Regeling mandaat, volmacht en machtiging BZ 2021

Geraadpleegd op 24-04-2024.
Geldend van 01-05-2021 t/m 31-10-2023

Regeling van de Minister van Buitenlandse Zaken van 9 december 2020, Min-BuZa.2020.6279-19, houdende regels inzake mandaat, volmacht en machtiging voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Handelende in overeenstemming met de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking;

Gelet op de artikelen 10:3 en 10:12 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. bewindspersoon: de minister van Buitenlandse Zaken en in voorkomend geval de minister zonder portefeuille of de staatssecretaris die belast is met de behartiging van een of meer tot het werkgebied van het ministerie behorende beleidsterreinen;

  • b. mandaat: de bevoegdheid om in naam van een bewindspersoon besluiten te nemen;

  • c. volmacht: de bevoegdheid om in naam van een bewindspersoon de Staat te vertegenwoordigen bij het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen;

  • d. machtiging: de bevoegdheid om in naam van een bewindspersoon handelingen te verrichten die noch een besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn;

  • e. directeuren-generaal:

    • de directeur-generaal Buitenlandse Economische Betrekkingen (DGBEB),

    • de directeur-generaal Europese Samenwerking (DGES),

    • de directeur-generaal Internationale Samenwerking (DGIS),

    • de directeur-generaal Politieke Zaken (DGPZ),

    • andere bij het ministerie van Buitenlandse Zaken (tijdelijk) benoemde project-directeuren-generaal;

  • f. directeuren:

    • de directeuren, hoofddirecteuren en projectdirecteuren,

    • de ambassadeurs in algemene dienst en de ambassadeurs in algemene dienst met bijzondere taken;

  • g. hoofden: de hoofden van afdelingen;

  • h. chefs de poste: de hoofden van vertegenwoordigingen van het Koninkrijk in het buitenland, te weten ambassades, gezantschappen, consulaten-generaal, consulaten, permanente vertegenwoordigingen bij internationale organisaties en andere (tijdelijke) vertegenwoordigingen, alsmede de permanente vertegenwoordigingen van het Koninkrijk der Nederlanden in Nederland bij internationale organisaties die in Nederland zijn gevestigd.

§ 2. Algemeen mandaat, volmacht en machtiging

Artikel 2. Algemeen mandaat, volmacht en machtiging secretaris-generaal

Aan de secretaris-generaal en de plaatsvervangend secretaris-generaal wordt algemeen mandaat, volmacht en machtiging verleend voor al hetgeen het ministerie van Buitenlandse Zaken betreft.

Artikel 3. Algemeen mandaat (plv) directeuren-generaal, (plv) directeuren en (plv) chefs de poste

  • 1 De secretaris-generaal verleent aan de directeuren-generaal, de plaatsvervangend directeuren-generaal, de directeuren, de plaatsvervangend directeuren, de chefs de poste en de plaatsvervangend chefs de poste mandaat voor het nemen van besluiten inzake aangelegenheden die verband houden met de taken, de verantwoordelijkheden en het werkterrein van de desbetreffende functionarissen.

  • 2 Het mandaat, bedoeld in het eerste lid, omvat in ieder geval:

    • a. de bevoegdheid tot het nemen van besluiten met betrekking tot subsidies;

    • b. de bevoegdheid te beslissen op bezwaarschriften tegen besluiten als bedoeld in het eerste lid.

  • 3 Voor zover het gaat om het vaststellen van beleidsregels, wordt het mandaat, bedoeld in het eerste lid, slechts verleend aan de directeuren-generaal en de plaatsvervangend directeuren-generaal.

  • 4 De directeuren-generaal, de directeuren en de chefs de poste kunnen ondermandaat verlenen aan onder hen ressorterende functionarissen voor het nemen van besluiten inzake aangelegenheden die verband houden met de taken, de verantwoordelijkheden en het werkterrein van laatstbedoelde functionarissen. Dit ondermandaat geschiedt schriftelijk.

  • 5 Van ondermandaten als bedoeld in het vierde lid wordt een afschrift gezonden naar de directie Juridische Zaken, afdeling Nederlands recht.

