitgelicht.
Aan een voorwaardelijk sepot kunnen in beginsel geen bijzondere voorwaarden worden
verbonden. Dat betekent dat de verdachte in beginsel dient te worden gedagvaard indien een voorwaarde
niet met een gedragsaanwijzing in een strafbeschikking kan worden opgelegd.
Klinische opname, begeleid wonen/maatschappelijke opvangen en elektronisch toezicht
Klinisch opname, opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke
opvang alsmede gedragsaanwijzingen waaraan elektronisch toezicht wordt verbonden,
beperken de vrijheid van de verdachte zodanig dat deze uitsluitend door de rechter
kunnen worden opgelegd.
Ambulante behandeling
Een ambulante behandeling is alleen mogelijk als de (maximum)duur vooraf bekend is
zodat de duur beperkt kan worden en er een proportionaliteitsafweging kan worden gemaakt.
Deze gedragsaanwijzing bij strafbeschikking mag alleen na instemming van de reclasseringsofficier
(of bij diens afwezigheid een senior officier van justitie) en indien er een noodzaak
bestaat tot een snellere strafrechtelijke interventie dan met een dagvaardingsprocedure
bij de strafrechter kan worden gerealiseerd.
De ambulante behandeling:
-
– mag niet meer bedragen dan 20 behandelbijeenkomsten,
-
– mag geen verplichting inhouden tot het innemen van medicijnen,
-
– dient te zien op gesprekken en training die zich richten op concrete gedragsverandering
bij de verdachte ter vermindering van recidivegevaar, zoals:
-
○ het aanleren van gedrag om agressie, bedreiging, vernieling, opbouw van schulden te
voorkomen,
-
○ het aanleren van wenselijk gedrag om woonoverlast terug te dringen en/of uithuisplaatsing
te voorkomen,
-
○ het terugdringen van overmatig middelengebruik door beïnvloeding van het gedrag van
de deelnemer.
In het reclasseringsadvies is vermeld welke ambulante zorg het betreft, op welke gedragsverandering
de ambulante zorg zich richt, het aantal gespreksmomenten en de verwachte duur.
Maximale totale proeftijd
De aan een gedragsaanwijzing verbonden proeftijd is maximaal 1 jaar. De officier van
justitie kan de proeftijd verlengen voor zover de totale proeftijd (dat wil zeggen
de initiële proeftijd en de termijn waarmee de proeftijd verlengd is) de termijn van
1 jaar niet te boven gaat. Verlenging van de proeftijd is slechts aan de orde indien
de bestrafte de opgelegde gedragsaanwijzing niet binnen de opgelegde proeftijd heeft
kunnen voldoen en de officier van justitie aanleiding ziet de bestrafte daarvoor meer
tijd te gunnen.