Beleidsregel openstelling landgoederen Natuurschoonwet 1928

Geraadpleegd op 20-04-2024.
Geldend van 01-01-2021 t/m heden

Beleidsregel van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Staatssecretaris van Financiën van 27 oktober 2020, nr. WJZ/ 18182476, inzake de voorwaarden voor openstelling van landgoederen (Beleidsregel openstelling landgoederen Natuurschoonwet 1928)

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Staatssecretaris van Financiën,

Gelet op artikel 7, eerste lid, van de Natuurschoonwet 1928 en op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluiten:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.1

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

Artikel 1.2

  • 2 De goedkeuring dient voor elk landgoed afzonderlijk te worden aangevraagd.

  • 3 De goedkeuring wordt slechts verleend als het landgoed en de openstellingsregels voor het landgoed voldoen aan de in deze beleidsregel opgenomen voorwaarden.

  • 4 Het gestelde over landgoederen in deze beleidsregel is tevens van toepassing op buitenplaatsen, voor zover niet anders is bepaald.

Hoofdstuk 2. Voorwaarden openstelling landgoederen

Artikel 2.1

  • 1 Het opengestelde gedeelte van een landgoed vormt een aaneengesloten gebied van ten minste 5 hectare.

  • 2 Van de in het eerste lid opgenomen oppervlakte-eis kan worden afgeweken, indien de onroerende zaak een buitenplaats betreft.

Artikel 2.2

  • 1 Voor wandelaars zijn er voldoende vrij toegankelijke en begaanbare wegen en paden die min of meer gelijkmatig over het landgoed zijn verdeeld.

  • 2 Tot de in het eerste lid genoemde wegen en paden worden schouwpaden en in het kader van de extensieve recreatie gemarkeerde beloopbare groenstroken en perceelsranden gerekend, die waar nodig voorzien zijn van draadoverstapjes.

  • 3 Van een min of meer gelijkmatige verdeling als bedoeld in het eerste lid is in ieder geval geen sprake als:

    • a. het landgoed niet in voldoende mate door het publiek beleefd kan worden; en

    • b. de wegen en paden voor meer dan de helft van de in artikel 2.3 bedoelde minimale padlengte aan of langs de rand van het landgoed lopen.

Artikel 2.3

  • 1 Om aangemerkt te worden als een opengesteld landgoed moeten de in artikel 2.2, eerste lid, bedoelde wegen en paden een minimale lengte hebben, bestaande uit de som van:

    • a. de arealen met houtopstanden bezette terreinen, vermenigvuldigd met de daarbij behorende normlengte van 50 meter per hectare; en

    • b. de arealen overige terreinen, vermenigvuldigd met de daarbij behorende normlengte van 25 meter per hectare.

  • 2 Voor de berekening van de in het eerste lid bedoelde minimale lengte van wegen en paden tellen de volgende wegen of paden niet mee:

    • a. doodlopende wegen en paden; en

    • b. de oppervlakte van terreinen of gedeelten van terreinen, daaronder begrepen vennen en plassen, die in verband met bijzondere natuurwetenschappelijke of cultuurhistorische waarden worden afgesloten voor het publiek.

Artikel 2.4

De openstelling is voor het publiek duidelijk waarneembaar aangegeven met borden, die bij de toegangswegen tot het landgoed zijn geplaatst.

Artikel 2.5

  • 1 Een landgoed of een gedeelte daarvan al dan niet tijdelijk voor het publiek afsluiten staat de aanmerking als opengesteld landgoed niet in de weg in de volgende omstandigheden:

    • a. de naaste omgeving van huizen of boerderijen gelegen op het landgoed voor het publiek is afgesloten uit het oogpunt van bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de bewoners;

    • b. een gedeelte, ter grootte van maximaal 15 procent, met inbegrip van een beperkte bufferzone, van een gerangschikt landgoed met een bijzondere natuurwetenschappelijke of cultuurhistorische waarde, is tijdelijk of permanent voor het publiek afgesloten, voor zover de afsluiting voor het behoud van die waarde noodzakelijk is;

    • c. het landgoed of een gedeelte daarvan kan ten behoeve van de uitoefening van de jacht, activiteiten om populaties van in het wild levende dieren te beheren of activiteiten om schade door dieren te bestrijden, gedurende ten hoogste 7 dagen per jaar voor het publiek worden afgesloten;

    • d. het landgoed of een gedeelte daarvan kan tijdelijk worden afgesloten voor zover en voor zolang dat vanwege een calamiteit noodzakelijk is uit een oogpunt van veiligheid of gezondheid van mensen of dieren, waarbij de eigenaar van het landgoed alles in het werk stelt om de tijdelijke afsluiting zo snel mogelijk op te heffen.

  • 2 Onder de in het eerste lid, onder a, bedoelde naaste omgeving van huizen of boerderijen worden begrepen de terreinen of gedeelten daarvan met daarop huizen en boerderijen met erven en bijbehorende aanliggende sier- en moestuinen en boomgaarden, die grotendeels bestemd zijn voor privégebruik.