Artikel 4. Algemene volmacht en machtiging directeuren-generaal, directeuren en chefs de poste

  • 1 De secretaris-generaal verleent aan de directeuren-generaal, de directeuren en de chefs de poste volmacht en machtiging tot het verrichten van rechtshandelingen, respectievelijk tot het verrichten van handelingen die noch een besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn, op het aan de desbetreffende functionarissen toegewezen werkterrein en conform hun goedgekeurde jaarplan en budget.

  • 2 De machtiging, bedoeld in het eerste lid, omvat in ieder geval het vaststellen en ondertekenen van stukken die betrekking hebben op de behandeling van klachten als bedoeld in artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht over gedragingen van onder hen ressorterende functionarissen.

  • 3 De functionarissen, genoemd in het eerste lid, leggen in de competentietabel die onderdeel uitmaakt van de administratieve organisatie, vast welke functionarissen bevoegd zijn tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen op het aan deze functionarissen toegewezen werkterrein en tot welk bedrag, alsmede welke functionarissen bevoegd zijn tot het verrichten van handelingen op het aan deze functionarissen toegewezen werkterrein die noch een besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.

Artikel 5. Absolute uitzonderingen mandaat, volmacht en machtiging

  • 1 Mandaat, volmacht en machtiging hebben geen betrekking op:

    • a. bevoegdheden, privaatrechtelijke rechtshandelingen en andere handelingen dan een besluit of een privaatrechtelijke rechtshandeling met betrekking waartoe een wettelijk voorschrift zich tegen verlening van mandaat, volmacht of machtiging verzet;

    • b. bevoegdheden, privaatrechtelijke rechtshandelingen en andere handelingen dan een besluit of een privaatrechtelijke rechtshandeling waarvan de aard zich tegen verlening van mandaat, volmacht of machtiging verzet;

    • c. het afdoen van stukken bestemd voor:

      • 1°. de Koning of het Kabinet van de Koning;

      • 2°. de raad van ministers, de raad van ministers van het Koninkrijk, of een daaruit gevormde onderraad of commissie;

      • 3°. de Voorzitter van de Eerste of de Tweede Kamer der Staten-Generaal of de voorzitter van een uit één van die kamers gevormde commissie;

      • 4°. een minister of een staatssecretaris;

      • 5°. de Raad van State of de Raad van State van het Koninkrijk;

      • 6°. het Presidium van de Algemene Rekenkamer;

      • 7°. de Nationale ombudsman;

      • 8°. een adviescollege in de zin van de Kaderwet adviescolleges;

      • 9°. autoriteiten in binnen- of buitenland, in rang gelijk aan of hoger dan een minister of een staatssecretaris.

  • 2 Aangelegenheden waarvan de aard zich tegen verlening van mandaat, volmacht of machtiging verzet zijn in ieder geval:

    • a. beslissingen omtrent politieke beleidswijzigingen en omtrent de uitbreiding of beperking van de bemoeienissen van een bewindspersoon;

    • b. het vaststellen van ministeriële regelingen;

    • c. delegatie van bevoegdheden;

    • d. de beslissing op het bezwaar tegen een besluit dat door of namens een bewindspersoon door de secretaris-generaal is genomen.

  • 3 In afwijking van het eerste lid, onderdeel c, kunnen stukken van louter informatieve aard of van ondergeschikt beleidsmatig of politiek belang, stukken die worden gewisseld in het kader van juridische procedures, dan wel in het kader van onderzoeken van de Nationale ombudsman, worden afgedaan door de secretaris-generaal of de plaatsvervangend secretaris-generaal.

  • 4 In afwijking van het eerste lid, onderdeel c, kan in bijzondere gevallen aan de secretaris-generaal of de plaatsvervangend secretaris-generaal mandaat, volmacht of machtiging worden verleend voor bepaalde aangelegenheden.

