Beleidsregel veiligheidsonderzoeken 2021

Geraadpleegd op 24-04-2024.
Geldend van 01-01-2021 t/m heden

Beleidsregel veiligheidsonderzoeken 2021

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Defensie

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht alsmede de artikelen 8 en 10 van de Wet veiligheidsonderzoeken;

BESLUITEN:

Artikel 1. Definities en toepassing

  • 1 In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a. wet: Wet veiligheidsonderzoeken;

    • b. verklaring: een verklaring als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de wet;

    • c. vertrouwensfunctie: een functie die krachtens artikel 3, eerste lid, van de wet als zodanig is aangewezen;

    • d. veiligheidsonderzoek: een onderzoek als bedoeld in de artikelen 7 en 9 van de wet;

    • e. betrokkene:

      • (1) de persoon die belast is met een vertrouwensfunctie;

      • (2) de persoon, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de wet, die de werkgever wil belasten met de vervulling van een vertrouwensfunctie;

      • (3) de persoon als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de wet, die belast is met de vervulling van een functie die nadien als vertrouwensfunctie is aangewezen;

    • f. gegevens: gegevens als bedoeld in artikel 7, tweede lid, van de wet;

    • g. partner:

      • (1) de echtgenoot of geregistreerd partner van de betrokkene; of

      • (2) degene met wie betrokkene een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste of tweede graad; of

      • (3) degene ten aanzien van wie uit het veiligheidsonderzoek blijkt dat deze een duurzame affectieve relatie met betrokkene onderhoudt, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste of tweede graad;

    • h. UVO: de Unit Veiligheidsonderzoeken (Stcrt. 2018, 53581).

  • 2 Deze beleidsregel bevat regels die worden toegepast bij de uitoefening van de bevoegdheid van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de minister van Defensie tot het afgeven, weigeren of intrekken van een verklaring.

  • 3 Deze beleidsregel is niet van toepassing op de beoordeling van gegevens als bedoeld in artikel 7, tweede lid, onder a, van de wet, indien het de uitvoering betreft van veiligheidsonderzoeken ten behoeve van de vervulling van een vertrouwensfunctie op een Nederlandse burgerluchthaven.

Artikel 2. Beoordelingsperiodes

  • 1 Bij een veiligheidsonderzoek op niveau A worden de gegevens over in beginsel een periode van tien jaar direct voorafgaande aan de aanmelding van de betrokkene voor het veiligheidsonderzoek beoordeeld. Bij een veiligheidsonderzoek op niveau B geldt in beginsel een periode van acht jaar. Bij een veiligheidsonderzoek op niveau C geldt in beginsel een periode van vijf jaar.

  • 2 Met betrekking tot de partner van betrokkene worden in beginsel de gegevens over een periode van vijf jaar direct voorafgaande aan de aanmelding van betrokkene voor het veiligheidsonderzoek beoordeeld.

Artikel 3. Justitiële gegevens

Bij de beoordeling van gegevens als bedoeld in artikel 7, tweede lid, onder a, van de wet wordt in ieder geval rekening gehouden met:

  • a. de aard van het gegeven;

  • b. het aantal binnen de beoordelingsperiode vastgelegde gegevens;

  • c. de strafbedreiging;

  • d. de pleegdatum van het strafbare feit;

  • e. de zwaarte van de opgelegde straf of maatregel waarop het gegeven betrekking heeft;

  • f. de leeftijd van betrokkene op de pleegdatum;

  • g. de relatie van dit gegeven tot de specifieke (te vervullen) vertrouwensfunctie.

Artikel 4. Onvoldoende gegevens

Van onvoldoende gegevens als bedoeld in artikel 8 en 10 van de wet is sprake indien:

  • a. betrokkene niet de door de UVO verzochte gegevens heeft aangeleverd,

  • b. betrokkene en/of diens partner volgens eigen verklaring gedurende de in artikel 2 bedoelde beoordelingsperiode in Nederland heeft verbleven maar dit niet aantoonbaar is gebleken in het veiligheidsonderzoek, of

  • c. het veiligheidsonderzoek onvoldoende gegevens heeft opgeleverd over de in artikel 2 bedoelde beoordelingsperiode vanwege verblijf of verblijven buiten Nederland van betrokkene en/of diens partner. Bij de beoordeling of het veiligheidsonderzoek onvoldoende gegevens heeft opgeleverd vanwege verblijf of verblijven buiten Nederland wordt rekening gehouden met:

    • 1°. de bestemming(en);

    • 2°. het al dan niet bestaan van een samenwerkingsrelatie tussen de AIVD dan wel de MIVD met de collega-dienst van het land of de landen van het verblijf of de verblijven;

    • 3°. de duur, frequentie en tijdvak van het verblijf of de verblijven;

    • 4°. de kwetsbaarheid van de specifieke functie en

    • 5°. de reden van het verblijf of de verblijven.

Artikel 5. Persoonlijke gedragingen en omstandigheden

Bij de beoordeling van gegevens als bedoeld in artikel 7, tweede lid, onder d, van de wet wordt in ieder geval gelet op de criteria eerlijkheid, onafhankelijkheid, loyaliteit, integriteit en veiligheidsbewustzijn.

Artikel 6. Overgangsregeling

Ten aanzien van veiligheidsonderzoeken die zijn ingesteld vóór de inwerkingtreding van deze beleidsregel blijft de Beleidsregel veiligheidsonderzoeken (Stcrt. 2018, nr. 10266) van toepassing, tenzij de toepassing van deze beleidsregel voor betrokkene gunstiger is.

Deze beleidsregel wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.

’s-Gravenhage, 00 november 2020

De Minister van Binnenlandse Zaken rn Koninkrijksrelaties

K.H. Ollongren

De Minister van Defensie

A.Th.B. Bijleveld-Schouten

Naar boven