  • 3 Het eerste lid, onder a, is tevens van toepassing op buitenplaatsen die naar hun aard geschikt zijn voor openstelling voor het publiek, met dien verstande dat bij buitenplaatsen die groter zijn dan 2 hectare, met inachtneming van de situatie ter plaatse, 1 hectare kan worden afgesloten, en bij buitenplaatsen die kleiner zijn dan 2 hectare maar groter zijn dan 1 hectare, 0,5 hectare kan worden afgesloten.

  • 4 Indien een landgoed of een gedeelte daarvan al dan niet tijdelijk voor het publiek is afgesloten in de in het eerste lid, onder a en b, genoemde omstandigheden, kan de afsluiting niet zover gaan dat deze daadwerkelijk de vrije toegankelijkheid voor het publiek van of naar de niet afgesloten gedeelten belemmert.

  • 5 De al dan niet tijdelijke afsluiting van een landgoed of een gedeelte van een landgoed is voor het publiek duidelijk waarneembaar aangegeven met borden die bij de toegangswegen tot het landgoed zijn geplaatst.

  • 6 Indien een landgoed of een gedeelte daarvan tijdelijk wordt afgesloten als een gebeurtenis als bedoeld in het eerste lid, onder d, zich voordoet, meldt de eigenaar van het landgoed de tijdelijke afsluiting en de verwachte duur daarvan volledig en onverwijld aan de Ministers.

Artikel 2.6

  • 1 De openstelling van een landgoed kan op verzoek van de eigenaar met toestemming van de Ministers worden beperkt door het gebruik van toegangskaarten al dan niet tegen betaling.

  • 2 Aan het verlenen van de toestemming als bedoeld in het eerste lid zijn de volgende voorwaarden verbonden:

    • a. het landgoed is gelegen in de nabijheid van een grootstedelijk gebied of is anderszins kwetsbaar voor intensieve betreding, en wordt opengesteld op vertoon van toegangskaarten die gratis of tegen een geringe toegangsprijs verkrijgbaar zijn, waarbij de eigenaar het aantal uit te geven dag- en jaarkaarten kan limiteren;

    • b. voor historische en educatieve tuinen en parken, gelegen op een landgoed, kunnen de Ministers een hogere toegangsprijs dan bepaald onder a toestaan, mits deze tuinen en parken van zodanige betekenis zijn dat zij door meer dan 2.000 bezoekers per jaar worden bezocht, en in een redelijke staat van onderhoud verkeren; en

    • c. de toegangskaarten zijn verkrijgbaar:

      • i. op tijden dat het landgoed toegankelijk is, op het landgoed of in de directe omgeving daarvan, waarbij de plaats van verkrijgbaarheid van de kaarten voor het publiek duidelijk waarneembaar is aangegeven met borden die bij de toegangswegen tot het landgoed zijn geplaatst; of

      • ii. via een internetadres, dat voor het publiek duidelijk waarneembaar staat vermeld op borden die bij de toegangswegen tot het landgoed zijn geplaatst;

  • 3 Onder een geringe toegangsprijs, als bedoeld in het tweede lid, onder a, wordt verstaan een bedrag van ten hoogste € 0,50 voor een kaart voor één persoon, die gedurende een dag geldig is, en ten hoogste € 2,50 voor een kaart voor één persoon, die gedurende een kalenderjaar geldig is.

  • 4 Bij historische en educatieve tuinen en parken, als bedoeld in het tweede lid, onder b, geldt als voorwaarde dat per park en tuin vast moet komen te staan dat de kosten voor instandhouding ervan de inkomsten overtreffen.

  • 5 Bij het verkrijgen van toegangskaarten via een internetadres, als bedoeld in het tweede lid, onder c, onder ii, geldt als voorwaarde dat de toegangskaarten vrijwel direct na bestelling door een bezoeker op de mobiele telefoon zichtbaar zijn.

  • 6 De eigenaar van het landgoed moet het verzoek om toestemming voor het gebruik van toegangskaarten bij de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit indienen.

Artikel 2.7

  • 1 De eigenaar van een landgoed mag gedragsregels voor bezoekers hanteren.

  • 2 Deze gedragsregels, als bedoeld in het eerste lid, kunnen:

    • a. een verbod behelzen om:

      • 1°. zich buiten de vrij toegankelijke en begaanbare wegen en paden te begeven;

      • 2°. onverminderd andere verbodsbepalingen, bloemen, bladeren en vruchten te plukken of te vervoeren, afwerpstangen van een ree of hert bij zich te dragen, takken af te snijden, bomen, struiken en andere gewassen te beschadigen, in de bodem te graven, hout te sprokkelen, te zwemmen, vuur te maken, in droge tijd te roken, het wild of vogels te verontrusten, te vissen, de orde en rust te verstoren, en papier en ander afval achter te laten;

      • 3°. loslopende honden bij zich te hebben;

      • 4°. honden bij zich te hebben, indien het pad door een terrein dat begraasd wordt door grote grazers loopt; en