Artikel 6. Relatieve uitzonderingen mandaat, volmacht en machtiging

Handelen krachtens bij deze regeling verleend mandaat, volmacht of machtiging is niet toegestaan bij:

  • a. het beslissen op een bezwaarschrift door degene die het besluit waartegen het bezwaar zich richt, krachtens mandaat heeft genomen;

  • b. het beslissen op een verschil van mening dat een functionaris of voormalig functionaris van het ministerie van Buitenlandse Zaken op grond van de CAO Rijk, de Aanvullende CAO Rijk Uitzendingen of de Rechtspositieregeling lokale werknemers 2020 heeft voorgelegd aan de in die regelingen genoemde geschillencommissies door degene die de beslissing waarop het geschil betrekking heeft, krachtens volmacht heeft genomen;

  • c. aangelegenheden waarbij de gemandateerde, gevolmachtigde of gemachtigde belanghebbende is.

§ 3. Specifieke mandaten en volmachten

Artikel 7. Specifieke volmacht directeur Financieel-Economische Zaken

De krachtens artikel 4, eerste lid, aan de directeur Financieel-Economische Zaken verleende volmacht omvat tevens:

  • a. het bepalen van de muntsoort voor uitbetaling van schadeloosstelling, vergoedingen en tegemoetkomingen bij plaatsing buiten Nederland;

  • b. het opleggen van de verplichting een tekort aan te zuiveren of schade te vergoeden aan de functionaris die namens de minister is belast met de in artikel 24, tweede en derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 vermelde taken, wanneer hem ter zake van dat tekort een ernstig verwijt kan worden gemaakt;

  • c. het opleggen van de verplichting schade te vergoeden aan de functionaris die namens de minister is belast met het in artikel 3.4 van de Comptabiliteitswet 2016 bedoelde beheer, wanneer hem ter zake van die schade een ernstig verwijt kan worden gemaakt.

Artikel 8. Uitzonderingen mandaat en volmacht directeuren-generaal

Het krachtens artikel 3, eerste lid, aan de directeuren-generaal en de plaatsvervangend directeuren-generaal verleende mandaat en het krachtens artikel 4, eerste lid, aan de directeuren-generaal verleende volmacht hebben geen betrekking op:

  • a. het aanwijzen van vertrouwensfuncties als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet veiligheidsonderzoeken;

  • b. het opleggen van disicplinaire straffen;

  • c. het benoemen en ontslaan van de voorzitter en de leden van een bij of krachtens de Aanvullende CAO Rijk Uitzendingen, het Personeelsreglement BZ en de Rechtspositieregeling lokale werknemers 2020 ingestelde commissie;

  • d. het nemen van besluiten die betrekking hebben op aangelegenheden die verband houden met het bepalen van de inrichting van het ministerie van Buitenlandse Zaken indien:

    • 1°. het besluit betrekking heeft op de waardering of herwaardering van functies ingedeeld in salarisschaal 16 of hoger van CAO Rijk of van andere functies waarover de Commissie Topfuncties adviseert;

    • 2°. het besluit voor meer dan tien functionarissen voor wie de CAO Rijk geldt, rechtspositionele gevolgen met zich meebrengt;

    • 3°. het besluit betrekking heeft op de opening of sluiting van een post;

    • 4°. het voor elke consulaire post bepalen van een ressort en het bepalen van de status ervan.

  • e. het toepassen van de volgende bepalingen:

    • 1°. de in de CAO Rijk onder het VWNW-beleid opgenomen remplaçantenregeling bij ontslag op eigen verzoek door een functionaris;

    • 2°. de in de CAO Rijk onder het VWNW-beleid opgenomen hardheidsclausule ten aanzien van een functionaris over wiens benoeming door de Commissie Topfuncties is geadviseerd;

    • 3°. het afdoen van meldingen op vermoeden van een misstand;

    • 4°. het aanwijzen van een functionaris in de hoedanigheid van Zaakgelastigde en deze indien nodig voorzien van een inleidingsbrief als bedoel in artikel 3 respectievelijk artikel 2 van het Besluit van 24 oktober 2019, houdende enkele bepalingen met betrekking tot ambtenaren werkzaam bij vertegenwoordigingen van het Koninkrijk (Stcrt. 2019, nr. 60261);

