Belastingplan 2021

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 01-01-2022 t/m 31-12-2022

Wet van 16 december 2020 tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2021)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is fiscale maatregelen te treffen die voortvloeien uit de koopkrachtbesluitvorming voor het jaar 2021 en dat het ook in het kader van het fiscale beleid voor het jaar 2021 en volgende jaren wenselijk is in een aantal belastingwetten en enige andere wetten wijzigingen aan te brengen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel XVII

  • 1 Tot de winst, bedoeld in artikel 3.8 van de Wet inkomstenbelasting 2001, behoort niet:

    • a. een tegemoetkoming voor ondernemers van getroffen sectoren die op aanvraag wordt verstrekt door Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat in verband met een in de periode van 16 maart 2020 tot en met 15 juni 2020 verwacht omzetverlies als gevolg van de maatregelen ter bestrijding van de verdere verspreiding van COVID-19;

    • b. een subsidie aan een door de maatregelen ter bestrijding van de verdere verspreiding van COVID-19 getroffen onderneming die op aanvraag wordt verstrekt door Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat, met als doel deze onderneming in staat te stellen in een bepaalde periode de vaste lasten te betalen, mits voor de toepassing van deze bepaling voor die periode goedkeuring van de Europese Commissie is verkregen.

Artikel XXII

De vrije ruimte, bedoeld in artikel 31a, derde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964, bedraagt voor het kalenderjaar 2020, in afwijking van de in dat kalenderjaar geldende tekst van die wet:

  • a. 3% van het loon waarover met toepassing van de artikelen 20a, 20b, 26 en 26b van die wet belasting wordt geheven met een maximum van € 12.000, vermeerderd met:

  • b. 1,2% van het loon waarover met toepassing van de artikelen 20a, 20b, 26 en 26b van die wet belasting wordt geheven voor zover dat loon meer bedraagt dan € 400.000.

Artikel XXIII

  • 1 Artikel 32ab, eerste en tweede lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 is van overeenkomstige toepassing op de bonus, bedoeld in de op artikel 3 van de Kaderwet VWS-subsidies gebaseerde regeling voor bonussen aan zorgprofessionals in het kader van de coronacrisis, alsmede een in dezelfde regeling opgenomen tegemoetkoming die op aanvraag wordt toegekend door Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ten behoeve van pgb-zorgverleners die in de sector zorg en welzijn een uitzonderlijke prestatie hebben geleverd in verband met de uitbraak van het COVID-19 virus, voor zover deze worden verstrekt aan anderen dan eigen werknemers, waarvoor geen inhoudingsplicht bestaat bij of krachtens een artikel van de Wet op de loonbelasting 1964, en mits de verstrekker voldoet aan de aan het slot van artikel 32ab, eerste lid, van die wet opgenomen voorwaarden.

Artikel XXIV

Artikel XXVIA

[Red: Wijzigt de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen.]

Artikel XXVIAa

[Red: Dit artikel treedt niet meer in werking. Het artikel is ingetrokken door Stb. 2021/655.]

[Red: Wijzigt de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen.]

Artikel XXVIAb

[Red: Dit artikel treedt niet meer in werking. Het artikel is ingetrokken door Stb. 2021/655.]

[Red: Wijzigt de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen.]

Artikel XXIX

[Red: Wijzigt de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992.]

Artikel XXX

Artikel 16b van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 vindt bij het begin van het kalenderjaar 2021 geen toepassing op de bedragen, genoemd in de tabel die is opgenomen in artikel 9, eerste lid, van die wet en op de bedragen, genoemd in de laatste zin, van dat lid, en de laatste zin, van artikel 9, tweede lid, van die wet.

Artikel XXXII

De bepalingen gesteld bij of krachtens artikel 47, eerste lid, onderdelen v tot en met z, artikel 59a en artikel 59b van de Wet belastingen op milieugrondslag, zoals die artikelen luidden op 31 maart 2021, blijven van toepassing op een vóór 1 april 2021 gedaan verzoek tot aanwijzing en op de aanwijzing, bedoeld in artikel 59a, eerste lid, van die wet, zoals dat artikel luidde op 31 maart 2021. Indien een beslissing op een verzoek als bedoeld in de vorige zin op of na 1 april 2021 wordt genomen, is voor de toepassing van artikel 59c van die wet het tijdstip van aanwijzing 31 maart 2021.

Artikel XXXIII

Tot de opbrengst van onderneming en arbeid, bedoeld in artikel 6 van de Wet inkomstenbelasting BES, behoort niet:

  • a. een tegemoetkoming voor ondernemers van getroffen sectoren die op aanvraag wordt verstrekt door Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat in verband met een in de periode van 13 maart 2020 tot en met 12 juni 2020 verwacht omzetverlies als gevolg van de maatregelen ter bestrijding van de verdere verspreiding van COVID-19;

  • b. een subsidie die aan een door de maatregelen ter bestrijding van de verdere verspreiding van COVID-19 getroffen onderneming op aanvraag wordt verstrekt door Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat, met als doel deze onderneming in staat te stellen in de periode van 1 juni 2020 tot en met 30 september 2020 de vaste lasten te betalen.

Artikel XXXVIII

De Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 zoals die luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel XXIX, met uitzondering van onderdeel G van dat artikel, blijft van toepassing op een motorrijtuig dat op die dag reeds is ingeschreven in het kentekenregister, maar niet te naam is gesteld. Echter, indien dat motorrijtuig een gebruikt motorrijtuig is, worden het voor dat motorrijtuig van toepassing zijnde tarief en de grondslagen voor de heffing van de belasting van personenauto’s en motorrijwielen vastgesteld op de dag dat artikel XXIX in werking treedt. Indien dat motorrijtuig een nieuw motorrijtuig is, worden het voor dat motorrijtuig van toepassing zijnde tarief en de grondslagen voor de heffing van de belasting van personenauto’s en motorrijwielen vastgesteld op de dag van eerste tenaamstelling in het kentekenregister, onverminderd de toepassing van artikel 16a zoals dat luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel XXIX.

Artikel XLI

Ingeval de samenloop van wetten die in 2020 in het Staatsblad zijn of worden gepubliceerd en wijzigingen aanbrengen in een of meer belastingwetten, niet of niet juist is geregeld, of indien als gevolg van die samenloop onjuistheden ontstaan in de aanduiding van artikelen, artikelonderdelen, verwijzingen en dergelijke in de desbetreffende wetten, kunnen die wetten op dit punt bij ministeriële regeling worden gewijzigd.

Artikel XLII

  • 2 In afwijking van het eerste lid treden artikel XXVI, onderdelen Aa, Ab en Ba tot en met Bc, artikel XXVID en artikel XXXVII, onderdeel B, in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, met dien verstande dat daarbij tevens kan worden bepaald dat de wijzigingen met betrekking tot de voorwaartse verliesverrekening, in afwijking van de tot en met 31 december 2021 geldende tekst van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, toepassing vinden met betrekking tot verliezen die zijn geleden in boekjaren die zijn aangevangen op of na 1 januari 2013, voor zover deze verliezen worden verrekend met belastbare winsten of Nederlandse inkomens genoten in boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2022.

  • 5 In afwijking van het eerste lid treedt artikel XXIX, met uitzondering van onderdeel G van dat artikel, in werking met ingang van 1 januari 2022.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

’s-Gravenhage, 16 december 2020

Willem-Alexander

De Minister van Financiën,

W.B. Hoekstra

De Staatssecretaris van Financiën,

J.A. Vijlbrief

Uitgegeven de drieëntwintigste december 2020

De Minister van Justitie en Veiligheid,

F.B.J. Grapperhaus

Naar boven