    • b. betrekking hebben op:

      • 1°. het weren van publiek dat zich niet aan de gedragsregels houdt;

      • 2°. het ontzeggen van de toegang tot het landgoed aan personen die aan een georganiseerd evenement deelnemen, indien aannemelijk is dat ten gevolge van het evenement schade aan het landgoed of een gedeelte van het landgoed ontstaat of kan ontstaan;

      • 3°. het ontzeggen van de toegang tot het landgoed aan personen die in groepsverband het landgoed bezoeken, indien aannemelijk is dat door de omvang of samenstelling van de groep, schade aan het landgoed of een gedeelte van het landgoed ontstaat of kan ontstaan, of overlast voor andere wandelaars ontstaat of kan ontstaan; en

      • 4°. het instellen van beperkingen voor anderen dan wandelaars, waaronder fietsers, crossfietsers, ruiters, hardlopers in georganiseerd groepsverband of gemotoriseerd verkeer.

Hoofdstuk 3. Voorwaarden openstellingsregels

Artikel 3.1

In de openstellingsregels moet ten minste het volgende zijn opgenomen:

  • a. het landgoed is het gehele jaar dagelijks van zonsopkomst tot zonsondergang voor het publiek toegankelijk; en

  • b. er wordt geen toegangsprijs gevraagd en toegangskaarten zijn niet nodig, behoudens in het geval als bedoeld in artikel 2.6.

Artikel 3.2

In de openstellingsregels wordt melding gemaakt van het al dan niet tijdelijk afsluiten van een landgoed voor het publiek indien zich een van de omstandigheden als bedoeld in artikel 2.5, eerste lid, onder a en b, voordoet.

Artikel 3.3

  • 2 Op de topografische kaart moeten de volgende gegevens zijn aangegeven:

    • a. de vrij toegankelijke en begaanbare wegen en paden;

    • b. de totale lengte van de vrij toegankelijke en begaanbare wegen en paden in meters;

    • c. de plaatsaanduiding van de toegangsborden; en

    • d. de ligging en opgave van de oppervlakte van het gedeelte van het landgoed dat op grond van artikel 2.5, eerste lid, onder b, voor het publiek wordt afgesloten vanwege het behoud van bijzondere natuurwetenschappelijke of cultuurhistorische waarde.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Artikel 4.1

  • 1 De door de eigenaar voor het landgoed opgestelde openstellingsregels worden goedgekeurd bij beschikking van de Ministers.

  • 2 Het landgoed krijgt de status van een opengesteld landgoed in de zin van artikel 7, eerste lid, van de wet met ingang van het tijdstip waarop het landgoed en de openstellingsregels aan de voorwaarden in dit besluit voldoen, maar niet eerder dan het tijdstip waarop het verzoek is ontvangen door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Artikel 4.2

Een landgoed, dat op het moment van overlijden of schenking van de eigenaar niet of nog niet was aangemerkt als een opengesteld landgoed, kan worden aangemerkt als een opengesteld landgoed, indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de verkrijger krachtens erfrecht of schenking van het landgoed die gebruik wil maken van de openstellingsfaciliteit moet uiterlijk op het moment van de indiening van de aangifte voor erfbelasting of schenkbelasting het verzoek tot goedkeuring van de openstellingsregels bij de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben ingediend;

  • b. in de aangifte moet een beroep op de openstellingsfaciliteit zijn gedaan; en

  • c. het landgoed moet daadwerkelijk opengesteld zijn op het moment dat de verkrijger krachtens erfrecht of schenking het verzoek tot goedkeuring van de openstellingsregels bij de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft ingediend.

Artikel 4.3

  • 1 De Ministers kunnen een goedkeuring als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de wet intrekken indien naar hun oordeel niet of niet meer voldaan is aan de in dit besluit opgenomen voorwaarden.

  • 2 De vaststelling dat het landgoed of een gedeelte van een landgoed niet of niet langer als een voor het publiek opengesteld landgoed door de Ministers wordt beschouwd geldt met ingang van de datum van de beschikking tot intrekken van de goedkeuring.

Artikel 4.4

  • 1 Nadat de openstellingsregels van een landgoed bij beschikking zijn goedgekeurd wordt het landgoed op een lijst van opengestelde landgoederen in de zin van de wet geplaatst.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde lijst wordt door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit openbaar gemaakt en bevat de volgende gegevens:

    • a. de naam van het landgoed;

    • b. de provincie waarin het landgoed is gelegen; en

    • c. de kadastrale gemeente(n) waarin het landgoed is gelegen.

  • 3 Aan de plaatsing van een landgoed op de in het eerste lid bedoelde lijst kunnen geen rechten worden ontleend voor de toepassing van de belastingwetgeving.

Artikel 4.6

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel openstelling landgoederen Natuurschoonwet 1928.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 27 oktober 2020

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C.J. Schouten

De Staatssecretaris van Financiën,

J.A. Vijlbrief

Naar boven