    • 5°. het machtigen van honoraire consulaire functionarissen tot het verrichten van rechtshandelingen;

    • 6°. het machtigen van een chef de poste tot het benoemen en ontslaan van honoraire adviseurs;

    • 7°. het beslissen over een verschil van mening dat een functionaris of voormalig functionaris van het ministerie van Buitenlandse Zaken op grond van de CAO Rijk, de Aanvullende CAO Rijk Uitzendingen of de Rechtspositieregeling lokale werknemers 2020 heeft voorgelegd aan de in die regelingen genoemde geschillencommissies.

Artikel 9. Specifieke bevoegdheden directeur Directie Consulaire Zaken en Visumbeleid, directeur Financieel-Economische Zaken, directeur 3W, hoofddirecteur Personeel en Organisatie en hoofddirecteur Postennet

  • 1 Aan de directeur Directie Consulaire Zaken en Visumbeleid wordt volmacht verleend tot het verrichten van alle rechtshandelingen ten aanzien van de consulaire functies en ten aanzien van functionarissen met een consulaire functie. Aan de directeur Financieel-Economische Zaken wordt volmacht verleend tot het verrichten van alle rechtshandelingen ten aanzien van de financiële functies en ten aanzien van functionarissen met een financiële functie. Aan de hoofddirecteur Postennet wordt volmacht verleend tot het verrichten van alle rechtshandelingen ten aanzien van de functies op de vertegenwoordigingen van het Koninkrijk in het buitenland en ten aanzien van functionarissen werkzaam op die vertegenwoordigingen met uitzondering van de in de vorige twee volzinnen bedoelde functies en functionarissen.

  • 2 Van de volmachten, bedoeld in het eerste lid, is uitgezonderd de bevoegdheid rechtshandelingen te verrichten die in dit kader toekomen aan de secretaris-generaal, de directeur 3W en aan de hoofddirecteur Personeel en Organisatie.

Artikel 10. Regels, procedures en instructies mandaat, volmacht en machtiging

  • 1 Mandaat en volmacht worden uitgeoefend met inachtneming van:

    • a. de ter zake geldende algemeen verbindende voorschriften en beleidsregels, de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, de Aanwijzingen voor de rijksdienst en andere van toepassing zijnde regelingen, circulaires en instructies;

    • b. de in de beschrijving van de administratieve organisatie voorgeschreven medeparaafprocedures alsmede andere afspraken omtrent afstemming en coördinatie;

    • c. artikel 2, tweede lid, van het Besluit Taak FEZ.

  • 2 De ondertekening van krachtens mandaat, volmacht of machtiging genomen besluiten, privaatrechtelijke rechtshandelingen, respectievelijk andere handelingen, geschiedt op grond van de artikelen 10:10 en 10:12 van de Algemene wet bestuursrecht als volgt:

    De Minister van Buitenlandse Zaken/in voorkomend geval een van de overige bewindspersonen van het ministerie van Buitenlandse Zaken,

    (functie)

    (handtekening)

    (naam functionaris)

    en, op grond van artikel 3:60 van het Burgerlijk Wetboek als volgt:

    De Staat der Nederlanden, namens deze, de Minister van Buitenlandse Zaken/in voorkomend geval een van de overige bewindspersonen van het ministerie van Buitenlandse Zaken,

    vertegenwoordigd door (naam functionaris), (functie)

    (handtekening)

§ 4. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 12. Overgangsrecht

Ondermandaatbesluiten, volmachten en competentietabellen die zijn vastgesteld op grond van de Regeling mandaat, volmacht en machtiging BZ 2017 gelden als besluiten inzake mandaat, volmacht en machtiging op grond van deze regeling.

Artikel 13. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2020 met uitzondering van artikel 9, eerste lid, derde volzin, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2021.

Artikel 14. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling mandaat, volmacht en machtiging BZ 2021.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst. Een afschrift van deze regeling wordt gezonden naar de Algemene Rekenkamer.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

S.A. Blok

Naar boven